Siena en omstreken                         9

In dit hoofdstuk staat de stad Siena centraal. Eerst wordt de Campo met de aanliggende gebouwen beschreven. Daarna passeren de drie verschillende stadswijken de revue. Na de bezienswaardigheden van de stad worden routes door de provincie beschreven, achtereenvolgens een tocht naar het ten noordwesten gelegen San Gimignano, een route naar de grens met Umbrië waarop onder andere Pienza, Montepulciano en Chiusi worden aangedaan, een bezoek aan de Monte Amiata – de hoogste berg van Toscane – en een rit door de Chiantistreek naar Florence.

Siena ligt globaal in het midden van Toscane, een kleine 50 km ten zuiden van Florence. De bijna ongeschonden middeleeuwse stad bezit het mooiste plein van Italië. In de geschiedenis was zij heel lang de belangrijkste concurrent van Florence in Toscane. Ze verloor haar zelfstandigheid in 1555 toen ze bij het Toscaanse hertogdom van de Medici werd gevoegd. De stad gold in het middeleeuwse Toscane, waar men toch wel het een en ander gewend was, als de gewelddadigste plaats.

Geschiedenis

De vroegste geschiedenis van Siena is in nevelen gehuld. Historisch zeker is pas de stichting van de Colonia Julia Saena door de Romeinse keizer Augustus. Lang was er sprake van een weinig indrukwekkende vestiging. De grote tijd van Siena kondigde zich pas in de middeleeuwen aan, toen de stad profiteerde van haar ligging. Pelgrims en andere reizigers met bestemming Rome reisden in die tijd via Siena en Viterbo. In deze periode was in Siena, net als in de meeste andere steden, de bisschop de baas. Hij werd echter – ook al een gebruikelijke ontwikkeling – in de 12de eeuw van zijn macht over de stad beroofd en moest plaatsmaken voor een vrije commune.

Vooral door zijn rol in het bankwezen en de handel nam de betekenis van Siena snel toe. Het werd de concurrent van Florence op tal van gebieden, wat regelmatig op het slagveld tot uiting kwam. Het grootste succes voor Siena was de slag bij Montaperti in 1260, toen de troepen van de Welfische Florentijnen door de Ghibellijnse Sienezen in de pan werden gehakt. De grote gebouwen waarin de commune haar prestige wilde vereeuwigen, dateren van deze tijd.

f0242-01

Siena
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Aan de bloei van de stad kwam in de 14de eeuw een einde. De pestepidemie van 1348 eiste een geweldige tol. Bovendien brak in 1355 een periode van continue burgeroorlog aan; de eerstvolgende twee eeuwen werden gekenmerkt door chaotische politieke verhoudingen. De grondwet werd voortdurend veranderd (alleen al in 1368 liefst vier keer) en daarnaast vormden rondtrekkende huurlingenlegers een bron van ellende. Twee keer werd zelfs besloten de stad over te dragen aan een vreemde heerser: in 1399 tot 1404 aan de Visconti van Milaan en korte tijd later aan Ladislas van Napels. Echte rust brachten ook deze manoeuvres niet, want de strijd tussen de machtige families in de stad ging gewoon door. Wel slaagde later paus Pius II (common1 pp. 267-268), die vóór zijn uitverkiezing bisschop van Siena was geweest, erin de twistende partijen tot een vorm van samenwerking te brengen (1458–1463).

In de 16de eeuw werd Siena een steunpunt voor de Spaanse vorst Karel V. Toen deze echter een rocca, een fort, wilde bouwen om de aanhankelijkheid van de bewoners in tijden van tegenspoed te kunnen afdwingen, brak er een opstand uit. Van 1552 tot 1555 weerstonden de bewoners het daaropvolgende beleg, maar ten slotte moesten ze uitgehongerd de stad overgeven. Karels zoon, Filips II, gaf Siena aan de Florentijnse vorst Cosimo I, waardoor het hertogdom Toscane aanzienlijk werd uitgebreid.

De Campo

Adembenemend is misschien de term die de eerste indruk van de Campo het beste beschrijft. Geen plein in Florence kan tippen aan deze geniale uiting van stadsplanning. Het plein loopt schuin af. Dat komt doordat het is aangelegd op de plaats waar de drie heuvels waarop Siena is gebouwd, samenkomen. De verdeling van het plein in negen gedeelten (door middel van witte strepen) verwijst naar de periode dat de stad door een commissie van negen bestuurders werd geregeerd (1287–1355).

Aan het plein staan de prachtige Palazzo Pubblico, met zijn fiere Torre del Mangia, de Palazzo van de Chigi-Zondadari en de grote ronde Palazzo Sansedoni. Op het plein trekt vooral de prachtige fontein – de Fonte Gaia – de aandacht. Deze werd door Jacopo della Quercia gedecoreerd, maar de huidige versiering bestaat uit 19de-eeuwse kopieën van de oorspronkelijke beelden uit 1400–1419. Geheel links zie je de schepping van Adam, dan volgen vier allegorische voorstellingen van deugden. In het midden troont de Madonna met Kind met aan beide zijden een engel naast zich. Daarna komen er weer vier deugden en de reeks wordt afgesloten door een weergave van de verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs.

De Palio van Siena

Twee keer per jaar, op 2 juli en op 16 augustus, wordt op de Campo een geweldige folkloristische happening georganiseerd, de zogenaamde Palio, een paardenrace tussen de jockeys van verschillende delen van de stad. Siena is tegenwoordig in zeventien districten verdeeld. Elke contrada (district) vaardigt een paard en een jockey af. Van de zeventien districten kunnen er per keer slechts tien meedoen. Eerst worden de zeven contrade geplaatst die bij de vorige Palio niet mochten meedoen. Door middel van loting wordt vastgesteld welke drie districten ook nog aan de race zullen deelnemen. Die verschijnen met hun vlaggen en traditionele kostuums in optocht op het plein. Op de vlaggen geven dierentekens het district aan. Achter het vendel van elke contrada lopen teams van dertien man. De rij wordt gesloten door het symbool van de stad, de officiële stadskar die door ossen wordt getrokken. Daarop bevindt zich de prijs voor de winnaar: een vaan met een afbeelding van Maria, de stadsheilige. Vervolgens wordt het parcours vrijgemaakt en kunnen de duizenden bezoekers de beroemde paardenrace aanschouwen. De contrada waarvan het paard als eerste de finishlijn passeert, heeft gewonnen. Het maakt daarbij niet uit of de jockey er nog op zit. Na afloop wordt door iedereen met grote uitbundigheid feestgevierd.

De Campo is al heel lang een plek voor Sienese feesten. Toen de commune in de 13de eeuw de macht vast in handen had gekregen, organiseerde zij hier regelmatig religieuze feesten, vooral voor de Maagd Maria. Een jaarlijks terugkerend festijn was het feest van de grote kandelaar, waarin de bezitters van kastelen in de contrada een verplicht geschenk moesten aanbieden aan de commune, waardoor hun afhankelijke positie werd bevestigd. Dat feest vond plaats op Maria-Hemelvaart. Later werden er ook volledig wereldlijke feesten georganiseerd zoals stierengevechten, buffelraces en een hardloopwedstrijd, de zogenaamde Palio alla lunga. Hieruit heeft zich de huidige Palio ontwikkeld. Hij komt voor het eerst in zijn huidige vorm voor in 1633. In de 18de eeuw werd de tweede jaarlijkse editie, die van 16 augustus ingevoerd.

Palazzo Pubblico

De Palazzo Pubblico, het fraaiste stadhuis van Italië, is gebouwd tussen 1288 en 1320. Een deel is nog steeds als gemeentehuis in gebruik. De rest bevat een zeer interessant museum (Museo Civico), dat tegen betaling toegankelijk is.

De gevel laat zien dat er vier verdiepingen zijn in het centrale deel. Elegante kantelen bekronen het gebouw. Links steekt de Torre del Mangia als een slanke vinger 102 m hoog de lucht in. Vóór 1680 leek hij nog dunner omdat tot dat jaar de bouwblokken links en rechts van het centrale deel een verdieping minder telden. Links naast de ingang ligt de Capella di Piazza, die tussen 1352 en 1376 is gebouwd. Aan deze kapel kan je ook goed zien dat zij ooit in 1468 is verhoogd. Zij past niet erg harmonisch in de gevel. Er bevinden zich heiligenbeelden in de nissen. Midden op het gebouw is het wapen van de Medici aangebracht, waarmee wordt aangegeven dat Siena na 1555 tot het hertogdom behoorde.

Museo Civico

Door de poort betreed je de hof waar de ingang van het Museo Civico is. Via een trap kom je op de eerste verdieping, waar je eerst naar de Sala del Risorgimento gaat. Deze is gewijd aan de Italiaanse eenwording onder leiding van koning Vittorio Emanuelle II.

In de volgende zaal vergaderden vroeger de priori; zij wordt door een grote boog in tweeën gedeeld. De fresco’s op de muren zijn van de hand van Spinello Aretino (1352–1410) en hebben het leven van paus Alexander III tot onderwerp.

Rechtdoor kom je in de Zaal van de Kardinaal en vervolgens in de Zaal van het Consistorie, met fraaie allegorische voorstellingen van de rechtvaardigheid, de eendracht en de vaderlandsliefde. Bovendien zijn er heldendaden van Grieken en Romeinen afgebeeld.

Terug in de vorige zaal sla je rechts af naar een grote ruimte. Links ligt een schitterende kapel met een ruimte ervoor, de antekapel. In de antekapel zijn afbeeldingen geschilderd van tal van klassieke goden, politici, filosofen en figuren die deugden voorstellen, werk van Taddeo di Bartolo (1363–1422). De kapel wordt van de rest van de ruimte gescheiden door een prachtig hekwerk (1437). De mooi bewerkte koorbanken zijn extra aandacht waard. De fresco’s hier zijn ook van Taddeo di Bartolo.

Vervolgens betreed je de Zaal van de Wereldkaart. De bezoeker die op deze naam afgaat, komt bedrogen uit. Eens hing hier de kaart van Siena en omgeving die van de weidse titel ‘wereldkaart’ werd voorzien. Ambrogio Lorenzetti, een van de beroemdste Sienese schilders, was de schepper ervan. De kaart is verdwenen maar de naam is gebleven.

Links hangt een meesterwerk van een andere beroemdheid, de Maesta van Simone Martini. Dit schilderij, dat Martini in 1315 maakte, is een bijzonder fraai voorbeeld van de gotische schilderkunst. Het stelt Maria voor die op de troon is gezeten met in haar armen het Kind; zij wordt omgeven door engelen en heiligen. De ruimte is naturalistisch opgevat. Ze zit onder een baldakijn en daarmee is een poging gedaan perspectief te suggereren. Let op de prachtig getekende gezichten. Aan de muur ertegenover hangt Martini’s Guidoriccio da Fogliano (1328), een schilderij dat de inneming van een kasteel door de troepen van Siena onder leiding van deze aanvoerder gedenkt.

Vanuit de prachtig versierde Zaal van de Wereldkaart kom je in de Zaal van de Vrede of de Sala dei Nove. Hier is de nalatenschap van Ambrogio Lorenzetti te vinden. Al zijn sommige delen van het gigantische schilderij in wat slechte staat geraakt, het kost geen enkele moeite je deze zaal in haar oude luister voor te stellen. Hier, in de zaal waar de Negen vergaderden, de commissie die Siena tussen 1287 en 1355 bestuurde, lieten de bestuurders hun idealen weergeven door Lorenzetti.

Het laatste vertrek is de Zaal van de Pilaren. Deze steekt nu wat pover af tegen de pracht van de twee eerdere zalen. Aardig zijn de schilderijen op hout van Neroccio di Lando, waarop de heilige Bernardinus (common1 p. 258) preekt op de Piazza del Campo en bij een vrouw de duivel uitdrijft.

De hoge Torre del Mangia kan worden beklommen. Omdat de doorgang nogal nauw is en er lang gewacht moet worden wanneer afdalers passeren, duurt het wel even voordat je van een schitterend uitzicht kunt genieten. Hier, op de hoogste plaats van Siena, overzie je de hele stad en een groot deel van de omgeving.

common MUSEO CIVICO/TORRE DEL MANGIA. Geopend: 16 mrt.–31 okt. dag. 10–19, 1 nov.–15 mrt. 10–18 uur.

De Sienese school

De eerste belangrijke gotische schilder van Siena is Duccio di Buoninsegna. Van hem hoort men voor het eerst in 1278 en zeker is dat hij in 1318 is overleden. Verder is er over hem weinig met zekerheid bekend. Hij schilderde nog grotendeels volgens het patroon dat de Italiaanse schilders hadden overgenomen van de Byzantijnen. Hij zou met deze stijl kennis kunnen hebben gemaakt op een reis door het Oosten of door studie van Byzantijnse miniaturen. Hij bracht echter enige wijzigingen aan, waarvan de belangrijkste was dat hij meer aandacht besteedde aan de achtergrond. Zo kwam een realistischer beeld tot stand dan gebruikelijk was in de Byzantijnse traditie. Tevens is door hem de vloeiende golvende lijn overgenomen van de schilders van de noordelijke gotiek. Zijn meesterwerk, een maesta, hangt in het museum van de dom.

De maesta van de tweede grote vertegenwoordiger van de Sienese School, Simone Martini, is in de Museo Civico te bezichtigen. Het is een vroeg werk van de kunstenaar. Als je de twee maesta’s vergelijkt, vallen naast de overeenkomsten de verschillen op. De volmaakte symmetrie in het oudere schilderij is verlaten. De houding van de figuren bij Martini is losser. Hij heeft de Byzantijnse stijl de rug toegekeerd en wordt een duidelijke exponent van de gotische schilderkunst.

Martini verliet Italië in 1339 om zich aan het hof van de paus in Avignon te vestigen. Van daaruit kreeg zijn manier van werken invloed in heel Europa. Schilders die later in Siena werkten, zijn de broers Ambrogio en Pietro Lorenzetti. In hun werk is de invloed van Giotto aanwijsbaar en de natuur en de omgeving zijn daarin een doel op zichzelf geworden. Het beste is dat te zien aan de achtergronden van de schilderijen in de Zaal van de Vrede in de Palazzo Pubblico.

Deze schilders waren dan wel de beste, maar zeker niet de enige Sienezen die in deze kunst uitblonken. Naast Martini en de Lorenzetti werkten talloze anderen in hun stijl. Zo was er de zwager van Simone Martini, Lippo Memmi; verder de nogal duistere Barna, Bartolo di Fredi, Lippo Vanni en Andrea Vanni. Ten slotte dient Taddeo di Bartolo, van wie de decoratie van de kapel in de Palazzo Pubblico is, vermeld te worden.

De Terzo di San Martino

Vanaf de Campo loop je langs de Palazzo Pubblico aan je rechterhand het plein af de Via Rinaldini in en slaat vervolgens rechtsaf de Via Banchi di Sotto in. Rechts op nummer 52 is de Palazzo Piccolomini, waarin zich het interessante Archivio di Stato bevindt. Bekijk hier vooral de 103 houten paneeltjes die dienden als de kaft van de jaarlijkse stadsrekening. Op de buitenkant werd elk jaar een symbolische afbeelding geschilderd, die de idealen van de Sienese overheid uitdroeg. Het gebouw dateert uit het einde van de 15de eeuw een is en goed voorbeeld van een grote renaissancepalazzo zoals die ook in Florence werden gebouwd.

common PALAZZO PICCOLOMINI (MUSEO ARCHIVIO DI STATO). Geopend: ma., vr. 8–14, di.–do. 8–17.15, za. 8–13.45 uur.

Pausen en anti-pausen

Alexander III werd in 1159 gekozen. Hij was de grote tegenspeler van Frederik Barbarossa in Italië. Bij de pauskeuze waren de kardinalen in twee groepen verdeeld. De minderheid koos een tegenpaus die op de hand van Barbarossa was. De keizer riep een concilie bijeen om de ‘echte’ paus aan te wijzen. Alexander III boycotte deze vergadering en vluchtte naar Frankrijk, waar hij van 1162 tot 1165 verbleef. Vanuit zijn zelfgekozen verbanningsoord steunde hij de steden van Lombardije, die hun zelfstandigheid bedreigd achtten door de keizer. Uit dank voor deze hulp noemden de steden een nieuw gestichte stad, Alessandria, naar de paus.

Toen de steden de keizer in 1176 hadden verslagen en zich oppermachtig voelden, verzoenden paus en keizer zich. De vierde tegenpaus die sinds het uitbreken van het schisma regeerde, werd door Barbarossa afgezet. Alexander triomfeerde en riep het Derde Late-raanse Concilie bijeen om het schisma officieel te beslechten. Op dit concilie werd aangenomen dat de pauskeuze geldig zou zijn als de winnende kandidaat twee derde van de aanwezige kardinalen achter zich kreeg. De keizer moest zich er voortaan buiten houden.

Links ligt de universiteit. Even verder doemen aan de rechterkant de Loggia del Papa op, die in de 15de eeuw werd gebouwd door Pius II, de Piccolomini-telg die paus werd (common1 pp. 267-268). Daarnaast is de gevel van de San Martino, de kerk waaraan dit stadsdeel zijn naam heeft te danken. Het moet dus in oorsprong een van de oudste kerken van de stad zijn, maar daarvan is in het huidige 16de-17de-eeuwse gebouw niets meer te zien.

Links langs de kerk loopt de Via del Porrione. Die leidt naar de grote Basilica dei Servi, een kerk van de servietenorde die zich in 1234 in Siena vestigde. De kerk werd pas in 1533 ingewijd en toen was de gevel nog niet klaar. Hiervandaan heb je een groots uitzicht op Siena. De kerk bezit genoeg kunstschatten om even binnen te gaan.

Over de Via Roma bereik je de Porta Romana, de poort waar de weg naar Rome begon. Het gebouw dateert uit de 14de eeuw en maakte deel uit van de nieuwe muren die in het begin van die eeuw werden aangelegd.

Vanaf de Porta Romana kun je de stad weer in lopen. De Via Roma gaat over in de Via Pantaneto, die weer overgaat in de Banchi di Sotto.

Het goede en het slechte bestuur

De Negenmannen (Nove) die in Siena de baas waren, vergaderden in een zaal van bijna 8 bij 14 m. Tussen 29 april 1337 en 20 juni 1340 maakten de Negenmannen zeven keer geld over aan de schilder Ambrogio Lorenzetti, die van hen de opdracht had gekregen de essentie van goed en slecht bestuur en de gevolgen van beide voor de stad en het land eromheen in een enorm fresco uit te beelden. Wie nu precies met het plan voor het beeldprogramma is gekomen, is niet duidelijk en eveneens zijn de geleerden het er niet over eens of hier nu de theorieën van Aristoteles of van kleinere denkers gevisualiseerd zijn.

Wel is goed te zien wat er bedoeld wordt. In het fresco komen veel teksten voor die helpen bij de identificatie van de figuren. Op de noordwand is de goede regering afgebeeld. Geheel links zetelt een grote vrouwenfiguur, de rechtvaardigheid. Boven haar zweeft de wijsheid met in haar hand een grote weegschaal, die door de rechtvaardigheid in evenwicht wordt gehouden. Van de weegschaal komen twee koorden die door de Concordia tot een draad worden gedraaid. Deze draad geeft zij door aan vierentwintig burgers die deze op hun beurt weer overgeven aan de grote mannenfiguur. Het koord is aan zijn rechterpols gebonden. Onder hem zijn de wolf en de tweeling afgebeeld. De Sienezen koesterden een stichtingsverhaal dat hun band met Rome onderstreepte. Links en rechts van de heerser zitten telkens die vrouwen die de deugden uitbeelden, van links naar rechts de vrede (pax), de kracht (fortitudo), de behoedzaamheid (prudentia), de groothartigheid (magnanimitas), de gematigdheid (temperantia) en ten slotte de rechtvaardigheid (justitia), die dus voor de tweede keer is afgebeeld. Boven het hoofd van de heerser zweven nog drie deugden: liefde, geloof en hoop. Op hetzelfde niveau als de 24 burgers staan rechts gevangenen die door soldaten worden bewaakt en twee mannen die een kasteel aanbieden. Ten slotte zijn er vier ruiters afgebeeld.

Op de lange wand is een prachtig overzicht te zien van de stad waarmee het goed gaat. Hier kan de toeschouwer zich een goed beeld vormen van het aanzicht van Siena in de 14de eeuw. Leuk zijn de scènes van het dagelijks leven, de bouwvakkers die een huis bouwen, de dansers op de voorgrond en de leraar die de kinderen onderwijst et cetera. Dezelfde detaillering is ook te zien aan de rechterkant, waar een blik wordt gegund op het land rond de stad. Daar zijn landarbeiders aan het werk op de velden, zijn verschillende soorten woningen zichtbaar en beweegt zich een stoet door het land. Boven het land zweeft de gevleugelde vrouwenfiguur die de zekerheid vertegenwoordigt (securitas).

Op de westelijke muur staat de slechte regering afgebeeld met de gevolgen daarvan voor de stad in één fresco. De hoofdfiguur hier is groter dan de rest, net als de heerser in de goede regering. Hij staat voor de tirannie en wordt omgeven door ondeugden. Van links naar rechts wreedheid (crudelitas), verraad (proditio), bedrog (fraus), woede (furor), verdeeldheid (divisio) en oorlog (guerra). Boven het hoofd van de tirannie zweven de gierigheid (avaritia), de trots (super-bia) en ijdelheid (vanagloria). Aan de voeten van de tirannie ligt de rechtvaardigheid geboeid naast haar gebroken weegschaal. In de stad is chaos troef. Er is geen orde meer. Misdaad tiert welig. Ook het platteland maakt een desolate indruk.

De Terzo di Città

In de kromme straat die de vorm van de Campo volgt, staat op het punt waar de Via Banchi di Sopra en de Via di Banchi di Sotto samenkomen de Loggia della Mercanzia. De doorlopende straat heet de Via di Città. Hier komen de drie belangrijke straten van Siena samen. Het gebouw in renaissancestijl uit de eerste helft van de 15de eeuw met gotische decoratie ziet er fraai uit; let vooral op de twee marmeren banken. De vier stadsheiligen kijken de voorbijgangers aan.

De straat, die nu de Via di Città heet, heeft aan beide zijden palazzi. Op nummer 89 kun je de Palazzo Chigi-Saracini bezoeken, die een mooie hof met put heeft. Tegenwoordig huisvest het een muziekacademie. Verderop rechts heeft de Banco d’Italia zich genesteld in een palazzo. Een duidelijk ouder gebouw dan de net genoemde is de stoere 13de-eeuwse Palazzo del Capitano di Giustizia.

Pinacoteca Nazionale

Bij de Piazza Postierla ga je linksaf de Via San Pietro in, naar de Pinacoteca Nazionale. Hier vind je op de tweede etage een overzicht van de Sienese schilders uit de 12de tot en met de 14de eeuw. Dit is het waardevolste gedeelte van het museum. Op de eerste verdieping is werk van 15de-eeuwse schilders tentoongesteld. Samen met de schilderijen in de Palazzo Pubblico en het dommuseum vormt deze verzameling een volmaakte collectie van de Sienese School (common1 p. 247).

common PINACOTECA NAZIONALE. Geopend: di.–za. 8.15–18.15, zo. 8.15–13.15 en ma. 8.30–13.30 uur.

Sant’ Agostino

Even verder ligt aan een plein de Sant’ Agostino, een 13de-eeuwse kloosterkerk. Bezienswaardig zijn vooral de Capella Piccolomini met een maesta van Ambrogio Lorenzetti uit 1345, en een fresco van Matteo di Giovanni uit 1482 over de kindermoord van Bethlehem. In de zuidelijke koorkapel is in 1978 een fresco ontdekt dat de geboorte en jeugd van Christus als onderwerp heeft. Waarschijnlijk is het een werk van Francesco di Giorgio Martini. Tegen de zuidmuur van de kerk is een fresco van Perugino te zien: de Kruisiging van Christus.

Dom

Vanaf de pinacotheek is het niet ver meer naar de dom. In één oogopslag blijkt ook hier het machtige verleden van de stad. Wie zo’n kolos kon neerzetten, moest van rijken huize zijn, vooral als je bedenkt dat de Sienezen in 1339 serieus van plan zijn geweest de dom zoals die er nu staat, als transept te integreren in een nog veel grotere kerk. Rechts naast de dom is de zijmuur van het kolossale project nog te zien. Het plan bleek echter al in 1355 onhaalbaar omdat de architecten kostbare fouten hadden gemaakt. De stad, die in een economische crisis was geraakt na de pestepidemie van 1348, kon de gigantische sommen gelds die met de nieuwbouw gemoeid waren, niet meer opbrengen.

Met de bouw van de huidige kathedraal werd in de 12de eeuw een begin gemaakt. Aan het eind van de 14de eeuw werd de laatste hand aan het gebouw gelegd. Het is een prachtig geheel geworden. De rijkversierde gevel, het subtiele gebruik van drie kleuren marmer, de opvallende toren met het in de hoogte toenemende aantal vensters, en het schitterende interieur, maken deze kathedraal tot een lust voor het oog.

De façade bestaat uit twee gedeelten. Giovanni Pisano ontwierp de portalen aan het eind van de 13de eeuw in romaanse stijl. Daarna lag het werk aan de gevel stil totdat Giovanni di Cecco bijna een eeuw later de typisch gotische decoratie voor de bovenkant aanbracht. Toch vormt de façade met haar romaanse rust (onder) en gotische grilligheid (boven) een eenheid. Rond het grote roosvenster zijn 36 borstbeeldjes van aartsvaders en profeten aangebracht. Een groot aantal beelden siert de zijkanten en de top. De mozaïeken zijn van nog latere datum, namelijk de 19de eeuw.

Binnen vallen een paar zaken direct op: de tweekleurige marmeren muurversiering die aan een zebrahuid doet denken, het buitengewoon fraaie plaveisel en de kroonlijst die uit 171 borstbeelden van pausen en vorsten bestaat.

Het verdient aanbeveling rustig in de kerk rond te lopen en de andere bijzonderheden te bekijken, bijvoorbeeld de motieven die tussen 1349 en 1547 in de vloer zijn aangebracht. Twee kunstwerken zijn een nauwkeurige bezichtiging waard: de preekstoel van Nicola en Giovanni Pisano en de Libreria Piccolomini.

In drie jaar tijd (1265–1268) richtte een groep leerlingen van Nicola Pisano, onder wie zich ook zijn zoon Giovanni bevond, een monumentale preekstoel op. Nicola had de supervisie, wat blijkt uit de grote overeenkomst van deze kansel met die van dezelfde kunstenaar in Pisa.

Vier leeuwen torsen vier van de negen zuilen waarop het gevaarte rust. De middelste zuil staat op een basis waarop de zeven zogenaamde vrije kunsten, de vakken waarin men in de middeleeuwen werd opgeleid, zijn afgebeeld. De drukversierde panelen van de achthoekige preekstoel laten episoden uit het leven van Jezus zien.

common DUOMO. Geopend: ma.–za. 10.30–20, zo. 13.30–18 uur.

Libreria Piccolomini

Aan de linkerkant van de kerk bevindt zich de aanbouw van de Libreria Piccolomini. Enea Silvio Piccolomini werd in 1458 tot paus gekozen tijdens een onstuimig conclaaf (common1 pp. 267-268). Deze bibliotheek is door zijn neef Francesco Piccolomini gebouwd om het boekenbezit van Enea, de humanist, onder te brengen. Later, in 1503, zou deze neef ook paus worden. Hij koos als naam Pius III.

Rondom zijn tegen de muur opengeslagen boeken in de lessenaars geplaatst. Een klassieke beeldengroep, de Drie Gratiën, is een blikvanger. De meeste aandacht gaat echter uit naar de tien fresco’s die de hoogtepunten uit het leven van Pius II voorstellen. Ze zijn van de hand van Pinturicchio en stellen in chronologische volgorde voor: (1) Piccolomini als secretaris op weg naar het Concilie van Basel (1431); (2) als ambassadeur aan het hof van Jacobus I van Schotland; (3) als dichter gekroond door keizer Frederik III (1442); (4) als ambassadeur van Frederik III op weg naar de paus (1445); (5) als bisschop van Siena die aan de keizer diens bruid Eleonora van Portugal voorstelt; (6) tot kardinaal benoemd in 1456; (7) tot paus gekozen in 1458; (8) als initiatiefnemer van een kruistocht tegen de Turken, op het concilie van Mantua; (9) als paus die Catharina van Siena heilig verklaart (common1 pp. 259-260); (10) bij zijn vertrek naar Ancona om er de kruistocht te leiden (1464).

common LIBRERIA PICCOLOMINI. Geopend: ma.–za. 10.30–20, zo. 13.30–18 uur.

Baptisterium

Ten slotte kun je het baptisterium van de dom bezoeken. Hier staat de doopkerk niet los van de dom maar is zij in een uitbouw van de abside ondergebracht die tussen 1316 en 1325 werd gerealiseerd. Van belang is hier de prachtige doopvont van Jacopo della Quercia (1417), die door verscheidene kunstenaars is versierd.

common BAPTISTERIUM. Geopend: dag. 9–19.30/nov.–14 mrt. 10–13 en 14.30–17 uur.

Museo dell’Opera Metropolitana

In het deel van de geplande kolossale nieuwbouw dat nog wel gerealiseerd is, bevindt zich het museum dat bij de dom hoort. In de eerste zaal zijn beelden en reliëfs tentoongesteld die vroeger een plaats in de dom hadden. Vervolgens ga je de trap op die naar de zaal van Duccio di Buoninsegna leidt.

De maesta, de Maagd met Kind die troont te midden van engelen en heiligen, was oorspronkelijk bedoeld als het stuk dat het hoofdaltaar van de dom moest sieren. Daar heeft het ook van 1313 tot 1505 gestaan. Toen werd het verplaatst naar een minder belangrijk altaar en sinds 1878 staat het in het museum. De goudkleurige achtergrond en de wijze van opstelling van de figuren zijn Byzantijns. De Maagd en het Kind zijn veel groter afgebeeld dan de andere figuren. Dit is met opzet gebeurd, om hun relatieve belang aan te duiden.

Op de achterkant van het schilderij waren 26 paneeltjes aangebracht waarop het lijden van Christus was afgebeeld. Nu staan ze los van het hoofddoek. Als je de stijl van het grote schilderij vergelijkt met die van de cyclus rond de dood van Jezus, wordt duidelijk dat Duccio zich op de paneeltjes veel vrijer opstelde en probeerde een naturalistische weergave van de gebeurtenissen te creëren.

Naast deze ongelooflijk fraaie schilderijen hangen hier ook nog De Geboorte van de Heilige Maagd van Pietro Lorenzetti en een Madonna van Duccio de Buoninsegna. Voorts zijn in de aangrenzende kamers archiefstukken en ontwerpen voor de vloerdecoraties van de dom te bezichtigen. Op de 2de en 3de verdieping zijn veel religieuze kunstvoorwerpen uitgestald. Als je door de kleine zaal van Vittorio Alfieri loopt, vind je de toegang tot de uitkijkpost, vanwaar je een mooi uitzicht over de stad hebt.

common DOMMUSEUM. Geopend: dag. 9.30–19.20, sept. en okt. 9.30–19, winter 10–17 uur.

Spedale Santa Maria della Scala

Tegenover de dom staat de Spedale Santa Maria della Scala, een ziekenhuis dat in de 14de eeuw is gebouwd. Tot enige jaren geleden was het ook nog in gebruik. Nu is het gebouw een cultuurcentrum. Het gebouw komt voor het eerst voor in een document uit 1090. Het krijgt zijn naam door zijn ligging aan de onderkant van de trap (scala) naar de dom. Kanunniken van de dom bestuurden het hospitaal annex herberg. Siena was namelijk gelegen aan de Via Francigena (common1 p. 40), de belangrijke bedevaartsroute voor pelgrims die vanuit West-Europa onderweg waren naar Rome. Voor hen waren onderdak en verzorging onderweg van essentieel belang. De verschillende plaatsen aan de route zorgden voor deze vrome reizigers. Dit betekent dat we hier te maken hebben met een belangrijke charitatieve instelling. In de middeleeuwen gold het als een goede daad dit liefdewerk te steunen. Daardoor werd het ziekenhuis rijk, omdat het in het bezit kwam van een reeks boerderijen in Toscane. In de 15de eeuw besloot de toenmalige rector van het ziekenhuis tot een grote investering in de decoratie van het hele complex. In de Pellegrinaio zijn tien schitterende fresco’s geschilderd waarin de goede werken van de instelling zijn weergegeven. Van links naar rechts zie je 1. de droom van de moeder van Sorore, de legendarische stichter van het hospitaal; 2. de aalmoezen van de bisschop; 3. de gift van een habijt aan de rector; 4. paus Celestinus geeft het hospitaal autonomie; 5. en 6. de betaling voor de voeding door een min in natura of in geld (laat-16de-eeuwse toevoeging); 7. ziekenzorg; 8. uitdeling van de aalmoezen; 9. de opvang en het huwelijk van vondelingen; en 10 het feestmaal van de armen. Het merendeel van de fresco’s is van de hand van Domenico de Bartolo. Ze dateren uit 1441–1444.

Rijk versierd met fresco’s zijn ook de hospitaalkerk en de sacristie. Hier is vooral Lorenzo di Pietro, die Il Vecchietta werd genoemd, actief geweest. De ex-directeur van het Rijksmuseum te Amsterdam, H.W. van Os, heeft over deze fresco’s een boeiend boek geschreven onder de titel: Vecchietta and the Sacristy of the Siena Hospital Church.

common SPEDALE SANTA MARIA DELLA SCALA. Geopend: dag. 10.30–18.30 uur.

In een apart onderdeel van het Spedale Santa Maria della Scala is het Museo Archeologico Nazionale ondergebracht. De verzameling bestaat uit twee afdelingen: een zogenaamd ‘antiquarium’, met stukken die uit privébezit in de 19de eeuw zijn geschonken, en een ‘Sezione topografica’, afdeling met een overzicht van archeologisch onderzoek in Siena en omstreken.

common ARCHEOLOGISCH MUSEUM. Geopend: dag. 10.30–18.30 uur.

De Terzo di Camollia

De volgende wandeling begint weer bij de Loggia di Mercanzia. Nu loop je de Via di Banchi di Sopra in naar de derde stadswijk van Siena. Aan de linkerkant van de straat staat de stoere Palazzo Tolomei, die van het begin van de 13de eeuw dateert, maar al in de tweede helft van de eeuw is verbouwd. Toch is het een prachtig voorbeeld van groots, streng en indrukwekkend bouwen uit de hoge middeleeuwen.

Daarna sla je rechtsaf, de Via dei Rossi in. Deze leidt naar de San Francesco, een enorme kerk van de franciscanen uit 1326. Enige kapellen van het transept zijn mooi versierd met werk van de beide Lorenzetti’s.

Oratorio di San Bernardino

Naast de San Francesco ligt het Oratorio di San Bernardino, een kleine kapel die gebouwd is op de plaats waar de volksprediker Bernardinus van Siena bij voorkeur bad. Het Oratorio is rijk versierd met schilderijen uit de 15de en 17de eeuw.

common ORATORIO. Geopend: dag. 10.30–13.30 en 15–17.30 uur.

Vlakbij heb je een mooi uitzicht over de stad en de omgeving. Goed te zien is hoe Siena op heuvels is gebouwd. Ook kun je hier de stadsmuur die de stad omgeeft, goed volgen.

Terug in de Via di Banchi di Sopra zie je even verder aan de rechterkant een van de mooiste kleine pleinen van de stad, de Piazza Salimbeni. Daaraan staat de gelijknamige palazzo met kantelen die nu de bank Monte dei Paschi di Siena huisvest. Ook rechts en links zijn fraaie palazzi gebouwd. Door de Via della Sapienza die haaks op de gevel van de Palazzo Salimbeni staat, loop je naar het heiligdom van Catharina van Siena in de Vicolo del Tiratoio 8.

Heiligdom

Het heiligdom is te bereiken door een voorhof die op kosten van het Italiaanse volk is gebouwd. De voormalige keuken heeft een bijzondere tegelvloer. De schilderijen herinneren de bezoeker aan de hoogtepunten uit het leven van de heilige Catharina. Verder zijn er nog een kerk, de kamer waar de heilige bij voorkeur verbleef en een cel met relikwieën.

Ten slotte is een benedenkerk te bezichtigen, die in de vroegere werkplaats van haar vader is gebouwd. De dienstdoende kloosterzuster opent dit vertrek op verzoek.

common HEILIGDOM VAN SANTA CATARINA. Geopend: dag. 9–12.30 en 14.30–18 uur.

Een Italiaanse Brugman

Bernardinus was de tweede grote heilige van Siena, al was hij minder met de stad verbonden dan Catharina. Hij werd in 1380 in Massa Marittima geboren. In 1400 verzorgde hij slachtoffers van een pest-epidemie in Siena toen de verplegers van het hospitaal zelf aan de ziekte waren bezweken, dan wel te zwak waren voor hun taak.

Twee jaar later trad Bernardinus toe tot de franciscaner orde. Daarin ontpopte hij zich tot verbazing van iedereen die hem kende als een geweldig redenaar. Tot dan toe had zijn stemgeluid hem regelmatig in de steek gelaten, maar nu het erop aankwam, toonde hij aan over geweldige retorische talenten te beschikken.

Hij was met zijn preken, waarin een beroep op de emoties niet geschuwd werd, zo succesvol dat hij buiten de kerken, in het open veld moest preken om alle belangstellenden tevreden te stellen. Inkeer en boete waren zijn hoofdthema’s. In het bijzonder wees hij de gelovigen op de verering van de heilige naam van Jezus. Steevast stak hij aan het eind van zijn preek een bord omhoog waarop in grote letters ‘IHS’ stond geschreven. Dit zijn zowel de eerste drie letters van de naam Jezus in het Grieks als een afkorting van een Latijnse formulering waarmee wordt gezegd dat Jezus de redder der mensen is. Bernardinus stierf in Aquila in 1444.

San Domenico

Net zoals de franciscanen vestigden de dominicanen zich in het begin van de 13de eeuw in Siena. Aanvankelijk hadden ze de beschikking over een kleine kerk, maar in het begin van de 14de eeuw werd het huidige imposante kerkgebouw neergezet. Het is een dubbele kerk. In de bovenkerk is een kapel voor de heilige Catharina ingericht waar haar hoofd is begraven. Haar lichaam rust in de Maria sopra Minerva in Rome. De kapel is voorzien van een groot aantal fresco’s, waarvan het merendeel van de hand van Sodoma is. De kerk is enorm groot en wel indrukwekkend. De onderkerk is slechts curieus.

Fonte Branda

Onder de San Domenico ligt aan de kant van de stad op een lager niveau een van de vijf beschermde putten van Siena. Aan de Via di Fontebranda staat de gelijknamige oude, stoere fontein. Water was en is een eerste levensbehoefte en hier kan je zien dat de bewoners van Siena bereid waren deze met geweld te verdedigen. In de buurt van de fontein woonden al in de middeleeuwen handarbeiders.

Catharina van Siena

Catharina werd in 1347 geboren als jongste dochter van Giacomo Benincasa, een wolverver uit Siena. Zij onderscheidde zich al vroeg van haar meer dan twintig broers en zusters, want van kinds af wijdde ze haar leven aan God. De ouders deden wat ze konden om haar ertoe te brengen ook aandacht te schenken aan wereldsere zaken. Zo wensten die vurig hun dochter uit te huwelijken. Alle moeite was echter vergeefs, want Catharina liet blijken haar maagdelijkheid te willen bewaren. Ze trad toe tot de derde orde van de dominicanessen. Haar dagen vulde ze met boetedoening, gebed en het verzorgen van zieken. Rond haar verzamelden zich al spoedig veel gelijkgezinden.

Als mystica meende zij persoonlijk contact met God te hebben. Als teken van haar bijzondere positie ontving zij de stigmata, de wonden die Jezus door zijn kruisiging had gekregen. Ook zou zij een mystieke ervaring van een huwelijk met Christus hebben gehad. Bovendien beschikte ze over profetische gaven.

Aan het eind van haar leven speelde zij een openbare rol in de Kerk. Zo sloot ze zich aan bij de beweging die erop aandrong dat de paus zijn zetel uit Avignon naar Rome verplaatste. De pausen woonden in deze Franse plaats sinds een paus zich in het begin van de 14de eeuw niet meer veilig voelde in Rome. Het nadeel, dat vooral buiten Frankrijk gevoeld werd, was dat de paus in Avignon onder een te sterke invloed van de Franse koning stond. Bovendien vonden velen dat de paus per definitie in Rome hoorde te wonen. Gregorius XI besloot ten slotte gehoor te geven aan de verzoeken om terug te keren. In Genua ontmoette hij Catharina van Siena, de vrouw die zo hard voor deze zaak had gewerkt en de paus tegemoet was getrokken na het bericht dat zijn terugkeer zeker was.

Nog waren de problemen van de Kerk niet voorbij, want na de dood van Gregorius XI brak in 1378 het Grote Schisma uit. Tegelijkertijd waren er twee en even zelfs drie pausen. De paus die toen in Rome zetelde, Urbanus VI, werd door Catharina erkend, maar ze liet de kans niet ongebruikt om hem de les te lezen. Op zijn uitnodiging ging ze naar Rome, waar ze voor hem werkte. Op 29 april 1380 overleed ze. Ze werd in Rome begraven. Haar hoofd werd later naar Siena overgebracht. De dominicanen drongen sterk aan op de heiligverklaring van hun voorbeeldige ordegenoot. Toen een Sienees paus werd, werd hun wens vervuld. Pius II, de al eerder genoemde Piccolomini, verklaarde haar in 1461 heilig. In 1939 werd zij patroonheilige van Italië, naast de heilige Franciscus van Assisi, en in 1999 ook van Europa.

Van Siena naar San Gimignano

Een heuvelachtige weg leidt van Siena in noordwestelijke richting in een kleine 30 km naar Poggibonsi. Na de eerste 15 km doemt Monteriggioni op, dat een zeer karakteristieke vorm heeft. Zoals zoveel Toscaanse steden ligt het op een heuvel, maar rondom het plaatsje zijn de grote verdedigingsmuren met 14 vierkante torens uit de late 13de eeuw nog intact. De plaats diende als voorpost voor de Sienezen in hun constante strijd tegen Florence. Dante spreekt al vol ontzag over de muren in het 31ste gezang van het aan de hel gewijde deel van de Divina Commedia.

f0261-01

Omgeving Siena
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting: linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.

Niet ver ten zuidwesten van de versterkte plaats ligt de Abbadia Isola, een in 1001 gesticht klooster. Aanvankelijk bewoonden benedictijnen dit convent maar in de 13de eeuw ging het over aan de cisterciënzer orde. De kerk uit de tweede helft van de 12de eeuw is bewaard gebleven. In het interieur is de doopvont uit het begin van de 15de eeuw het belangrijkste bezit. De naam ‘Isola’ (eiland) wijst op de vroegere ligging, toen het klooster een eiland was in een moerassig gebied.

Poggibonsi is een agrarisch centrum dat vooral voor de wijnbouw van belang is.

Colle di Val d’Elsa bestaat uit een boven- en een benedenstad. Vooral de bovenstad is vanwege haar middeleeuwse sfeer een bezoek waard. De stad is gesticht door de Florentijnen. Van de oorspronkelijke stadsmuren resteert onder meer de Porta Nuova, met haar renaissancetorens en gotische boog. Mooi is de Via delle Volte, een door verscheidene bogen overspannen straat. In de modernere benedenstad bevindt zich een uitstekend zwembad. Colle Val d’Elsa heeft twee musea die de moeite waard zijn: Museo Civico e d’Arte Sacra en Museo Archeologico ‘Ranuccio Bianchi Bandinelli’.

common MUSEO CIVICO E D’ARTE SACRA. Geopend: di.–zo. 10.30–12.30 en 16.30–19.30 uur.

MUSEO ARCHEOLOGICO ‘RANUCCIO BIANCHI BANDINELLI’. Geopend: di.–zo. 10.30–12.30 en 16–19.30 uur.

San Gimignano: de stad met de torens

Verscheidene malen al kwam het gewelddadige karakter van het leven in de Toscaanse steden in de middeleeuwen aan de orde. De edelen en andere rijken verschansten zich in hoge torens om zich te beveiligen en om anderen schrik aan te jagen. Hoe hoger de toren, des te groter de status van de bezitter. Nergens kun je deze tijd nog beter betrappen dan in het 11 km ten westen van Poggibonsi gelegen San Gimignano.

San Gimignano maakte zich als vrije commune los van de bisschop van Volterra en werd toen San Gimignano delle belle Torri genoemd. De naar een heilige bisschop genoemde stad had weliswaar mooie torens, maar de bewoners van die torens zorgden voor veel ongerief. Ze waren óf de Welfen gunstig gezind óf ze hadden Ghibellijnse sympathieën. De eigenaars van de dubbele torens aan de overkant, de Salvucci, waren bijvoorbeeld Ghibellijns en dus aanhangers van de keizer. De welvaart van San Gimignano was te danken aan zijn ligging aan de Via Francigena (common1 p. 40) en dus aan handel. De verdeeldheid was echter een vloek voor de burgers. Nadat de pest van 1348 hier eerst flink had huisgehouden, kwamen de Florentijnen in 1353 tussenbeide in de voortdurende burgeroorlog en brachten de stad onder hun controle.

Wijnhandel

Voorbij de poort waan je je in de middeleeuwen. De Via San Giovanni is een karakteristieke straat voor die periode. Vergeet vooral niet op nummer 69 binnen te stappen bij de daar gevestigde wijnhandel. Je kunt er natuurlijk goedkoop aan wijn komen, maar dat kan op tal van plaatsen in de stad ook. Bijzonder is dat je hier in de tuin gratis van een prachtig uitzicht op een aantal torens kunt genieten en ook ver over het typische golvende Toscaanse heuvelland kunt uitkijken.

Aan het eind van de Via San Giovanni staat een boog waardoor je op de Piazza della Cisterna komt, een alleraardigst plein met in het midden een put. Vervolgens kom je op de Piazza del Duomo, het centrum van de stad. Daar staat de dom, links ervan de Palazzo del Popolo met de gigantische Torre Grossa, rechts de dubbele toren van de familie Salvucci en aan de vierde zijde van het plein de Palazzo del Podestà.

Torre Grossa en Museo Civico

De moeite die het kost om de 54 m hoge Torre Grossa te beklimmen, wordt ruimschoots beloond door het uitzicht. Je komt er door een toegangsbewijs te kopen voor het Museo Civico. Via een zeer fraaie binnenplaats met een prachtige put kom je in het museum dat twee verdiepingen telt. Het beroemdste schilderij in huis is een maesta van Lippo Memmi (1317).

De toegang tot de toren staat aangegeven. Boven zijn de bezoekers toch even verrast door het uitzicht. Hoe zou het in bloeitijden van de stad geweest zijn toen niet dertien torens boven de stad uitstaken, zoals nu, maar zeventig? Je kunt het je nog enigszins voorstellen als je het schilderij van Taddeo di Bartolo bekijkt waarop een bisschop is afgebeeld die de stad zegent. Dit bevindt zich in het Museo Civico.

common TORRE GROSSA EN MUSEO CIVICO. Geopend: dag. 9.30–19, nov.–feb. 10–17.30 uur.

Dom

De dom is zeker een bezoek waard vanwege de talrijke fresco’s. Op de binnenmuur van de gevel zie je boven het Laatste Oordeel en op de aangrenzende muren een afbeelding van het paradijs en de hel, een meesterstuk van Taddeo di Bartolo. Onder wordt de dood van de heilige Sebastianus uitgebeeld door Gozzoli. In het middenschip zijn links scènes uit het Oude Testament en rechts uit het Nieuwe Testament aangebracht. Verder bevindt zich in het rechterzijschip de zeer mooie Capella di Santa Fina, een bouwwerk van de gebroeders Da Mariano, met indrukwekkende schilderijen van Domenico Ghirlandaio die de dood en de begrafenis van de heilige Fina tot onderwerp hebben.

Links naast de kerk ligt een loggia, met aan het einde een fresco van Ghirlandaio die de Maria-Boodschap als onderwerp heeft. Hieraan grenst een binnenplein, waar de ingang van het Etruskische museum is.

common COLLEGIATA. Geopend: ma.–vr. 9.30–17.10, za. 9.30–17.10 en zo. 12.30–17.10 uur.

Tegenover de kerk verheft zich de 52 m hoge toren van de Palazzo del Podestà. Achter de kerk is de weg naar de Rocca di Montestaffoli, eerst in de 14de eeuw als dwangburcht gebouwd door de Florentijnen en in de 16de eeuw gesloopt in opdracht van Cosimo I, de hertog van Toscane. Hiervandaan heb je een prachtig uitzicht.

Sant’ Agostino

Vanaf de Piazza del Duomo loopt de Via San Matteo, waar de middeleeuwse huizen en palazzi nog niets van hun aantrekkelijkheid hebben verloren, naar het noorden. Aan het einde, bij de Porta San Matteo, sla je rechtsaf naar de Sant’ Agostino, een kerk uit 1298. Hier zijn in het kerkkoor scènes afgebeeld uit het leven van de heilige Augustinus, de grote kerkvader en het voorbeeld voor de augustijner kanunniken voor wie de kerk in eerste instantie is bedoeld. Ze zijn van de hand van Benozzo Gozzoli, van wie ook in de kapel van de Palazzo Medici-Riccardi in Florence werk te zien is. Zijn stijl is goed herkenbaar. Verder is hier bezienswaardig het altaar van Benedetto da Maiano in de kapel rechts naast het hoofdaltaar.

Ten slotte kun je in San Gimignano nog een bezoek brengen aan een museum met religieuze kunst, dat is ondergebracht in een Etruskisch museum.

common MUSEO D’ARTE SACRA/MUSEO ETRUSCO. Piazza Pecori, 1. Geopend: ma.–vr. 9.30–19.10, za. 9.30–17.10 en zo. 12.30–17.10 uur.

De ruïne van het Galgano-klooster

Ten zuidwesten van Siena, langs de weg naar Follonica, ligt enige kilometers ten oosten van Chiusdino de indrukwekkende ruïne van het San Galgano-klooster. Op deze plaats vestigde zich in 1180 Galgano Guidotti, een kluizenaar. Na zijn kort daarop volgende dood werd de kluizenaar heilig verklaard door de paus.

Op de plaats van zijn aardse onderkomen ontstond een heiligenverering. Cisterciënzer monniken bouwden eerst een oratorium op de Monte Siepi, dat een voor dit gebied uitzonderlijke, namelijk ronde vorm kreeg. In de 14de eeuw werd er een campanile aan toegevoegd. Later werden er een voorhal en een pastorie aangebouwd. In de kerk heeft Ambrogio Lorenzetti een indrukwekkende maesta geschilderd. Naast de bekende figuren komen er ook enige cisterciënzers op voor.

Aan de voet van de Monte Siepi werd de cisterciënzer abdij gebouwd, die vervolgens een belangrijk centrum werd. Na 1400 trad het verval in en vervielen de kloostergebouwen tot ruïnes. Het complex geldt als een van de karakteristieke voorbeelden van cisterciënzer gotiek in Italië.

Van Siena naar de grens met Umbrië

Vanuit Siena leidt de SS2, de oude Via Cassia, in zuidoostelijke richting naar Buonconvento. De weg is vlak en maakt – als bijna alle verbindingswegen in dit gebied – een vriendelijke indruk. In Buonconvento, dat na 28 km opduikt, zijn twee stadspoorten en een gedeelte van de stadsmuren bewaard gebleven. Het Museo d’Arte Sacra della Val d’Arbia bevat een collectie 14de- en 15de-eeuwse schilderijen van de Sienese School (common1 p. 247). Bij de stad aangekomen sla je links af, de weg met nummer 451 in die naar de abdij Monte Oliveto Maggiore leidt. Na 8 km is de abdij der benedictijnen goed te zien vanaf de weg; een prachtig totaalbeeld.

Benedictus van Nursia

Over het leven van Benedictus is weinig met zekerheid bekend. De voorstellingen gaan terug op het verhaal over het leven van de heilige dat paus Gregorius de Grote (540–640) schreef. Diens Dialogen, het boek waarin hij tal van heiligenlevens – of liever de tradities daarover – optekende, had in de middeleeuwen groot succes.

Benedictus leefde van 480 tot 550. Hij werd geboren in Nursia (zie p. 332) en studeerde in Rome. Daarna koos hij voor het kluizenaarsleven in Subiaco, ten oosten van Rome. Hier verzamelden zich volgelingen rond hem, die hij in twaalf groepen van twaalf man verdeelde. Na twee aanslagen op zijn leven verliet Benedictus Subiaco.

Hij vestigde zich vervolgens in Monte Cassino. Daar schreef hij zijn ‘Regula’ voor het kloosterleven. In deze regel werd het leven van monniken vastgelegd. De voorschriften werden historisch gezien een groot succes. Veel andere groepen religieuzen gebruikten ze als uitgangspunt. Benedictus zelf was geen priester, maar gaf als abt leiding aan zijn medestanders. Volgens de overlevering kon hij wonderen verrichten en was hij helderziend.

Monte Oliveto Maggiore

Het klooster ligt bijzonder fraai verscholen achter heuvels met olijven en cipressen. Hoewel voor de meeste tijdgenoten het kloosterideaal op de achtergrond is geraakt, gaat er een grote aantrekkingskracht van deze omgeving uit. De sobere gebouwen in hun schitterende natuurlijke setting roepen een eigenaardige sfeer op. Het kloostercomplex is toegankelijk via een poort. Hier is te zien dat de gebouwen vroeger omgeven waren door een lange muur. In het poortgebouw is een restaurant gevestigd. Let op de afbeelding van de heilige Benedictus van Luca della Robbia aan de binnenkant van de poort.

Het klooster werd in 1313 gesticht door drie edellieden uit Siena, die zich terugtrokken uit de wereld om hier hun leven als monnik te slijten. De huidige gebouwen dateren van de 15de en 18de eeuw.

De grootste bezienswaardigheid van het klooster is een serie van 35 fresco’s, die op de muren van het grote klooster is geschilderd door Luca Signorelli (negen stuks in 1497–1498) en Sodoma (de rest in 1505). De cyclus heeft tot onderwerp het leven van de heilige Benedictus en tot doel de monniken te wijzen op hun grote voorbeeld. Daarbij wordt het duidelijk uitbeelden van de gevaren die de monniken bedreigen niet geschuwd. In niet mis te verstane platen worden de grote verlokkingen van de wereld de toeschouwer ingeprent.

Een bezoek aan de kerk van het klooster is ook de moeite waard. De zitplaatsen van de monniken zijn heel mooi. In elke houten rugleuning is een voorstelling gesneden. Ten slotte kom je in een grote winkel, waar kloosterlingen allerlei producten van het klooster en de gebruikelijke toeristische waren aan de man brengen. Omdat het klooster nog in gebruik is, is slechts een deel van het complex voor bezoekers toegankelijk.

common MONTE OLIVETO MAGGIORE. Geopend: dag. 9.15–12 en 15.15–17 uur.

Een woest conclaaf

In Pienza, dat aanvankelijk Corsignano heette, werd in 1405 Enea Silvio Piccolomini geboren. Hij was een kind uit een gezin met 18 kinderen dat oorspronkelijk uit Siena afkomstig was. Hij volgde een humanistische opleiding en trad als secretaris in dienst bij belangrijke geestelijken. Daarbij toonde hij over niet geringe bestuurlijke gaven te beschikken. Daarnaast was hij literator en schreef hij erotische teksten in proza en in poëzie.

In 1446 liet hij zich tot priester wijden, wat tot gevolg had dat hij zijn liefde voor Wein, Weib und Gesang wat moest zien te bedwingen. Vaak echter zou de natuur het nog van zijn geweten winnen. In 1458, toen hij het inmiddels tot bisschop van Siena en tot de waardigheid van kardinaal had gebracht, nam hij deel aan de pausverkiezing. Over dit conclaaf is veel bekend, evenals over de andere episoden van zijn leven. Piccolomini hield namelijk bijzonder openhartig een dagboek bij. Zijn eigen optreden beschreef hij in de derde persoon, waardoor het geschrift de indruk van een reportage wekt. Zeer duidelijk treden de kuiperijen aan de dag die destijds gebruikelijk waren bij de verkiezing van een paus.

Enea was zelf kandidaat, maar er waren ook andere, op het oog belangrijker kandidaten. Een van hen was de kardinaal van Rouen. Volgens het verslag van Enea schreeuwde deze zijn collegae op een gegeven ogenblik toe: ‘Wat betekent Aeneas (Latijnse vorm van Enea) voor u? Waarom acht ge hem het pausschap waardig? Niet lang terug is hij uit het Duitse rijk teruggekeerd. Wij kennen hem niet. Misschien wil hij het pauselijk hof wel daarheen verplaatsen. En kijk eens naar wat hij geschreven heeft. Moeten we soms een dichter op de stoel van Petrus zetten?’

De bedenkingen van de kardinaal maakten wel indruk op de aanwezigen. Zijn medestanders overlegden hoe ze hem op de troon zouden helpen. Dit overleg werd in het geniep gevoerd. Bij de eerste stemming verwierf Enea negen stemmen en zijn grote rivaal zes. Ook enige anderen hadden wat stemmen vergaard.

Vervolgens werd besloten om een discussie over de keuze te houden. Enea schreef hier zelf over: ‘Allen zaten bleek en stil op hun plaats alsof ze in trance waren. Een tijdlang zei niemand iets. Het was een vreemde stilte en een vreemd gezicht, al die mannen die daar als standbeelden zaten. Zo bleven ze een tijdje zitten. Toen stond Rodrigo op en zei: “Ik stem in met de verkiezing van de kardinaal van Siena”, een uitspraak die de ziel van de kardinaal van Rouen als een dolk trof. Het zag er nu naar uit dat Enea paus zou worden en sommigen die daarvoor bang waren, verlieten het conclaaf alsof ze nodig naar het toilet moesten.’ Toen Enea nog één stem nodig had, ondernam de kardinaal van Rouen een laatste wanhoopspoging. Met geweld trachtte hij de kardinaal die aanstalten maakte zijn stemverklaring af te leggen, het spreken te beletten. Het mocht echter niet baten en de nieuwe paus was gekozen.

Pius II – de pausnaam die Enea aannam – ontpopte zich tot een van de succesvolste pausen van de Renaissance. De status van het pausschap leed bij zijn aantreden nog steeds onder de herinnering aan de lange periode dat de pausen buiten Rome, in Avignon, hadden gewoond (1309–1378) en aan het daaropvolgende Grote Schisma (1378–1417), met als dieptepunt de situatie dat er drie pausen tegelijk waren. Pius II slaagde erin het geschonden prestige weer enigszins op te vijzelen.

Santa Agata

In het 8 km noordelijker gelegen Asciano staat de Santa Agata, die gebouwd werd aan het eind van de 13de eeuw. De façade van de kerk werd in het begin van de 14de eeuw voltooid. Vlak bij de kerk is een Museo d’Arte Sacra met een fraaie verzameling Sienese schilderijen uit de 14de en 15de eeuw.

San Quirico d’Orcia

In San Quirico d’Orcia, 15 km voorbij Buonconvento, zijn de portalen van de gerestaureerde romaanse kerk uit de 12de en 13de eeuw te bewonderen. Vooral die in de façade is bijzonder fraai. In deze kerk ligt een lid van de Oranjes begraven, die in het Heilig Jaar 1450 als pelgrim naar Rome trok en op de terugweg overleed in deze plaats. De parochiekerk bestond al in 712 en maakte toen deel uit van een burcht. Buiten de vesting ontstond een dorp. Toen de Sienezen de burcht veroverden, bouwden ze een nieuwe muur die de oude burcht en het dorp omsloot. Van San Quirico d’Orcia voert een afslag linksaf in een kilometer of tien naar Pienza.

Montalcino

Een alternatieve route richting Pienza is die van Buonconvento naar het 10 km zuidelijk gelegen Montalcino, een zeer aantrekkelijk bergstadje. Oorspronkelijk vestigden zich op deze strategisch gelegen heuvel Etrusken. Na 1260 was het een grenspost van de Sienezen. Later bleek de plaats nog enige keren goed verdedigbaar te zijn tegen sterke legers. Toen Siena de strijd tegen zijn vijand Florence in 1555 opgaf, vestigden zich hier Sienese vluchtelingen die er een ‘Republiek Siena in Montalcino’ stichtten. Boven in de stad ligt de rocca, die de verdedigers in 1559 moesten overdragen aan Cosimo I. De rocca is goed bewaard en herbergt nu een enoteca die enige vermaardheid geniet. Montalcino is dan ook het centrum van de productie van brunello, een van de topwijnen van Italië. Bezienswaardig is de vreemde Palazzo Comunale met zijn 13de-eeuwse klokkentoren en onderaan in het stadje onder in de bibliotheek een restant van een pelgrimsziekenhuis met fresco’s. Je kunt er door een raam naar binnen kijken.

Sant’Antimo-abdij

Ten zuiden van Montalcino ligt de benedictijnenabdij Sant’Antimo, die van 800 dateert. Karel de Grote wilde hier de relikwieën van Antimus, een slachtoffer van de vervolgingen van keizer Diocletianus, onderbrengen. Het huidige klooster, dat in 1118 tot stand kwam, werd door een groot aantal schenkingen zeer rijk en beschikte over veel landerijen in Toscane. In de 13de eeuw konden de kloosterlingen niet meer rekenen op rijke beschermers en moest het bezit te gelde worden gemaakt om te kunnen overleven. De abdij geldt als een romaans juweel in Toscane, waarin de kenners veel invloeden onderkennen van de kerken die aan de pelgrimsroute naar het Spaanse Santiago de Compostela waren gebouwd. Het portaal is kort na 1200 veranderd in zijn huidige vorm. Bijzonder voor Italië is de krans van kapellen rond het koor. Als voorbeeld voor dit klooster diende het beroemde benedictijnenklooster in het Bourgondische Cluny, dat het centrum was van een belangrijke kloosterhervormingsbeweging. Boven in de kerk is het matroneum, de plaats waar vrouwen dienden plaats te nemen.

common SANT’ANTIMO. Geopend: ma.–za. 10.30–12.30 en 15–18.30, zo. 9.15–10.45 en 15–18 uur.

Pienza

Pienza (2600 inwoners) lijkt op het eerste gezicht het zoveelste vriendelijke Toscaanse dorp, maar deze indruk verdwijnt direct als je het centrale plein betreedt. Grootsteedse allure treedt de bezoeker tegemoet.

De renaissancepaus Pius II besloot in 1459 een monument voor zichzelf op te richten in zijn geboortedorp. De naam Corsignano moest wijken voor Pienza, dat naar zijn naam als paus verwees. Er verrezen een kathedraal, de Palazzo Piccolomini en het bisschoppelijk paleis. Ook de leden van het pauselijk hof konden niet achterblijven en zij planden grote huizen in het kleine dorp.

Toch zou de vernieuwing al snel tot staan worden gebracht, want Pius II stierf in 1464 in Ravenna. Daar had hij vergeefs gewacht op een vloot die een kruistocht zou ondernemen tegen de Turken, die kort tevoren Constantinopel hadden veroverd. Na de dood van Pius II had niemand meer enig belang bij een huis in Pienza en geraakte de plaats in vergetelheid. Daardoor ben je als 21ste-eeuwse bezoeker nu te gast op een wonderschoon plein dat typerend is voor de Renaissance.

Het plein heeft zijn huidige aanzien gekregen door toedoen van de architect en beeldhouwer Bernardo Rossellino (1409–1464). Hij legde het aan tussen 1459 en 1462. Centraal staat de gevel van de dom, rechts ligt de Palazzo Piccolomini en links de Palazzo Borgia, het huis van de aartsbisschop. Aan de vierde zijde bevindt zich de Palazzo Pretorio. Voor de Palazzo Piccolomini is een put die ook door Rossellino is gebouwd.

Aan de gevel van de Palazzo Piccolomini is goed te zien dat Rossellino sterk beïnvloed is door Alberti’s ontwerp voor de Palazzo Rucellai in Florence. De façade heeft een soortgelijke decoratie met gestileerde zuilen. Een bezoek aan de tuin van de palazzo, vanwaar je een prachtig uitzicht hebt, is de moeite waard.

Boven aan de gevel van de kathedraal is het wapen van Pius II aangebracht: onder zijn het schild met zijn familiewapen en boven de tekens van de pauselijke macht, de tiara en de sleutels, te zien. In de kerk, die een sobere indruk maakt, zijn op en boven de zijaltaren enige interessante schilderijen te zien. In de voormalige Casa dei canonici naast de kerk is het museum van de kathedraal ondergebracht.

common PALAZZO PICCOLOMINI. Geopend: 10–12.30 en 15–18, ma. gesloten; ’s winters 10–12.30 en 15–18 uur. MUSEO DIOCESANO. Geopend: wo.–ma. 10–13 en 14–18, di. gesloten.

Montepulciano

Vanuit Pienza leidt de weg naar het 13 km noordoostelijk gelegen Montepulciano. De op een heuvel gelegen stad met haar indrukwekkende versterkingen is al van verre te zien. Binnen de stad gaat het steil omhoog en dat blijft zo totdat je op het stadsplein bent gearriveerd. Je kunt ontzag hebben voor de acht ploegen die elk jaar meedoen aan de zogenaamde vatenrace die op de laatste zondag in augustus wordt gehouden. De acht districten waarin Montepulciano sinds 1374 officieel is verdeeld, sturen elk een ploeg sterke mannen naar dit feest. Het is de bedoeling zo snel mogelijk een groot, zwaar wijnvat de heuvel op te duwen.

Dat een wijnvat de hoofdrol speelt, is niet toevallig. Montepulciano is al heel lang beroemd vanwege zijn wijn. De laatste week van augustus is volledig gewijd aan de festiviteiten rond de wijn en de plaats van handeling is dan het centrale plein, de Piazza Grande. Die bereik je door straten waaraan zich statige palazzi verheffen.

Palazzo Comunale

Op de Piazza Grande kun je de toren beklimmen van de Palazzo Comunale, een gebouw met een fraaie binnenhof dat herinnert aan de Palazzo Vecchio in Florence. Het is gebouwd door Michelozzo. De toren is te bereiken via het gemeentehuis. Een niet al te gemakkelijke klim brengt de bezoeker op het hoogste punt van de stad. Het uitzicht is riant. Nergens laat zich het stadspatroon zo duidelijk herkennen als hier. Ook kun je ver uitkijken over het omliggende land. Enkele kleine meren blinken in de verte in de zon. Iets buiten de stad kun je de San Biagio zien liggen.

Aan het plein liggen de dom en een complex van twee palazzi met een put ervoor. Deze draagt het wapen van de Medici tussen twee leeuwen. Montepulciano had zich in 1391 aan Florence overgegeven. De gevel van de dom is onbewerkt en ook de klokkentoren is nooit voltooid. De kerk zelf maakt weinig indruk. Bezienswaardig zijn de doopvont en het altaar van Andrea della Robbia, de Madonna del Pilastro en een triptiek van Taddeo di Bartolo (1401).

In de stad valt het aantal deftige herenhuizen in renaissance- en barokstijl op. Rijke families lieten hun middeleeuwse woonhuizen in de 15de tot de 17de eeuw aan de eisen van de tijd aanpassen.

Zowel de keramiek die uit het gebied rond San Albino afkomstig is, als de voorwerpen van de hout- en ijzerbewerkers die al van oudsher in Montepulciano actief zijn, trekken in de stad de aandacht. In juli en augustus wordt deze ambachtelijke kant van Montepulciano sterk in de belangstelling gebracht met een grote tentoonstelling van producten uit de wijde omtrek.

San Biagio

Buiten het centrum ligt een cipressenlaan bij de geheel vrij gelegen San Biagio, een voorbeeld van de renaissancistische centraalbouw. Het gebouw is geheel symmetrisch, op het ontbreken van een tweede campanile na. Deze was wel gepland door de architect, Antonio da Sangallo de Oude (1518–1545), maar hij werd niet voltooid. Het interieur is rustig en harmonieus. De koepel wordt gedragen door vier grote bogen. De bijzondere kerk ligt in een aantrekkelijke omgeving. Deze werd hier gesticht omdat hier al eerder een kerkje voor de heilige Blasius stond. Het was geen parochiekerk, maar een plaats waar je hulp kon vragen van de heilige.

Chianciano Terme

Chianciano Terme is een belangrijk kuuroord even ten zuidoosten van Montepulciano. Duizenden verzamelen zich hier in de hoop beterschap te vinden voor lever-, nier- en huidkwalen. De plaats is in het trotse bezit van 237 hotels en pensions, kundig aangelegde parken, een groot sportcomplex en natuurlijk de eigenlijke baden. De sfeer is die van een kuuroord van niveau.

Chiusi

Ten oosten van de snelweg Florence–Orvieto ligt, nog net op Toscaans grondgebied, Chiusi, dat van de 7de tot de 5de eeuw v.Chr. een bloeiende en beroemde Etruskische stad was. De vestingmuren en straatjes van de eens machtige stad zijn middeleeuws.

Dom

De dom werd gebouwd in de 12de eeuw. De kerk heeft een mooi middenschip en een koepel boven het hoofdaltaar. In de 19de eeuw zijn op de muren schilderingen aangebracht die op het eerste gezicht mozaïeken lijken. Los van de dom staat een klokkentoren die gebouwd is boven een onderaards waterbassin, dat vermoedelijk van de 1ste eeuw v.Chr. dateert en in tufsteen is uitgehouwen.

Etruskisch Museum

Vlakbij ligt aan de Piazza della Cattedrale het Nationaal Etruskisch Museum. Het mooie museum bevat naast gebruiksvoorwerpen en sieraden veel grafurnen, sarcofagen en grafbedekkingen. Sommige zijn van albast gemaakt, andere van gebakken aarde. De meeste urnen zijn gedecoreerd met voorstellingen van banketten, dansen, gevechten en sporten.

common ETRUSKISCH MUSEUM. Geopend: dag. 9–20 uur.

Etruskische necropool

Het is mogelijk met een gids van het museum de Etruskische necropool te bezoeken. De graftomben liggen rond Chiusi en zijn in tufsteen uitgehouwen. De meeste waren oorspronkelijk versierd met schilderingen. Sinds de 18de eeuw is een twintigtal tombes geopend, maar slechts drie graven bevinden zich in redelijke staat; de rest is hetzij door de mens vernietigd, hetzij door vocht beschadigd

Van Siena naar de Monte Amiata

Net als de bovenbeschreven route volgt deze route vanuit Siena aanvankelijk de Via Cassia (de SS2) tot San Quirico d’Orcia. Ditmaal sla je niet af naar Pienza, maar blijft de Via Cassia volgen. In Castiglione d’Orcia staat de Rocca degli Aldobrandeschi. Deze versterkte plaats werd gebouwd door lokale graven. Het is zeker de moeite om even te kijken in Bagno Vignoni, een badplaats waar Lorenenzo il Magnifico verlichting zocht voor zijn kwalen. Midden in het kleine dorp ligt een schilderachtige vijver. In een nabij gelegen hotel komt in het zwembad heet water omhoog.

Abbadia San Salvatore

Een afslag rechtsaf leidt naar het volgende reisdoel: Abbadia San Salvatore. In dit drukke wintersportcentrum aan de voet van de Monte Amiata is een bezoek aan de romaanse kerk, het enige gebouw dat nog rest van de abdij waaraan de stad haar naam dankt, zeer de moeite waard. Het klooster, dat ooit het rijkste van Toscane was, werd in 743 gesticht en in 1782 opgeheven. De kerk dateert van 1036; zij werd in de 16de eeuw ingrijpend verbouwd.

Opvallend is een groot houten kruisbeeld uit de 12de eeuw. Verder zijn er 17de-eeuwse fresco’s te zien die het leven van Maria en de geschiedenis van de Kerk als onderwerp hebben. In de crypte, die in de 8ste eeuw als kerk dienst deed, staat een prachtig woud van zuilen.

Monte Amiata

Vanuit Abbadia San Salvatore kun je de borden volgen naar de Monte Amiata, die met zijn 1738 m de hoogste berg in Toscane is. In een lange klim van 12,5 km overbrug je een hoogteverschil van ongeveer 900 m. De weg ligt volledig in de schaduw van bomen. Projectontwikkelaars bieden fraaie huizen te koop aan, die vooral voor de liefhebbers van de wintersport aantrekkelijk zijn.

Vanaf het parkeerterrein, dat ongeveer 70 m onder de top ligt, kun je verder omhoogwandelen. Op het hoogste punt staat tussen allerlei zendapparatuur een 22,5 m hoog ijzeren kruis. Ook in de zomer trekt de top van de Monte Amiata veel bezoekers.

Terug naar de Via Cassia

Vanuit Abbadia San Salvatore voert een aantrekkelijke route naar Piancastagnaio, dat omgeven is door kastanjebossen. De Rocca Aldobrandeschi, een middeleeuwse burcht, is ook een bezoek waard. Vervolgens rij je verder tot de Via Cassia, die je kunt volgen tot in Aqua-pendente, dat bekend is om zijn watervallen.

Ten zuidwesten van de Monte Amiata

Ook ten westen en zuidwesten van de Monte Amiata liggen enkele aardige bezienswaardigheden.

Arcidosso

Boven Arcidosso, ten westen van de Monte Amiata, torent het Castello Aldobrandeschi uit, een vesting uit het begin van de 14de eeuw. Verder is nog bezienswaardig de Pieve ad Lamulas, een van oorsprong uiterst eenvoudige parochiekerk uit 1000, die in de 13de eeuw werd verbouwd. Op het altaar staat een fraai 15de-eeuws Mariabeeld.

Santa Fiora

De Aldobrandeschi, die ook bekend zijn onder de naam Hildebrand, stamden waarschijnlijk af van Longobarden. Zij bouwden sinds de 8ste eeuw een graafschap uit dat zijn oorsprong had in het ten zuiden van Arcidosso gelegen Santa Fiora.

Waar eerst hun burcht in deze plaats stond, verheffen zich nu aan de Piazza Garibaldi twee palazzi. Bezienswaardig is voorts de parochiekerk, die versierd is met terracottawerk van Giovanni en Andrea della Robbia.

De Chiantistreek

Tussen Siena en Florence loopt een autoweg. Het is echter ook mogelijk de aanzienlijk tragere maar aantrekkelijke weg door de Chiantistreek te nemen, waar de gelijknamige, wereldberoemde wijn geproduceerd wordt.

Je verlaat Siena via de Porta Pispini, een indrukwekkende hoge poort, en volgt de borden naar Florence. Daarbij rijd je om de stad heen tot de zijweg nr. 222 aan de rechterkant, die naar de Chiantistreek leidt. Een bord aan de rechterkant van de weg geeft aan waar het district begint dat zijn wijn ‘chianti’ mag noemen. Overal in dit prachtige heuvelachtige gebied zijn wijnstokken tegen de hellingen geplant.

Castello di Brolio

Typische wijnboerenplaatsjes zijn Castellina, Radda en Gaiole, die alle de trotse toevoeging ‘in Chianti’ voeren. Zeker een bezoek waard is het Castello di Brolio. In dit vijfhoekige kasteel zetelt sinds 1141 de familie Ricasoli. Deze liet binnen het oudere bastion een palazzo optrekken. Je kunt er een kijkje nemen. In de nabijheid zijn de wijnkelders waar de bekende Brolio-wijn wordt gemaakt.

Greve

Iets noordelijker dan de genoemde plaatsen, op weg naar Florence, ligt Greve. Deze plaats is het centrum van het chianti classico-district. Hiertoe behoren Greve zelf, Barberina Val d’Elsa, San Casciano en Tavernelle Val d’Elsa.

In Greve vinden in de loop van het jaar grote manifestaties plaats met als hoogtepunt de chianti classico-markt in september. Duizenden bezoekers stromen dan toe en vermaken zich op de Piazza Giovanni da Verrazzano in Mercatale.