XVIII

DE VRIJE WIL, EEN PLEZIERIGE ILLUSIE

Misschien zijn onze bewuste, mentale voorstellingen alleen maar gedachten achteraf – ideeën die we naderhand denken om ons de illusie van macht en beheersing te geven.
IRVIN D. YALOM, NIETZSCHES TRANEN (1992)

Image

XVIII.1
VRIJE WIL VERSUS KEUZES

‘Hier sta ik, ik kan niet anders.’
(MYTHEVORMING ROND MAARTEN LUTHER TOEN HIJ BIJ DE RIJKSDAG IN WORMS VERSCHEEN IN 1521)

Men stelt vaak dat de mens een ‘vrije wil’ heeft omdat we keuzes maken. Dat is niet juist. Ieder organisme maakt voortdurend keuzes. Het gaat erom of die keuzes geheel vrij zijn. De Amerikaanse onderzoeker Joseph Price definieerde de vrije wil dan ook als de mogelijkheid om te besluiten iets wel of niet te doen zonder interne of externe beperkingen die deze keuze bepalen. Hebben wij volgens deze definitie ooit een beslissing in vrijheid genomen? Darwin noemde het bestaan van een vrije wil bij de mens in 1838 al een illusie omdat de mens zelden zijn motieven analyseert en zijn handelingen meestal instinctief zijn. In de filosofie is er geen overeenstemming over wat vrije wil nu eigenlijk is. Vaak worden er in discussies over de vrije wil drie zaken genoemd. In de eerste plaats dat een handeling pas vrij is als je deze ook niet had kunnen doen (je moet alternatieve mogelijkheden hebben). Een tweede punt is dat de handeling met een reden verricht moet zijn. Een derde kenmerk van vrije wil zou zijn dat je het idee hebt dat je de handeling echt uit jezelf verricht. Maar dat is natuurlijk slechts een idee.

Niemand die zich de heftige en plotselinge gebeurtenis van een intense verliefdheid nog kan herinneren, zal de partnerkeuze classificeren als een ‘in vrijheid genomen en weloverwogen besluit’. Het overkomt je gewoon, compleet met de bijbehorende euforie, met de lichamelijke reacties zoals een bonzend hart, zweten en slapeloosheid, met de emotionele afhankelijkheid, sterk gefocuste aandacht, het obsessieve denken aan en het possessieve beschermen van de partner, en het gevoel van verhoogde energie. Plato (427-347 v.Chr.) dacht er net zo over. Hij zag de seksuele impuls als de vierde vorm van de ziel, die onder de navel was gelokaliseerd, en stelde ook al dat deze ziel volledig irrationeel was en bovendien geen discipline accepteerde. Ook volgens Spinoza (1632-1677) bestond de vrije wil niet. Hij illustreerde dit in de Ethica III, stelling 2 met de volgende sprekende voorbeelden: ‘Besluit een baby in vrijheid dat hij wil drinken? Besluit een boos iemand in vrijheid dat hij zich wil wreken? Besluit een lafaard dat hij wil vluchten? Besluit een kletskous dat hij wat wil zeggen, terwijl hij zijn praatzucht niet kan bedwingen?’ Hiermee maakte hij meteen ook duidelijk dat zulke karaktereigenschappen nu eenmaal vastliggen. Daar verander je niets aan.

De huidige kennis van de neurobiologie maakt duidelijk dat van een volledige vrijheid geen sprake kan zijn. Vele erfelijke factoren en omgevingsinvloeden tijdens de vroege ontwikkeling hebben door hun inwerking op onze hersenontwikkeling de structuur en de functie van de hersenen voor de rest van ons leven vastgelegd. Hierdoor hebben wij niet alleen allerlei mogelijkheden en talenten, maar ook vele beperkingen meegekregen, zoals de aangeboren basis voor de kans op verslaving, de mate van agressie, onze genderidentiteit, seksuele oriëntatie en de aanleg voor ADHD, borderline-persoonlijkheidsstoornis, depressie en schizofrenie. Dit maakt duidelijk dat ons gedrag bij de geboorte al in belangrijke mate vastligt. Deze opvatting, die lijnrecht staat tegenover het maakbaarheidsgeloof van de jaren zestig, wordt ook wel ‘neurocalvinisme’ genoemd. Dit begrip refereert aan de predestinatieleer die het leven van calvinisten zo sterk heeft bepaald. Nog steeds gaan streng protestante gelovigen ervan uit dat God van iedereen, bij de geboorte al, zou hebben vastgesteld wat voor een leven hij/zij zou leiden, en of je verdoemd dan wel gered zou worden, en dus naar de hel of naar de hemel zou gaan.

Dat er al veel is vastgelegd tijdens onze vroege ontwikkeling geldt niet alleen voor psychiatrische ziekten, maar ook voor ons normale dagelijks functioneren. We kunnen wel zien dat er theoretisch een keuze is tussen een relatie met iemand van het andere geslacht of iemand van hetzelfde geslacht, maar onze al in de baarmoeder vastgelegde seksuele oriëntatie geeft ons niet de mogelijkheid om uit die theoretische mogelijkheden in vrijheid te kiezen. Vervolgens worden we geboren in een taalomgeving, waardoor onze hersenstructuur en -functie in belangrijke mate worden bepaald zonder dat er sprake is van een genetische aanleg of een keuzemogelijkheid voor onze moedertaal. De religieuze omgeving waarin we na onze geboorte terechtkomen bepaalt tevens hoe we de mate van spiritualiteit, die we genetisch hebben meegekregen, zullen invullen, met geloof, materialisme of een grote belangstelling voor het milieu. We zitten door onze genetische achtergrond en alle factoren die vervolgens op onze vroege hersenontwikkeling hun permanente effect hebben gehad vol met ‘interne beperkingen’ en zijn dus niet vrij om te besluiten te veranderen van genderidentiteit, seksuele oriëntatie, het niveau van onze agressie, van ons karakter, religie of onze moedertaal. Evenmin kunnen we besluiten van nu af aan een bepaald talent te hebben of niet aan iets te denken. Zoals Nietzsche zei komt een gedachte als zíj wil, niet als ík wil. Ook op onze morele keuzes hebben we weinig invloed. Wij keuren dingen goed of af, niet omdat we er zo diep over hebben nagedacht, maar omdat we niet anders kunnen. De ethiek is een voortvloeisel van onze oeroude sociale instincten die erop gericht zijn datgene te doen wat de groep niet schaadt, zoals Darwin al zei. De paradox dringt zich dus op dat de enige die, afgezien van zijn genetische beperkingen, nog een beetje vrij is, de foetus in het begin van de zwangerschap is. Die kan echter met die beperkte vrijheid niets doen omdat het zenuwstelsel nog te onrijp is. Zijn wij eenmaal volwassen, dan zijn er grote beperkingen aan de modificeerbaarheid van onze hersenen, en dus aan de maakbaarheid van ons gedrag. We hebben dan een bepaald ‘karakter’ gekregen. Ons laatste restje vrijheid is dan inmiddels ook al ingeperkt door wat we van de maatschappij niet mogen doen of moeten laten.

XVIII.2
HET BREIN ALS EEN ONBEWUSTE GIGANTISCHE COMPUTER

Bij het nemen van beslissingen van ondergeschikt belang heb ik het altijd nuttig gevonden alle voor- en nadelen af te wegen. Echter, bij wezenlijke zaken zou de beslissing uit het onderbewuste moeten komen, van ergens binnen in ons zelf.
SIGMUND FREUD

Wij beslissen heel veel ‘in een fractie van een seconde’ of ‘op gevoel’, of op basis van onze ‘intuïtie’ zonder er bewust over na te denken. We ‘kiezen’ een partner door verliefd te worden op het eerste gezicht, en de verdachte vertelt oprecht dat hij de man had vermoord voordat hij het besefte. De wetenschaps-journalist Malcolm Gladwell vertelt met verve in zijn boek Blink welke belangrijke en complexe beslissingen ons onbewuste brein binnen een paar seconden neemt. En dat gebeurt pas nadat onze onbewuste computer een gigantisch aantal analyses heeft verricht. Zoals een modern vliegtuig kan vliegen en landen op een automatische piloot, zonder bemoeienis van de bewuste piloot van vlees en bloed, zo werkt ons brein ook op een voortreffelijke wijze voor een belangrijk deel onbewust. Maar daar is wel training van de hersenen voor nodig. Alleen door het onbewuste brein langdurig en intensief met informatie te voeden kan een zeer ervaren kunstkenner onmiddellijk ‘voelen’ dat het om een vervalsing gaat, en alleen door grote aantallen patiënten te zien, ontwikkelt de medisch specialist zijn ‘klinische blik’ waardoor hij bij binnenkomst van de patiënt de diagnose al gesteld heeft.

Onze hersenen móéten wel voor een belangrijk deel automatisch, onbewust werken. We worden gebombardeerd met een enorme hoeveelheid informatie. Door middel van selectieve aandacht halen we er onbewust uit wat voor ons van belang is. Als naaktfoto’s zo kort worden getoond aan één oog dat je ze niet bewust ziet, dan trekt het oog van de heteroseksuele man toch naar naakte vrouwen, terwijl het wegdraait van blote mannen. Bij de homoseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen draait het oog naar de erotische plaatjes van blote mannen, terwijl de reactie van lesbische en biseksuele vrouwen tussen de heteroseksuele mannen en vrouwen in zit. Ook je seksuele oriëntatie is door programmering van je brein vroeg in de ontwikkeling tot een onbewust proces geworden.

Emoties zijn bij die onbewuste processen ook van groot belang en het autonome zenuwstelsel doet hieraan volop mee. Bij een moreel oordeel zijn emoties zelfs van doorslaggevende betekenis. Het onderste deel van de prefrontale cortex is cruciaal voor het nemen van beslissingen bij morele dilemma’s, zoals het opofferen van het leven van één persoon om een aantal anderen te redden. Voor de meesten van ons zijn dit onmogelijke, zeer emotionele beslissingen om te nemen, maar mensen met een beschadiging van dit PFC-gebied maken koele, zeer onpersoonlijke afwegingen. Zij hebben geen emoties zoals empathie of medelijden bij dit soort vreselijke beslissingen. Oordelen die gebaseerd zijn op normen en sociale waarden worden blijkbaar door een intact brein ook op basis van emoties genomen. Bewuste afwegingen zijn zeker niet altijd beter dan onbewuste beslissingen. Ze kunnen een goede beslissing zelfs in de weg zitten. Belangrijke financiële beslissingen, zoals het kopen van een huis, worden volgens de psycholoog prof. Ed de Haan soms zelfs beter genomen op basis van intuïtie, dus zonder een degelijke bewuste afweging. De autistische savant Daniel Tammet probeerde net als Rainman door kaarten te tellen geld te verdienen in Las Vegas. Hij verloor enorm, tot hij op basis van zijn intuïtie beslissingen nam en weer won (zie XI.1). Als je in gedachten naar je werk rijdt neem je in het verkeer honderden beslissingen in complexe situaties, beslissingen waar leven en dood mee gemoeid zijn, op een volkomen automatische manier, en opeens denk je: goh, ben ik er nu al? Je kunt ook tijdenlang met een probleem ‘zitten’ zonder er bewust over na te denken, en dan opeens, terwijl je iets heel anders aan het doen bent, komt de oplossing boven. Ons gedrag wordt dus, in een voortdurend eerbetoon aan Sigmund Freud, voor een belangrijk deel door onbewuste processen gestuurd. Na 100 jaar zijn we weer terug bij het onderbewuste, maar dan zonder Freuds verdrongen kinderlijke seksuele conflicten, agressieve fantasieën en andere twijfelachtige verklaringen.

Factoren vanuit onze culturele en maatschappelijke achtergrond zijn ook van doorslaggevend belang bij het nemen van onze onbewuste beslissingen. Hoe vaak in de geschiedenis heeft een heel volk niet blindelings achter de verkeerde leider aangelopen? Maar ook fysische factoren als temperatuur en licht spelen een grote rol in ons handelen. Tijdens lange hete zomers kunnen er explosies van agressief gedrag ontstaan. De formidabele beslissing die tot het begin van een oorlog leidt, wordt op het noordelijk halfrond al eeuwenlang meestal ’s zomers genomen, op het zuidelijk halfrond gedurende onze winter, en rond de evenaar onafhankelijk van het jaargetijde, zoals blijkt uit de studie van de 2131 veldslagen van de laatste 3500 jaar. Niet de militaire strategie, noch de ‘Rede’ of de ‘Vrije Wil’, maar de hoeveelheid daglicht of de temperatuur lijkt de doorslag te geven bij de niet-geringe beslissing voor het moment om een oorlog te beginnen.

Het nemen van al die onbewuste beslissingen heeft natuurlijk ook zijn nadelen. Onze onbewuste racistische en seksistische opvattingen spelen veelal een onverwachte rol, bijvoorbeeld in sollicitatiegesprekken. Maar ons brein kan niet anders dan voor het grootste deel werken als een efficiënte onbewuste automaat, die toch op een rationele manier beslist. Onbewuste, ‘impliciete’ associaties stellen ons in staat snel en effectief een enorm aantal complexe beslissingen te nemen, iets wat onmogelijk zou zijn als er voor alles een zorgvuldige, bewuste, maar trage afweging van alle voors en tegens noodzakelijk zou zijn. Maar voor een bewuste vrije wil is er bij al die onbewuste beslissingen geen plaats. Dat heeft grote consequenties, want wanneer wij iemand verantwoordelijk stellen voor zijn daden, dan gaan wij uit van de vrije wil, die in ieder geval voor een belangrijk deel van ons handelen niet bestaat.

XVIII.3
DE ONBEWUSTE WIL

We moeten het feit accepteren dat het mogelijk is dat we iets weten zonder te weten waarom we het weten.
MALCOLM GLADWELL, 2005

Omdat ons overbelaste brein voortdurend beslissingen neemt middels een onbewust proces spreekt de Amerikaanse psycholoog uit Harvard Dan Wegner van een ‘Onbewuste Wil’, in plaats van een ‘Vrije Wil’. De Onbewuste Wil neemt razendsnel beslissingen op basis van wat zich voordoet in de omgeving, waarbij de wijze waarop onze hersenen tijdens de ontwikkeling tot stand zijn gekomen en wat we sindsdien geleerd hebben een doorslaggevende rol spelen. Door de gecompliceerde, steeds wisselende omgeving waarin we leven kan er geen sprake van zijn dat ons leven op een voorspelbare wijze gedetermineerd is, en door de wijze waarop onze hersenen zich hebben ontwikkeld kan er geen volledig Vrije Wil bestaan. Toch ervaren wij voortdurend dat we vrije keuzes kunnen maken, en noemen dat ‘Vrije Wil’. Volgens Wegner is dat een illusie, en hij heeft hier experimentele ondersteuning voor. Laat iemand achter een proefpersoon gaan staan die voor een spiegel staat en zijn armen onder diens oksels steken. Als die armen steeds opdrachten uitvoeren (zoals: krab aan je neus, zwaai met je rechterhand), die hardop gegeven worden, dan krijgt de proefpersoon de illusie dat hij degene is die deze bewegingen via zijn wil stuurt. Het werk van Wegner maakt duidelijk dat zowel de bewegingen als de ‘bewuste’ gedachte te gaan bewegen, uit onbewuste processen in het brein voortkomen. Die onbewuste processen kun je niet overzien, maar je kunt wel de beweging die hier het gevolg van is interpreteren. Het ‘bewuste plaatje’ dat van de uitvoering van de beweging wordt gemaakt, geeft ons het idee dat we de handeling willens en wetens hebben veroorzaakt. Maar dat gevoel is niet het bewijs voor een bewuste causale cascade van gebeurtenissen waar de handeling uit voortkwam. De illusie van de bewuste wil ontstaat volgens de Amsterdamse psycholoog prof. Victor Lamme pas in tweede instantie, wanneer de informatie over de handeling die wordt uitgevoerd naar de hersenschors wordt teruggestuurd. De illusie van Vrije Wil is volgens Wegner nodig om op de handeling het stempel te drukken: ‘dat is van mij, en dat ben ik’.

Benjamin Libet liet in zijn beroemde experimenten zien dat bij een gevoelsprikkel die dicht bij de drempelwaarde ligt en bij handelingen die uit de hersenschors geïnitieerd worden, het bewustzijn zo’n halve seconde achterloopt. Zijn conclusie dat aan de ‘bewuste’ ervaring een halve seconde van onbewuste hersenactiviteit, (readiness potential), voorafgaat die de handeling in gang zet, heeft gerede twijfel gezaaid over de mogelijkheid uit vrije wil te handelen. Hoewel er over Libets waarnemingen heel wat discussie gaande is, laten recente fMRI-experimenten zien dat er hersenschorsgebieden zijn die al zo’n zeven tot tien seconden bezig zijn een motorische handeling voor te bereiden voordat deze bewust wordt. Er is bovendien experimenteel ingegrepen om te bewijzen dat het bewustzijn achter het initiëren van de handeling aanloopt. Er werd een taak aangeboden waarbij men snel een oplichting op het computerscherm moest aanraken. 0,1 sec nadat die oplichting verscheen was de prikkel al onderweg van de visuele hersenschors naar de motorische hersenschors (fig. 21) om de beweging te initiëren om die oplichting aan te raken. Als dan de verwerking in de visuele hersenschors werd onderbroken door een magnetische puls, dan werd de handeling wel uitgevoerd, maar men werd zich niet bewust van die oplichting op het computerscherm. Al deze waarnemingen ondersteunen het idee dat het gevoel dat deze handeling uit ‘Vrije Wil’ geïnitieerd is inderdaad een illusie is, en dat Susan Blakemore dus terecht stelt dat het bewustzijn het verhaal is dat achteraf verteld wordt. Of men, zoals Libet denkt, mogelijk wel een veto op de beweging kan uitspreken zodra men zich van de beweging bewust wordt (‘Free Won’t’), is nog de vraag. Aan het veto op een beweging kan echter natuurlijk net zo goed ook onbewuste hersenactiviteit voorafgaan.

Maar ook al hobbelt het bewustzijn wat achter de feiten aan, het blijft nuttig. Want als je je niet bewust zou worden van de pijn die je hebt van een wond of ontsteking, is de kans dat je er wat aan doet en het overleeft gering. Bovendien zul je de volgende keer dezelfde situatie proberen te voorkomen. Het feit dat veel van ons handelen onbewust tot stand komt, sluit niet uit dat we ook bewust kunnen handelen als we ergens de aandacht op vestigen. Automatisch autorijden gaat prima, totdat je in een onverwachte situatie terechtkomt die je aandacht vraagt. Dan neemt het langzame, bewuste handelen het over, met alle gevaren van dien.

XVIII.4
WAT DE VRIJE WIL NÍÉT IS

Ieder brein is uniek, dus zo uniek is het niet om uniek te zijn.

Hoewel Francis Crick zich afvroeg of de Vrije Wil geen illusie was, stelde hij voor dat een deel van de prefrontale cortex, de gyrus cinguli, er de neurale basis voor zou zijn. Maar zijn argumentatie betreft slechts ‘de wil’ in de zin van ‘het nemen van initiatief’, en zeker niet de ‘vrije wil’ zoals gedefinieerd door Price, namelijk de mogelijkheid om te besluiten om iets wel of niet te doen zonder interne of externe beperkingen die deze keuze bepalen. Ook volgens Antonio Damasio zijn het voorste deel van de gyrus cinguli en de mediale prefrontale cortex de hersengebieden die de bron zijn voor al onze activiteiten, zowel voor onze motoriek als voor onze gedachten en redeneringen. Bij alzheimerpatiënten wordt er inderdaad een sterke correlatie gevonden tussen de mate van apathie en het dunner worden van de frontale cingulaire cortex. Maar voor de lokalisatie van de ‘vrije wil’ is dat geen argument.

Vele voorbeelden zijn de hersenonderzoekers voorgehouden om de stelling dat de vrije wil een illusie is te ondermijnen. Zo is het besluit een verzetsdaad te verrichten nogal eens als een bewijs voor het bestaan van de vrije wil naar voren gehaald. Je kunt betwijfelen of dat een gelukkig voorbeeld is, als extremisten die van jongs af aan religieus geïndoctrineerd zijn in hun gevoel zo’n daad verrichten. De formulering ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’, die Maarten Luther volgens de mythevorming rond hem zou hebben uitgesproken toen hij in 1521 bij de Rijksdag in Worms verscheen, klinkt eigenlijk ook al niet naar een in volle vrijheid genomen besluit.

Wetenschap en kunst zijn ook vaak ten tonele gevoerd om te ‘bewijzen’ dat de vrije wil bestaat. De Engelse elektrofysioloog en Nobelprijswinnaar Eccles heeft de creativiteit van de wetenschapper als hét bewijs voor het bestaan van de vrije wil genoemd. Inderdaad, onze hersenen zijn uniek en kunnen dus een uniek gedicht of schilderij produceren of een uniek experiment opzetten. Maar hiermee is de vrije wil echter niet aangetoond. Niet voor niets wordt regelmatig op zeer verschillende plaatsen in de wereld en totaal onafhankelijk van elkaar door zeer creatieve onderzoekers tegelijkertijd precies dezelfde ‘unieke’ vondst gedaan. Dat is altijd zo geweest. Darwin moest, zeer tegen zijn zin, zijn evolutietheorie wel publiceren, omdat Alfred Russel Wallace geheel onafhankelijk van hem tot hetzelfde idee was gekomen. De bekendmaking deden ze in de vorm van een gemeenschappelijke mededeling die tijdens de bijeenkomst van de Linnean Society in Londen op 1 juli 1858 werd voorgelezen. Darwin was er zelf niet bij, omdat hij en zijn vrouw die dag hun zoon begroeven. Wallace was er ook niet, want hij zat in het Verre Oosten. Er volgde geen discussie op de gemeenschappelijke bekendmaking. Nog opmerkelijker is dat een Schotse tuinman al naar buiten kwam met het principe van natuurlijke selectie op het moment dat Darwin uitvoer met de Beagle. Daar zijn idee gepubliceerd werd in een boek, werd het door niemand opgemerkt. Dat is overigens nog steeds het geval. Een wetenschappelijk artikel dat als een hoofdstuk in een boek verschijnt, is verloren als publicatie. Wat deze voorbeelden illustreren, is dat de tijd blijkbaar rijp was voor dit volkomen nieuwe unieke concept. Als zij er niet mee waren gekomen, had iemand anders het spoedig bedacht. Wat niet wegneemt dat Darwin dit idee geniaal heeft uitgewerkt. Iedere stap in zijn denken heeft hij met talloze voorbeelden geïllustreerd. En zijn boeken zijn niet alleen wetenschappelijk geweldig, maar je kunt er ook als literatuur van genieten.

Ook in de kunst kom je dit fenomeen van onafhankelijke gelijktijdigheid tegen. De ‘uitvinding’ van de kunst werd zo’n 35 000 jaar geleden door de mens rond dezelfde tijd gedaan in de Ardêche in Frankrijk, in Australië, en in Afrika. Het oudste beeldje, een vrouwenfiguurtje gesneden uit mammoetivoor, en gevonden in Duitsland, dateert ook uit deze periode. Blijkbaar waren deze ‘unieke’ uitingen van menselijke creativiteit afhankelijk van het evolutionaire ontwikkelingsstadium van de hersenen. En het ‘unieke’ experiment van onderzoekers lijkt vooral afhankelijk te zijn van het stadium waarin het wetenschappelijk denken en de ontwikkeling van nieuwe technieken en instrumenten zich bevinden, zodat een logische volgende stap gezet kan worden. Het bewijs voor het bestaan van de ‘vrije wil’ heeft een beter argument nodig.

XVIII.5
VRIJE WIL EN HERSENZIEKTEN

De vrije wil is een illusie, zeker bij hersenziekten.

De Vrije Wil is gedefinieerd als de mogelijkheid om een besluit te nemen zonder dat er interne of externe beperkingen zijn die de keuze bepalen. Bovendien moet je in staat zijn de consequenties van je daden te overzien om van een handeling op basis van vrije wil te kunnen spreken. In het geval van een hersenziekte kan er zowel sprake zijn van een ‘interne beperking’ als van een ‘onmogelijkheid je eigen daden te overzien’. Dit kan juridische consequenties hebben. Het Nederlandse strafrecht zegt immers: Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend. In 2003 vermoordde een 81-jarige volkomen demente verpleeghuisbewoonster haar 80-jarige demente kamergenoot. Vanzelfsprekend is het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgegaan. Een enkele keer pleegt een schizofrene patiënt een agressief delict. Hinkley pleegde in 1981 een mislukte aanslag op de Amerikaanse president Reagan. Mijailo Mijailovic, een schizofrene patiënt die zijn geneesmiddelen niet nam, vermoordde naar hij dacht ‘op bevel van Jezus’ in 2003 de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken Anna Lindh. Weinigen zullen stellen dat deze delicten uit vrije wil gepleegd zijn. De keurige gilles-dela-tourettepatiënte die in haar mantelpakje met haar handtas op schoot tijdens het gesprek met de dokter door haar tics plotseling obscene taal gebruikte (‘kut, kut, kut’) deed dit niet uit vrije wil. Kun je een pedofiel moreel verantwoordelijk stellen voor zijn seksuele oriëntatie als je je realiseert dat deze ontstaan is op basis van een genetische achtergrond en een atypische hersenontwikkeling? Zijn pedofilie was zeker geen vrije keuze. Hoe vrij was iemand die door de combinatie van zijn genetische achtergrond en het sigaretten roken van zijn moeder tijdens de zwangerschap ADHD kreeg en met justitie in aanraking kwam? We weten dat ondervoeding tijdens de zwangerschap meer kans geeft op asociaal gedrag. Hoe vrij is zo iemand als hij door zulk gedrag met de politie in aanraking komt? Kun je een puber, die nog moet leren om met zijn door geslachtshormonen totaal anders functionerende brein om te gaan, verwijten dat hij een delict heeft gepleegd?

Hoe complex het begrip ‘vrije wil’ is wordt ook geïllustreerd door het zeldzame ‘alien-handsyndroom’, dat optreedt wanneer er geen goede communicatie tussen de beide hersenhelften meer is. Dit kan ontstaan door een bloeding waarbij de verbinding tussen de twee hersenhelften, het corpus callosum, beschadigd is geraakt. De activiteit in het ene deel van de hersenen kan door zo’n hersenbeschadiging niet meer gecoördineerd worden met de activiteit in het andere deel van de hersenen. De ‘alien hand’ (vreemde hand) voert ongecontroleerd handelingen uit die volkomen tegengesteld kunnen zijn aan die van de gezonde hand. De ene hand trekt de broek aan, terwijl de andere hand tegelijkertijd pogingen doet om de broek uit te trekken. Waar zit dan de ‘Vrije Wil’ voor die handelingen? Een alien-handpatiënte beschreef hoe ze een aantal keren wakker geworden was omdat haar linkerhand haar probeerde te wurgen. Dit gegeven is ook gebruikt in de film Dr. Strangelove, waarin Peter Sellers met zijn ene hand steeds probeert te voorkomen dat zijn andere hand hem wurgt. Als de bovengenoemde patiënte wakker was, probeerde haar linkerhand de knoopjes van haar jurk los te maken tegen ‘de wil’ van haar rechterhand in. Haar linkerhand vocht ook met de rechter om de telefoon op te nemen. Het gevoel geen controle meer over je eigen ledematen te hebben, en het ontbreken van het gevoel de beweging zelf te initiëren, is zeer beangstigend. Het geeft de patiënt de illusie dat iemand of iets anders zijn bewegingen initieert. De patiënte hierboven had inderdaad het gevoel geen controle meer over haar eigen hand te hebben, en dacht bestuurd te worden ‘vanuit de maan’. Het lijkt er dus op dat als we ons er wel van bewust worden wát er gebeurt maar het gevoel zelf hierover te beslissen (‘Vrije Wil’) ontbreekt, ons lichaam aanvoelt als een vreemd voorwerp. Er is daarom wel gesteld dat de illusie dat wij uit vrije wil handelen wel eens de prijs zou kunnen zijn die wij moeten betalen voor ons zelfbewustzijn. In het geval van het alien-handsyndroom lijkt er sprake van ‘twee willen’ in één brein, die allebei iets anders willen. De illusie een Vrije Wil te hebben is dus ook afhankelijk van goede links-rechtsverbindingen tussen de hersenhelften.

Het idee dat we volkomen vrij zouden zijn om wat dan ook te kiezen is niet alleen onjuist, het heeft ook veel ellende veroorzaakt. Zo was het indertijd een algemeen geaccepteerd idee dat ook onze seksuele oriëntatie, dat wil zeggen heteroseksualiteit, homoseksualiteit of biseksualiteit, een kwestie van een ‘keuze’ zou zijn, en dus werd je voor homoseksualiteit, als zijnde volgens alle religies de verkeerde keuze, tot voor kort gestraft. In de lijn van dit gedachtegoed werd homoseksualiteit door de geneeskunde als een ziekte beschouwd. Pas in 1992 werd homoseksualiteit verwijderd uit de ICD-10 (International Classification of Diseases). Tot die tijd heeft men tevergeefs geprobeerd om homoseksuelen van hun vermeende hersenziekte te ‘genezen’ door gevangenisstraf, en door middel van alle mogelijke vreselijke ingrepen, die geen van alle hielpen. Ik ben benieuwd hoe lang het duurt voordat voor andere gedragingen, waarbij nu nog van de vrije wil wordt uitgegaan, zoals agressief en delinquent gedrag, pedofilie, kleptomanie en stalken, hetzelfde inzicht zal doorbreken, en geaccepteerd zal worden dat ook dit gedrag geen kwestie van vrije wil is, met alle consequenties van dien. Ook is bij hersenziekten als MS herhaaldelijk gesteld dat de wil de ziekte met een positieve instelling tegemoet te treden, de genezing zou bevorderen. Niet alleen is daar geen enkel bewijs voor, maar bovendien heeft deze visie tot gevolg dat als de ziekte een ernstiger beloop krijgt, de arme patiënt te horen krijgt dat hij ook niet voldoende ‘geprobeerd’ heeft de ziekte de baas te kunnen!

Kunnen we ons er niet beter bij neerleggen dat een volledige ‘Vrije Wil’ een illusie is? Dat is geen nieuw idee, want Benedictus de Spinoza zei al in de Ethica (1677, Stelling XL VIII.): er bestaat in de geest geen onvoorwaardelijke of vrije wil.