IX
AGRESSIE
IX.11
AGRESSIEF DE BAARMOEDER UIT
Ik weet van gevallen waarbij een drang
tot stelen en een neiging tot liegen in vooraanstaande families
voorkwam.
CHARLES DARWIN, 1871
De mens is een agressieve diersoort, net als de chimpansee. We hebben niet voor niets gemeenschappelijke voorouders. In de jaren zestig tot tachtig van de twintigste eeuw was er een universeel geloof in de maakbaarheid van de mens. Geef iedereen een goede leefomgeving en alle agressie en criminaliteit zou van de aardbodem verdwijnen. Iemand die er anders over dacht, zoals Wouter Buikhuisen, werd neergesabeld. Nu er weer nagedacht mag worden over de biologische achtergronden van ons gedrag, mag er ook weer gekeken worden naar de vraag waarom de ene persoon agressiever is dan de andere, en de een eerder met Justitie in aanraking kan komen dan de ander. Jongetjes zijn agressiever dan meisjes. Dat is al in de baarmoeder vastgelegd voor de rest van ons leven. De piek in het manlijke hormoon testosteron, die jongetjes zelf produceren halverwege de zwangerschap, maakt ze voor de rest van hun leven agressiever. Meisjes met een bijnierafwijking waardoor ze voor de geboorte veel testosteron produceren zijn later ook agressiever. En medicijnen die op hormonen lijken kunnen tijdens de zwangerschap het agressieniveau bij zowel jongetjes als meisjes verhogen.
Sommige kinderen zijn echter duidelijk agressiever dan andere, en dat leidt nogal eens tot een delict: 72% van de jeugdige delinquenten zit in de gevangenis voor een agressief delict. Bij deze delinquenten worden opvallend vaak psychiatrische stoornissen gevonden, bij manlijke adolescenten die gevangenzaten zelfs in 90% van de gevallen. Behalve hun asociaal gedrag is er vaak sprake van misbruik van verslavende stoffen, psychosen en ADHD. Genetische factoren spelen hierbij een belangrijke rol, zoals blijkt uit tweelingstudies. Het gaat om kleine variaties in het DNA (polymorfismen), van genen die betrokken zijn bij de productie of afbraak van chemische boodschappers in de hersenen. Kleine variaties in het gen voor eiwitten die chemische boodschappers in de hersenen afbreken, kunnen leiden tot meer agressie, alcoholisme en agressieve zelfmoorden. Een verminderde activiteit van de chemische boodschapper serotonine gaat gepaard met meer agressie, impulsiviteit en antisociaal gedrag. Bij Chinese mannen is er een kleine variatie in een gen gevonden dat betrokken is bij de werking van serotonine die gepaard gaat met extreem gewelddadige criminaliteit, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslaving aan alcohol of andere middelen. Een andere variant van hetzelfde eiwit geeft meer kans op een borderline-persoonlijkheidsstoornis, waarbij ook veel impulsiviteit en agressie voorkomt. Onze genetische achtergrond kan dus in belangrijke mate bijdragen aan ons agressieve en criminele gedrag later. De stellige mededeling van de Intelligent Design-aanhanger Jitse van der Meer ‘Directe genetische effecten op moreel gedrag zijn niet bekend’, kunnen we dus gevoeglijk naast ons neerleggen.
Ook de omgeving van de foetus beïnvloedt het agressieniveau later. Mannen die voor de geboorte waren blootgesteld aan ernstige ondervoeding van hun moeder tijdens de Hongerwinter van 1944-1945 in Nederland hadden op het moment van hun militairedienstkeuring tweeënhalf maal zoveel kans op een antisociale persoonlijkheidsstoornis (zie III.3). Ondervoeding in de baarmoeder komt in onze welvaartmaatschappij nog steeds voor, maar dan door een slecht werkende placenta. In combinatie met de genetische achtergrond van het kind geeft het roken van de moeder tijdens de zwangerschap negen keer zoveel kans op ADHD bij het kind. En ADHD gaat gepaard met meer agressiviteit en een grotere kans om met justitie in aanraking te komen (zie III.2).
Net zoals de mate van agressie al voor een belangrijk deel in de baarmoeder voor de rest van ons leven is vastgelegd, geldt dat ook voor vele andere van onze karaktertrekken. Dit is geen nieuw concept, het was alleen maar tijdelijk taboe om erover te praten in onze maakbare maatschappij. Charles Darwin (1809-1882) schrijft al in zijn autobiografie: ‘Ik ben het geheel met Francis Galton (dat was zijn neef) eens dat opvoeding en omgeving slechts een geringe invloed op de mens uitoefenen, en dat de meeste van onze eigenschappen aangeboren zijn.’ Dat brengt de mogelijke invloed van ouders en de vele goedwillende opvoedende instanties tot de juiste proporties terug (zie ook ix.2).
IX.2
JONG EN AGRESSIEF
Ook het ministerie van Justitie krijgt nu belangstelling voor andere dan maatschappelijke factoren die de mate van agressie en kans op criminaliteit bepalen.
We komen met een verschillende aanleg voor agressief gedrag de baarmoeder uit, afhankelijk van ons geslacht, onze genetische achtergrond, de hoeveelheid voeding die we via de placenta binnenkregen, en het rookgedrag, alcohol- en geneesmiddelengebruik van onze moeder tijdens de zwangerschap. De kans dat we ontremd, antisociaal, agressief of delinquent gedrag vertonen neemt in de puberteit toe door het stijgen van de testosteronspiegels. Er zijn dan ook sterke geslachtsverschillen in zulk gedrag. Mannen plegen vijf keer zoveel moorden als vrouwen. Bovendien vermoorden mannen maar in 20% van de gevallen een familielid of kennis, terwijl vrouwen in 60% van de gevallen iemand binnen de relationele sfeer vermoorden. De leeftijd waarop mannen moorden heeft een stereotiep beloop. Met het stijgen van de testosteronspiegel tijdens de puberteit stijgt ook het aantal moorden. Er is vervolgens een piek rond het 20e-24e jaar, waarna een daling inzet tot lage waarden rond het 50e-54e jaar. Er is een identiek leeftijdspatroon voor het moorden gevonden op heel verschillende plaatsen in de wereld, in Chicago, Engeland, Wales en in Canada. De dalende lijn in crimineel gedrag bij twintigers gaat niet samen met een daling van de testosteronspiegels, maar wordt geweten aan de late ontwikkeling van het voorste deel van de hersenschors, de prefrontale cortex (fig. 14), die ons impulsieve gedrag in toom houdt en het morele gedrag bevorderd. De late ontwikkeling van de prefrontale cortex betekent ook dat het volwassen strafrecht niet eerder toegepast zou moeten worden dan dat deze hersenstructuur rijp is, en dat is rond de 23-25 jaar. De politiek houdt geen rekening met dit ontwikkelingspatroon en pleit om de gunst van bange kiezers te verkrijgen juist voor een verlaging van de leeftijd van het volwassen strafrecht. Alcohol remt de functies van de prefrontale cortex, wat tot plotseling, zinloos geweld kan leiden na een avondje stappen. Een beschadiging van de prefrontale cortex in de eerste levensjaren kan in volwassenheid ook leiden tot gestoord sociaal en moreel gedrag.
Het manlijke hormoon testosteron stimuleert agressief gedrag. Sommige mannen hebben hogere testosteronspiegels dan andere, en hebben daarmee een extra risico voor agressief gedrag. Bij mannen die gevangenzaten wegens geweldsdelicten en verkrachting waren de testosteronspiegels hoger dan bij hen die schuldig waren aan andere feiten. Eenzelfde relatie tussen hogere testosteronspiegels en meer agressie bestaat trouwens ook bij vrouwelijke gedetineerden. Tevens zijn de testosteronspiegels hoger bij manlijke gevangenen en bij rekruten met asociaal gedrag. Bij hockeyspelers is een agressieve uiting tijdens het spel makkelijk te meten aan een klap met de stick. Ook bij hen is er een relatie gevonden tussen het aantal agressieve responsen en de testosteronspiegels in het bloed. Het is daarom verontrustend dat grote hoeveelheden anabole steroïden tegenwoordig in de ‘sport’ worden gebruikt om de spiermassa te vergroten, want die hormonen versterken ook het agressieve gedrag.
Ook de omgeving heeft haar invloed op agressief gedrag. De laatste tijd wordt duidelijk dat gewelddadige films en computer-spelletjes agressieverhogend kunnen werken. We mogen echter niet alleen maar hierop focussen, want ook het lezen van een Bijbeltekst waarin God het doden sanctioneert, bleek duidelijk agressieverhogend te werken, maar uitsluitend bij mensen die religieus zijn. Ook fysische factoren als temperatuur en licht spelen een grote rol in ons handelen. Iedereen kent het probleem van agressieve uitingen gedurende ‘lange, hete zomers’. Niet de militaire strategie, maar de hoeveelheid daglicht of de temperatuur lijkt de doorslag te geven bij de beslissing een oorlog te beginnen. Dit bleek uit de seizoensritmes die Schreiber vond in zijn studie van 2131 veldslagen in de laatste 3500 jaar. De beslissing die tot het begin van een oorlog leidt wordt op het noordelijk halfrond al eeuwenlang meestal ’s zomers genomen, op het zuidelijk halfrond bij voorkeur gedurende onze winter en rond de evenaar onafhankelijk van het jaargetijde.
En dan zijn er natuurlijk ook nog de slechte sociale omstandigheden en gebrek aan opleiding die tot agressief en delinquent gedrag kunnen leiden, de enige factoren waar in de afgelopen generaties naar gekeken is. Toen de Italiaanse criminoloog Cesare Lombroso (1835-1909) werd verweten dat hij aan de maatschappelijke factoren die tot criminaliteit konden leiden te weinig aandacht besteedde, was zijn antwoord: ‘Dat is zo, maar dat komt doordat hieraan al door zoveel mensen aandacht is besteed. Het heeft weinig zin om te bewijzen dat de zon schijnt.’ Dat was tot voor kort ook hier in Nederland het geval, maar ook het ministerie van Justitie krijgt nu belangstelling voor andere dan maatschappelijke factoren die de mate van agressie en kans op criminaliteit bepalen.
IX.3
AGRESSIE, HERSENZIEKTEN EN DE GEVANGENIS
Hoe vaak zou ons strafrechtsysteem tegen de regel zondigen dat de strafwet niet van toepassing is op mensen met een hersenziekte?
Sinds McNaughton in 1843 iemand vermoordde en tot grote opwinding van het victoriaanse Engeland niet gestraft werd maar naar een psychiatrische inrichting moest, is men het erover eens dat het strafrecht niet van toepassing is op mensen met een hersenziekte. Toch zitten de gevangenissen vol met mensen met een psychiatrische of neurologische ziekte. Volgens Theo Doreleijers, hoogleraar forensische psychiatrie en jeugdpsychiatrie, heeft 90% van de gedetineerde jongeren een psychiatrische stoornis en 30% van de tbs’ers ADHD. Volgens hem is Nederland Europees kampioen kinderen opsluiten, terwijl forensische dagbehandelingen beter helpen dan gevangenisstraf. Bij hersenziekten met agressief gedrag zijn twee samenwerkende hersengebieden van speciaal belang: de prefrontale cortex (fig. 14) en de amygdala (fig. 26).
Het voorste deel van onze hersenen, de prefrontale cortex, remt ons agressief gedrag en is cruciaal voor ons morele oordeel. Kinderen met schade aan de prefrontale cortex kunnen de morele en sociale regels vaak moeilijk leren. Vietnamveteranen met schade in de prefrontale cortex werden agressiever en gewelddadiger, en impulsieve moordenaars hebben een verminderde activiteit van de prefrontale cortex. Hersenziekten waarbij de prefrontale cortex is aangedaan, gaan ook nogal eens samen met agressief gedrag. Zo bleek een chirurg die aan het einde van een operatie zijn naam in de buik van de patiënt kerfde, een beginstadium van de ziekte van Pick te hebben, een vorm van dementie die in de prefrontale cortex begint. Schizofrenie, waarbij de prefrontale cortex eveneens verminderd actief is, gaat soms ook gepaard met agressief gedrag. Hinkney werd bekend door zijn mislukte aanslag op president Reagan. De kogel uit zijn pistool trof Reagan onder diens linkeroksel, boorde zich in de linkerlong maar bleef op twee centimeter van het hart steken. Op Hinkney’s hersenscan, die de hele wereld rondging, was de krimping van de hersenen, die vaak voorkomt bij schizofrenie, duidelijk te zien. Hij zit nog steeds in de gevangenis. Een ander voorbeeld is Mijailo Mijailovic, een schizofrene patiënt die zijn medicijnen niet nam en in 2003 de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken Anna Lindt vermoordde. Hij beweerde uitverkoren te zijn door Jezus en hoorde stemmen die hem de opdracht tot de moord gaven. Omgekeerd is agressief gedrag soms het eerste symptoom van schizofrenie.
Voor in de slaapkwab (temporaalkwab) van de hersenen ligt de amygdala (fig. 25), die de grootte van een amandel heeft. Wanneer je bij een obductie de zachte hersenen van een patiënt in je handen houdt, dan kun je in de pool van de temporaalkwab het vastere knobbeltje van de amygdala voelen zitten. Afhankelijk van de precieze plaats en wijze van stimulatie van de amygdala, kun je er agressief gedrag mee remmen of opwekken. Het remmende effect werd overtuigend gedemonstreerd door de Spaanse onderzoeker Delgado, die een stier in zijn aanval in de ring vlak voor zich liet stoppen door op afstand de amygdala elektrisch te stimuleren. Wanneer je de amygdala aan beide kanten uitschakelt wordt zelfs een rioolrat hanteerbaar. Sommige psychopaten hebben een gestoorde functie van de amygdala. Zij kunnen dan niet van het gezicht van hun slachtoffers aflezen wat ze hun aandoen, en kunnen dus ook geen empathie voor hen opbrengen. In 1966 schoot Charles Whitman, na eerst zijn vrouw en zijn moeder te hebben vermoord, 14 mensen dood op een Texaanse universiteit, 31 andere raakten gewond. Er werd bij hem een tumor gevonden in de temporaal kwab die op de amygdala drukte. Je vraagt je af hoeveel van diegenen die opeens wild om zich heen gaan schieten op scholen of andere plaatsen in de VS en elders, een hersenziekte hebben. Ulrike Meinhoff werd van een kritisch journaliste een van de oprichters van de Rote Armee Fraktion in Duitsland. Deze groep vermoordde 34 mensen. Zij pleegde zelfmoord in haar cel in 1976. Al eerder was gebleken dat deze terroriste een aneurysma had, een uitpuiling van een zwakke plek in een bloedvat dat tegen de onderzijde van de hersenen precies op de amygdala drukt. Deze veroorzaakte blijvende schade bij haar. Toen ze eraan geholpen werd, beschadigde de neurochirurg bovendien ook nog de prefrontale cortex. Ze had dus twee redenen om agressief en delinquent gedrag te ontwikkelen. Andere hersenziekten die soms gepaard gaan met agressief gedrag zijn stemmingsstoornissen, borderline-persoonlijkheidsstoornis, geestelijke achterstand, herseninfarcten, ms, de ziekte van Parkinson en de ziekte van Huntington. Zelfs demente patiënten kunnen agressief zijn. In 2003 heeft dat in Nederland nog geleid tot een moord door een 81-jarige demente patiënte op haar 80-jarige demente kamergenoot. De dader werd volkomen verward op het toilet gevonden, en toen ze door een verzorgende naar haar bed werd gebracht, zag men het slachtoffer. Gelukkig werd er door het Openbaar Ministerie niet tot vervolging overgegaan. In ‘beschaafde’ landen als de vs en Japan kunnen schizofrene patiënten die een moord hebben gepleegd nog de doodstraf krijgen. Dat kan bij ons hopelijk nooit meer. Maar hoe vaak zou ook ons strafrechtsysteem toch tegen de McNaughton Rule zondigen?
IX.4
SCHULD EN BOETE
Vrouwe Justitia zou van de geneeskunde moeten leren hoe zij op basis van goed gecontroleerde onderzoeken evidence based (wetenschappelijk-bewezen) kan werken.
Het strafrecht is voorbehouden aan personen met een gezond brein. Dat principe heeft ook een biologische basis. Resusapen straffen gewoonlijk ieder dier dat zich niet aan de groepsregels houdt. Een geestelijk achtergebleven resusaapje met het downsyndroom mocht echter alles doen wat andere niet werd toegestaan, zoals Frans de Waal beschrijft. Hoewel we dus alleen straf horen te geven aan iemand met een gezond brein, concludeerde Theo Doreleijers 13 jaar geleden al als eerste dat van de minderjarige delinquenten die werden voorgeleid 65% psychiatrische stoornissen had, maar dat nog niet voor de helft van hen diagnostiek was aangevraagd. Mogen we zulke kinderen verantwoordelijk stellen voor hun daden? Kindermishandelaars zijn vroeger als kind zelf mishandeld. Wat is hun verantwoordelijkheid dan wanneer zij ook dit pad op gaan? Hoe verantwoordelijk is een puber voor het feit dat zijn hersenen opeens overspoeld worden door geslachtshormonen, die vrijwel ieder deel van de hersenen van functie doen veranderen? Het kind moet in de puberteit dus met een geheel nieuw brein leren omgaan, en dat terwijl de prefrontale cortex, die onze impulsiviteit in toom houdt en ons moreel gedrag in belangrijke mate stuurt, bij pubers nog zeer onrijp is. En hoe verantwoordelijk zijn verslaafden voor hun stoornis die veroorzaakt wordt door kleine variaties in hun DNA of door ondervoeding in de baarmoeder?
Morele veroordeling en straf die gebaseerd zijn op eigen verantwoordelijkheid berusten dus op drijfzand. Het gevoel van moraliteit is echter sterk verankerd in onze evolutionaire ontwikkeling, want het heeft belangrijke consequenties voor de overleving van de groep. Daaruit komt ook het idee voort dat je zelf voor je daden verantwoordelijk bent, al is dat een illusie. In tegenstelling tot wat er soms gedacht wordt, is onze geprogrammeerdheid nog geen argument tegen het opleggen van straf. Immers, de volgende keer kan ons brein een effectieve straf meenemen in zijn onbewuste afwegingen of we iets wel of niet weer zullen doen. Daarbij kent straf ook aspecten die niets met de problematiek van eigen verantwoordelijkheid te maken hebben. De maatschappij eist van het strafrecht genoegdoening, en bovendien dient straf als bescherming tegen de daders en als waarschuwing voor anderen, hoewel er gerede twijfel is over de effectiviteit van dit laatste aspect.
De kennis die we hebben over neurobiologische risicofactoren voor agressief of crimineel gedrag betreft altijd een groep individuen met een bepaald kenmerk. Dat betekent echter dat we een rechtbank niet de zekerheid kunnen geven dat een bepaalde factor bijgedragen heeft aan het plegen van het delict door een bepaald individu. Dit maakt volgens sommigen de praktische bijdrage van de neurobiologische kennis aan een veroordeling of preventieve hechtenis tot nu toe van ondergeschikt belang. Terecht zegt prof. Ybo Buruma in NRC Handelsblad (7-11-2007): ‘Rechters hebben net zoals dokters met individuen te maken.’ Maar vervolgens trekt hij daar precies de verkeerde conclusie uit: ‘Ik vind het allemaal prachtig, die kennis, maar zolang we er op individueel niveau in de rechtszaak niets mee kunnen, hebben we er niets aan.’ En daarmee brengt hij rechten als wetenschap op het niveau van de artsen van 100 jaar geleden, die ook naar eer en geweten hun patiënten op individuele basis behandelden, maar geen idee hadden wat het effect zou zijn. De geneeskunde heeft die les geleerd. ‘Evidence based medicine’ is altijd gebaseerd op effecten op een goed gedefinieerde groep patiënten. Je weet nooit of die ene patiënt die je het medicijn geeft bij de 95% zal horen die hierdoor geneest of bij de 5% die ernstige bijwerkingen krijgt waaraan een enkeling misschien zal overlijden. Toch neem je de beslissing om die ene patiënt zo te behandelen op basis van de groepsgegevens. Zo moeten we ook kijken naar de factoren die voor een bepaalde groep het agressieve en criminele gedrag bepalen, en de wijze waarop zo’n groep op preventieve maatregelen en de verschillende soorten en maten van straf reageert. Alleen op basis van deze groepsgegevens kunnen we een op kansen gebaseerde uitspraak over het individu doen, waarbij een zekerheid voor ons oordeel over die persoon weliswaar ontbreekt, maar we in ieder geval juist oordelen voor de groep waartoe hij behoort. Maar zover is het nu helaas nog lang niet bij Vrouwe Justitia. Zij probeert steeds weer een nieuwe vorm van straf uit, van taakstraffen tot strenge heropvoedingskampen zonder een goede controlegroep, waardoor de effectiviteit ervan altijd weer omstreden blijft.
IX.5
GEWELDDADIG TIJDENS DE SLAAP
‘In ons allen, zelfs in goede mensen,
huist een wetteloos, wild beest, dat tevoorschijn komt tijdens de
slaap.’
PLATO, DE REPUBLIEK
(380 V.CHR.)
Droomslaap gaat gepaard met snelle oogbewegingen, en wordt daarom ook wel remslaap (rapid eye movement) genoemd. Droomslaap staat ook bekend als ‘paradoxale slaap’ vanwege het ‘wakkere eeg’ gedurende deze slaapfase. Door de combinatie van dit typische eeg en de snelle oogbewegingen ontdekte Aserinsky in 1952 de droomslaap bij zijn slapende zoontje. Maar dromen komen ook in de andere slaapstadia dan remslaap voor.
Tijdens onze droomslaap hebben we vele kenmerken van psychiatrische en neurologische ziektebeelden. We hallucineren als een schizofrene patiënt. Hierbij zijn de hogere visuele centra geactiveerd. We beleven de meest bizarre dingen in een wereld waar de regels van alledag en van de fysische wetten niet meer gelden. De dromen zijn vaak emotioneel en nogal eens agressief geladen, en inderdaad is het centrum voor agressief gedrag, de amygdala (fig. 26), geactiveerd. We verzinnen tijdens dromen verhaaltjes, net zoals iemand met een alcoholdementie de gaten in zijn geheugen opvult met verhalen over gebeurtenissen die nooit hebben plaatsgevonden (zie XI.4). Vervolgens zijn we na enkele minuten alles wat we in onze dromen hebben meegemaakt weer vergeten, alsof we aan een ernstige vorm van dementie lijden. Tijdens het dromen is onze spierspanning verdwenen, net zoals dat overdag gebeurt bij een patiënt met de slaapziekte narcolepsie met kataplexie. Als deze patiënten geëmotioneerd raken, verliezen ze alle spanning in hun spieren. (zie VI.7).
De spierspanning verdwijnt niet voor niets tijdens onze slaap. Tijdens het slaapwandelen ben je in diepe slaap, maar de spierspanning verdwijnt niet en je voert automatische halfdoelgerichte handelingen uit zoals wandelen. Je bent je hiervan niet bewust, en je kunt je er later ook niets van herinneren. Bij een slaapwandelende patiënt die in een scanner werd bestudeerd, bleken tijdens de slaap inderdaad grote delen van de hersenschors niet geactiveerd te worden. De Franse onderzoeker Michel Jouvet schakelde bij dieren door een kleine beschadiging in de hersenstam de zenuwcellen uit die zorgen voor ontspanning van de spieren tijdens de droomslaap. Na deze ingreep leken de dieren het gedrag uit te voeren waarvan ze droomden. Hij zag een poes in droomslaap met open ogen op zijn fictieve prooi springen, zonder dat zij besefte wat er in de omgeving gebeurde. Ze had geen interesse in een bakje lekker voer, en ze verwijderde niet gericht de rommel die op haar vacht werd gelegd, terwijl ze al slapend haar vacht wel automatisch verzorgde. Ratten met zo’n laesie speelden tijdens het dromen met niet-aanwezige andere ratten en eekhoorntjes gingen nootjes opgraven.
Het uitvoeren van gecompliceerd gedrag tijdens de droomslaap zoals dat optrad na experimentele hersenlaesies bij dieren, bleek later ook soms bij de mens voor te komen. Er zijn zelfs mensen door de rechter vrijgesproken omdat het aannemelijk was dat ze hun strafbare handelingen tijdens de slaap hadden uitgevoerd. Sommige mensen kunnen inderdaad complexe handelingen uitvoeren in hun slaap zonder dat zij er zich van bewust zijn. Dit gebeurt voor 90% bij mannen, en wel tijdens de overgang tussen remslaap en andere slaapstadia. De handelingen zijn volledig automatisch, net als slaapwandelen. Mensen zijn beschuldigd van verkrachting, winkeldiefstal, poging tot moord en zelfmoord tijdens de slaap, hoewel het laatste ook simpelweg ongelukken tijdens het slaapwandelen kunnen zijn. Het betreft soms mensen met een hersenziekte zoals narcolepsie of de ziekte van Parkinson, maar vaak is er geen sprake van een neurologisch of psychiatrisch ziektebeeld. De gebeurtenissen kunnen worden uitgelokt door koorts, alcohol, gebrek aan slaap, stress of medicijnen. Sommige slaapwandelaars vertonen in zo’n situatie totaal onverwacht een heftig gewelddadig gedrag, terwijl ze als ze wakker zijn absoluut niet agressief zijn.
Kenneth Parks reed in 1987 al slapend 23 kilometer, sloeg zijn schoonmoeder de hersens in, werd wakker toen hij zijn schoonvader op dezelfde wijze wilde vermoorden en gaf zichzelf vervolgens aan bij de politie. Hij werd vrijgesproken. Julius Lowe was een frequente slaapwandelaar en bracht in zo’n fase zijn 82-jarige vader om, van wie hij zeer veel hield. Een ander, Butler, die in een verwarde staat zijn vrouw doodschoot, werd echter schuldig bevonden. De 59-jarige Brit Brian Thomas wurgde in 2008 tijdens een vakantie zijn vrouw, met wie hij 40 jaar getrouwd was. Hij droomde dat hij een inbreker in de houdgreep had, zo verklaarde hij in de rechtbank. Thomas leed al sinds zijn kindertijd aan slaapstoornissen, waaronder slaapwandelen en niet kunnen slapen. Daar slikte hij pillen voor, waardoor hij echter impotent werd. Maar omdat het stel op vakantie ging en ‘intiem’ wilde zijn, was hij daar even mee gestopt. De aanklagers trokken de aanklacht tegen hem in nadat de rechter had aangegeven dat de man vanwege slaapstoornissen niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het drama.
Er zijn nu 68 van zulke slaapwandelmoorden bekend. Er is een uitvoerig slaaponderzoek door zeer ervaren experts en een uitstekende advocaat nodig om aannemelijk te maken dat een delict door iemand gepleegd zou kunnen zijn in een toestand van slaap. Maar het zal duidelijk zijn dat een hard bewijs dat de moord inderdaad tijdens de slaap gepleegd werd, nooit waterdicht te leveren is, en dat een rechter dus meestal niet te overtuigen is van de onschuld van de daders. En geef de rechter eens ongelijk.