3
Op de drempel staande, knipperend met de ogen wegens de
morgenzon die hem vlak in het gezicht scheen, opende hij de lippen
al om te vragen: 'Heeft mijn zoon een ongeluk gehad?' Hij had niet
kunnen zeggen wat hem weerhield, of het zijn intuïtie was of iets
in de houding der beide mannen. Zij schenen verbaasd hem daar aan
te treffen, wisselden vragende blikken. Verwonderden zij zich over
zijn ongeschoren' gezicht en zijn kleding die vol plooien zat
doordat hij uren lang in de fauteuil gezeten had?Er was een
politiebureau in Radley, bijna tegenover de high school en Galloway
kende, van gezicht tenminste, de zes mannen die daar dienst deden;
twee van hen hadden de gewoonte hun wagen voor zijn zaak te zetten
als ze hun horloge moesten laten repareren. Deze twee waren niet
uit Radley. Ze kwamen waarschijnlijk uit Poughkeepsie of nog
verder. Hij zou de vraag tenslotte zeker toch gesteld hebben, al
was het maar om zich een houding te geven, als de kleinste van de
twee niet gezegd had: 'Heet u Dave Clifford Galloway?'
'Dat ben ik. '
In zijn opschrijfboekje kijkend ging de politieman verder: 'Bent u
de eigenaar van een stationcar, merk Ford, met het nummer
3M-2437?'
Hij knikte van ja. Nu was hij op zijn hoede. Zijn instinct
waarschuwde hem dat hij Ben moest beschermen. Hij sprak op effen
toon, alsof hij er geen belang aan hechtte:'Heeft hij een
aanrijding gehad?' Ze keken elkaar op een eigenaardige manier aan
voordat één van de twee antwoordde: 'Nee. Geen aanrijding. '
Hij moest niets meer zeggen. Hij zou verder alleen maar op de
vragen antwoorden. Daar ze probeerden over zijn schouder heen in de
winkel naar binnen te kijken, ging hij achteruit om ze binnen te
laten. 'Was u aan 't werk, op zondag, om acht uur 's morgens?'
Dat was zeker ironisch bedoeld, want de etalage was leeg en de
horloges die hij in reparatie had hingen niet aan hun haakjes boven
de werktafel. 'Ik was niet aan 't werk. Ik woon op de étage
hierboven. Ongeveer een half uur geleden hoorde ik de telefoon door
de vloer heen. Ik ben naar beneden gegaan. Ik moest om het gebouw
heen lopen en toen ik hier kwam was er niemand meer aan het
toestel. Ik ben gebleven omdat ik dacht dat er misschien nog eens
gebeld zou worden. '
'Dat waren wij die gebeld hebben. ' Naar hun verlegen gezicht te
oordelen had Dave er een eed op kunnen doen dat ze iets anders
verwacht hadden. Ze hadden niets dreigends over zich. 't Leek
veeleer of ze met hun houding niet goed raad wisten.
'Heeft u gisteravond nog met uw wagen gereden?'
'Nee. '
'Staat hij in uw garage?'
'Niet meer. Hij is gisteravond verdwenen. '
'Wanneer heeft u dat gemerkt?'
'Tussen half twaalf en twaalf uur, toen ik terugkwam van een vriend
waar ik de avond had doorgebracht. '
'Kunt u me zijn naam geven?'
'Frank Musak. Hij woont in de eerste laan rechts voorbij het
postkantoor. '
Degene die het zakboekje in de hand had schreef de naam en het
adres op.
Galloway verloor zijn koelbloedigheid niet. Hij was niet bang. Zo
ondervraagd te worden door politiemannen in uniform gaf hem
niettemin het gevoel niet helemaal meer een burger te zijn zoals
anderen. Buiten gingen af en toe mensen voorbij, vooral jonge
meisjes, kinderen op hun zondags, die naar de katholieke kerk
gingen en die een nieuwsgierige blik in de open winkel wierpen en
naar de twee agenten. 'U ontdekte dat uw wagen niet meer in de
garage stond toen u thuiskwam?'
'Precies. '
'Bent u 's nachts niet weer uitgeweest?'
'Nee. '
Hij loog niet maar hij leidde hen toch om de tuin en hij was bang
dat hij zou gaan blozen. Ze gaven elkaar nogmaals een wenk, trokken
zich terug in een hoek van de winkel waar ze met gedempte stem
spraken.
Galloway was automatisch achter zijn toonbank gaan staan zoals
wanneer hij een klant ontving en hij deed geen moeite te luisteren
naar wat ze zeiden. 'Mag ik even van uw telefoon gebruik maken?
Wees maar niet bang: het gesprek is voor onze rekening. ' De man
belde de telefoniste.
'Hallo! Politie. Wilt u mij het bureau in Hortonville geven?...
ja... dank u. '
Het was stralend weer. Alle klokken begonnen te luiden en het
grasperk, tegenover de winkel, waarop de bomen blauwe schaduwen
wierpen, was bezaaid met gele bloemen.
'Ben jij het, Fred? Met Dan. Kun je me de commissaris geven?'
Hij hoefde maar even te wachten. Hij sprak gedempt, bijna zacht,
achter zijn hand.
'We zijn er, commissaris. Hij is hier... Hallo!... ja... We hebben
hem in zijn zaak aangetroffen... Nee... hij deed blijkbaar niets...
Hij woont op de eerste etage en heeft de telefoon horen gaan... Het
is moeilijk om u uit te leggen... De situatie is hier zo, dat hij
naar buiten moet gaan en om het gebouw heenlopen, wat een tamelijk
groot stuk is... ja... ja... Het schijnt dat de stationcar
gisteravond vóór half twaalf uit de garage verdwenen is... '
Men hoorde de stem van de commissaris die de microfoon deed trillen
maar men kon niet verstaan wat hij zei. De agent, met de hoorn in
de hand, scheen nog steeds in dezelfde verlegenheid te
verkeren'Ja... ja... Natuurlijk... Er is iets vreemds in... '
Gedurende die tijd bleef hij Galloway onderzoekend gadeslaan met
een nieuwsgierigheid die vrij van antipathie was.
'Dat is misschien beter, ja... Van hier ongeveer eenuur... Iets
meer... '
Hij hing op, stak een sigaret aan.
'De commissaris wil dat u met mij mee komt om vastte stellen of het
inderdaad uw wagen is. '
'Kan ik boven de deuren even gaan sluiten?'
'Goed, als u dat wilt. '
Dave sloot de winkel af en zij volgden hem beiden naar de andere
kant van het gebouw. Eén der agenten merkte dadelijk de verse kras
in de garagedeur op. 'Is dit de uwe?'
Ja-
Hij deed de deur open om een blik naar binnen te werpen, waar niets
te zien was dan een donkere olievlek op het beton waar de
stationcar gestaan had. Dave ging de trap op en de kleinste van de
agenten volgde hem, alsof ze dat, alweer door een teken,
afgesproken hadden.
'Ik heb zeker geen tijd om een kop koffie klaar te maken?'
'Het gaat vlugger als we even stoppen bij een restaurant langs de
weg. '
De man keek om zich heen, nog steeds verwonderd, een beetje zoals
iemand die vreest dat hij de verkeerde deur binnengegaan is.
Terwijl Dave een kam doorzijn haar haalde en met koud water zijn
gezicht opfriste, ging hij in de twee slaapkamers kijken. 'Het
lijkt wel of u niet naar bed geweest bent!' merkte hij op.
Toen voegde hij er snel aan toe, terwijl Galloway naar een antwoord
zocht:'Enfin, het gaat mij ook niet aan. U behoeft me niets te
zeggen. '
Even later vroeg hij verder op een zelfde luchtige toon - en het
was eerder een opmerking dan een vraag: 'U bent niet getrouwd?'
Dave vroeg zich af, wat in de flat hem op die gedachte bracht. Hij
had altijd zijn best gedaan, voor Ben, om het niet te laten merken
dat de flat alleen door mannen bewoond werd. Bij Musak,
bijvoorbeeld, was hem dat altijd opgevallen. Niemand kon zich
daarin vergissen. De geur zelfs verried dat er geen vrouw in huis
was. 'Ik ben vroeger getrouwd geweest', zei hij slechts. Hij deed
als sommige zieken die zo bang zijn zich een crisis op de hals te
halen, dat ze heel rustig leven, met voorzichtige bewegingen,
slechts met gedempte stem sprekend.
Eigenlijk was hij niet verrast geweest toen hij de twee agenten
zag. Hij had ook niet werkelijk geloofd dat Ben een ongeluk gehad
had. Trouwens, als het om een ongeluk gegaan was, zouden ze het hem
direct gezegd hebben. Sinds hij gisteravond in de lege flat was
teruggekeerd, wist hij dat het ernstiger was en hij trok de
schouders in om het lot minder vat op hem te geven.
Het kwam er niet op aan, wat er gebeurd was, hij moest zijn zoon
beschermen. Nooit had hij de band die tussen hen bestond zo
duidelijk, zo lijfelijk gevoeld. Het was niet een ander die ergens,
God weet waar, in nood was, - het was een deel van hemzelf. Hij
gedroeg zich als een fatsoenlijk man, die de wetten eerbiedigde,
wat vreesachtig, maar die zich niets te verwijten had.
'Het geeft zeker niet dat ik ongeschoren ben?' Hij was rossig, maar
niet dat vuurrode van de Hawkins.
Zijn haren, die zeer fijn waren, begonnen schaars te worden en de
zon gaf zijn wangen een rode gloed. Waarom ging hij in de keuken
zien of het electrisch fornuis wel uit was? Uit gewoonte! Hij sloot
de deur af, trof beneden de tweede agent aan; zijn kameraad ging
naar hem toe en ze wisselden enkele woorden. 'Gaat u mee?'
Hij wilde achterin de wagen gaan zitten maar hij kreeg een wenk
voorin plaats te nemen en, tot zijn verrassing, stapte alleen de
kleinste der beide mannen in en ging achter het stuurrad zitten
terwijl de ander op het trottoir bleef staan en hen nakeek toen ze
wegreden. 'Het is altijd op zondagmorgen dat je zulke zaakjes
krijgt, ' zei zyn metgezel op een toon alsof hij tegen iemand in
een bar sprak. 'Zaterdagsavonds kunnen de mensen hun gemak niet
houden!' Het was inderdaad zondag de hele weg langs. In ieder dorp
zag men witte kerken met geopende deuren energens liepen kleine
meisjes in een rij, ieder met een bosje bloemen in de hand.
'Vergeet u mijn kop koffie niet', waagde Dave met een gedwongen
lachje.
'Er is een geschikte gelegenheid even door Pough-keepsie. '
Ze reden zonder oponthoud de stad door, de brug over de Hudson over
die schitterde in de zon en waar juist een salonboot voorbij
voer...
De auto bereikte nu de eerste uitlopers van het Catskill-gebergte
en de weg werd bochtig, steeg en daalde, verdween in het donkere en
koele bos, ging langs een meer, soms enkele boerderijen en weiden
op een hoogvlakte. Voor een drive-in aan de kant van de weg, met
kleurige reclames voor limonademerken bracht de agent de wagen tot
staan, bestelde aan een jong meisje in slacks die naar voren kwam:
'Twee koffie. '
'Zwart?'
'Voor mij zwart', zei Dave. 'Met twee klontjes suiker. '
'Voor mij hetzelfde. '
Voor de meeste mensen was het een prachtige zondag. Verderop kwamen
ze langs een golfbaan waar bier en daar kleine groepjes stonden, de
zak met clubs op de schouder en bijna alle mannen droegen een witte
pet, veel vrouwen waren al in shorts, met zonnebrillen op. Te
oordelen naar wat Dave van het telefoongesprek had opgevangen werd
hij naar Hortonville gebracht. Hij was er al eens eerder geweest.
Het was een dorpdat op de grens van New-York en Pennsylvanië lag.
Hij meende zich een bakstenen politiebureau te herinneren, van één
verdieping, aan de kant van de weg. Het was ongeveer zestig mijl
van Everton naar Hortonville en men had niet veel meer dan vijf
kwartier nodig om die af te leggen.
Hij dwong zichzelf te zwijgen, geen enkele vraag te stellen, zijn
handen waren er klam van, zweetdruppeltjes stonden op zijn
bovenlip. 'Rookt u met?'
'Ik heb mijn sigaretten thuis laten liggen. ' De politieman gaf hem
zijn pakje, wees op de electrische aansteker. Ze waren zojuist een
klein stadje doorgereden dat nog in rust was, Liberty zonder
twijfel, daarna hadden ze een vrij groot meer gezien waarop
talrijke boten dreven, schijnbaar onbeweeglijk. Weer reden ze een
bos in en plotseling liet Dave zijn metgezel bijna stoppen, maakte
het begin van een beweging om een hand op zijn arm te leggen. Hij
had, aan de kant van de weg, met de rechterwielen in het gras, rijn
kastanjebruine stationcar menen te herkennen, en hij had nog de
tijd gehad in de schaduw de schim van een agent te onderscheiden.
Zijn beweging was zijn metgezel niet ontgaan. 'Is dat de uwe... ?'
vroeg hij op een toon of hij het van geen belang vond. 'Ik geloof
het wel... '
'We gaan eerst de commissaris opzoeken, twee mijl hiervandaan, en
dan zullen we zeker terugkomen. '
De stenen van het bureau waren zachtrose en aan weerszijden van de
deur was een bloemperk. Door de tegenstelling met het licht van
buiten leek het binnen donker en Galloway kreeg het bijna koud,
misschien gedeeltelijk ook door zijn zenuwspanning. Toen men hem
alleen in de gang liet staan, overviel hem zelfs een echte
rilling.
'Wilt u maar hierheen komen?' De commissaris was jong, sterk
gespierd. Dave was verrast dat hij hem krachtig de hand drukte.
'Het spijt me dat ik u gestoord heb, mijnheer Galloway, maar ik kon
moeilijk anders. ' Wat had de commissaris verteld aan de agent die
hem gebracht had en met wie hij een vrij lang onderhoud gehad had?
Deze keek hem niet helemaal op dezelfde manier meer aan. Men had de
indruk dat er veel meer sympathie in zijn blik lag, ja zelfs een
soort van eerbied. 'Heeft u onderweg uw stationcar gezien?'
'Ik geloof wel dat ik hem herkend heb. '
'We konden daar maar beter mee beginnen. Dat zal ons maar een paar
minuten kosten. ' Hij nam zijn goudgebiesde pet van een haak, zette
hem op en ging naar de auto terwijl hij de agent een wenk gaf om
hen te vergezellen. 'Het schijnt dat u gisteravond niet veel geluk
had bij het triktrak?'
Men had Musak ondervraagd. Men trachtte dat niet voor hem te
verbergen. Het was een soort middel om hem te tonen dat men open
kaart met hem speelde.
'U moet het ons niet kwalijk nemen, mijnheer Galloway. U weet wel
dat het ons vak is om alles te controleren. '
Ze kwamen al in 't gezicht van de stationcar en Dave's eerste blik
was naar de banden waarvan er geen enkele gesprongen was; de palmen
van zijn handen waren nu werkelijk nat en toen hij uit de auto
stapte, vroeg hij zich een ogenblik af, of hij in staat zou zijn te
lopen. 'Herkent u de wagen?'
'Zeker. '
'Zijn dat horlogemakersgereedschappen die u achterin heeft?'
Ja.
'Het heeft me een ogenblik beziggehouden, want ik kon niet bedenken
bij welk beroep ze behoorden. Wilt u even binnenin kijken?'
De deur werd door hem geopend en waar hij het eerst, automatisch,
naar keek, was de plaats waar Ben gezeten had. Hij streek er zelfs
steels met de hand over, alsof het leerdoek een beetje van de
warmte van zijn jongen had kunnen bewaren. Het witte, verfrommelde
ding dat bij het koppelingspedaal lag, was een dameszakdoekje dat
naar eau de cologne rook. 'Eén van onze patrouilles heeft de auto
ongeveer twee uur in de morgen ontdekt, maar hij moet er al een
tijd gestaan hebben, want de motor was al koud. De lichten waren
uit. '
Galloway kon niet nalaten te vragen: 'Loopt de motor nog?'
'Daar waren mijn mannen ook juist benieuwd naar. De motor werkt. Er
was dus geen motorstoring. ' Hij riep de man die op wacht stond.
'Je kunt hem naar Poughkeepsie rijden, ' zei hij. Dave stond op het
punt te protesteren, te vragen waarom men hem zijn wagen niet
teruggaf. 'Gaat u mee, mijnheer Galloway?' Hij zweeg onder het
rijden en zei geen woord voor ze in zijn bureau waren, waar de
agent die naar Everton gekomen was hen volgde. 'Sluit de deur, Dan.
'
De commissaris was ernstig en niet erg op zijn gemak. 'Een
sigaret?'
'Nee, dank u. Ik heb geen tijd gehad om te ontbijten en... '
'Ik weet het. U heeft niet veel geslapen de afgelopen nacht. U bent
zelfs niet naar bed geweest. ' Deed Galloway wel zijn uiterste
best? Deed hij alles wat in zijn macht was om Ben te beschermen?
Zijn vrees was dat hij niet tegen deze omstandigheden was
opgewassen. Hij had nooit geleerd, noch getracht anderen te slim af
te zijn.
Het scheen hem toe alsof de commissaris zijn gedachten van zijn
gezicht aflas. Waarom was hij zo voorkomend tegen hem, die maar een
dorpshorlogemakertje was, een man van geen betekenis? De ander
besloot plotseling te gaan zitten en streek zijn hand door zijn
dichte, kortgeknipte haar. 'Sinds u Everton verlaten hebt, mijnheer
Galloway,hebben we uit verschillende bronnen berichten ontvangen en
het is mijn plicht u op de hoogte te brengen. Wij hebben
bijvoorbeeld vernomen dat de Hawkins' u in de loop van de nacht
bezocht hebben. ' Hij verroerde zich niet, knipperde zelfs niet met
de ogen, maar het was of zijn hart had opgehouden te kloppen, want
nu zou er onvermijdelijk over Ben gesproken worden.
'Eén van de jongens Hawkins, die vanmorgen op de fiets langs kwam,
zag mannen in uniform in uw winkel en is naar zijn moeder gerend om
het haar te vertellen. Zij is vlug komen aanlopen in de hoop dat
men haar bericht over haar dochter kon geven. ' De commissaris had
stellig ook klamme handen, want hij haalde een zakdoek uit zijn zak
en verfrommelde die. 'Kent u uw zoon goed, mijnheer Galloway?' Nu
waren ze er. Dave had gehoopt dat dat ogenblik nooit zou komen, had
getracht het te hopen, tegen iedere mogelijkheid, tegen iedere
logica in. Zijn ogen begonnen te branden, zijn adamsappel ging op
en neer en de commissaris wendde het hoofd af, uit kiesheid, alsof
hij hem wilde helpen zijn gevoelens onbelemmerd te uiten.
Was dat de stem van Dave, die zei: 'Ik meen hem te kennen, ja.
'
'Uw zoon is vannacht niet thuisgekomen. Het meisje Hawkins... '
Hij wierp een blik op zijn aantekeningen, preciseerde: '... Lillian
Hawkins heeft gisteren, in de avond, hethuis van haar ouders
verlaten met medeneming van haar zaken. '
Hij Het bijna een halve minuut verstrijken. 'Wist u dat ze samen
vertrokken waren met uw stationcar?'
Wat kon ontkennen baten? Hij was het, die beschuldigd werd en niet
Ben.
'Dat heb ik gedacht na het bezoek van de Hawkins'. '
'Bent u niet op het idee gekomen de politie te waarschuwen?' Hij
zei ronduit: 'Neen. '
'Bent u nooit ongerust geweest over uw zoon?' Hij sloeg de ogen
niet neer voor de blik van de commissaris en antwoordde met vaste
stem: 'Neen. '
Dat was niet helemaal waar, maar zijn ongerustheid was nooit van de
aard geweest waarop de commissaris doelde. Zelfs een gewone vader
kon dat niet begrijpen. 'Heeft hij u nooit moeilijkheden
veroorzaakt?'
'Neen. Het is een kalme jongen, die op school goed zijn best doet.
'
'Ik heb al vernomen dat hij verleden jaar één van de beste drie
leerlingen van zijn klas was. '
'Dat is juist. '
'Dit jaar zijn zijn cijfers minder... ' Hij wilde gaan uitleggen
dat kinderen niet alle jaren hetzelfde zijn, dat ze nu eens
belangstelling hebben voor 't een, dan weer voor iets anders, dat
ze in enkelejaren ontzaglijk veel te verwerken krijgen. Maar het
medelijden, dat hij las in de ogen van de commissaris, belette hem
te spreken en toen stamelde hij heel zacht, met de kin op de borst,
alsof hij de partij gewonnen gaf:'Wat heeft hij gedaan?'
'Wilt u zelf het rapport lezen?'
Hij schoof een paar bladen papier van groot formaat op het bureau
naar voren. Dave knikte van neen. Hij zou niet in staat geweest
zijn te lezen. 'Vanmorgen heeft een automobilist een mijl
hiervandaan, in de richting van Pennsylvanië, maar nog in de staat
New-York, een menselijke gedaante opgemerkt, die op de berm van de
weg uitgestrekt lag. Het was half zes en het begon pas licht te
worden. De man is eerst doorgereden maar toen bedacht hij dat het
misschien een gewonde was, kreeg wroeging en keerde terug. '
De commissaris sprak langzaam, met eentonige stem, zoals men een
rapport voorleest, maar hij wierp slechts nu en dan een blik op de
papieren die hij weer naar zich toegeschoven had.
'Enkele minuten later is die man hier binnengekomen om te
waarschuwen dat hij zojuist een dode ontdekt had. Ik was net mijn
dienst in Poughkeepsie begonnen toen ik gewaarschuwd werd en ik ben
kort na de agenten van het bureau ter plaatse aangekomen. ' Hoorde
Dave het? Hij had kunnen zweren, dat de woorden geen woorden meer
waren, maar beelden dieals een kleurenfilm langs zijn ogen trokken.
Hij had niet één der zinnen die gezegd waren kunnen herhalen en hij
had niettemin de indruk dat hij elk der personen in hun komen en
gaan gevolgd had. Terwijl dat alles zich afspeelde, had hij zitten
slapen in zijn groene fauteuil tegenover het venster waarboven de
zon opging, terwijl de vogels begonnen te trippelen op het
grasveld.
'Uit de papieren die in de zakken van de dode gevonden zijn, hebben
we opgemaakt dat het een zekere Charles Ralston betrof, uit
Long-Eddy, op ongeveer tien mijl afstand van hier. Ik heb zijn huis
opgebeld waar zijn vrouw me antwoordde dat haar man gisteravond was
gaan eten bij hun dochter die getrouwd is en in een buitenwijk van
Poughkeepsie woont. Daar ze sedert enkele weken niet goed in orde
was kon ze niet met hem mee en is vroeg naar bed gegaan. Midden in
de nacht werd ze wakker en toen ze haar man niet aan haar zijde
vond, maakte ze zich niet ongerust, in de veronderstelling dat hij
besloten had bij zijn dochter te blijven slapen, wat meer gebeurde,
vooral wanneer hij wat veel gedronken had. Charles Ralston was
vertegenwoordiger in die streek van een bekend merk koelkasten én
was vier en vijftig jaar oud. ' Hij wachtte even, toen:'Hij is van
vlakbij doodgeschoten door een kogel in de nek, waarschijnlijk
terwijl hij achter het stuurrad van zijn auto zat. Daarna is hij op
de kant van de weg gesleept, zoals de sporen uitwijzen; zijn
portefeuille isdoorzocht en het geld dat er in zat is verdwenen.
Volgens zijn vrouw moet hij twaalf of veertien dollar op zak gehad
hebben. '
Er viel een beklemmende stilte, zoals soms kan heersen bij de
voorlezing van het vonnis in een rechtszitting. De eerste die
bewoog, was Galloway en dat was om zijn over elkaar geslagen benen
te strekken, die hem pijn deden.
'Kan ik verder gaan?' vroeg de commissaris. Hij knikte. Het was
beter direct tot het eind te gaan. 'De kogel, van kaliber 38, is
afgeschoten met een automatische revolver. Toen Ralston zijn
dochter en schoonzoon verliet, reed hij in een blauwe Oldsmobile
Sedan met een nummerplaat van de staat New-York. ' Hij wierp een
blik op zijn polshorloge. 'Nu drie uur geleden is het signalement
van deze auto door de radio in alle richtingen uitgezonden, in het
bizonder in Pennsylvanië, in welke richting hij schijnt te zijn
gereden. Even voor uw aankomst ben ik door de politie van Gagleton
gewaarschuwd, dat de inzittenden van een auto, die beantwoordde aan
het verspreide signalement, in de afgelopen nacht, tegen tweeën,
gestopt hebben voor een benzinepomp, ergens in het open veld, en de
eigenaar gewekt hebben om de tank te laten vullen. '
Dave's mond was brandend droog en het was hem onmogelijk speeksel
af te scheiden; hij had een prop in de keel zodat hij dacht te
zullen stikken. 'De blauwe Oldsmobile werd bestuurd door een
jongeman van gemiddelde lengte met een frisse gelaatskleur, die een
beige regenjas droeg. Een heel jong meisje dat achterin zat opende
het raampje en bestelde sigaretten. Om niet naar binnen te hoeven
gaan waar de automaat stond, gaf de garagehouder haar zijn eigen
aangebroken pakje. De jonge man betaalde met een tien dollarbiljet
waarvan we zo dadelijk het nummer zullen krijgen. '
Dat was alles. Wat kon er nog meer gezegd worden? De commissaris
wachtte, zonder Galloway aan te kijken, stond tenslotte op en gaf
de agent een teken hem naar buiten te volgen. Dave verroerde zich
niet, had geen besef van de tijd die verliep en, twee maal betrapte
hij zichzelf erop dat hij droomde dat hij een klein jongetje naar
school bracht. Het waren maar beelden die zeer snel over zijn
netvlies trokken. Hij dacht niet. De telefoon rinkelde en hij sloeg
er geen acht op. Hij had, als hij geluisterd had, kunnen verstaan
wat er gesproken werd aan het toestel dat in het andere vertrek
stond.
Hij had niet gehuild. Het was nu zeker, dat hij niet zou huilen,
dat hij niet meer kón huilen. Toen hij, veel later, de ogen
opsloeg, was hij onaangenaam verrast te bemerken dat hij alleen was
en hij stond op het punt te roepen want hij durfde niet uit
zichzelf de kamer te verlaten.
Misschien bespiedde men hem of had men hem horen bewegen. In ieder
geval vertoonde de commissaris zich in de deuropening.
'U wilt zeker graag terug naar huis. ' Hij knikte van ja,
verwonderd dat men hem niet gevangen hield. Hij zou niet
geprotesteerd hebben. Het zou hem vanzelfsprekend geleken hebben.
'Ik moet u vragen dit proces-verbaal te ondertekenen. U mag het
doorlezen. Het is een verklaring waarin staat dat u uw wagen
duidelijk herkend heeft. ' Was dat geen verraad jegens Ben? 'Moet
ik werkelijk tekenen?'
De ander antwoordde met een haast onmerkbaar knikje en hij tekende
gedwee.
'Ik kan u onder ons wel zeggen dat ze vannacht een enorm eind
hebben afgelegd en dat ze al uit Pennsylvanië zijn. Het laatste
punt waar ze gesignaleerd zijn is in het district Jefferson, in
Virginia. ' Zou Ben, die vanaf de vorige avond al reed, niet halt
moeten houden om te slapen?'Zij volgen niet de hoofdwegen, maar
rijden om over kleine en secundaire wegen, wat de nasporingen
bemoeilijkt. '
Galloway stond op en de commissaris legde de hand op zijn
schouder.
'Als ik in uw plaats was - en ik spreek nu als mens tegen u en niet
als politieman - zou ik nu al naar een goede advocaat gaan voor uw
zoon. Hij is niet verplicht, zoals u weet, om te spreken behalve in
aanwezigheid van zijn advocaat en dat kan van het allergrootste
belang zijn. '
Hij, dat was Ben, hoe ongelooflijk het ook scheen,Ben over wie men
plotseling sprak als over een volwassene die verantwoordelijk voor
zijn daden is. Hij had bijna geprotesteerd, zo ongehoord leek hem
dat. Hij had willen uitschreeuwen: 'Het is toch maar een kind!'
Hij had hem de fles gegeven. Toen Ben vier jaar was, deed hij het
nog in zijn bed en 's morgens schaamde hij zich er diep over.
Gedurende meer dan een jaar was dat een bron van vernedering voor
hem geweest. Hoeveel weken waren er verlopen sedert zijn vader hem
voor de laatste maal gevraagd had: 'Ben je gelukkig, Ben?'
Hij had zonder aarzelen geantwoord met een stem die, sedert twee
jaar pas, wonderlijk diep was geworden: 'Ja, dad. '
Hij gebruikte nooit grote woorden. Hij gaf zijn gevoelens niet
gemakkelijk bloot. Maar kende Dave, die hem zestien jaren lang dag
en nacht had gadegeslagen, hem niet beter dan wie ook? 'Wil jij
mijnheer Galloway thuisbrengen?'
'Moet ik Dan ook terugbrengen?'
'Nee. Hij heeft instructies per telefoon gekregen. ' Weer werd een
grote gespierde hand uitgestoken die wat steviger drukte dan de
eerste keer. 'Tot ziens, mijnheer Galloway. Ik zal u op de hoogte
houden, tenzij de zaak door een andere instantie wordt overgenomen,
wat wel mogelijk is. ' Hij voegde er aan toe na een blik op zijn
bureau: 'Ik heb uw telefoonnummer... Ja... '
Dave moest de ogen helemaal sluiten, zo verblindde de zon hem en de
lucht om hem heen trilde, vliegen gonsden tussen de bloemen van de
perken. Automatisch had hij weer in de auto plaats genomen waar hij
een stem hoorde zeggen:'Ik kan geloof ik beter alle raampjes
openzetten. ' Een arm kwam voor hem langs om een raampje omlaag te
draaien en hij schrok op. 'Pardon! Dat is waar ook, u had
natuurlijk nog graag een kopje koffie gehad? Er was er op het
bureau en ik heb er niet aan gedacht u een kopje aan te bieden. '
Hij antwoordde werktuigelijk: 'Dat geeft niet. '
'De commissaris is een beste kerel. Hij heeft drie kinderen. De
laatste is juist een week geleden geboren, terwijl hij dienst had,
net als vandaag. ' De agent strekte de hand uit, draaide aan een
knop en, na een geknetter, werd een nasale stem hoorbaar, die een
getal herhaalde, het nummer van de auto. Pas toen zijn metgezel
snel, alsof hij gedachteloos een onkiesheid begaan had, de radio
afzette, begreep Galloway dat het over de blauwe Oldsmobile ging.
De man in uniform probeerde nog twee of drie maal een gesprek aan
te knopen terwijl hij de horlogemaker tersluiks gadesloeg en
berustte tenslotte in het stilzwijgen. Dezelfde bossen, dezelfde
golfbaan, dezelfde dorpen trokken voorbij, met meer auto's op de
wegen en voor de restaurants. Enkele uren eerder was Ben daar
voorbijgekomen, met Lillian tegen zich aan gedrukt.
Zou het enige zin hebben, nu, als Dave uit alle macht schreeuwde,
alsof een menselijke stem door alle staten van Amerika gehoord kon
worden, alsof geen afstand bestond: 'Ben!'
Dit plotselinge vreemde verlangen was zo sterk dat hij zijn tanden
opeenklemde en zijn nagels diep in het vlees van zijn handen
drukte. Hij herkende Poughkeepsie zelfs niet, bemerkte niet, dat ze
door een stad en haar voorsteden reden.
En toen de auto langs het bord kwam dat de komst in zijn eigen dorp
aankondigde, kreeg hij geen indruk van weer thuis te komen; hij
bekeek de Old Barn, toen de First National Store, tenslotte het
grasveld, de winkels, de zijne, die van mevrouw Pinch, die van de
kapper, alsof het nog slechts het lege omhulsel was van wat eens
zijn dorp geweest was. Hij wist niet hoe laat het was. Hij had het
begrip van de tijd verloren. De tijd had opgehouden te bestaan,
evenals de ruimte. Wat een onmogelijke gedachte, bijvoorbeeld, dat
Ben nu op de wegen van Virginia reed, misschien zelfs op die van
Ohio of van Kentucky? Zo ver als Kentucky was Dave nooit geweest en
Ben was nog maar een kind. Niettemin joegen tien-, honderdtallen
mannen in de kracht van hun jaren, getraind in dit soort van jacht
en met alle middelen tot hun beschikking, achter hem aan of
trachtten hem in te sluiten.
Het was niet mogelijk. Noch dat vanavond, dat morgen alle
Amerikaanse bladen zijn foto op de eerste pagina zouden afdrukken,
als die van een gevaarlijk misdadiger.
'Zal ik u achter het gebouw afzetten?'
De agent liep om de auto heen om het portier voorhem te openen en
Galloway stak hem de hand toe enzei beleefd:'Ik dank u wel. '
De deur van de garage was afgesloten door een stukje plakband met
een lakstempel op de beide uiteinden en men had gompapier over de
kras geplakt om die te beschermen. Hij ging de trap op zonder
iemand tegen te komen en hij meende nog de oude Hawkins te zien,
neergezakt op de derde trede en in zichzelf pratend, terwijl zijn
hoofd heen en weer wiegelde. Misschien was op dat ogenblik alles al
gebeurd. Het was bijna zeker. Hij wilde het zich niet in
bizonder-heden voorstellen. En op het trapportaal had Isabella
Hawkins hem over haar dochter gesproken en over de acht en dertig
dollar die uit het kistje in de keuken verdwenen waren.
Hij hoorde voetstappen achter de deur, van de oude Poolse dame die
de hele dag op pantoffels liep vanwege haar gezwollen benen. Dat
maakte een vreemd, schuifelend geluid, als van een onzichtbaar
beest in het bos.
Hij opende zijn deur en het was het uur van de dag, waarop de zon
een derde deel van de huiskamer bescheen, daarbij de hoek van de
groene bank inbegrepen. Ben had de gewoonte daar te gaan liggen 's
avonds en zijn boek boven zijn gezicht te houden. 'Vind je die
houding zo wel gemakkelijk?' Hij antwoordde: 'Ik lig best. '
Galloway wist met zichzelf geen raad. Hij had zijn hoed niet
afgezet. Hij dacht er niet meer aan koffie te zetten of te eten.
Hij verwachtte ieder ogenblik het losbarsten van het geschreeuw dat
altijd het begin van de baseballwedstrijd aankondigde. Als men op
een bankje ging staan, kon men door het raampje van de badkamer een
deel van het veld zien. Wat was hij in de keuken komen doen? Niets.
Hg had er niets te doen. Hij keerde terug naar de huiskamer,
bemerkte zijn sigaretten op het radiotoestel, raakte ze niet aan.
Hij had geen zin in roken. Zijn knieën trilden verschrikkelijk,
maar hij ging niet zitten. Het venster was dicht. Het was warm.
Toen hij zijn voorhoofd afveegde, ontdekte hij dat hij zijn hoed op
had en hij zette hem af.
Toen, plotseling, alsof dat het was, wat hij was komen doen in de
flat, liep hij naar de kamer van Ben en ging languit voorover op
het bed van zijn zoon liggen met zijn beide armen om het kussen
geklemd en verroerde zich niet meer.