HOOFDSTUK 1
Christabel wist dat het nu voor haar tijd was om een eigen leven te gaan leiden. Ze moest niet langer terugdenken aan de heerlijke periode toen ze nog een gezin vormden. Had ze niet altijd geweten dat ze vroeg op eigen benen zou komen te staan, omdat ze een nakomertje in het huwelijk van haar ouders was geweest?
Ze had al geen last meer van het gevoel volkomen alleen en eenzaam te zijn. Nu kon ze de deur van haar flatje open maken zonder meteen verschrikkelijk te verlangen naar de stem van haar moeder of die van haar vader. Hadden zij niet zelf gezegd dat ze niet te lang om hun dood moest treuren?
‘Het leven moet geleefd worden, Christabel,’ had haar vader gezegd. ‘En net als ik, zal je veel troost en genoegen kunnen putten uit het schrijven. Verder hoop ik dat je op een gegeven moment een man zult vinden met wie je net zo gelukkig kunt zijn als je moeder en ik dat altijd zijn geweest. Ik zou de man van jouw keuze natuurlijk graag hebben ontmoet, maar ik vertrouw erop dat je niet al te snel een besluit zult nemen. Bovenal wil ik je vragen het niet te betreuren dat ik je moeder zo snel volg. Ervaringen die het leven je geeft, moet je nooit betreuren. Je moet er altijd zo goed mogelijk gebruik van zien te maken. Ik ben egoïstisch genoeg om te willen dat je me de eerste tijd een beetje mist, maar daarna moet het leven voor jou gewoon verder kunnen gaan, meiske van me.’
Ze had zich erover heengezet en was weer gaan schrijven. Kort geleden had een uitgever haar eerste boek geaccepteerd. Ze had het jammer gevonden dat haar vader niet meer in haar vreugde had kunnen delen, maar had dat gevoel zo snel mogelijk van zich afgezet door een brief te schrijven naar haar halfzusje Lisa, die nu in Nieuw-Zeeland woonde. Ze had verwacht dat Lisa haar wel een gelukstelegram zou sturen, of haar op zou bellen. Maar drie weken later was er pas een velletje luchtpostpapier gearriveerd... Nu ja, zo was Lisa nu eenmaal. Toch had de brief er niet meer dan vijf of zes dagen over hoeven doen naar Londen vanuit die eenzame schapenfokkerij, die verborgen lag in de hoogste bergen van dat verre land.
Daarna had ze niets meer van Lisa gehoord. Misschien was haar halfzusje een beetje boos omdat Christabel geen gevolg had gegeven aan haar suggestie om naar Nieuw-Zeeland te komen, maar zij had dat niet verstandig geacht. Het moest voor Lisa’s Rogan niet meegevallen zijn om haar echtgenoot en de stiefvader van Davina en Hughie te worden en hij zou daar alleen nog maar meer moeite mee gekregen hebben wanneer er opeens ook nog een halfzusje op was komen dagen.
Na verloop van tijd zou Lisa het feit dat Christabel een eigen carrière wilde opbouwen en daarvoor in Londen moest blijven, wel leren aanvaarden. Bovendien was haar vader ook fel tegen dat hele plan gekant geweest Hij had verklaard dat Lisa op haar eigen benen moest leren staan en zélf de verantwoording voor haar kinderen moest dragen, zonder voortdurend op haar steun te kunnen rekenen.
‘Op die manier zal ze veel gelukkiger zijn. En Rogan ook. Hij zal haar niet verwennen zoals die arme Jamie dat heeft gedaan. Hij zal van haar verwachten dat ze haar eigen boontjes kan doppen.’
Maar dat was nu allemaal verleden tijd... Ze stond op de eerste sport van de carrièreladder. De erfenis van haar vader had haar, gecombineerd met het geld dat ze in de tijd dat ze als secretaresse werkte, had gespaard, in staat gesteld haar baantje op te geven om zich geheel aan het schrijven van boeken te kunnen gaan wijden. Maar éérst zou ze op vakantie gaan: een busreis door het zuidwestelijke deel van Engeland en Wales. En wanneer ze haar tweede roman had voltooid, zou ze een klein autootje kopen om op eigen gelegenheid rond te zwerven teneinde te zoeken naar plaatsen die als achtergrond voor een’ volgende roman konden dienen.
Janice, haar beste vriendin, was meteen enthousiast geweest over dat idee van een busreis. ‘Het is altijd plezieriger om gezelschap van anderen te hebben. Anders ga je achter dat bureau van je op een gegeven ogenblik nog een kluizenaarsbestaan leiden.’
Daar had Christabel om moeten lachen. ‘Je bedoelt te zeggen dat je bang bent dat ik dan nooit met mannen in contact zal komen! Je bent zo doorzichtig als wat, weet je. Dat komt omdat je zelf zo gelukkig bent getrouwd. Maar ik voel daar voorlopig nog niets voor. Ik heb het best op mijn eentje.’
‘Wanneer je daarmee bedoelt dat je blij bent dat je van de zorgen voor Lisa en haar kinderen bent verlost, kan ik het alleen maar roerend met je eens zijn. Ze had niets beters kunnen doen dan trouwen met iemand die aan de andere kant van de wereld woont.
Hoewel ik nog steeds niet begrijp waarom die aardige man op haar en niet op jou verliefd is geworden. Hij moet geen ogen in zijn hoofd hebben gehad. Maar nu hoef jij in ieder geval niet meer iedere avond op haar kinderen te passen, terwijl zij de bloemetjes buiten zet. Je hoeft me niet zo aan te kijken, Christie. Je weet dat ik Lisa nooit gemogen heb. Ik weet dat jij nog steeds op haar gesteld bent. Dat moet wel, want anders had je die wispelturigheid van haar geen jaren lang kunnen verdragen. Ik weet dat je de kinderen verschrikkelijk mist, maar nu heb je in ieder geval de kans om je eigen leven te leiden. Ik hoop dat er een heleboel jonge mensen met die bus méégaan.’
Dat hoopvolle idee van Janice werd de bodem ingeslagen toen ze Christabel wegbracht naar de bus. De meeste mensen waren al een stuk ouder. Het plaatsje naast Christie was niet eens bezet! Dat zat Janice niet lekker.
Christabel vond het echter wel best. ‘Waarschijnlijk heeft iemand op het laatste moment de reis geannuleerd,’ zei ze. ‘Maar ik geniet al bij het idee dat er nu niet de hele reis iemand in mijn oor zit te schetteren, terwijl ik naar buiten wil kijken om te zien of ik interessante plekjes kan ontdekken. Nu hoef ik niemand te vertellen waarom ik aantekeningen zit te maken. Mocht iemand me er onverwacht toch naar vragen, zeg ik wel dat ik een dagboek bijhoud. Ga jij nu maar, Janice. En vergeet niet dat je me beloofd hebt om eventuele post van Lisa door te sturen! Ik begin me een beetje zorgen te maken over het feit dat ik zo lang niets van haar gehoord heb. Tot ziens!’
De bus ging onderweg naar Dorset. Christabel genoot met volle teugen van het schitterende Engelse landschap.
Toen ze dagen later in Plymouth zaten, sloot zich onverwachts nog iemand bij hun gezelschap aan. Verder had iedereen elkaar al aardig leren kennen en bleken alle buspassagiers goed met elkaar overweg te kunnen. Gus, een man van de busmaatschappij, kwam de nieuwe passagier voorstellen. Hij liep meteen op Christabel af en zei:
‘Ik zal jullie maar eerst eens aan elkaar voorstellen, omdat ik op de lijst heb gezien dat hij naast U komt te zitten, Miss Windsor. Dit is Mr. Tod Hurst.’
Mr. Tod Hurst had iets duidelijk Scandinavisch over zich, vond Christabel. Heel breed, heel blond en met een paar heldere blauwe ogen in zijn hoofd.
Samen liepen ze achter de anderen aan om het standbeeld van Francis Drake te bekijken. Christabel had deze historische stad nog nooit bezocht en hij sprak haar meteen aan. Het bronzen standbeeld was schitterend en toen ze ’s avonds alleen in haar hotelkamer zat, kreeg ze opeens inspiratie voor een nieuwe roman. ‘Neem een held,’ schreef ze in haar notitieboekje, ‘die in deze prozaïsche, moderne wereld nog in dingen gelóóft.’
Gedurende de dagen die daarop volgden, deed ze steeds meer inspiratie op. Ze reden door toverachtige dorpjes, die rijk aan historie waren en waaraan de moderne tijd voorbij gegaan leek te zijn. De kust was schitterend.
Op hun derde ochtend samen zei Tod Hurst tegen haar: ‘Jij blijft, geloof ik, aantekeningen maken, hè? Ben je bezig met het schrijven van een reisgids of een of andere brochure?’
Ze lachte en ontkende dat, terecht. Ze was daar uiteindelijk niet . mee bezig. ‘Ik maak altijd aantekeningen. Dat heeft mijn vader me geleerd. Hij werkte als freelance journalist weet je. Wanneer we samen op reis waren, vergeleken we ’s avonds altijd onze notities. Het is me overigens opgevallen dat jij hetzelfde doet... voor je dagboek?’
Hij knikte. ‘Je vergeet altijd alles weer zo snel. Ik maak meestal korte aantekeningen, die ik ’s avonds in alle rust verder uit kan werken.’ Even bleef het stil. ‘Weet je dat ik nog steeds mijn geluk niet opkan vanwege het feit dat ik naast jou ben terecht gekomen? Stel je voor dat ze me naast die Mrs. Mellaby hadden gepoot! Die zou me voortdurend in mijn oor zitten te tetteren met haar eigen levensverhaal, om dan vervolgens te gaan proberen hoeveel ze van het mijne aan de weet kan komen!’
Christabel moest erom lachen. ‘Ze is vóór jouw komst twee keer naast me komen zitten, omdat ze bang was dat ik me eenzaam zou voelen. Maar gelukkig heb ik haar al snel aan haar verstand weten te brengen dat ik het alleen ook redde.’
Hij keek haar scherp aan. ‘Meen je dat? Ik bedoel, vind je het niet plezierig om samen met iemand anders van iets moois te genieten?’ Daar dacht ze even over na. ‘Jawel, maar niet altijd. Ik verveel me nooit wanneer ik alleen ben. Na het overlijden van mijn vader heb ik er af en toe ontzettend naar verlangd om hem deelgenoot te maken van dingen die me bezig hielden, maar hij heeft me altijd voorgehouden dat het niet verstandig was om bij het verleden stil te blijven staan. Het is me overigens wel opgevallen dat het jou nogal wat moeite kostte om Mrs. Mellaby kwijt te raken.’
‘Ja, ze begon met de onvermijdelijke vraag: “Waar komt u vandaan?” En toen ik zei: “Nieuw-Zeeland”, zei zij: “Aha! Een van die geharde schapenfokkers, veronderstel ik?” Ze had in een of ander artikel gelezen dat er daar achttien schapen op iedere man, iedere vrouw en ieder kind te vinden zijn en vond dat zéér interessant. Ik heb de verleiding kunnen weerstaan om haar te vertellen dat ik ben grootgebracht temidden van achtduizend schapen! Zeg, jij hebt me eigenlijk nog helemaal niet gevraagd waar ik vandaan kom. Ben je niet zo nieuwsgierig aangelegd of hoe zit dat? Dat accent van mij maakt de meeste mensen meteen al behoorlijk nieuwsgierig.’
Ze lachte. ‘Ik hoefde je niet te vragen waar je vandaan kwam. Je hebt net zo’n accent als mijn zwager en die bezit een schapenfokkerij in Nieuw-Zeeland. Valk bij Mount Cook. Hij is met mijn halfzusje getrouwd. Ik heb me laten vertellen dat het daar prachtig is, maar wel eenzaam.’
‘Hoe is je zusje die verhuizing bevallen? Ik neem aan dat ze voor haar huwelijk ook in Londen heeft gewoond?’
‘ Ja... maar zij heeft haar kinderen, weet je. Ze werd al jong weduwe en heeft haar tweede man in Londen leren kennen, waar hij zes maanden aan het Ministerie voor de Europese Gemeenschap verbonden is geweest.’
‘Ik veronderstel dat je haar wel eens een keer zult gaan opzoeken?’
‘Dat denk ik niet. Zo’n reis kost handen met geld en ik heb op dit moment meer behoefte aan een eigen autootje.’
‘Zou de man van je zusje dan niet bereid zijn die overtocht te betalen?’ vroeg hij belangstellend.
‘Misschien wel, maar ik blijf liever onafhankelijk. Wanneer ik zelf ooit geld genoeg heb, ga ik er direkt naartoe, maar slechts voor korte tijd. Ik vind dat man en vrouw samen moeten kunnen zijn! Natuurlijk ben ik met mijn ouders wel eens op reis geweest, maar niet verder dan het vasteland van Europa en daar ben je zo.’
Hij knikte. ‘Ja, de afstanden in Nieuw-Zeeland zijn onvergelijkbaar met die van hier. Dat gold zeker voor vroeger. Nu heeft de regering overal schitterende wegen aan laten leggen, evenals vliegvelden ... We beschikken nu over telefoonverbindingen, over televisietoestellen ... Maar desondanks komen er nog heel wat mensen naar Nieuw-Zeeland die het allemaal uiterst primitief vinden, weet je. Ze denken dat het geld daar voor het oprapen ligt en komen dan tot de conclusie dat er hard gewerkt dient te worden om de productie van de exportartikelen zoals wol en lamsvlees in stand te houden.’
Het kwam er nogal bitter uit. ‘Weet je, ik heb de laatste maanden nogal wat mensen ontmoet die er zo over denken. Ik heb huwelijken eraan kapot zien gaan. Natuurlijk zijn niet alle nieuwkomers zo. Veel immigranten gaan van ons land houden en weten hun heimwee te overwinnen.’ Hij veranderde van gespreksonderwerp. ‘Ik kan me niet voorstellen dat we vanavond in Tintagel zullen zijn. Het is ongelooflijk. Ik ben grootgebracht met verhalen over Sir Arthur en de ridders van de ronde tafel. Mijn moeder en vader waren en zijn beiden nogal romantisch ingesteld moet je weten. Ze konden schitterend verhalen vertellen.’
‘Dat gold ook voor de mijne,’ zei Christabel. ‘Vooral mijn vader. Wonen je ouders ook in Auckland?’
‘Nee, die hebben een huis op South Island, maar ik ga vaak naar hen toe en zij komen regelmatig een of twee maanden bij mij logeren.’
Laat in de avond kwam de bus voor een hotel in Tintagel tot stilstand. Ze zouden daar de hele volgende dag blijven ...
Het was een schitterende dag. Tod zei dat de zee even stralend blauw was als in de zomer in Nieuw-Zeeland. Christabel gooide haar schouderlange, goudbruine haar naar achteren en genoot van de zon. De andere buspassagiers liepen een stukje voor hen uit. ‘Die twee hebben ons niet nodig,’ hoorden ze de gids tegen de anderen zeggen. Tods blauwe ogen keken diep in haar groene en zij trok een grimas.
‘Ik hoop dat hij daarmee alleen wil zeggen dat we hém niet zo hard nodig hebben, omdat we al heel wat van deze plaats afweten.’
De blauwe ogen lachten. ‘Het zou ook kunnen zijn dat hij bedoelt dat we graag alleen zijn.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Hoe dan ook; wij zijn de twee jongsten van het hele gezelschap en dus is het niet meer dan normaal dat we elkaar opzoeken. Verder heeft het niets te betekenen.’
Hij trok een blonde wenkbrauw op. ‘Wie zegt dat?’
‘Ik. Dus je bent gewaarschuwd. Zo’n busreis vertoont nogal wat overeenkomsten met een cruise per schip. Vakantieliefdes zijn aan de orde van de dag. Houd daar dus rekening mee wanneer je van plan bent nog eens een keer met een bus op stap te gaan.’
‘Dat ben ik niet van plan.’
‘Dat klinkt nogal gedecideerd,’ zei ze.
‘Zo is het ook bedoeld. Dit is de eerste en enige busreis die ik zal maken.’
‘Waarom heb je je dan hierbij aangesloten?’
‘Daar had ik een heel speciale reden voor en hij heeft me een heel aangename verrassing bezorgd.’
‘Waarom zeg je dan met zo’n grote stelligheid dat dit de eerste en de laatste keer is?’
‘Vanwege die speciale reden waar ik het al eerder over had, maar die ik je niet uit de doeken zal doen.’
‘Dan zal ik er verder ook niet naar vragen. Kijk, volgens dit kaartje staan we op het punt om af te dalen in het dal van Avalon. Heb je gemerkt dat er geen zuchtje wind staat? Zelfs de grassprietjes bewegen zich niet.’
Hij pakte haar elleboog vast en zei zachtjes: ‘Het is hier prachtig. Het kost me geen enkele moeite om me voor te stellen dat Koning Arthur hier zijn vesting bouwde. Weet je dat het me meteen doet denken aan dat schitterende gedicht van Tennyson waarin hij beschrijft hoe gelukkig hij in dat dal zou kunnen zijn?’
Wat geweldig, dacht Christabel. Ze had nooit verwacht dat ze ooit in haar leven nog eens iemand tegen zou komen die net als haar vader hevig in poëzie en historische plaatsen was geïnteresseerd. Maar nu was dat toch gebeurd ... Deze man was echter slechts een toerist die Engeland spoedig weer zou verlaten om aan een reis van ruim twintigduizend kilometer naar de andere kant van de aarde te beginnen. Ze merkte dat ze dat helemaal geen prettig idee vond, maar zette die gedachte meteen weer van zich af. Had ze zelf net niet gezegd dat wat haar betrof vakantieliefdes uit den boze waren?
Maar later die avond vroeg ze zich af of die stelling altijd op moest gaan. Of er uit zo’n verliefdheid geen echte liefde zou kunnen groeien.
Tod Hurst wandelde samen met haar door de smalle straatjes van het dorp, langs het oude stenen postkantoor dat schitterend onderhouden was, in de richting van de rotsachtige kust.
‘Wat is het hier mooi,' zei hij ‘En wat een schitterende zomer. Iedereen heeft me ervoor gewaarschuwd dat je hier in Engeland nooit van het weer opaan kon, maar tot dusverre is het aldoor mooi. Ik vraag me af hoe lang dat zal duren.’
‘Volgens de mensen die het kunnen weten, blijft het deze hele zomer stralend weer. Je zou eigenlijk van gedachten moeten veranderen, om voor je terug gaat een bezoek te kunnen brengen aan het Lake District en Schotland.’
‘Wanneer ik dat tussen de zaken die ik moet regelen door, voor elkaar zou krijgen, zou jij dan ook meegaan?’
‘Waarom?’ vroeg ze voor ze het zich goed en wel realiseerde.
‘Bijvoorbeeld om elkaar beter te leren kennen,’ zei hij nadrukkelijk.
Alles in haar verlangde ernaar om ‘ja’ te zeggen. Waarom aarzelde ze dan? Ze wist het niet. Het was net alsof ze vlak bij een diepe afgrond stond, waar ze door nog één stap te nemen, in zou vallen.
Een beetje buiten adem zei ze: ‘Nee... In ieder geval denk ik van niet. Ik wéét dat ik het niet moet doen. Ik moet werken.’
‘Heb je me niet verteld dat je typewerk aanneemt? Daarbij hoef je je toch niet aan zo’n strak schema te houden? Wanneer er nog werk thuis op je ligt te wachten, wordt het natuurlijk iets anders. Zou je daar dan binnen een week of twee, drie mee klaar kunnen zijn?’
Christabel zou moeten leren om ‘nee’ te zeggen. Wat voor toekomst kon een dergelijke relatie hebben? Toen ze hem geen antwoord gaf, ging hij er niet verder op door. Ze liepen langs knoestige oude bomen en keken naar de maanverlichte zee.
‘Op een avond als deze kunnen zowel Koning Arthur als Tennyson hier gelopen hebben,’ zei hij. ‘En nu is het onze beurt.’
Ze bleven staan. Hij draaide haar om, zodat hij haar aan kon kijken. Hij voelde dat ze aarzelde en in het licht van de maan zag zij hoe er om zijn lippen een klein glimlachje speelde. ‘Ik weet dat we elkaar pas kort kennen en dat we beiden heel voorzichtig zijn geweest. Maar ik vind dat we onszelf de kans moeten geven om elkaar wat beter te leren kennen. Mag ik je in Londen op komen zoeken? Ik wil je niet drie dagen nadat ik je heb ontmoet al weer uit mijn leven laten verdwijnen, Christabel. En nu zal ik daar verder niets meer over zeggen.’
Eigenlijk wilde ze hem toestemming daarvoor geven, maar weer kreeg ze een raar, waarschuwend gevoel. Die man was zo zwijgzaam. Hij had haar zo weinig verteld over zijn leven in Auckland. Toen zei ze: ‘Ik zal je mijn adres en tefoonnummer geven, maar ik wil dat je een pauze van een paar dagen inlast en wanneer je me daarna liever niet meer wilt bellen, zal ik je dat niet kwalijk nemen.’
Hij begon te lachen. ‘In orde, vrouwe voorzichtigheid. Ik mag dat wel. Je zegt dat je het me dan niet kwalijk zal nemen. Maar zou je misschien toch wel een tikkeltje teleurgesteld zijn?’
Christabel dacht even na. ‘Ja, ik zou teleurgesteld zijn. Ik heb van je gezelschap genoten. Maar je hoeft hier geen vervolg aan vast te plakken.’
Weer begon hij aanstekelijk te lachen. ‘Oh, Christabel! Je klinkt zo verstandig en bezadigd. Maar ik ben er zeker van dat je dat in wezen niet bent! Ik denk dat je heel verstandig bent en hiervan zult genieten ... ’
Hij trok haar dichter tegen zich aan, boog zijn hoofd, streelde met zijn lippen even over haar koele wang en gaf haar toen een kus op haar mond.
Toen hij haar na lange tijd weer losliet, zei hij stralend: ‘Natuurlijk zal ik hier een vervolg aan vastplakken, om jouw woorden aan te halen. Misschien dat ik er dan binnen de kortste keren in zal slagen om je over te halen met me mee te gaan naar Schotland!’
Ze zweeg even, verbaasd over de reacties die zijn kus in haar had opgeroepen ... ‘Ik denk dat we nu maar terug moeten gaan naar het hotel, Tod. We gaan morgen vroeg weg en ik wil mijn schrijfwerk nog afmaken. Bovendien wil ik ook nog wat lezen. Dat doe ik altijd voor ik ga slapen. Gisteravond zelfs tot drie uur.’
‘Mijn hemel... een of andere geweldige roman?’
‘Nee. Een thriller, die zich voornamelijk in Engeland afspeelt, maar in Nieuw-Zeeland eindigt. Een paar plaatsen die in dat boek voorkomen, heb ik mijn zusje wel eens horen noemen, waaronder de Franz Josef Glacier, waar het drama zijn oplossing vindt.’
‘Oh ja?’ vroeg hij, lichtelijk verbaasd. ‘Hoe heet dat boek? Ik zou het ook best eens willen lezen.’
‘De Verraderskust, geschreven door een zekere Thaddeus Brockenhurst. Heb je zo’n merkwaardige naam wel eens eerder gehoord? Duidelijk een pseudoniem. Geen enkele moeder zou het toch zeker in haar hoofd halen om een pasgeboren baby Thaddeus te noemen?’ ‘Dat ben ik niet helemaal met je eens. Ik ken wel een paar mensen die Thaddeus heten. ’ Hij moest opeens ergens aan denken. ‘Wanneer jij een boek zou schrijven onder de naam Christabel Windsor, zullen er hoogstwaarschijnlijk een heleboel mensen zijn die ervan uitgaan dat Je ln Windsor woont of dol op dat stadje bent. Vooral gezien het feit dat Christabel zo’n ouderwetse naam is... een heerlijke ouderwetse naam. Ik houd ervan.’
In het donker moest ze even glimlachen. Wat zou hij verbaasd staan wanneer hij op een dag een boekhandel instapte en die naam inderdaad op de flap tegen zou komen! Wanneer ze vrienden van elkaar bleven, zou ze het hem natuurlijk een keer vertellen.
Bij de deur van het hotel nam ze afscheid van hem en ging direkt door naar haar kamer. Maar van schrijven kwam niets terecht. Ze voelde zich zo gelukkig dat ze meteen naar bed ging.
Net toen ze op het punt stond in slaap te vallen, dacht ze opeens: stel je eens voor dat ik zou emigreren naar Nieuw-Zeeland. Wat zouden Davina en Hughie dat geweldig vinden. En Lisa eigenlijk ook. Nee, ze moest niet zo dwaas doen. Haar verbeelding was duidelijk op hol aan het slaan. Het was heel goed mogelijk dat hij haar na deze reis nooit meer op zou bellen.
De wekker ging, ze stond op, nam een douche en dacht na over alles wat er de avond daarvoor was gebeurd. Ze was zo overrompeld geweest door die kus van Tod dat ze haar aandacht niet bij het probleem waarvoor de definitieve versie van haar eerste roman haar stelde, had kunnen houden. Maar nu moest ze zich weer eens voor gaan stellen hoe het eenzame meisje uit haar boek op het flatje dat ze had gehuurd, zou omspringen met de liefde die ze voor een getrouwde man was gaan voelen ... Haar balpen vloog over het papier. Ze las het over en was er tevreden mee. Haar uitgever had gelijk gehad, de eerste versie van dit hoofdstuk was niet best geweest. Nu klonk het allemaal veel levensechter.
Na het ontbijt vertrokken ze naar Clovelly. De twee dagen die daarop volgden, leken een droom - een toverachtige droom vol kleine straatjes, vissersbootjes, kleine witte huisjes, bloemen en prachtige heuvels. Zij en Tod groeiden steeds dichter naar elkaar toe. Ze stelde hem geen vragen over zijn leven in Nieuw-Zeeland, maar genoot eenvoudigweg van zijn gezelschap. Ook hij stelde geen vragen. Het was alsof ze van deze vakantie wilde genieten zonder die door het verleden te laten beïnvloeden, ’s Avonds maakten ze een wandelingetje door de stad en Tod vertelde haar dat de verhalen, die hij van kindsbeen af over Londen had gehoord, hem hadden gefascineerd. Hij vroeg haar of ze er wat voor zou voelen om die stad samen met hem te verkennen: het huis van Carlyle in Chelsea, het huis van Doctor Johnson aan Gough Square...
Ze gaf hem niet meteen antwoord. Er bleven bij haar nog steeds waarschuwende belletjes rinkelen. Hij kon beslist geen introverte man worden genoemd, eerder het tegendeel. Hij kon zijn gevoelens heel goed onder woorden brengen, hij was bijzonder belezen, hij praatte honderduit... maar repte met geen woord over Nieuw-Zeeland. Haar vader had er bij haar op aangedrongen dat ze niet te snel een vaste verbintenis aan moest gaan.
Plotseling zei hij: ‘Christabel, is er iemand in Londen die er bezwaar tegen zou hebben wanneer ik beslag legde op al je vrije tijd? Een of andere man. bedoel ik?’
Ze keek hem aan. ‘Nee. Maar ik heb je, geloof ik, al wel verteld (lat ik een heleboel te doen heb.’
‘Ben je desondanks bereid om me zoveel mogelijk van je tijd te geven?’
‘Bel me na een weekje maar eens op. Tegen die tijd moet ik de achterstand in mijn werk zo’n beetje hebben ingehaald. Meer kan ik je niet beloven.’
Even keek hij diep teleurgesteld, maar toen begon hij te lachen. ‘Nog steeds even voorzichtig als altijd. Ik zal me naar je wensen schikken, meisje. Misschien dat je in Londen wat zekerder van me kunt worden.’
Hij zou nog zes weken in Engeland blijven, dacht ze. Dat was meer dan voldoende om hem wat beter te leren kennen. Maar wanneer ze hem te veel zag, zou haar leven na zijn vertrek zo leeg zijn.
Tegen het einde van de reis voelde ze zich al wat zekerder van hem. Ze zaten in Winchester en hij had haar uitgenodigd voor een avondwandelingetje. De lucht was doortrokken van de geur van rozen en lavendel. Overal waren vogels aan het zingen en krekels aan het tjilpen. Ze liepen St. Catherine’s Hill op, vonden een bankje en gingen zitten om te genieten van het schitterende uitzicht. Lange tijd bleef het stil.
Toen keek Tod haar aan. Ze zag zijn blonde haar glinsteren in het maanlicht. ‘Je ziet er vandaag zo Scandinavisch uit,’ zei ze, ‘dat het me geen enkele moeite kost om me voor te stellen hoe je hierheen bent gekomen om met de Noormannen tegen Koning Alfred te vechten. Heb je Scandinavische voorouders?’
‘Inderdaad. Ik zal je dat op een gegeven moment wel eens allemaal vertellen. Maar dit is de laatste avond van ons uitstapje en nu zou ik over jou willen praten. Ik wil graag wat meer weten over jouw achtergrond en ik beloof je dat ik je in Londen de ontbrekende stukjes van mijn legpuzzel zal overhandigen.’
Ze vertelde hem over haar ouders en haar halfzusje, maar verzweeg het feit dat ze al een tweede roman op stapel had staan. Ze was veel te verlegen om te vertellen dat haar eerste roman door een uitgever was geaccepteerd. Ze vertelde hem niet hoe zelfzuchtig Lisa was, maar wel hoe zeer ze op Davina en Hughie was gesteld. En toen zei ze plotseling: ‘Tod, nu wordt het werkelijk tijd om terug te gaan, want we moeten morgen al heel vroeg uit de veren.’
Hij stond op, trok haar overeind en sloeg zijn armen om haar heen. ‘Laten we hier afscheid nemen. Privacy word je in dat hotel van ons niet gegund. Ik heb je nog zoveel te vertellen, Christabel, en dat zal niet allemaal even vrolijk zijn. Dat komt echter later wel. Nu wil ik van jou genieten.’ Hij boog zich voorover en kuste haar lippen. Aanvankelijk zachtjes, later dwingender. ‘Je vindt me toch wel een beetje aardig, hè? Ik bedoel eigenlijk méér dan een beetje? Voldoende om een aantal dingen te horen die je niet aan zullen staan en me dat te vergeven?’
Tot zijn verbazing duwde ze hem een stukje van zich af en zei: ‘Wat bedoel je daarmee? Rare vraag. Het is al laat en je hebt me gezegd dat je me er in Londen alles over zou vertellen. Daar moet je een goede reden voor hebben. Hoewel ik het wel vreemd vind dat je me zo weinig hebt verteld over je leven in Nieuw-Zeeland, ben ik toch geneigd... je te vertrouwen.’
Weer nam hij haar in zijn armen en kuste haar hartstochtelijk. Ze beantwoordde zijn kus. Daarna bleven ze een tijdje stil in eikaars armen staan. Toen zei Tod: ‘Kijk, straks gaat de maan achter die wolk verdwijnen en ik wil niet dat je in het donker je enkel verzwikt. We moeten terug. We hebben uiteindelijk nog zeeën van tijd voor ons.’
Maar daarin vergiste hij zich volkomen.