4 Door de mand
Na de lunch - de traditionele garnalencocktail, ‘inheems’ hapje met een nietig papieren kommetje saus, runderkoteletten met de jus, en ananas - was het tijd voor de siësta, vóór ze ‘s middags om drie uur Goldfinger zouden ontmoeten voor de middagzitting.
Mr. Du Pont, die andermaal tienduizend dollar of nog meer had verloren, bevestigde dat Goldfinger een secretaresse had. ‘Ik heb haar nooit gezien. Blijft binnenshuis. Waarschijnlijk gewoon een of ander revuemeisje dat hij heeft meegepikt.’ Hij glimlachte vochtig. ‘Voor de dagelijkse rit, bedoel ik. Hoezo? Heb je een vermoeden?’
Bond hield zich op de vlakte. ‘Dat kan ik nog niet zeggen. Ik zal er vanmiddag waarschijnlijk niet bij zijn. Zeg maar dat het toekijken me verveelde - dat ik de stad in ben gegaan.’ Hij zweeg even. ‘Maar als mijn vermoeden juist is, verbaas je dan niet over wat er zou kunnen gebeuren. Als Goldfinger zich vreemd begint te gedragen, blijf dan gewoon rustig zitten en let op. Ik beloof niets. Ik geloof dat ik hem door heb, maar ik kan me vergissen.’
Mr. Du Pont was enthousiast. ‘Bravo, kerel!’ zei hij hartelijk. ‘Ik kan gewoon niet wachten tot die schooier door de mand valt.’
Bond nam de lift naar zijn suite. Hij liep naar zijn koffer en haalde er een Leica M3 uit, een MC-belichtingsmeter, een K2 filter en een blitzlamp. Hij deed een peertje in de lamp en controleerde de camera. Hij liep naar zijn balkon, keek naar de zon om te schatten waar hij omstreeks half vier zou staan en ging zijn zitkamer weer binnen. De balkondeur liet hij open. Hij bleef in de deur naar het balkon staan en stelde de belichtingsmeter af. De belichtingstijd was éenhonderdste sekonde, waarop hij de Leica instelde, zette de sluiter op f 11
en stelde in op de afstand van vier meter. Hij nam een foto om na te gaan of alles goed ging. Toen rolde hij de film door, bevestigde de blitzlamp en zette de camera opzij. Weer liep Bond naar zijn koffer en haalde er een dik boek uit: De Bijbel als literatuur, sloeg het open en haalde er zijn Walther PPK in het Berns-Martinholster uit. Hij stak het holster links onder zijn broekband. Een of twee keer probeerde hij snel het wapen te trekken. Het verliep bevredigend. Hij onderwierp de plattegrond van zijn suite aan een nauwkeurige beschouwing, in het vermoeden dat hij volkomen gelijk zou zijn aan de Hawaï-suite. Hij stelde zich voor wat hij bijna zeker te zien zou krijgen zodra hij naar beneden zou gaan. Hij probeerde zijn loper op verschillende sloten en oefende zich in het geruisloos openen van deuren. Daarna trok hij een gemakkelijke stoel naar de open balkondeur en ging een sigaret zitten roken, over de zee uitkijkend en bedenkend hoe hij het zou aanleggen wanneer hij tegenover Goldfinger zou staan.
Om kwart over drie stond Bond op, liep het balkon op en keek behoedzaam neer op de twee nietige gedaanten die zich over het vierkante groene laken bogen. Hij liep de kamer weer in en controleerde de belichtingsmeter op de Leica. Het licht was hetzelfde. Hij trok het jasje van zijn donkerblauwe tropenpak aan, trok zijn das recht en sloeg de riem van de Leica om zijn nek, zodat de camera op zijn borst hing. Nog éen keer keek hij om zich heen, toen liep hij de kamer uit en begaf zich naar de lift. Hij daalde tot hij gelijkvloers was en nam een kijkje in de etalages van de foyer. Toen de lift weer was opgestegen, liep hij naar de trap en liep langzaam tot de tweede verdieping. Het grondplan van de tweede verdieping was gelijk aan dat van de twaalfde. Hij vond kamer 200 waar hij ze verwacht had. Er was niemand te zien. Hij haalde de loper uit zijn zak, opende geruisloos de deur en sloot hem achter zich. In de kleine lobby hingen op een kapstok een regenjas, een lichte kameelharen jas en een lichtgrijze deukhoed. Bond nam zijn Leica stevig in zijn rechterhand, bracht hem dichtbij zijn gezicht en probeerde voorzichtig de deur naar de zitkamer. Hij was niet afgesloten. Al vóór hij zag wat hij verwachtte te zullen zien hoorde hij de stem. Het was een zachte, prettige meisjesstem, een Engelse stem. De stem zei: ‘Heeft vijf en vier getrokken. Canasta vol in vijven en twee tweeën. Legt vier neer. Heeft singles in koningen, boeren, negens en zevens.’
Bond sloop de kamer binnen.
Het meisje zat op twee kussens bovenop een tafel die een meter van de open balkondeur af stond. De kussens had ze nodig om hoog genoeg te zitten. Het was in het heetst van de middag en ze was naakt op een zwarte bustehouder en een zwart zijden broekje na. Ze liet verveeld haar benen bengelen. Ze was juist klaar met het lakken van de nagels van haar linkerhand. Nu strekte ze haar hand voor zich uit om het effect te bestuderen. Ze bracht haar hand bij haar mond en blies op haar nagels. Haar rechterhand gleed opzij en stak het penseel terug in het flaconnetje nagellak op de tafel naast haar. Een centimeter of vijf van haar ogen af was op een statief een veldkijker geplaatst. Er stak een microfoon onder de kijker uit waarvan draden naar een kist leidden onder de tafel. De kist had ongeveer het formaat van een draagbare grammofoon. Andere draden liepen van het kistje naar een glimmende kamerantenne op de kast tegen de muur.
Het broekje spande zich toen ze zich weer vooroverboog en door de veldkijker keek. ‘Een vrouw en een heer getrokken. Ik heb nou vier vrouwen. En met de jonker maak ik vier heren Canasta van zeven.’ Ze draaide de microfoon af. Terwijl ze geconcentreerd zat te kijken, liep Bond snel de kamer door tot hij bijna vlak achter haar stond. Er stond een stoel. Hij ging er op staan en hoopte vurig dat hij niet zou kraken. Nu stond hij hoog genoeg om het hele tafereel in de lens te krijgen. Hij hield de zoeker voor zijn oog. Ja, daar lag het allemaal op een rij, het hoofd van het meisje, de bovenrand van de kijker, de microfoon en, twintig meter daaronder, de twee mannen aan de tafel, en Mr. Du Ponts handvol kaarten die hij vóór zich hield. Bond kon rood en zwart van elkaar onderscheiden. Hij drukte af. De scherpe knal en het verblindende licht van het flitslampje ontlokten het meisje een kreet. Ze draaide zich snel om. Bond kwam van de stoel af. ‘Goedemiddag.’ ‘Wie bent u? Wat wilt u?’ Het meisje had haar hand bij haar mond gebracht. Ze keek hem met verwilderde ogen aan. ‘Ik heb gekregen wat ik wilde. Maak u geen zorgen. Het is al gebeurd. En mijn naam is Bond, James Bond.’ Bond legde zijn camera voorzichtig op de stoel en ging binnen de reikwijdte van haar parfum staan. Ze was erg mooi. Ze had zeldzaam lichtblond haar. Het viel zwaar tot op haar schouders, van oudmodische lengte. Haar ogen straalden lichtblauw tegen de achtergrond van haar lichtgebronsde huid en haar
mond was krachtig en royaal en moest liefelijk kunnen glimlachen.
Ze stond op en nam haar hand van haar mond weg. Ze was lang, misschien éen meter zeventig, en haar armen en benen zagen er stevig uit, alsof ze veel zwom. Haar borsten spanden zich onder de zwarte zijde van haar bustehouder. De vrees was enigszins uit haar ogen weggeëbd. Ze zei zacht: ‘Wat bent u van plan?’
‘Met u niets. Misschien ga ik Goldfinger een beetje plagen. Wees eens een braaf meisje en laat me eens kijken.’ Bond nam de plaats van het meisje in en wierp een blik door de kijker. Het spel ging normaal door. Goldfinger liet niet merken dat zijn verbinding met zijn secretaresse verbroken was.
‘Kan het hem niet schelen dat hij geen wenken meer krijgt? Zal hij niet ophouden met spelen?’
Ze zei aarzelend: ‘Het is al eens eerder gebeurd, als er een stekker losraakt of zo. Hij wacht gewoon tot ik weer terugkom.’
Bond keek haar glimlachend aan. ‘Nou, laten we hem nog maar eventjes in de penarie laten zitten. Neem een sigaret en ga er op je gemak bij zitten.’ Hij hield haar een pakje Chesterfields voor. Ze nam er een. ‘Het wordt trouwens tijd om de nagels van je rechterhand óok te doen.’ Er gleed een snelle glimlach over haar gezicht. ‘Hoe lang was u er al hier? U heeft me lelijk aan het schrikken gemaakt.’ ‘Niet lang, en het spijt me dat ik u heb laten schrikken, Goldfinger heeft die arme Mr. Du Pont al de hele week de schrik op het lijf gejaagd.’
‘Ja,’ zei ze weifelend, ‘ik vind het ook wel een beetje gemeen. Maar hij is erg rijk, hè?’
‘O ja. Ik zou van Mr. Du Pont maar geen slapeloze nachten krijgen. Maar Goldfinger zou wel eens iemand kunnen nemen die het niet kan missen. Hij is zelf trouwens steenrijk. Waarom doet hij het? Hij bulkt van het geld.’ Haar gezicht begon weer levendiger te worden. ‘Dat weet ik. Ik begrijp er ook niets van. Het is een soort manie van hem om geld naar zich toe te halen. Hij kan het niet laten. Ik heb het hem gevraagd en toen zei hij alleen maar dat je wel gek bent om geen geld te verdienen als je er de kans toe ziet. Altijd heeft hij het maar over die kansen. Toen hij me ertoe overhaalde dit te doen,’ zei ze en wees met haar sigaret naar de kijker, ‘en ik hem vroeg waarom hij in ‘s hemelsnaam de
moeite nam zulke risico’s te lopen, zei hij alleen maar: ‘De tweede les is: als de kans niet goed ligt, zorg dan dat ze goed komt te liggen.’
Bond zei: ‘Nou, gelukkig voor hem dat ik niet van Pinkertons ben of van de politie van Miami.’
Het meisje haalde haar schouders op. ‘O, daar zou hij zich niet druk om maken. Hij zou u gewoon omkopen. Hij kan iedereen omkopen. Niemand kan goud weerstaan.’ ‘Wat bedoel je?’
Ze zei onverschillig: ‘Hij heeft altijd voor een miljoen aan goud bij zich, behalve wanneer hij de douane passeert. Dan heeft hij alleen maar een gordel vol gouden munten om zijn middel. Anders zit het in dunne bladen op de bodem en aan de zijkanten van zijn koffers. Het zijn eigenlijk gouden koffers met leer bekleed.’ ‘Die moeten een ton wegen.’
‘Hij reist altijd per auto, een met speciale veren. En zijn chauffeur is een reusachtige vent. Die draagt ze. Niemand raakt ze aan.’
‘Waarom sleept hij al dat goud met zich mee?’ ‘Voor het geval hij het nodig mocht hebben. Hij weet dat hij voor goud alles kan kopen wat hij hebben wil. Het is allemaal vierentwintig karaats. En hij houdt nu eenmaal van goud, zoals andere mensen van juwelen of postzegels of… nou ja,’ ze glimlachte, ‘van vrouwen.’
Bond glimlachte terug. ‘Houdt hij van je?’ Ze bloosde en zei verontwaardigd: ‘Beslist niet.’ Toen zei ze wat redelijker: ‘U mag er natuurlijk van denken wat u wilt. Maar het is heus niet zo. Ik bedoel, ik geloof dat hij graag wil dat de mensen dénken dat wij… dat ik … dat het een kwestie van liefde is en zo. Begrijpt u? Hij is niet erg innemend en ik denk dat het een kwestie van… nou ja, van ijdelheid is of zoiets.’
‘Ja, ik begrijp het. Dus je bent gewoon een soort secretaresse?’
‘Compagnon,’ corrigeerde ze hem. ‘Ik hoef niet te typen of zo.’ Plotseling legde ze haar hand op haar mond. ‘O, maar dat moest ik u niet allemaal vertellen! U zult het toch niet tegen hem zeggen, hè? Hij zou me ontslaan.’ Er kwam angst in haar ogen. ‘Of iets dergelijks. Ik weet niet wat hij zou doen. Hij is tot alles in staat.’
‘Natuurlijk zal ik het niet tegen hem zeggen. Maar je moet geen erg plezierig leven hebben. Waarom doe je het?’
Ze zei bits: ‘Honderd pond per week en de rest.’ Ze zwaaide haar arm de kamer rond.’ Dat groeit je niet op je rug. Ik ben aan ‘t sparen. Als ik genoeg bij elkaar heb ga ik weg.’ Bond vroeg zich af of Goldfinger haar zou laten gaan. Zou ze niet te veel weten? Hij keek naar haar mooie gezicht, haar prachtige, ongedwongen lichaam. Ze had er misschien geen vermoeden van, maar terwille van het geld werkte ze zich met deze man in ernstige moeilijkheden.
Heet meisje frunnikte aan haar schaarse kleding. Toen zei ze met een verlegen lachje: ‘Ik ben geloof ik niet zo netjes gekleed. Kan ik er even iets overheen aantrekken? Bond wist niet zeker of hij haar kon vertrouwen. Hij was niet degeen die haar honderd pond per week betaalde. Hij zei luchtig: ‘Je ziet er keurig uit. Even respectabel als al die honderden mensen om het zwembad heen. ‘Het wordt trouwens tijd,’ zei hij zich uitrekkend, ‘om Mr. Goldfinger h’et vuur eens na aan de schenen te gaan leggen.’ Bond had van tijd tot tijd een blik op de kaartspelers geworpen. Het spel scheen normaal voortgang te vinden. Bond boog zich weer naar de kijker. Mr. Du Pont scheen al een ander mens, zijn gebaren waren breed, zijn half in profiel beschouwde/roze gezicht was uiterst levendig. Terwijl Bond keek, nam hij een stel kaarten uit zijn hand en legde ze op tafel - een canasta van ehkel koningen. Bond zette de kijker een paar centimeter schuin. Het grote, roodbruine, maanvormige gezicht was onbewogen en ongeïnteresseerd. Mr. Goldfinger wachtte geduldig tot de kansen weer in zijn voordeel zouden keren. Bond zag toe hoe hij zijn hand uitstak naar het hoorapparaat en de versterker steviger in zijn oor drukte, klaar om de doorgegeven wenken weer te ontvangen. Bond deed een paar stappen achteruit. ‘Mooi apparaatje,’ was zijn commentaar. ‘Op welke golflengte zend je uit?’ ‘Hij heeft het me wel verteld, maar ik weet het niet meer.’ Ze sloeg haar ogen omhoog. ‘Honderdzeventig weet-ik-veel. Kan hiet iets met “mega” zijn?’
‘Megahertz. Mogelijk, maar het zou me verbazen als hij, wanneer jij praat dan niet een hoop taxichauffeurs en politiewagens er doorheen hoort praten. Hij moet een duivels concentratievermogen hebben.’ Bond grinnikte. ‘Goed. Alles klaar? Het wordt tijd om de sluier weg te nemen.’ Plotseling stak ze haar hand uit en legde hem op zijn arm. Ze had een Claddagh-ring om haar middelvinger - twee gouden handjes om een gouden hart heen. Ze had tranen in
haar stem. ‘Móet dat nu? Kunt u hem niet met rust laten? Ik weet niet wat hij mij zal doen. Alstublieft.’ Ze aarzelde. Ze bloosde geweldig. ‘En u bevalt me. Ik heb in lange tijd niet iemand als u ontmoet. Zoudt u hier niet nog wat kunnen blijven?’ Ze keek naar de grond. ‘Als u hem met rust zou willen laten zou ik…’ Ze ratelde het af. ‘Zou ik alles voor u over hebben.’
Bond glimlachte. Hij nam de hand van het meisje van zijn arm en drukte hem. ‘Het spijt me. Ik word voor dit karweitje betaald en ik moet het doen. Trouwens,’ zei hij en zijn stem werd vlak, ‘ik wil het zelf. Het wordt tijd dat iemand Mr. Goldfinger op zijn nummer zet. Klaar?’
Zonder haar antwoord af te wachten boog hij zijn hoofd weer voor de kijker. Hij was nog op Goldfinger gericht. Bond schraapte zijn keel. Hij keek aandachtig naar het grote gezicht. Zijn hand zakte naar de schakelaar van de microfoon en drukte hem naar beneden.
Het moest even gekraakt hebben in het hoorapparaat. Goldfingers gezichtsuitdrukking veranderde niet maar zijn hoofd ging omhoog en toen weer naar beneden, alsof hij een zegen afsmeekte.
Bond begon in de microfoon te praten, zacht en dreigend. ‘Hoor eens, Goldfinger.’ Hij zweeg even. Geen spier van Goldfingers gezicht vertrok, maar Goldfinger boog zijn hoofd een fractie dieper, alsof hij luisterde. Hij bestudeerde aandachtig zijn kaarten en hield zijn handen heel stil. ‘Je spreekt met James Bond. Weet je nog? Het spel is uit en het is tijd om te betalen. Ik heb een foto van de hele installatie, het blondje, de microfoon en jou en je hoorapparaat. Die foto zal niet naar de F.B.I. en Scotland Yard gaan wanneer je precies doet wat ik zeg. Geef een knik met je hoofd als je me begrijpt.’
Het gezicht bleef nog steeds uitdrukkingloos. Langzaam ging het grote, ronde hoofd voorover en toen weer terug. ‘Leg je kaarten open op tafel.’
Zijn handen gingen naar beneden. Ze lieten los en de kaarten vielen uit zijn vingers op tafel.
‘Neem je chequeboek en schrijf een cheque uit van vijftigduizend dollar. De rekening is als volgt: de vijfendertigduizend dollar die je Mr. Du Pont afhandig hebt gemaakt, tienduizend als honorarium voor mij, vijfduizend extra omdat je zoveel van Mr. Du Ponts kostelijke tijd hebt verknoeid.’ Bond keek toe of zijn order werd opgevolgd. Hij wierp een
blik op Mr. Du Pont. Mr. Du Pont zat voorovergebogen en met open mond.
Mr. Goldfinger scheurde langzaam de cheque uit het boekje en tekende hem op de achterkant.
‘Goed. Noteer nu het volgende op de achterkant van je chequeboek en zorg dat het gebeurt. Bespreek voor mij een compartiment in de Silver Meteor naar New York van vanavond. Zorg dat er in het compartiment een fles champagne in het ijs en een heleboel sandwiches met kaviaar zijn. De beste kaviaar. En blijf uit mijn buurt. En geen grapjes. De foto gaat op de post met een volledig rapport dat zal worden gelezen en volgens hetwelk zal worden gehandeld als ik morgen niet gezond en wel in New York opduik. Knik als je het begrijpt.’
Weer ging het grote hoofd langzaam op en neer. Op het hoge, rimpelloze voorhoofd begon zweet te glimmen. ‘Mooi, geef de cheque nu aan Mr. Du Pont en zeg: “Ik bied u nederig mijn verontschuldigingen aan. Ik heb u bedrogen.” Daarna kun je wel gaan.’
Bond zag de hand over de tafel glijden en de cheque voor Mr. Du Pont neerleggen. De mond ging open en sprak. De ogen waren uitdrukkingloos en traag. Goldfinger was tot rust gekomen. Het was maar geld. Hij had zijn vrijbrief betaald. ‘Een moment, Goldfingei*, we zijn er nog niet.’ Bond keek het meisje aan. Ze keek hem bevreemd aan, met iets van gekweldheid en vrees, maar ook van onderwerping en hunkering. ‘Hoe heet je?’ ‘Jill Masterton.’
Goldfinger was opgestaan en draaide zich al om. Bond zei scherp: ‘Blijf staan!’
Goldfinger bleef middenin een pas staan. Hij sloeg zijn ogen op naar het balkon. Ze waren wijd opengesperd, zoals toen Bond hem voor het eerst zag. De harde, koude rontgenblik scheen de lenzen van de kijker te zoeken, er doorheen te boren en via Bonds ogen weer tot achterin zijn schedel te reiken. De blik scheen te zeggen: ‘Dit zal ik onthouden, Mr. Bond.’
Bond zei zacht: ‘Ik vergat nog iets. Nog éen ding. Ik zal onderweg naar New York een gijzelaar meenemen. Miss Masterton. Zorg ervoor dat ze bij de trein is. O ja, maak van dat compartiment een compartiment eerste klas. Dat is het.’