35
Joe was al onderweg naar boven toen ik langs de receptie liep. Massimo, de bejaarde hoteleigenaar, legde zijn vinger op zijn lippen om me tot stilte te manen en gaf me een envelop. Hij fluisterde samenzweerderig: ‘Die is alleen voor jou. Da una signorina Janet.’
Janet kuttenkop Edgely.
Hij had de envelop dichtgeplakt.
In een eerste opwelling wilde ik het ding in de prullenbak gooien. Ik besloot het niet te doen, maar lezen wilde ik het ook niet. Het lezen van de onzin van dat mens had me bijna het leven gekost. Ik was niet van plan mijn weekend erdoor te laten verpesten.
Ik verborg de envelop in mijn tas terwijl Joe zich boven aan de trap omdraaide. ‘Kom je nog?’
Toen Joe op de wc zat gooide ik mijn tas onder het bed. Zodra hij de kamer weer in kwam, duwde hij me op het bed. Hij was vuriger dan ik hem ooit had meegemaakt. Hij scheurde mijn broek van mijn lichaam, duwde me ruw alle kanten op, nam me, bezat me, helemaal van mij, slet.
‘Wát?’
‘Ik dacht dat je van gore taal hield.’
‘Dat heb ik geloof ik weleens gezegd, ja…’ Toen we elkaar net hadden leren kennen had ik dat gedaan, in Anna’s badkamer.
Hij had er zeer enthousiast op gereageerd.
‘Je bent een vuile slet,’ zei hij, nog steeds stotend.
‘Nee, Joe, niet zo. Daar hou ik niet van.’
‘Oké, oké, sorry,’ zei hij. Hij was toch klaar. Had ik zin in een slaapmutsje?
Daar had ik wel zin in.
Hij deed er lang over om het te halen. Ik trok de dekens over me heen en keek naar de maan. Het silhouet van de bergtoppen tekende zich vaag af tegen de diep blauwzwarte lucht. Ik liep naar het raam. De begraafplaats aan de overkant van de weg werd beschenen door flakkerend kaarslicht. Met zijn stevige stenen muren was het een veilige plek voor de doden.
Waar hing hij toch uit?
Ik liep de kamer uit, naar het cafégedeelte op de begane grond. Het haardvuur brandde nog, maar de hoteleigenaren waren al naar bed. Het was waarschijnlijk na middernacht. Joe was nergens te bekennen.
Ik ging terug naar de kamer en deed een plas. Toen ik de badkamer uit kwam bleek Joe er weer te zijn. Hij had limoncello uit de auto gehaald, die aan de achterkant van het hotel geparkeerd stond. Hij schonk een glas vol en gaf het me aan.
‘Drink dit maar alvast. Ik kom zo.’
Hij liep de badkamer in. Ik ging op de rand van het bed zitten en nam een slokje. Joe had ontzettend lang werk. Ik wilde dat hij bij me terugkwam en tegen me zei dat er eigenlijk niets was voorgevallen met Giulia, dat ik eigenlijk geen vuile slet was. Ik wilde dat hij me in zijn armen nam en zei dat het wel goed kwam met me, dat het wel goed kwam met ons.
Wat voerde Joe toch uit? Godallemachtig, schiet in vredesnaam op. Welke schijterij neemt nu meer dan tien minuten in beslag? Ik ging rechtop zitten, boos opeens, en dacht aan mijn exen.
Soms maakten ze me kwaad. Johnny, die de mosterdgele trui droeg terwijl ik bij M&S twee nieuwe voor hem had gekocht.
Rory, die elke dag besliste naar welk tv-programma we keken, die mijn werk neerhaalde, die me een minderwaardigheidsgevoel gaf, die nog steeds bij zijn zuur kijkende moeder en onder de plak zittende vader woonde, in hun belachelijk grote Georgian herenhuis.
Ahmed, die niet eens over de baby wilde práten, die niet eens met me meeging toen het kind eruit werd gezogen.
Stewart, die steroïden verkoos boven fatsoenlijk vrijen met mij.
Joe. Hij had met vrouwen geneukt, andere vrouwen, toen en nu.
Hoe kon poepen in godsnaam zo lang duren en zoveel herrie maken, zoals dat gebonk? Ik kreeg er de pest in. In een waas van misselijkheid en dronkenschap besefte ik dat hij weleens net zo zou kunnen zijn als de anderen. Zodra ik gearresteerd was had hij de benen genomen. Hij was me niet eens komen opzoeken, tot mama hem daarom had gesmeekt. Hij had me niet eens de sleutel van zijn huis gegeven. Ik was gedwongen geweest de achterdeur open te laten.
Wat duurde er nu zo lang?
Hij had me geslagen.
Vanavond had hij mijn armen hardhandig tegen het bed gedrukt en me voor slet uitgemaakt. Sterker nog, die eerste avond in Anna’s badkamer had hij me ook voor slet uitgemaakt. Net als zijn nicht Diana – alle vrouwen waren sletten.
Hadden deze mannen mijn levensweg uitgestippeld, zoals ik oorspronkelijk had gedacht, waarbij ik onderweg steeds meer zelfkennis vergaarde, en telkens een stapje dichter bij de ware kwam? Of waren ze keer op keer hetzelfde? Ze droegen de kleren die zij wilden dragen, ze zoenden en neukten zoals zij dat wilden, ze luisterden niet, ze gaven elke dag een beetje minder om me, ze deden me pijn, uiteindelijk deden ze me altijd pijn.
‘Wat ben je jezusnaam aan het doen?’ brulde ik. De misselijkheid, ergernis en alcohol vormden een woedecocktail.
‘Joe? Jóé? Ik weet wat je in je schild voert! Je wilt me alleen maar pijn doen, net als de anderen… Ik heb het opeens door! Kom hier! Hoor je me, vuile klootzak? Nú!
WAT DOE JE IN JEZUSNAAM? JOE? KOM OGENBLIKKELIJK HIER!’
Ik voelde me beroerd. Ontzettend dronken en misselijk. Niet meer in staat om me te bewegen. Wat voerde Joe toch uit? Ik bonkte op de deur en zakte ineen.
Ik was verdrietig, boos, in de war. Ik had mijn belofte aan mama verbroken. Waarom had ik dat gedaan? Waarom had ik haar in de steek gelaten voor een kerel die neukt met wie hij maar wil, me isoleert, zegt dat ik te dik ben, geheime agenda’s heeft met namen van vreemden erin en een uur op de wc zit? Waarom was ik gestopt met mijn medicijnen?
‘Jóé!’
Opeens herinnerde ik me de envelop. Ik stak mijn hoofd onder het bed, waar ik mijn tas had neergegooid, en werd zo duizelig van de inspanning dat ik bijna flauwviel. Daar, in mijn tas, was de envelop. Ik maakte hem open.
Alleen bestemd voor Catriona
Marsden!
Vertrouwelijk en dringend!
Er zat een foto in van Johnny die een danswedstrijd jureert. Onderaan stond de datum, met rood geschreven. Het was de dag van zijn dood. Vlak voordat hij zich bij mij had gevoegd in de Hammer Bar.
Achter hem zag je het publiek.
Een van de toeschouwers nam een foto.
Een ander lachte.
Weer een ander klapte.
Het plafond begon te draaien. Champagne, rode wijn, limoncello: niet aan te bevelen. Het was geen fijn gevoel.
‘Hallo,’ zei Joe, die eindelijk de badkamer uit kwam en daarbij de deur tegen me aan duwde. ‘Wat doe je daar op de grond?’
Ik mocht hem niet. Hij boog zich over me heen. Misschien was hij wel van plan mijn armen weer naar beneden te drukken of te zeggen dat ik dagenlang, wekenlang of godbetert maandenlang binnen moest blijven en op de bank rust moest houden.
‘Je bent helemaal niet aardig,’ zei ik met dikke tong.
‘Cat, liefje, ik zal je even in bed leggen.’
‘Zie je wel!’ Hij wilde me in bed leggen. Hij wilde me hebben, houden, verbergen, uitmaken voor dikzak, en stukje bij beetje mijn gevoel van eigenwaarde uithollen.
‘Nee!’ probeerde ik te schreeuwen, en ik zwiepte mijn slappe arm uit zijn greep.
‘Wat heeft je van streek gemaakt?’ vroeg hij, over me heen gebogen, zijn gezicht groot en vierkant. Ik kon mijn ogen niet van de foto afhouden, hoe wazig die ook was. Arme Johnny. Niet lang nadat de foto was gemaakt was hij doodgegaan. Op een afschuwelijke manier. En hij wist het niet. Niemand wist het. De andere juryleden niet, de dansers op de dansvloer niet, de fotograferende toeschouwer niet, de klappende toeschouwer niet, de toeschouwer met achterovergekamd haar die achteraan stond niet.
Ik kneep mijn ogen samen. De foto vervloeide en Joe probeerde hem af te pakken, maar dat lukte niet omdat ik beslist wilde nagaan of ik het me niet verbeeldde. Zag ik het goed? Kon het waar zijn? Ik omklemde de foto, bracht mijn gezicht ernaartoe, concentreerde me…
De man met achterovergekamd haar die achteraan in het publiek stond was een en dezelfde als de man naast me, degene die de foto te pakken probeerde te krijgen. Joe.
‘Jij… Glasgow…’ zei ik, en ik probeerde rechtop te gaan zitten, maar dat lukte niet.
Joe griste de fax eindelijk uit mijn hand en bestudeerde de foto aandachtig. Hij legde hem neer en gaf me een zoen op mijn voorhoofd.
‘Eerst mijn agenda’s, en nu dit weer…’
‘Je… wwwil mmmachtt… over… mmme…’ Mijn hersenen konden geen vat krijgen op mijn tong en mond.
‘Weet je nog wat we afgesproken hebben?’ vroeg Joe, terwijl hij me oppakte en op het bed legde.
‘Waaa…’
Hij tilde mijn linkerarm op en liet hem los. Loodzwaar viel de arm op de matras neer.
‘W…aaat?’ bracht ik uit.
‘Wat we afgesproken hebben.’
Ik viel in slaap. Het voelde niet prettig. Alles tolde. Wat hadden we afgesproken?
Hij keek me in mijn ogen. ‘Het geheime klopsignaal.’
‘Sorrrrrry-y?’
‘Je weet wel, Catriona, het geheime klopsignaal.’
Zijn hoofd kwam akelig dicht bij het mijne… en hij zei… ‘Toreador.’