2

Het gebeurt soms in dromen dat men zich plotseling verplaatst ziet voor een landschap dat tegelijk vreemd en bekend is, beangstigend als een afgrond. Niets is er wat gelijkt op wat men in het werkelijke leven gekend heeft en toch voelt men iets roeren in zijn geheugen, men heeft bijna volkomen zekerheid daar eerder geweest te zijn, er misschien geleefd te hebben in een vroegere droom of in een vorig leven. Ook Dave Galloway had het ogenblik dat hij nu doorleefde al eens eerder beleefd met in zijn lichaam en zijn geest hetzelfde gevoel van algehele ineenstorting en dezelfde leegte om zich heen; de eerste maal had hij zich ook laten neervallen in die groene fauteuil van het bankstel, voor de bank die ze vroeger op krediet gekocht hadden in een magazijn in Hartford, met de twee lage tafeltjes, de twee stoelen en het tafeltje voor de radio, want de televisie was er nog niet. De kamer daarginds was kleiner, het huis was nieuw zoals alle andere huizen van het blok; zij waren de eersten geweest die het bewoonden en de bomen begonnen pas aan te slaan aan weerszijden van de nieuw aangelegde straat.
Dat was in Waterbury, in Connecticut. Hij werkte toen in een fabriek van horloges en precisie instrumenten. Hij herinnerde zich de bijzonderheden van die avond met evenveel scherpte als hij zich later ongetwijfeld de avond die hij zojuist bij Musak had doorgebracht, zou herinneren. Hij was naar een kameraad gegaan die op een andere afdeling werkte, om een staartklok te repareren die uit de tijd van een overgrootvader stamde.
De klok, die van Duitse oorsprong was, had een tinnen wijzerplaat met fijn graveerwerk en de raderen waren met de hand gemaakt. Dave was op een stoel geklommen, in hemdsmouwen, met zijn hoofd bijna tegen het plafond en hij zag zichzelf weer staan draaien aan de wijzers om het slagwerk te regelen; de klok sloeg op de hele en de halve uren en op de kwartieren. De ramen stonden open. Het was toen ook lente, iets vroeger in het seizoen en er stond een grote kom aardbeien op de tafel naast de whisky en een stel glazen. De vrouw van zijn kameraad heette Patricia. Zij was donker, van Italiaanse afkomst, met een prachtige huid. Om bij hen te zijn had ze de strijkplank in de huiskamer gezet en al de tijd dat hij gebleven was had ze luiers gestreken, behalve wanneer één van de kinderen wakker geworden was en ze hem weer in slaap was gaan maken. Zij had er drie, één van vier jaar, één van twee en een half, één van een jaar en zij was weer zwanger, kalm en stralend als een schone vrucht. 'Op je gezondheid!'
'Op de jouwe!'
Die keer had hij ook twee whiskies gedronken. Zijn vriend had hem een derde willen inschenken, maar Patricia had hem zacht tot de orde geroepen.
'Ben je niet bang dat je morgenochtend hoofdpijn hebt?'
Ze waren ontroerd geweest toen ze de klok hoorden slaan die niet gelopen had sedert ze hem geërfd hadden. Galloway voelde zich ook gelukkig omdat hij de avond bij hen had doorgebracht en met zo'n mooi werk was bezig geweest. Hij herinnerde zich dat ze geprobeerd hadden te berekenen wat zo'n klok zou kosten als hij nu gemaakt werd. 'Nog een glaasje op de valreep?' Net als Musak! 'Dank je. '
Hij was te voet vertrokken. Hij woonde maar twee straten daar vandaan. De maan scheen. Reeds in de verte had Galloway opgemerkt dat er geen licht in zijn huis brandde. Ruth was zeker naar bed gegaan zonder op hem te wachten. Dat was vreemd, want ze had 's avonds nooit zin om naar bed te gaan en vond alle mogelijke voorwendsels om nog wat op te blijven. Hij had misschien ook niet zo lang moeten uitblijven? Hij versnelde zijn pas, vergezeld door het geluid van zijn zolen op het cement van de laan. Op twintig meter van zijn huis zocht hij de sleutel al in zijn zak. En toen de deur open was had hij direct dezelfde indruk van leegheid gekregen die hij vanavond had gehad bij de terugkeer in zijn woning. Hij had zelfs geen licht aangedraaid. De kamers met vensters zonder blinden werden voldoende verlicht door de maan. Hij was naar de slaapkamer gegaan met een naam op de lippen: 'Ruth!'
Het bed was niet beslapen. Er was niemand. Op het kleed slingerde een oud paar schoenen. Toen had hij de andere deur geopend en was onbeweeglijk blijven staan, plotseling trillend van de schrik die hij kreeg. Ruth had de baby niet meegenomen! Ben lag daar, in zijn wieg, warm en rustig en verspreidde een lekkere geur van vers brood.
"Vind je niet dat hij naar warm brood ruikt?' had hij eens tegen zijn vrouw gezegd. Ze had geantwoord, zonder het kwaad te bedoelen, daar was hij zeker van, maar eenvoudig omdat dat haar manier van denken was: 'Je ruikt een luierlucht, dat is bij alle babies zo. ' Hij had hem niet uit zijn wieg gehaald om hem in zijn armen te drukken zoals hij zin had om te doen. Hij had zich alleen maar lange tijd voorovergebogen om naar zijn ademhaling te luisteren, toen was hij op zijn tenen teruggegaan naar hun slaapkamer waar hij het licht aangedraaid had.
Zij had de muurkast niet gesloten en een la van de toilettafel stond nog wagenwijd open, met achterin twee zwarte haarspelden. De hele kamer rook nog naar het sterke, goedkope parfum dat ze altijd gebruikte en waarvan ze blijkbaar wat genomen had op het ogenblik dat ze wegging.
Ze had al haar zaken meegenomen, behalve een gebloemde katoenen huisjapon en twee kapotte broekjes. Hij had niet gehuild, of zijn vuisten gebald. Hij was in de fauteuil in de huiskamer gaan zitten, bij het radiotoestel. Lange tijd daarna was hij naar de keuken gegaan om zich te vergewissen of ze geen briefje voor hem op de tafel had achtergelaten. Er was er geen. Toch had hij zich niet helemaal vergist. In de vuilnisemmer bij de gootsteen vond hij wat stukjes papier die hij geduldig in elkaar paste als de stukken van een leg-puzzle.
Ze had de bedoeling gehad een boodschap voor hem achter te laten maar had er niet in kunnen slagen die op te stellen. Verschillende keren was ze begonnen, in haar onregelmatige handschrift, met spelfouten. 'Mijn lieve Dave. '
Ze had dat 'lieve' doorgehaald en vervangen door 'arme' en op dat blaadje stond alleen maar het begin van een zin:'Als je dit briefje leest... '
Ze had het verscheurd. Ze had de blocnote gebruikt die in de keuken hing en waarop altijd de boodschappen werden geschreven voor de kruidenier, die iedere morgen langs kwam. Ze had vast aan dezelfde tafel gezeten waar ze elke dag ging zitten om groenten schoon te maken. 'Mijn lieve Dave,'Ik weet dat ik je verdriet ga doen, maar ik kan het niet langer uithouden en het is beter dat het nu gebeurt dan later. Ik heb er vaak met je over willen spreken, maar... ' Daar ze ongetwijfeld niet in staat was geweest haar gedachten juist uit te drukken had ze dit briefje ook verscheurd. Het derde had geen aanhef:'Wij passen niet bij elkaar, ik heb dat al vanaf de eerste dagen beseft. Het is een vergissing geweest. Ik laat de kleine bij jou. Veel succes. '
'Veel succes' was doorgehaald en vervangen door: 'Weesgelukkig allebei. '
Op het allerlaatste ogenblik had ze zich nog weer bedacht, want deze boodschap was net als de andere verscheurd en in de vuilnisemmer geworpen. Zij had er de voorkeur aan gegeven weg te gaan zonder iets te zeggen. Waartoe ook? Wat zouden woorden eraan toe kunnen voegen? Was het niet beter dat hij maar dacht wat hij wilde?Hij was weer in zijn stoel gaan zitten, overtuigd dat hij de hele nacht niet zou slapen, en om zes uur 's morgens was hij wakker geworden door de kreetjes van Ben, terwijl de zon volop in het huis scheen. Hij gaf hem 's morgens en 's avonds altijd de fles. Sedert enige weken kreeg hij een papje en de laatste dagen groenten-purée. Hij kon ook een schone luier aandoen. Dat was het eerste dat hij had willen leren toen Ruth en het kind uit het ziekenhuis thuisgekomen waren.
Dat was nu vijftien en een halfjaar geleden en hij had Ruth nooit teruggezien; de enige maal dat hij indirect bericht van haar gehad had, was geweest toen hij drie jaar later bezoek had gehad van een advocaat die hem papieren had laten tekenen zodat zijn vrouw echtscheiding kon krijgen.
Hij sliep niet. Zijn ogen bleven wijd open, strak op debank gericht die hem gevolgd was met de rest van zijn huishouden toen hij Waterbury verlaten had. Hij had Ben opgevoed, helemaal alleen, want hij vertrouwde hem alleen in zijn werktijd toe aan een buurvrouw die vier kinderen had. Al zijn vrije tijd, al zijn nachten had hij met zijn zoon doorgebracht en niet éénmaal was hij 's avonds uit geweest, geen voet had hij in een bioscoop gezet.
De oorlog had hem verhinderd het huis in Waterbury te verlaten zoals zijn bedoeling was geweest, want hij was gemobiliseerd in zijn fabriek die voor de oorlogsproductie werkte. Later pas had hij een plaats gezocht waar hij zich voor eigen rekening kon vestigen om niet meer van huis te hoeven. Hij had met opzet, voor Ben, een dorp gezocht waar het leven rustig was. Plotseling kreeg hij een onzinnige hoop. Voetstappen klonken achter het gebouw waar niemand reden had op dat uur langs te komen en, een ogenblik, had hij gedacht dat het zijn zoon was die thuiskwam. Hij vergat dat Ben met de auto vertrokken was, en dan zou hij eerst de motor gehoord hebben, de remmen, het slaan van het portier.
De voetstappen kwamen naderbij, niet die van één persoon, maar van twee en in een vreemd ritme, men voelde er iets haperends in. Iemand zette beneden zijn voet op de eerste trede van de trap en tegelijkertijd hoorde men een vrouwestem fluisteren. Zware voetstappen klonken aarzelend op de tweede, de derde trede. Hij ging opendoen, maakte licht terwijl hij vroeg:'Wat is er aan de hand?'
Hij begreep het niet, bleef verbijsterd boven aan het trapgat staan kijken naar Bill Hawkins die hem, volslagen dronken, met een vochtige snor, met een be-modderde hoed op, verdwaasd van beneden aanstaarde.
Isabella Hawkins, in een huisjapon, met een schort voor, zonder hoed of mantel alsof ze plotseling van huis gemoeten had, probeerde met moeite voor haar man langs te gaan.
'Let u maar niet op hem, meneer Galloway. Hij heeft de bloemetjes weer eens buiten gezet. ' Hij kende hen zoals hij alle inwoners van Everton kende. Hawkins werkte als koehoeder op een boerderij in de omgeving en was ongeveer drie avonden per week zo dronken, dat men hem soms van de weg moest wegdragen waar hij door een auto overreden zou kunnen worden. Men zag hem met onvaste gang voorbijkomen terwijl hij onduidelijke woorden bromde achter zijn rossige knevel, die vuilwit begon te worden.
Zij woonden aan de spoorlijn, een eindje buiten het dorp; zij moesten acht of negen kinderen hebben; de twee oudsten, die getrouwd waren, woonden in Poughkeepsie, één meisje minstens was op de high school en men kende vooral de tweelingen van een jaar of twaalf, met lang en ruig rossig haar, die er verwilderd uitzagen en de schrik van het dorp waren. Hawkins was niet in staat de trap verder op te komen;hij zwaaide heen en weer met beide handen aan de leuning vastgeklampt en deed moeite om te spreken maar kon zijn woorden niet vinden. De hele weg lang zou zijn vrouw wel getracht hebben hem te bewegen naar huis terug te gaan. Ze zou wel tegen hem gezegd hebben: 'Blijf hier als je dat per sé wilt. Maar ik zal er wel heen gaan... '
Ondanks haar gezin vond ze de tijd om uit werken te gaan en sinds enkele maanden werkte ze in de Old Bam.
'Neemt u me niet kwalijk dat ik u op dit uur lastig val, meneer Galloway. Laat me voorbij, Bill. Ga helemaal tegen de muur staan. '
De man viel en ze spande alle krachten in om hemweer overeind te krijgen terwijl Galloway boven aande trap geen vin verroerde. Er was in die hele scène, dieslechts door een geelachtige peer verlicht werd, ietsgrotesks en onwerkelijks.
'Uw zoon is zeker niet thuisgekomen?'
Hij begreep het niet. Hij was niet in staat verband teleggen tussen die mensen en het vertrek van Ben.
'Wacht u even tot ik verder kom, dat ik niet hoef teschreeuwen. Er zijn waarschijnlijk mensen in huis dieslapen. '
Die waren er. De meeste zakenmensen die een winkel op de straatverdieping hadden woonden in de woonwijk. Vlak naast Galloway woonde een oude vrouw, een Poolse; zij had binnen enkele minuten haar man, haar drie kinderen, haar schoonzoon en haar kleindochtertje van enkele maanden zien vermoorden. Zij begreep nog niet, waarom men haar gespaard had, sprak nauwelijks Engels, leefde van eenvoudig naaiwerk, van verstelwerk, want ze zou geen japon kunnen knippen. Haar haar was helemaal wit, haar gezicht bijna zonder rimpels; ze keek de mensen die tegen haar spraken, aandachtig aan en daar ze slechts hier en daar een woord begreep, glimlachte ze vriendelijk tegen hen met een lachje dat om verontschuldiging scheen te vragen. Op 't eind van de gang woonde een gezin, mensen met getrouwde kinderen in New York; de man werkte als monteur in een garage aan de overkant. Waren ze door de Hawkins' wakker geworden? Bill Hawkins probeerde nog steeds uiting te geven aan zijn verontwaardiging maar kwam niet verder dan het uitbrengen van grommende geluiden. Zijn vrouw was boven aan de trap gekomen.
'Ik ben zó de deur uit gemoeten om achter hem aan te rennen want ik wilde niet dat hij u alleen ging opzoeken. Weet u iets?'
Hij durfde haar niet binnen te laten vanwege de dronken man die nog steeds op de trap stond, en ze bleven op het trapportaal staan, voor de half open deur. Isabella Hawkins zag wel dat hij het niet begreep. Zij was niet kwaad. 'Iets wat mij betreft?' vroeg hij. 'Ben en mijn dochter. Ze zijn er samen vandoor gegaan. '
Ze had tranen in de ogen, maar men voelde dat hetgeen echte tranen waren, dat zij niet in werkelijkheid ten prooi aan een hevig verdriet was. 'Ik wist dat hij om haar heen draaide. Iedere avond kwam hij om het huis zwerven en ik heb ze meer dan eens betrapt dat ze elkaar in 't donker stonden te omhelzen. Ik heb er niet te veel aandacht aan besteed. Ik dacht niet dat het ernst was. Wist u er niet van?'
'Nee. '
Ze keek hem aan: 'O!'
Toen bewaarde ze een ogenblik het stilzwijgen, alsof zijn antwoord haar gedachten in de war stuurde. 'Heeft hij u niet gezegd dat hij wegging?'
'Hij heeft met mij nergens over gesproken. '
'Wanneer heeft u het gemerkt?'
'Zoeven, toen ik thuiskwam. '
Het viel hem zwaar verantwoording van Bens doen en laten af te leggen aan die vrouw die hij ternauwernood kende.
'Hij heeft de wagen meegenomen', zei ze, alsof ze dat wist.
Ja'Ik heb de motor in de buurt van het huis gehoord. '
'Hoe laat?'
'Een uur of tien. Ik heb niet op de klok gekeken. '
'Dacht u toen dat hij het was?'
'Nee. Ik hoorde alleen een auto wegrijden. Ik was bezig in de voorkamer hemden van de kinderen te verstellen. De auto was op het achterwegje. '
'Was uw dochter buiten?'
'Ik geloof van wel. Bij ons weet je dat nooit, omdat het een in- en uitgeloop in huis is waar niemand op let. '
Haar man beneden maakte een brede armzwaai als om haar tot stilte te manen, riep een woord dat moest zijn: 'Rotzak!'
'Hou je mond, Bill. Meneer Galloway kan er niets aan doen en ik weet zeker dat hij net zo ongerust is als wij. Niet waar, meneer Galloway?' Hij zei van ja, met tegenzin, en vroeg op zijn beurt: 'Weet u zeker dat uw dochter bij hem is?'
'Met wie zou ze er anders van door zijn? Het is nu al meer dan twee maanden dat ze met elkaar omgaan en dat ze naar geen andere jongens kijkt, dat ze zelfs haar vriendinnen niet meer ziet. Vóór hem had ze nooit een jongen gehad en ik was er bijna ongerust over, omdat ze niet was als andere meisjes van haar leeftijd. '
'Hoe bent u er achter gekomen dat ze weg was?'
'Het was over half twaalf toen Steve, die zeventien is en die ook op de high school is, uit de bioscoop thuiskwam en ik vroeg hem of zijn zuster niet bij hem was. Hij antwoordde me, dat hij haar niet gezien had. Eerst dacht ik dat uw zoon haar thuisgebracht had en dat ze zich nog ergens in het donker ophielden. Ik heb de deur opengedaan. Ik heb geroepen: 'Lillian! Lillian!'
'Toen heb ik gezwegen omdat ik bang was de kinderen wakker te maken. Toen ik weer binnenkwam, zei Steve tegen me:'Ze is niet in haar kamer. '
'Hij was gaan kijken. '
'Weetje zeker dat ze niet in de bioscoop was?'
'Ik weet het zeker. '
'Heb je Ben ook niet gezien?'
'Ben en hij zijn vrienden. Daardoor is het juist begonnen met Lillian. De jongens gingen altijd samen uit en uw zoon kwam vaak een boterham bij ons eten. 'Ik zag dat Steve begon na te denken. Hij is de ernstigste van allemaal en hij heeft de beste cijfers op school. 'Is Ben vanavond hier geweest?' vroeg hij me. 'Ik heb hem niet gezien. '
'Toen rende hij voor de tweede maal naar de kamer van zijn zuster. Ik hoorde hem de laden opentrekken. Hij kwam terug en zei: 'Ze is weggegaan'. '
De stem was niet dramatisch. De manier van spreken was eentonig als een klacht. Af en toe fronste ze het voorhoofd, daar ze vooral niets wilde vergeten en alles zeggen en zij bleef haar man in 't oog houden die tenslotte op één der treden was gaan zitten met de rug naar haar toe terwijl hij al hoofdschuddend in zichzelf bleef doorpraten.
'Ik ben ook gaan kijken en ik zag dat Lillian haar beste dingen meegenomen had. Toen ik weer terug in de keuken was waar vader in zijn stoel zat te slapen - dat dacht ik tenminste - heb ik Steve verteld van die auto die ik gehoord had en Steve zei: 'Dat begrijp ik niet. '
'Ik vroeg hem wat hij niet begreep omdat Ben toch al maanden met zijn zuster ging. '
'Omdat hij geen geld heeft, ' antwoordde hij. 'Hoe weetje dat?'
'Gisteren nog zijn een stel jongens ijs gaan eten bijMack, en Ben weigerde met ze mee te gaan want hijhad geen geld', zei hij.
'Dat was misschien niet waar. '
'Ik weet zeker dat het wel waar was. '
'Ze kennen elkaar beter dan wij ze kennen, is het niet?'
Galloway vroeg:'Wilt u niet binnenkomen?'
'Ik wil hem liever niet helemaal alleen laten. Niet dat hij iemand kwaad zou doen. Ik weet niet op welk moment hij precies wakker geworden is en ook niet wat hij gehoord heeft. Hij is alle zaterdagen zo. Ik kreeg opeens een idee en ik ging kijken in het kistje waarin we het weekgeld bewaren. Om halfzeven had ik er de achtendertig dollars in gedaan die mijn man thuisgebracht had. '
Met effen, toonloze stem vroeg Galloway:'En was het geld er niet meer?'
'Nee. Ze heeft waarschijnlijk gebruik gemaakt van eenogenblik dat ik uit de keuken was of met mijn rugnaar haar toe stond. Vat u het niet op als een verwijt.
Ik beschuldig uw jongen niet. Ze beseffen natuurlijkgeen van beiden wat ze doen. '
'Wat zei uw zoon?'
'Niets. Hij heeft wat gegeten en is naar bed gegaan.
'Houdt hij niet van zijn zuster?'
'Ik weet het niet. Ze hebben nooit erg goed kunnen opschieten. Mijn man is plotseling uitgegaan zonder dat ik tijd had hem tegen te houden en ik ben hem vlug achterna gegaan. Wat gaat u nu doen?' Wat kon hij doen?'Denkt u dat ze gaan trouwen?' vroeg ze. 'Lillian is pas vijftien en een half. Je geeft haar meer, niet dat ze groot of zwaar is maar om haar ernstige manieren. ' Ze was enkele malen in de winkel geweest, zoals alle meisjes uit de streek, om snuisterijen te kopen, een armband, een kettinkje van klatergoud, een ringetje, een speld. In zijn herinnering was ze niet rossig zoals alle andere Hawkins, maar nogal donker. Hij probeerde te begrijpen, haar met de ogen van Ben te zien. Zij was mager, liep wat voorover, was lichamelijk minder ontwikkeld dan andere meisjes van haar leeftijd. Misschien was zijn herinnering enkele maanden oud en was ze sedertdien veranderd? Hij vond haar iets stuurs hebben, bijna iets geniepigs.
'Ik heb wel eens gelezen', ging Isabella Hawkins verder, 'dat er staten zijn, in het zuiden, waar ze vanaf twaalf jaar kunnen trouwen. Denkt u, dat ze daarheen gegaan zijn en dat ze ons daarna zullen schrijven?' Hij wist het niet. Hij wist niets. Die andere nacht, vijftien en een halfjaar geleden, had hij niet alles verloren, toen bleef hem iets om zich aan vast te klampen, een baby in zijn wiegje, die om zes uur 's morgens zijn fles eiste.
Ditmaal was zijn ontreddering zo groot dat hij bijna geneigd was zich aan deze vrouw met haar misvormde lichaam, die hij ternauwernood kende, vast te klemmen.
'Heeft uw dochter nooit met u over haar plannen gesproken?'
'Nooit. Eigenlijk vraag ik me af of ze zich niet een beetje schaamde voor haar familie. Wij zijn arme mensen. Haar vader is niet altijd toonbaar en ik begrijp dat dat niet prettig is, voor een jong meisje... '
'Hoe gedroeg mijn zoon zich als hij bij u was?'
'Hij was altijd erg aardig, erg beleefd. Een keer dat ik probeerde een luik te repareren dat door de wind kapot gegaan was, nam hij de hamer uit mijn handen en hij heeft het keurig opgeknapt. Als hij een glas melk dronk zou hij nooit nalaten zijn glas af te wassen en op zijn plaats te zetten. Maar wat hebben we er aan of we vannacht over al die dingen staan te praten. Het is tijd dat ik Bill naar bed ga brengen en u moet ook naar bed. Ik vroeg me alleen af, of we de politie moeten waarschuwen. '
'U heeft het recht dat te doen als u dat verkiest. '
'Dat bedoel ik niet. Wat ik me afvroeg, was of we het verplicht zijn. Maar zo ver als de zaken nu al staan, zou de politie er toch niets meer aan kunnen doen, is 't niet waar?'
Hij antwoordde niet. Hij dacht aan de achtendertig dollar, aan Ben die inderdaad als regel nooit meer dan drie of vier dollar op zak had en die nooit om geldvroeg. Iedere week gaf zijn vader hem vijf dollar en Ben stak ze met een verlegen gezicht in zijn zak terwijl hij bedankte.
Dave dacht ook aan de stationcar die niet in een toestand was om een lange afstand af te leggen. Hij had hem sedert zes jaar en had hem tweedehands gekocht. Hij gebruikte hem bijna alleen om reparaties aan huis te gaan doen. Vaak vroegen mensen hem, net als zijn kameraad in Waterbury, om een antieke klok weer in orde te brengen. Hij onderhield ook het uurwerk van het stadhuis, die van de scholen, van de Episcopale en van de Methodistenkerk. De achterkant van de wagen was tot een soort werkplaats ingericht, met gereedschappen tegen de wand hangend zoals in reparatiewagens van electrische spoorlijnen. Sedert maanden had hij nieuwe banden moeten hebben. Bovendien, na enkele kilometers begon de motor warm te lopen en als Ben er niet voor zorgde vaak de radiator te vullen, zou hij geen honderd kilometer ver komen zonder ernstig defect.
Hij nam het zichzelf opeens kwalijk, dat hij geen nieuwe auto had gekocht, dat hij die uitgave maar steeds uitgesteld had.
'Ik hoop dat ze zich niet op de weg zullen laten arresteren, ' zei Isabella Hawkins nog met een zucht. Toen ze naar de trap ging, voegde ze er nog aan toe: 'Enfin! Laten we hopen dat het allemaal nog goed afloopt. Je kunt met kinderen nu eenmaal niet doen wat je wilt en je hebt ze niet voor jezelf. Sta op, Hawkins!'
Zij was sterk genoeg om hem aan een arm op te trekken en hem zachtjes voor zich uit te duwen, zonder dat hij er nu over dacht weerstand te bieden. Naar boven kijkend besloot ze: 'Als ik iets nieuws hoor zal ik het u laten weten. Maar het zou me verwonderen als mijn dochter de eerste was die schreef!' Hij hoorde haar buiten nog zacht zeggen: 'Kijk uit waar je loopt. Houd je maar aan mij vast en slof niet zo met je voeten. '
De maan was verdwenen en ze zouden zeker een half uur, misschien wel een uur, nodig hebben om thuis te komen, want ze zouden iedere tien meter wel even stilstaan in de duisternis van de weg. Ben was ook op de weg, Lillian ongetwijfeld tegen hem aan gedrukt en zijn ogen strak gericht op de lichtbundel van de koplampen. Deze gaven slecht licht, vooral de linker die soms vanzelf uitging en weer aanging, zoals sommige radiotoestellen wanneer men er even tegen tikt. Zou Ben daaraan denken? Als de politie hem aanhield om naar zijn papieren te vragen, wat 's nachts wel gebeurt, zou men dan zijn rijbewijs als geldig beschouwen?Misschien deed hij het expres, zich met deze kleine problemen bezighouden, om niet aan andere dingen te denken. Hij was opnieuw alleen in de flat waar alleen de huiskamer verlicht was en, evenals vijftien en een halfjaar geleden, kwam hij niet op de gedachte naar bed te gaan, of een sigaret op te steken; hij bleef in zijn stoel recht voor zich uit zitten kijken.
Het rijbewijs was voor de wet niet geldig, in ieder geval niet in de staat New-York, waar de leeftijdsgrens achttien jaar is. Het was vreemd dat Ben twee maanden geleden, in maart, naar een klein stadje in Connecticut geweest was op dertig mijl afstand van Everton om rijexamen te doen. Hij had er niet met zijn vader over gesproken, had hem alleen gezegd dat hij een tocht ging maken met een vriend die een auto had. Pas acht dagen later, op een avond dat ze alleen thuis waren, had hij zijn portefeuille uit zijn zak gehaald en had er een papiertje uitgehaald. 'Wat is dat?' had Dave gevraagd. 'Kijk maar. '
'Een rijbewijs? Je weet toch wel datje geen auto mag rijden in de staat New-York?'
'Dat weet ik. '
'Nu dan?'
'Niets. Ik heb het examen voor de aardigheid gedaan. ' Hij was trots op dat gedrukte stukje papier waar zijn naam op stond en dat, in zijn ogen, een man van hem maakte.
'Heb je alle vragen kunnen beantwoorden?'
'Gemakkelijk. Ik had de handleiding bestudeerd. '
'Waar heb je gezegd datje woonde?'
'In Waterbury. Ze vragen geen bewijzen. Ik had van de oom van mijn vriend een wagen geleend met een nummerplaat van Connecticut. ' Ben kon al minstens twee jaar rijden en hij kon al veel langer met een auto omgaan. Toen hij tien was kon hijhem al in en uit de garage rijden en later oefende hij vaak achter het gebouw.
Dave had hem het rijbewijs glimlachend teruggegeven. 'Pas op datje er niet mee gaat rijden!' Volgens Isabella Hawkins had hij in die tijd al afspraakjes 's avonds met Lillian. Hij kwam wel bij haar thuis, als vriend van Steve, at er een boterham met de anderen, schonk zich melk in en waste zijn glas af alsof hij bij het gezin behoorde.
Het moeilijkste om zich voor te stellen was Ben die gereedschap nam en aanbood het luik van mevrouw Hawkins te repareren; Ben, die thuis nooit iets met zijn handen deed, die zelfs nooit geleerd had een bed behoorlijk op te maken of zijn schoenen te poetsen! Dave gaf er zich plotseling rekenschap van dat hij jaloers was en dat het zoëven, toen de vrouw hem haar verhaal vertelde, een golf van jalousie was die het bloed uit zijn gezicht had doen wegtrekken. Hij was nooit bij de Hawkins' binnen geweest. Hij had het huis gezien als hij er langs kwam, een groot, vervallen houten krot, dat sedert jaren niet opgeschilderd was, met afval op een open terrein en altijd, om de veranda, vechtende kinderen en jonge honden. De tweelingen met hun roodbruine haar waren het die altijd over de trottoirs in het dorp fietsten zonder hun stuur vast te houden en onder het uitstoten van een indianengehuil.
Gedurende minstens twee maanden, drie misschien, had Ben die mensen iedere dag gezien en tenslotte hadhij zich zelf ongetwijfeld een beetje als lid van hun gezin beschouwd.
Als hij alleen met zijn vader was, liet hij er niets van merken. Nooit had hij behoefte gehad om zijn hart uit te storten. Als kind al vermeed hij alle vertrouwelijkheid. Dave herinnerde zich de eerste maal dat hij hem naar de kleuterschool gebracht had toen hij pas vier jaar was. Hij had niet gehuild, had alleen een lange, verwijtende blik naar zijn vader geworpen toen deze zich verwijderd had. Toen Dave hem weer was komen halen, had hij hem bezorgd gevraagd: 'Heb je het prettig gehad?'
Ja.
'Is de juffrouw aardig?'
'Ik geloof het wel. '
'Je vriendjes ook?'
Ja.
'Wat hebben jullie gedaan?'
'Spelen. '
'Niets anders?'
'Nee. 'De volgende maanden had Dave, dag na dag, dergelijke vragen gesteld en de antwoorden waren steeds hetzelfde geweest. 'Ga je graag naar school?'
Ja.
'Vind je het er prettiger dan thuis?'
'Ik weet het niet. '
Veel later had Dave door veel vragen, ook bij anderen,ontdekt dat er een grotere en sterkere jongen in de klaswas die het altijd op Ben gemunt had.
'Slaat hij je?'
'Soms. '
'Waarmee?'
'Met zijn vuisten, of met wat anders, hij duwt me ookwel eens om me in de modder te laten vallen. '
'En verdedig je je dan niet?'
'Ik zal hem slaan als ik net zo groot ben als hij. '
'Laat de juffrouw dat dan maar toe?'
'Ze ziet het niet. '
Hij had korte beentjes in die tijd en zijn hoofd scheen te groot voor zijn lichaam. Vaak betrapte zijn vader hem er op, als hij dacht dat hij alleen was, dat hij ernstig, met gedempte stem, in zichzelf zat te praten. 'Wat zeg je, Ben?'
'Niets. '
'Tegen wie spreek je?'
'Tegen mezelf. '
'En wat vertel je dan tegen jezelf?'
'Verhaaltjes. '
Hij zei niet nader welke. Dat was zijn geheime terrein. Gedurende lange tijd had Dave zich afgevraagd wat hij het kind zou antwoorden als het naar zijn moeder vroeg. Het stuitte hem tegen de borst, uit een soort bijgelovigheid, te beweren dat ze dood was. Hoe hem te verklaren dat ze weggelopen was en dat hij haar ongetwijfeld nooit zou zien?Nooit echter had Ben de vraag gesteld. Hij was bijnazeven jaar toen ze Waterbury hadden kunnen verlaten. Had hij de waarheid vernomen van zijn vriendjes op school, die hun ouders erover hadden horen spreken? Als dat zo was had hij er niets van laten merken. Het was geen somber kind. Eenzelvig was hij ook niet. Zoals alle kinderen had hij uitbarstingen van luidruchtige vrolijkheid.
'Ben je gelukkig, Ben?' vroeg zijn vader hem vaak, daarbij trachtend een luchtige toon aan te slaan.
Ja.
'Weetje zeker datje gelukkig bent?'
'Ja zeker. '
'Zou je niet met een andere jongen willen ruilen?'
'Nee. '
Dat was een indirecte manier om er achter te komen. Op een keer, toen Ben dertien jaar was en ze samen buiten het dorp wandelden, had Dave zacht gezegd: 'Ben, weet je dat ik je vriend ben?'
'Dat weet ik. '
'Ik wou zo graag dat je me altijd als je vriend beschouwt, datje niet bang bent om me alles te vertellen. ' Galloway durfde niet aanhouden, want hij had de indruk dat de jongen zich onbehaaglijk begon te voelen. Bén had zijn gevoelens altijd zorgvuldig verborgen gehouden.
'Als je soms eens behoefte voelt om me vragen te stellen, vraag me dan en ik beloof je dat ik je volkomen eerlijk zal antwoorden. '
'Wat voor vragen?'
'Ik weet niet. Je vraagt je soms af waarom de mensen dit of dat doen, waarom ze zus of zo leven... '
'Ik heb geen vragen. '
En hij was begonnen steentjes in een poel te gooien.
Het was zeven uur 's morgens toen de telefoon in de winkel ging, onder de vloer die meetrilde. Dave was onmiddellijk klaar wakker, vroeg zich af of hij de tijd zou hebben naar beneden te gaan, om het gebouw heen te lopen en de zaak binnen te gaan voordat de telefoniste weer zou ophangen.
Dat was al meer gebeurd. Als het Ben was, die wist het en zou enkele minuten later nog eens bellen. Op de hoek van het achterpad hoorde Dave de bel nog, maar toen hij eindelijk de deur open had was het stil.
De zon scheen met dezelfde soort van glans als de maan 's nachts. De straten waren leeg. Vogels trippelden op het grasveld voor de bioscoop. Helemaal stijf, bleef hij daar staan wachten, de blik strak op het toestel gericht, terwijl door de openstaande deur de frisse ochtendlucht binnendrong. Een of twee auto's reden voorbij, mensen uit New-York of één der voorsteden die naar buiten gingen. Hij zocht automatisch in zijn zakken naar zijn sigaretten. Hij had ze zeker boven laten liggen. Er werd niet weer gebeld. Hij had niet echt geloofd dat het Ben was die hem opbelde, hij had niet kunnen verklaren waarom.
Een halfuur ging voorbij. Toen nog een kwartier. Hij had trek in een sigaret, een kop koffie, maar hij durfde niet naar boven te gaan uit vrees een nieuwe oproep te missen.
Ben, die 's avonds vaak vrienden wilde opbellen, had hem gevraagd, boven een toestel te laten aanleggen. Waarom had hij die uitgave ook steeds uitgesteld? Het moest heel laat zijn geweest toen hij insliep. Zijn slaap was tegelijk zwaar en onrustig geweest, zodat hij zich vermoeider voelde dan de vorige avond. Hij stond op het punt Musak op te bellen. Maar wat moest hij hem zeggen? Hem vertellen wat er gebeurd was? Ze hadden nooit samen over hun persoonlijke zaken gesproken. Daar had Dave nooit met iemand over gesproken.
Hij bleef tegen de toonbank geleund staan, met brandende oogleden, en hij stond nog in die houding toen een auto in volle vaart de Hoofdstraat afreed, de hoek omsloeg en precies tegenover de winkel stopte. Twee mannen in de uniform van de New-Yorkse politie stapten uit, die er allebei fris en uitgerust uitzagen, met gladgeschoren gezichten. Ze keken omhoog om de naam boven de etalage te lezen en één van hen raadpleegde een boekje dat hij uit zijn zak gehaald had. Zonder af te wachten ging Galloway hen tegemoet, want hij wist wel dat hij het was die ze zochten.