XVI
NEUROTHEOLOGIE: HERSENEN EN RELIGIE
Hoe al die absurde gedragsregels en al
die absurde geloofsovertuigingen ontstaan zijn weten we niet;...:
maar het is opvallend hoe een geloof dat in de vroege levensjaren
voortdurend werd ingeprent, als het brein nog ontvankelijk is,
welhaast de status van instinct verwerft; en de essentie van een
instinct is dat het wordt gevolgd, zelfs tegen de ratio
in.
CHARLES DARWIN, 1871
XVI.1
WAAROM ZIJN ER ZOVEEL MENSEN RELIGIEUS?
Alles wat we niet begrijpen noemen we
God: dit bespaart de hersenweefsels een heleboel slijtage.
EDWARD ABBEY (1927-1989)
Aangezien het
onmogelijk is dat alle religies gelijk hebben is de meest voor de
hand liggende conclusie dat ze allemaal ongelijk hebben.
CHRISTOPHER HITCHENS (1949)
Voor mij is de meest interessante vraag in relatie tot het geloof niet of God bestaat, maar waarom zoveel mensen religieus zijn. Er zijn zo’n 10 000 verschillende religies, en die zijn er allemaal van overtuigd dat er maar één fundamentele waarheid bestaat en dat juist zíj het ware geloof bezitten. Het haten van mensen met een andere godsdienst lijkt daarbij te horen. Rond het jaar 1500 beschreef de kerkhervormer Maarten Luther joden als ‘addergebroed’. De christelijke haat tegen joden door de eeuwen heen heeft geleid tot pogroms en heeft uiteindelijk de Holocaust mogelijk gemaakt. Tijdens de opdeling van BritsIndië in India voor de hindoes en Pakistan voor de moslims werden er meer dan één miljoen mensen afgeslacht. En de haat tussen religies is niet verminderd. Sinds het jaar 2000 is 43% van de burgeroorlogen van religieuze aard geweest.
Bijna 64% van de wereldbevolking is katholiek, protestant, moslim of hindoe. En het geloof verdwijnt niet zomaar. In China mocht lange tijd alleen maar in het communisme worden geloofd, en werd religie, in de traditie van Karl Marx, als ‘opium voor het volk’ gezien. Maar in 2007 zei weer een derde van de Chinezen van 16 jaar en ouder gelovig te zijn. En omdat dit cijfer komt uit een door de overheid gecontroleerde krant, de China Daily, zal het werkelijke aantal gelovigen zeker niet lager liggen. Ongeveer 95% van de Amerikanen zegt in God te geloven, 90% bidt, 82% zegt dat God wonderen kan verrichten en meer dan 70% gelooft in een leven na de dood. Opvallend is wel dat slechts 50% in de hel gelooft, wat niet erg consequent is. In het geseculariseerde Nederland liggen deze percentages lager. Het onderzoek ‘God in Nederland’ van april 2007 liet zien dat de ontkerkelijking in 40 jaar tijd was toegenomen van 33% naar 61%. Meer dan de helft van Nederland twijfelt en is dus agnost, of gelooft in ‘iets’. Slechts 14% is atheïst, maar dat is hetzelfde percentage als er protestanten zijn. Katholieken zijn maar met iets meer (16%).
Prof. Herman van Praag, emeritus hoogleraar biologische psychiatrie, hield mij, op basis van de 95% gelovigen in de VS, tijdens een symposium in Istanbul in 2006 voor dat atheïsme dus een ‘anomalie’ was. Dat hangt er maar van af aan wie je je spiegelt, antwoordde ik. In 1996 werd er een enquête verricht onder Amerikaanse wetenschappers en daaruit bleek het percentage gelovigen veel lager te zijn dan van de gehele bevolking, namelijk 39%. Van de topwetenschappers van de National Academy of Science in de VS bleek slechts 7% in God te geloven, en bij Nobelprijswinnaars komt religiositeit haast niet voor. Van de Engelse Fellows of the Royal Society for Science is ook slechts 3% religieus. Een meta-analyse liet bovendien een correlatie zien van het voorkomen van atheïsme met opleiding en IQ. Er zijn dus opvallende verschillen binnen een populatie, en het is duidelijk dat de mate van atheïsme in een populatie samenhangt met intelligentie, opleiding, wetenschappelijke prestaties en een positieve belangstelling voor natuurwetenschappen. Bij de wetenschappers is er bovendien een verschil naar discipline: biologen geloven minder vaak in een god en het hiernamaals dan fysici. Het is dus niet verbazingwekkend dat eminente evolutiebiologen zichzelf in de overgrote meerderheid (78%) ‘een pure naturalist’ (= materialist) noemen. Bijna drie kwart (72%) van hen zag religie als een sociaal fenomeen dat zich ontwikkeld had met de evolutie van homo sapiens. Dus als onderdeel van de evolutie, niet als in tegenspraak met de evolutie.
Het lijkt er inderdaad op dat religie een evolutionair voordeel moet hebben gehad. Spiritualiteit is de ontvankelijkheid voor religie, en die is voor 50% genetisch bepaald, zoals blijkt uit tweelingonderzoek. Spiritualiteit is een eigenschap die ieder mens in een bepaalde mate heeft, zonder dat er sprake is van een universele theologie. Religie is de lokale invulling van onze spirituele gevoelens. De keuze religieus te worden of niet is zeker niet ‘vrij’. De omgeving waarin je opgroeit, zorgt ervoor dat tijdens de vroege ontwikkeling de religie van de ouders wordt vastgelegd in onze hersencircuits, op een soortgelijke wijze als onze moedertaal. Chemische boodschappers zoals serotonine spelen een rol bij de mate waarin we spiritueel zijn. De hoeveelheid serotoninereceptoren in de hersenen correleert met scores voor spiritualiteit. En stoffen die inwerken op serotonine, zoals lsd, mescaline (uit de peyote-cactus) en psilocybine (uit paddo’s) kunnen mystieke en spirituele ervaringen opwekken. Ook met stoffen die op het opiaatsysteem in de hersenen werken kunnen spirituele ervaringen worden opgewekt.
Dean Hamer heeft een gen gevonden waarin kleine variaties de mate van spiritualiteit bepalen, zoals beschreven in zijn boek The God Gene (2004). Maar omdat dit waarschijnlijk slechts één van de vele betrokken genen zal zijn, had hij zijn boek beter A God Gene kunnen noemen. Dit gen van Hamer codeert voor VMAT2 (de vesiculaire monoamine transporter-2). Dit is een eiwit dat chemische boodschappers (monoamines) in de hersenen in blaasjes verpakt voor het transport door de zenuwvezel en dat cruciaal is voor vele hersenfuncties.
Na de geboorte vindt de religieuze programmering van het brein van het kind plaats. De Britse evolutiebioloog Richard Dawkins (2006) kan zich, terecht, ontzettend boos maken als er gesproken wordt over ‘christelijke, islamitische of joodse kindertjes’, omdat jonge kinderen helemaal geen geloof hebben, maar het er bij hen door de christelijke, islamitische of joodse ouders ingeprent wordt in de vroege ontwikkelingsperiode waarin ze hiervoor zeer gevoelig zijn. Hij wijst er terecht op dat het door de maatschappij absoluut niet geaccepteerd zou worden als er gesproken zou worden over atheïstische, humanistische of agnostische kindertjes van vier jaar oud, en dat je kinderen niet moet leren wat ze moeten denken, maar hoe ze moeten denken. Dawkins ziet het ingeprogrammeerde geloof als een bijproduct van een andere eigenschap van de kinderlijke hersenen die een groot evolutionair voordeel heeft. Kinderen moeten van de ouders en andere autoriteiten onmiddellijk en zonder discussie waarschuwingen aannemen en aanwijzingen opvolgen willen ze niet voortdurend in groot gevaar komen. Als keerzijde van deze eigenschap zijn kinderen lichtgelovig. Indoctrinatie op jonge leeftijd is dan ook gemakkelijk. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het alom aanwezig blijven van het geloof van de ouders. Het na-apen, dat de basis is voor ons sociaal leren, is een uitermate efficiënt mechanisme. We hebben er zelfs een apart systeem van ‘spiegelneuronen’ voor in onze hersenen. Zo worden ook de religieuze ideeën, zoals het bestaan van leven na de dood, dat je als je sterft als martelaar naar het paradijs gaat en 72 maagden als beloning krijgt, dat ongelovigen vervolgd dienen te worden, en dat in God geloven het hoogste goed is, overgedragen van generatie op generatie en vastgelegd in onze hersencircuits. We kennen allemaal wel voorbeelden uit onze omgeving van de worsteling die nodig is om van zulke in de vroege ontwikkeling vastgelegde ideeën af te komen.
XVI.2
HET EVOLUTIONAIRE VOORDEEL VAN RELIGIE
Religie is een prima middel om het
gewone volk rustig te houden.
NAPOLEON BONAPARTE (1769-1821)
Met de evolutie van de moderne mens zijn er vijf karakteristieke gedragingen ontstaan die je in alle culturen terugvindt, namelijk taal, het maken van gereedschappen, muziek, kunst en religie. Van al deze kenmerken zijn voorlopers gevonden in het dierenrijk, behalve voor religie. Het evolutionaire voordeel van religie voor de mens is echter duidelijk.
1) In de eerste plaats houdt religie de groep bijeen. Zo zijn de joden door hun geloof als groep bijeengebleven, ondanks de diaspora, inquisitie en Holocaust. Voor leiders is religie daarom een uitstekend instrument. Zoals Seneca zei: ‘Religie wordt door simpele mensen beschouwd als waar, door wijzen als vals en door heersers als nuttig.’ Religies gebruiken een aantal instrumenten om de groep bijeen te houden.
1a) Een van de universele mechanismen om de groep bijeen te houden is de boodschap dat het een zonde is een ongelovige (dat wil zeggen iemand die iets anders gelooft) te huwen. Volkswijsheden als ‘twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen’ kent iedereen. Dit principe vind je in iedere religie terug, met bijbehorende straffen en waarschuwingen. Het per religie gescheiden onderwijs vergemakkelijkt een afwijzende houding ten opzichte van anderen, want onbekend maakt onbemind.
1b) Het geloof legt, om de groep bijeen te houden, aan het individu vele sociale regels op in de naam van God, soms met niet mis te verstane dreigementen voor het geval je je er niet aan houdt. Zo wordt een van de tien geboden kracht bijgezet met de dreiging van een vervloeking tot in het vierde geslacht. Godslastering werd zwaar gestraft in het Oude Testament en in Pakistan staat er nog steeds de doodstraf op. Bedreigingen hebben ook geholpen om de kerken rijk en machtig te maken. In de Middeleeuwen werden er enorme bedragen betaald als ‘aflaat’, waarmee je het aantal dagen vagevuur gegarandeerd kon reduceren. Zoals in de Reformatie werd gezegd: ‘Als het geld in het kastje klinkt, het zieltje in de hemel springt.’ In het begin van de vorige eeuw kregen katholieke geestelijken nog automatisch een aantal kwijtgescholden dagen vagevuur op basis van de rang die ze in de katholieke leer bekleedden. Ook tegenwoordig werken bedreigingen en bangmakerij nog. In de staat Colorado in de VS heeft een pastor ‘Hell Houses’ geïntroduceerd, waar christelijke scholen kinderen heen sturen om ze bang te maken voor wat hun na de dood te wachten staat als ze zich niet aan de geloofsregels houden.
1c) Het geloof wil dat je herkenbaar bent als behorend tot de groep. Dit kan door uiterlijke tekens, zoals zwarte kleding, een keppeltje, kruis, hoofddoek of boerka, of door lichamelijke kenmerken, zoals de besnijdenis van het jongetje of meisje, en door kennis van de heilige geschriften, gebeden en rituelen. Je moet kunnen zien en horen wie er tot de groep behoort om van je groepsgenoten bescherming te kunnen krijgen. Daarom is het ook onzin om te proberen het dragen van herkenningstekens zoals een hoofddoekje te verbieden. De sociale contacten binnen de groep brengen ook tegenwoordig nog grote voordelen met zich mee, en zijn een heel belangrijke factor bij de kerken in Amerika. Het ‘wij-gevoel’ wordt al eeuwen versterkt door relikwieën die de groep in devotie aanbidt. Het geeft niet dat er wagonladingen as van Boeddha in de tempels in China en Japan liggen, en het is ook niet erg dat er zoveel splinters van het kruis van Jezus bewaard worden dat er volgens Erasmus een vloot van schepen van gebouwd zou kunnen worden. Het houdt de groep bij elkaar. Hetzelfde geldt voor de 20 kerken die claimen de originele voorhuid van Christus in hun bezit te hebben. Hij zou naar joodse traditie op de leeftijd van acht dagen besneden zijn. Naar de mening van sommige theologen zou de voorhuid tijdens de wederopstanding echter weer hersteld zijn. Maar de 17e-eeuwse theoloog Leo Allatius stelde dat het Preputium Domini na de dood van Christus apart ten hemel was gestegen en de ring rond Saturnus vormde.
1d) Tevens hebben de meeste godsdiensten regels die erop gericht zijn de voortplanting te bevorderen. Dat gebeurt door anticonceptie te verbieden. Het geloof wordt verspreid door kinderen te maken en ze vervolgens te indoctrineren. Zo wordt de groep groter en dus sterker.
2) De uit het geloof voortkomende geboden en verboden hadden niet alleen voordelen voortkomend uit de bescherming die de groep bood; de sociale contacten en voorschriften, zoals koosjer eten, hadden ook elementen die de gezondheid bevorderen. Ook nu nog gaat religiositeit volgens een aantal studies samen met indicatoren van een betere psychische gezondheid, zoals tevredenheid met het leven, een betere stemming, gelukkiger zijn, en minder depressie, minder suïcidale gedachten en minder verslaving. De causaliteit van deze correlaties is echter niet bewezen en de verbanden zijn niet eenduidig. De gunstige getallen voor depressie gaan bovendien alleen maar op voor vrouwen. Mannen die regelmatig naar de kerk gaan hebben juist een hogere prevalentie voor depressie. Een Israëlische studie liet, geheel tegen de hypothese van de onderzoekers in, zien dat een religieuze levensstijl 35 jaar later samenging met een verdubbeling van de kans op dementie. Er zijn bovendien studies die laten zien dat bidden positief correleert met psychiatrische problemen.
3) Het hebben van een religieuze overtuiging geeft je troost en hulp in moeilijke tijden, terwijl een atheïst zijn problemen zonder hulp van boven moet oplossen. Tevens kan een gelovige denken dat God er wel een bedoeling mee gehad zal hebben om deze ellende over hem heen te laten komen. Het kan gezien worden als een beproeving, of een straf, maar men denkt dat het niet voor niets zal zijn. ‘Omdat mensen doelgericht zijn, denken ze dat God ook op een doel uit is,’ zei Spinoza. Volgens hem zou het geloof in een persoonlijke god ontstaan doordat we de indruk krijgen dat al die nuttige dingen om ons heen ter wille van ons gemaakt zijn, door een heerser over de natuur. Vervolgens wordt alle ellende, zoals aardbevingen, ongelukken, vulkaanuitbarstingen, epidemieen en overstromingen, ook uitgelegd als een straf van diezelfde heerser over alles. Godsdienst zou volgens Spinoza vervolgens een krampachtige poging zijn om Gods woede af te wenden.
4) God geeft een antwoord op alles wat we niet weten of begrijpen en het hebben van een godsdienst geeft het gevoel van optimisme (blij, blij, mijn hartje is zo blij, want Jezus is een vriend van mij). Het geloof geeft je tevens de verzekering dat, mocht het leven nu moeilijk zijn, het later, in het hiernamaals, allemaal beter wordt. Merkwaardigerwijze wordt steeds als voordeel van religie ‘zingeving’ genoemd, alsof je zonder hulp van God niet in staat zou zijn je leven zin te geven.
5) Verder zou het geloof een deel van de angst voor de dood wegnemen door een leven na de dood te beloven. In een leven na de dood geloofde men al 100 000 jaar geleden. Dat blijkt uit wat een overledene allemaal meekreeg in het graf voor in het hiernamaals: voedsel, water, gereedschap, spullen voor de jacht en speelgoed voor kinderen. De Cro-magnonmens en de Aziatische moderne mens kregen tevens grote hoeveelheden sieraden mee in het graf. Je moet er nog mooi uitzien in het hiernamaals ook. Het geloof vermindert echter niet zonder meer de angst voor de dood. Mensen die matig religieus zijn vrezen de dood meer dan mensen die heel sterk of heel weinig gelovig zijn, en dat is wel begrijpelijk als je ziet hoe religie altijd weer gebruikmaakt van angst als bindmiddel. Enige onzekerheid over het beloofde leven na de dood lijkt toch bij velen te leven. Dawkins vroeg zich terecht af: ‘Als men serieus in het leven na de dood gelooft, waarom reageert dan niet iedereen als de abt van Ampleforth, die, toen kardinaal Basil Hume hem vertelde dat hij stervende was, zei: “Man, gefeliciteerd! Dat is fantastisch nieuws. Ik wou dat ik met je mee kon.”’
6) Het is altijd van groot belang geweest dat je uit naam van je eigen god andere groepen mocht doden. ‘De heer is een krijgsheld’ (Exodus 15:3). Het evolutionaire voordeel van de combinatie van agressie, een eigen door de religie herkenbare groep en discriminatie van anderen is duidelijk. De mens heeft zich miljoenen jaren ontwikkeld in een omgeving waar maar net genoeg te eten was voor de eigen groep. Een ‘andere’ groep die je in de savanne tegenkwam was dus levensbedreigend en moest vernietigd worden. Een paar generaties met centrale verwarming poetsen miljoenen jaren van evolutionaire voordelen van de combinatie van binden van de eigen groep en agressie tegenover anderen niet weg. Van xenofobie heeft dan ook een groot deel van onze bevolking nog steeds last. De hele wereld is vol van brandhaarden tussen groepen met een verschillende godsdienst. ‘Gods vrede’ wordt sinds mensenheugenis over de gehele wereld met moord en doodslag aan anderen opgelegd. En daar zal niet snel een eind aan komen.
Je moest er dus wel wat voor overhebben, maar als je tot de groep behoorde dan had dat vele voordelen. Je genoot bescherming tegen andere groepen, wat een betere kans op overleving gaf. Maar de schade die religies ook aan de leden van de groep zelf maar vooral aan andersdenkenden toebrengen is immens. Anderzijds heeft de Britse politicus Evan Luard laten zien dat de oorlogen sinds de Middeleeuwen van karakter veranderen en dat het aantal oorlogen en hun duur geleidelijk verminderen. Enig optimisme is dus wel op zijn plaats. Aangezien noch religie om de groep bijeen te houden, noch agressie om een andere groep te vernietigen in de toekomst hun evolutionaire voordeel zullen behouden in de zich ontwikkelende globaliserende economie en informatiemaatschappij, zullen beide in de loop van enkele honderdduizenden jaren aan belang gaan inboeten. Zo zullen uiteindelijk werkelijke ‘vrijheid’ en ‘humaniteit’ mogelijk worden, buiten het keurslijf van achterhaalde religieuze regels, ook voor de andersdenkenden en ongelovigen.
XVI.3
HET RELIGIEUZE BREIN
De mens haalt zijn emotionele opwinding
uit thee, tabak, opium, whisky en religie.
GEORGE BERNARD SHAW
(1856-1950)
Natuurlijk zie je in de hersenen ook veranderingen in activiteit bij spirituele ervaringen. Dat zie je bij alles wat we doen, denken en meemaken, en is dus noch een bewijs vóór, noch een bewijs tegen het bestaan van God. Dit soort onderzoek geeft slechts inzicht in de diverse hersenstructuren en systemen die een rol spelen bij zowel ‘normale’ religieuze ervaringen als bij de religieuze belevingen waarmee sommige neurologische en psychiatrische ziektebeelden gepaard gaan.
Bij Japanse monniken bleken verschillende soorten meditatie in een functionele scan verschillende hersengebieden te stimuleren. Het gaat hierbij om delen van de prefrontale cortex (fig.14), en van de schors aan de zijkant van de hersenen, de pariëtale cortex (fig. 1). Tevens gaat religieuze overtuiging samen met een verminderde reactiviteit van het voorste deel van de cingulaire cortex (ACC, fig. 26), terwijl eenzelfde correlatie is gevonden voor politiek conservatisme. Hoewel de causaliteit van deze correlaties niet duidelijk is, is het interessant dat het nemen van initiatief juist samengaat met een verhoogde activiteit in de ACC. In het eeg van karmelietessen traden sterke veranderingen op tijdens mystieke ervaringen. Een mystieke ervaring wordt gekenmerkt door het gevoel één te zijn met God. Hierbij kan men tevens denken de ultieme waarheid te hebben gevonden, het gevoel van ruimte en tijd te hebben verloren, één te zijn met de mensheid en het universum, en vrede, vreugde en onvoorwaardelijke liefde te voelen. Neurofarmacologisch onderzoek wijst op het grote belang van activatie van het belonende, dopamine-bevattende systeem (fig. 15) voor zulke ervaringen. Ook hersenziekten geven in dit verband relevante informatie. Zo gaat de ziekte van Alzheimer samen met een progressief verlies van religieuze interesse. Hoe langzamer de ziekte van Alzheimer verloopt, hoe minder de mate van religiositeit en spiritualiteit worden aangetast. Daarentegen wordt hyperreligiositeit gevonden bij frontotemporale dementie, manie, obsessief-compulsief gedrag, schizofrenie en temporaalkwabepilepsie. Van een aantal van deze ziekten is bekend dat ze gepaard gaan met een verhoogde activiteit van het belonende dopaminesysteem.
Fig 26 1) cingulaire cortex, het alarmgebied van de hersenen, 2) insulaire cortex, actief bij emotionele ervaringen, coördineert lichamelijke, autonome reacties, 3) nucleus caudatus, motoriek en emoties, 4) globus pallidus, motoriek, 5) ventrale pallidum / nucleus accumbens, beloning, 6) putamen, motoriek, 7) optisch chiasma, kruising van de oogzenuwen, 8) amygdala, angst, agressie en seksueel gedrag. De hypothalamus is omlijnd.
Karmelietessen werd gevraagd om zich hun meest mystieke ervaring in christelijke zin te herinneren tijdens een functionele scanning. Er trad, wanneer men zich zulke ervaringen voor de geest haalde, een complex activatiepatroon van hersengebieden op. Er was een activatie van (i) het middelste deel van de temporaalkwab, wat verband kan houden met het gevoel één te zijn met God; dit gebied is ook geactiveerd bij temporaalkwab- epilepsie, waarbij heftige religieuze ervaringen kunnen optreden (fig. 27), (ii) van de nucleus caudatus (fig. 26), wat gerelateerd kan zijn aan het gevoel van vreugde en onvoorwaardelijke liefde, en (iii) van de hersenstam (fig.20), de insulaire hersenschors (fig. 26) en de prefrontale cortex (fig.14), wat te maken kan hebben met de lichamelijke en autonome reacties die bij deze emoties horen en de corticale bewustwording hiervan. Tevens (iv) was er een activatie van de hersenschors aan de zijkant, de pariëtale cortex, die verband kan houden met het gevoel van veranderingen in het lichaamsschema, zoals die ook kunnen optreden bij een bijna-doodervaring (fig. 27).
De grens tussen spirituele ervaringen en psychiatrie is soms moeilijk te trekken. Spirituele ervaringen kunnen uit de hand lopen en psychopathologie geven. Intense religieuze ervaringen kunnen soms leiden tot voorbijgaande psychotische perioden. Het is soms ook niet gemakkelijk intense spirituele ervaringen te onderscheiden van psychopathologie. Zo stelde de radiojournalist Paul Verspeek van Radio Rijnmond op tweede kerstdag 2005 aan psychiaters de vraag hoe zij de echte Christus zouden herkennen wanneer hij teruggekeerd zou zijn op aarde. Hoe zouden zij hem onderscheiden van de patiënten die hij net had geïnterviewd en ook beweerden Christus te zijn? De psychiaters moesten hierop een goed antwoord schuldig blijven. Tijdens de jaren zestig, toen meditatie in de mode was, net zoals de belangstelling voor paranormale verschijnselen en middelengebruik, zijn velen in psychiatrische problemen gekomen. Ze konden hun spirituele ervaringen, die hun psychologisch, sociaal en beroepsmatig functioneren totaal verstoorden, niet onder controle houden. In sommige culturen en religies zijn meditatieve praktijken, trance, depersonalisatie en derealisatie op een vrijwillige basis echter heel gewoon, en kunnen dus niet gezien worden als een psychiatrische stoornis. Zaken die in onze cultuur gezien worden als misleiding of onzin, zoals toverkunsten, voodoo en hekserij, worden in andere culturen als normaal gezien. Ook visuele en auditieve hallucinaties met religieuze inhoud, zoals het zien van de Maagd Maria of Gods stem horen, zijn voor sommigen een normaal onderdeel van zulke religieuze ervaringen. Maar patiënten met psychosen zijn ook in hoge percentages religieus. De psychoses hebben bij de patiënten vaak de belangstelling voor spiritualiteit aangewakkerd. Ook wordt religie door hen vaak gebruikt om hun ziekte het hoofd te kunnen bieden. Het is dus zaak om voor iedere cultuur en periode de religieuze problemen af te zetten tegen de voor de omgeving van die persoon gangbare religieuze situatie, om zo de ‘zuiver’ religieuze en spirituele problemen van de neurologische of psychiatrische problematiek te onderscheiden.
XVI.4
EEN BETERE WERELD ZONDER RELIGIE?
Wij zullen de harten der ongelovigen
met ontzag vervullen omdat zij aan Allah deelgenoten toeschrijven
waarvoor hij geen gezag heeft nedergezonden. Hun verblijfplaats is
het vuur en slecht is de woning der overtreders.
KORAN 3:152
Als iemand vandaag
de dag de leerstellingen uit het Oude Testament zou opvolgen dan
zou hij een misdadiger zijn. En als hij die uit het Nieuwe
Testament volgt dan is hij krankzinnig.
(ROBERT) G. INGERSOLL (1833-1899)
Nou, ik geloof wel dat er iemand is die
over ons allen waakt. Maar dat is helaas de regering.
WOODY ALLEN
De christelijke traditie heeft zich, zoals iedere religie, altijd gepresenteerd als een religie van vrijheid en humaniteit. Het is waar, gereformeerden en andere gelovigen hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog uitstekend werk gedaan voor joodse onderduikers en ze staan nog hoog op de lijst voor het opnemen van pleegkinderen. Maar humaniteit, volharding en moed zijn zeker niet voorbehouden aan gelovigen, en komen ook voor bij socialisten, communisten en atheïsten. Bovendien pakken de goede bedoelingen van het geloof helaas vaak heel anders uit dan je zou hopen.
Zou de mens beter af zijn zonder religie? Ik denk het wel. Laat ik een paar voorbeelden geven. Het christendom heeft, net als andere religies, vele mensen, telkens weer, op inhumane wijze van hun vrijheid beroofd en uit naam van ‘de vrede Gods’ het leven ontnomen. Het Oude Testament ritselt van de moorden en dat kan stimulerend werken. Experimenteel psychologisch onderzoek laat zien dat het lezen van een Bijbeltekst waarin God het doden sanctioneert, duidelijk agressieverhogend werkt, maar uitsluitend bij gelovigen. Ook het Nieuwe Testament heeft zijn sporen nagelaten. Nadat Pilatus zijn handen in onschuld waste na de keuze van het volk om Christus te laten kruisigen, staat er in Mattheüs 27:25: ‘zijn bloed kome over ons en over onze kinderen’. Dit is een legitimatie geweest voor het christelijk antisemitisme en heeft ontelbare joden discriminatie, vervolging en de dood gebracht. Ook zijn tekst: ‘Ik ben niet gekomen om de vrede te brengen, maar het zwaard’ (Mattheüs 10:34) klinkt niet bepaald vredelievend. Paus Johannes Paulus II heeft schoorvoetend zijn excuses aangeboden voor de kruistochten en de jodenvervolgingen. Een publieke veroordeling door de katholieke kerk zelf over het zwijgen van paus Pius XII over de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog, terwijl hij er heel goed van op de hoogte was, zou geen overbodige luxe zijn. Het wachten is bovendien nog op excuses van de katholieke kerk voor de inquisitie, en voor de bijdrage van de kerken aan de slavenhandel, waar Nederland zo rijk van is geworden. Hetzelfde geldt voor discriminatie van de vrouw, homoseksuelen en transseksuelen, en voor het verbieden van anticonceptie waardoor miljoenen in armoede moeten leven in Zuid-Amerika en met aids worden besmet in Afrika. In 2005 zijn er 3 miljoen mensen gestorven aan aids en 5 miljoen mensen met hiv besmet. En wat doet de katholieke kerk? Zij zet zich af tegen condoomgebruik. ‘Condooms zijn in 15 tot 20% van de gevallen onbetrouwbaar in de strijd tegen aids en zullen de zedeloosheid aanwakkeren,’ beweerde de Vaticaan-minister van Familiezaken, kardinaal López Trujillo in 2004, naar we aannemen toch geen ervaringsdeskundige. Paus Benedictus stelde in 2009, dwars tegen alle cijfers in, dat condoomgebruik in Afrika aids zou bevorderen. De laatste jaren werd ook duidelijk hoe uitgebreid en structureel, over de gehele wereld, het seksueel misbruik van kinderen door katholieke priesters is geweest. De kerk deed alsof dat nooit bekend was geweest. ‘Wir haben es nicht gewusst,’ was het smakeloze commentaar van kardinaal Simonis. Het was natuurlijk allang bekend. Alfred Hitchcock zou eens, toen hij in Zwitserland een priester met zijn hand op de schouder van een jongetje zag staan praten, uit zijn autoraampje geroepen hebben: ‘Rennen, ventje! Ren voor je leven!’ Wachten op het verlossende woord van de paus over het seksueel misbruik binnen de kerk lijkt niet erg zinvol. ‘Waarom zouden we advies van de paus over seks moeten krijgen? Als hij er iets van zou weten, zou dat niet eens mogen,’ zei George Bernard Shaw al.
De verwijten zijn zeker niet beperkt tot één religie. Haast iedere religie kent zijn fundamentalisme, achterhaalde ideeën die tot hedendaagse waarheden worden verheven en die dus opgelegd moeten worden aan anderen ten koste van veel, zo niet alles. Ook religieus geïnspireerde agressie is niet gebonden aan extremisten van bepaalde godsdiensten, zoals bijvoorbeeld bleek uit de 169 doden die de extreem-rechtse christelijke Timothy McVeigh, ‘de Oklahoma bomber’, veroorzaakte door een overheidsgebouw op te blazen, de moord op 29 moslims in de Grot van de Patriarchen in Hebron door de rechts-zionistische racistische dr. Baruch Goldstein in Israël en op 9/11 de vernietiging van de Twin Towers in 2001. Deze lijst kan eindeloos worden uitgebreid.
Ook het offeren van kinderen aan de goden heeft door de geschiedenis heen plaatsgevonden. De Mexicaanse historie kent hier vele gruwelijke voorbeelden van. In 2007 werd bij Mexico-Stad een graf gevonden met 24 skeletten van kinderen tussen de 5 en 15 jaar oud, allen keurig neergelegd met hun gezicht naar het oosten. Ze waren in de periode 950-1150 na Christus allemaal tegelijk geofferd door de Tolteken aan hun regengod Thaloc door ze de hals door te snijden. Dit is niet slechts geschiedenis. Nog steeds worden er in Nederland door de bevindelijk gereformeerden, met de Bijbel in de hand, kinderoffers gebracht aan polio, rodehond, de bof en meningitis. In de Bijbel staat niets over inenten, maar het wordt door hen in strijd geacht met Gods voorzienigheid. Ook mogen Jehova’s Getuigen, onder druk van de kerk en hun geloof, hun doodzieke kind geen bloedtransfusie laten geven. Krijgt het kind een vreselijke complicatie van een ziekte, dan zal God er wel een bedoeling mee hebben gehad. De rechter Anita Leeser-Gassan vertelde bij haar afscheid hoe dankbaar de ouders in zo’n geval waren als de rechter in overleg met de dokter had besloten dat het kind toch een bloedtransfusie kreeg. Jehova’s Getuigen verwijzen voor deze opvatting naar het Nieuwe Testament, Handelingen 15:29, waar staat: ‘Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: onthouding…. van bloed… en van hoererij…’ Hoe komen ze erbij dat met ‘bloed’ 2000 jaar geleden een ‘bloedtransfusie’ werd bedoeld? Onder Jehova’s Getuigen heeft hierdoor de vrouw bij de geboorte van haar kind zes keer zoveel kans om te overlijden als anderen. Het is toch verschrikkelijk dat door de te betwisten uitleg van dat zinnetje zo’n belangrijke, levensreddende ingreep verboden is?
Wat betreft de islam kunnen we de eerwraak, de zelfmoordenaars die onschuldige mensen opblazen, het afhakken van de rechterhand, de onthoofdingen van gijzelaars en mensen die zich bekeren tot een ander geloof als enkele voorbeelden van door de religie gezegende handelingen noemen. In juli 2007 werd in Iran een man gestenigd wegens overspel. De lokale rechter gooide de eerste steen. En dan is er nog de mishandeling van vrouwen, waaronder vrouwenbesnijdenis, een verminking waaraan nu nog ieder jaar vele jonge meisjes overlijden. Deze ingreep verpest nog steeds het leven van talloze vrouwen. In Soedan wordt bijna 90% van de meisjes onder de tien jaar besneden, en wereldwijd zouden er volgens een WHO-rapport in 2006 100 miljoen meisjes en vrouwen door deze ingreep worden verminkt. Strikt genomen is dit geen ingreep die door de Koran wordt gepropageerd, en in Egypte worden ook veel van de christelijke vrouwen besneden. Maar vrouwenbesnijdenis gebeurt wel uitsluitend in de islamitische wereld, en de aardsconservatieve geestelijken zijn er sterke voorstanders van en laten ook weten waarom. De Egyptische Schriftgeleerde Yusuf-elBadry in Caïro meent dat vrouwenbesnijdenis veel problemen in het Westen zou oplossen: ‘Westerse vrouwen worden niet besneden en zie daar het resultaat: een losbandige maatschappij. Vrouwen willen altijd seks. Meer dan 70% van de kinderen zijn bastaarden. Een groot deel van de Egyptische vrouwen heeft een clitoris van meer dan drie centimeter. Die moeten besneden worden zodat ze hun emoties en seksuele verlangens de baas zijn. Anders zullen ze continu opgewonden en gefrustreerd zijn, omdat ze geen bevrediging kunnen krijgen.’ De gevolgen van vrouwenbesnijdenis zijn schrikbarend. Het geeft problemen met de menstruatie, het urineren en bij het geslachtsverkeer, dat hierdoor vaak ervaren wordt als een marteling. In Afrika sterft bijna de helft van de baby’s bij besneden vrouwen tijdens of vlak na de geboorte. De moeders zelf krijgen vaak zware bloedingen tijdens de geboorte van hun kind.
Religiositeit gaat helaas niet vaak samen met de kunst te kunnen relativeren noch met gevoel voor humor. In de gehele Bijbel staat geen enkele grap. Bij het minste of geringste wordt er door islamitische regeringen een volkswoede georganiseerd. In september 2006 werden er in de Deense Jyllands-Posten 12 geestige cartoons afgedrukt over de extremistische uitingen van de islam: zelfmoordenaars krijgen bij de hemelpoort te horen dat ze moeten stoppen, want de hun beloofde maagden raken op. De cartoons wekten de woede van Deense moslims, en na wat organisatie vanuit deze gemeenschap gingen later moslims in het Midden-Oosten de straat op. In Jordanië en elders in het Midden-Oosten werden Deense producten uit de schappen gehaald. De Moslimbroederschap, Syrië, de islamitische Jihad, de ministers van Binnenlandse Zaken van Arabische landen, en de Islamitische Conferentie Organisatie deden allemaal alsof ze zelf toonbeelden van tolerantie voor andere godsdiensten waren en eisten excuses. Vervolgens bood de hoofdredacteur van de krant zijn excuses aan, in het geval dat moslims zich door de afbeeldingen gekrenkt zouden hebben gevoeld. Dit bekoelde de gemoederen echter niet. Menigten gingen overal de straat op en de cartoons leidden tot doden. Paus Benedictus citeerde in 2006 tijdens een lezing voor de universiteit van Regensburg een agressieve religieuze tekst van Mohammed. Om hun vreedzaamheid te bewijzen hebben islamitische fundamentalisten vervolgens christelijke kerken platge-brand in West-Jordanië en de Italiaanse non Leonella Sgorbati in Somalië vermoord. Aan een intellectuele discussie schijnt de islamitische wereld in zo’n geval nog niet toe te zijn.
Extremistische organisaties zoals de Taliban in Afganistan, Hamas in de Palestijnse gebieden en Hezbollah in Libanon worden snel populairder en sterker. En weer kun je zeggen dat dit geen specifiek moslimprobleem is. De fundamentalistische christenen in de VS met hun fanatieke prolifeorganisatie, hun antidarwinistische ideeën en hun homofobie hebben zich tijdens de regering-Bush flink kunnen roeren. Hetzelfde geldt voor de uiterst rechtse joodse flank in Israël. Voorlopig zullen religies nog wereldwijd hun zinloze tol blijven eisen. Jammer, want je hoeft kinderen niet te indoctrineren met religie. Ze kunnen hun spiritualiteit ook uitstekend inzetten voor kunst, wetenschap, milieu, of simpelweg om anderen, minder bevoorrechte mensen, een plezierig leven te geven.
XVI.5
ONREINE MOSSELEN EN VROUWEN
Sommige religieuze voorschriften hebben een rationele basis. We weten alleen niet welke.
Sommige op het eerste oog wonderlijke religieuze voorschriften kunnen een rationele basis hebben. Het verbod op het eten van varkensvlees voor joden en islamieten was waarschijnlijk zeer verstandig in de tijd vóór de vleeskeuring bestond. Moeilijker te bevatten is de opvatting in de Bijbel en de Koran dat een vrouw die menstrueert ‘onrein’ is. Leviticus laat er geen onduidelijkheid over bestaan: ‘…. en, ieder die haar aanraakt zal onrein zijn tot de avond… en alles waarop zij zit zal onrein zijn … en ieder die haar bed aanraakt zal onrein zijn tot de avond … Indien een man bij haar ligt… zal hij zeven dagen onrein zijn.’ Na iedere menstruatie moet de vrouw dan ook een offer brengen en zich ‘zuiveren’ door een ritueel bad, een mikvah, te nemen. Dit voorschrift kan ik uit hygiënisch oogpunt niet begrijpen, maar het heeft wel een voordeel voor de voortplanting. Want als de vrouw gemenstrueerd heeft, wat meestal vijf dagen duurt, moet zij nog zeven dagen wachten om zich de 8e dag te ‘reinigen’. Dan zit je op de 13e dag van de cyclus, dus rondom de meest vruchtbare periode. Na een periode van seksuele onthouding is de kans op bevruchting rond de ovulatie natuurlijk optimaal. Dit is een regel met een duidelijk voordeel voor het in stand houden van de groep. Zou dat het slimme idee achter dit vrouwonvriendelijke voorschrift zijn? Hoe dan ook, het idee dat men op moest passen met menstruatiebloed vind je in vele culturen terug. In het China voor de komst van Mao waren menstruerende vrouwen niet alleen onrein, ze werden wegens hun magische krachten ook in de strijd gebruikt. Ze stonden op de stadsmuur, zwaaiend met hun maandverband, om zo de kracht van kanonnen teniet te doen. De angst voor menstruatiebloed lijkt sinds Leviticus weinig aan kracht verloren te hebben. Volgens Vincent De Beauvais (1478) zou menstruatiebloed voorkomen dat koren ontkiemde, ervoor zorgen dat druiven zuur werden, kruiden laten doodgaan, bomen hun fruit doen verliezen, ijzer laten roesten, brons zwart laten worden en hondsdolheid veroorzaken. Dit is geen achterhaald, middeleeuws idee. Mijn schoonmoeder mocht als zij ongesteld was niet bij haar niet-religieuze grootmoeder in de keuken komen als er fruit uit de moestuin werd geweckt. Surinaamse vrouwen mogen ook nog steeds de keuken niet betreden als ze menstrueren. Volgens het volksgeloof kan een menstruerende vrouw ook nu nog door aanraking of zelfs door slechts een blik brood en vlees laten bederven of planten laten doodgaan. De regel in het traditionele China dat alleen niet-menstruerende vrouwen het eten voor de voorouders mochten klaarmaken, is, zoals zoveel tradities, in de culturele revolutie gesneuveld.
Andere voorschriften hebben een betere basis. Niet alleen volgens de joodse spijswetten zijn schaaldieren zoals mosselen ‘onrein’, maar ook bij de Noord-Amerikaanse indianen was het verboden mosselen te eten. Daar lijkt wel een goede reden voor te zijn. In 1987 werden binnen een dag na het eten van mosselen afkomstig van het Prins Edward-eiland in de monding van de Cardiganrivier in Oost-Canada, zo’n 100 mensen plotseling ernstig ziek. Ze kregen niet alleen last van misselijkheid en braken, maar ook van ernstige neurologische verschijnselen zoals verwardheid, hoofdpijn en verlammingen. Zeven patiënten raakten in coma, en zelfs na een jaar hadden sommige slachtoffers nog ernstige geheugenstoornissen. Ze konden zich gebeurtenissen die geen mens ooit vergeet, zoals het huwelijk van een dochter, niet meer herinneren. Bij vier mensen die aan de mosselvergiftiging waren overleden werd een hersensectie verricht, waarbij de hippocampus en de amygdala, twee structuren die essentieel zijn voor het geheugen, sterk beschadigd bleken te zijn. Bijzondere weersomstandigheden hadden die zomer in Canada geleid tot extreme algengroei. De algen (de diatomee Nitzschia pungens) werden door de mosselen uit het water gezeefd en gestapeld. De algen bleken een voor het zenuwstelsel giftige stof, domoïnezuur, te bevatten. Deze stof maakt hersencellen kapot door ze heel sterk te stimuleren. Dit effect is niet beperkt tot de mens. In 1961 ontstond er bizar vogelgedrag in de papegaaiduikerspopulatie van Rio del Mar, Californië. De vogels vlogen in volle vaart tegen ruiten en lantaarnpalen. Ze pikten naar mensen en braakten over hen heen. Alfred Hitchcock vroeg bij de plaatselijke kranten de berichten over dit vreemde vogelgedrag op. Twee jaar later maakte hij de film The Birds, waarschijnlijk geïnspireerd op deze verhalen en natuurlijk op de roman van Daphne du Maurier. Bij een soortgelijke epidemie in Santa Cruz, Californië, in 1991, waar aalscholvers en pelikanen zich opeens vreemd gingen gedragen, werd na hun overlijden inderdaad een hoge concentratie domoïnezuur gevonden. Met sommige voorschriften in de Bijbel zouden we rekening moeten houden; jammer dat we niet weten met welke. Je voor de zekerheid aan alle voorschriften in Leviticus houden is in de huidige tijd geen optie meer. Lees de strafwetten en sidder!
XVI.6
BIDDEN VOOR EEN ANDER: PLACEBO VOOR JEZELF
Zo zag ik, dat de mens niets kan
ontdekken van het werk Gods, dat onder de zon geschiedt, want
hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken, hij kan het niet
ontdekken, en wanneer soms een wijze mocht zeggen, dat hij het
weet, hij kan het niet ontdekken.
PREDIKER 8:17
Ik richtte altijd
een kort gebedje aan God: dit is het: ‘O Heer! Geef me volstrekt
belachelijke vijanden.’ En God verhoorde mijn gebed.
VOLTAIRE (1694-1778)
Sir Francis Galton (1822-1911), een neef van Darwin, heeft als eerste statistisch gekeken naar de effectiviteit van bidden. Hij vond dat het dagelijkse ‘God save the King/Queen’ uit de mond van vele Engelsen de levensduur van de vorsten niet had verlengd. En hoewel er voor de veiligheid van de scheepsreizen van missionarissen en pelgrims veel werd gebeden, bleken deze schepen niet minder vaak te vergaan.
Vele recente studies lieten geen effect van bidden zien op leukemie, reuma of nierdialysepatiënten. Bidden voor de patiënt via een koptelefoon tijdens de narcose bij openhartchirurgie had ook geen effect. Er zijn wel publicaties die een effect van bidden claimen, maar die hebben in de proefopzet fundamentele fouten. Op een hartbewakingsafdeling waar voor patiënten gebeden werd, bleek de secretaresse die de patiënten indeelde ook de resultaten te scoren (ongeblindeerd onderzoek), of was de groep waarvoor gebeden werd bij aanvang al wat gezonder (selectie). Een combinatie van 14 goede studies leidde in 2006 tot de conclusie dat er geen effect was van het bidden voor genezing voor anderen. Maar er is wel een grote, goed gecontroleerde studie die een schadelijk effect vond van bidden voor hartpatiënten. Het betrof een groep van 604 patiënten die een coronaire-bypassoperatie ondergingen en in drie groepen werden verdeeld. Zonder dat ze wisten voor wie, werd er voor groep 1 gebeden en voor groep 2 niet. Er was geen verschil in het aantal complicaties. Groep 3 wist dat er voor hen werd gebeden. Tot ieders verbazing had deze groep het hoogste percentage complicaties. Je kunt erover speculeren of de patiënten die te horen kregen dat er voor hen gebeden zou worden, dachten dat ze er dan wel ernstig aan toe zouden zijn. Een andere studie liet zien dat hoe meer psychiatrische symptomen patiënten hadden, hoe meer zij baden. Maar je mag hier niet uit concluderen dat je van bidden psychiatrische klachten krijgt; dit waren waarschijnlijk mensen die wanhopig hulp zochten voor hun psychische problemen. Hoe dan ook, er is nog nooit een voor iedereen overtuigend effect aangetoond van het bidden voor anderen. En er is bijvoorbeeld nog nooit iemand geweest die na een gebed zijn geamputeerde ledemaat zag aangroeien.
Ondanks de negatieve literatuur over de effectiviteit van bidden is er bij de grote massa geen spoor van twijfel: 82% van de Amerikanen gelooft dat bidden ernstige ziekte kan genezen, 73% gelooft dat bidden voor anderen een ziekte kan genezen, en 64% wil dat artsen voor hen bidden. Waarom gelooft de meerderheid in de effectiviteit van bidden, terwijl onderzoek daar geen steun voor geeft? Ik denk omdat mensen die geregeld bidden zich daar zelf prettig bij voelen. Het brengt bij gelovigen een ontspanningsrespons teweeg met een daling van het stresshormoon cortisol in het bloed. Bidden voor een ander doe je dus vooral ter ontspanning van jezelf. Dat idee is niet nieuw. Spinoza zag de zin van een vraaggebed al niet in, omdat hij niet in een persoonlijke god geloofde die van bovenaf op een gebed reageert. Hij zag het gebed wel als een middel tot concentratie en meditatie. Je kunt inderdaad hetzelfde bereiken met yogaoefeningen, mediteren, of door naar je favoriete muziek te luisteren. Zo leiden yogaoefeningen tot een verlaging van de spiegel van het stresshormoon cortisol, is er zowel na yogaoefeningen als na meditatie ’s nachts een verhoging van het slaaphormoon melatonine en na yogaoefeningen is het sympatische autonome zenuwstelsel minder actief. Het werkt dus ontstressend.
Overigens zit er een aantal unieke methodologische haken en ogen aan onderzoek naar de effectiviteit van het bidden:
- Soms werd alleen de voornaam gegeven van degene voor wie gebeden moest worden, soms werd alleen een foto getoond. Zou dat voldoende zijn voor God om de betreffende persoon te identificeren?
- Hoe voorkom je dat er voor mensen in de controlegroep gebeden wordt? Vele mensen bidden al voor een partner, vriend of kennis in het ziekenhuis.
- Men kan zich bovendien, ook als gelovige, afvragen of God wel naar iedereen luistert die bidt, en of hij wel bereid en in staat is om in zaken van gewone mensen in te grijpen.
- Men kan zich als gelovige ook afvragen of Gods wegen een legitiem onderwerp van studie mogen zijn en of God zichzelf wel laat testen (‘Stel hem niet op proef…’, Deuteronomium 6:16).
Als je al deze methodologische problemen overdenkt, is de enige manier om de vraag te beantwoorden of bidden voor een ander effectief is, het doen van een goed gecontroleerde dierexperimentele studie. Die ben ik nog niet tegengekomen.
XVI.7
RELIGIEUZE WANEN
Als één persoon lijdt aan
waanvoorstellingen dan heet dat krankzinnigheid. Als veel mensen
tegelijk aan waanvoorstellingen lijden noemt men het
religie.
RICHARD DAWKINS, 2006
Religieuze wanen kunnen bij sommige neurologische en psychiatrische ziektebeelden ontstaan, als religie tenminste in de jeugd is ingeprogrammeerd in het brein. Na een epileptische aanval kunnen patiënten het contact met de werkelijkheid verliezen. Een kwart van deze psychosen heeft een religieuze inhoud. Religieuze wanen komen ook voor bij manie en depressie, als een eerste verschijnsel bij een frontotemporale dementie en bij schizofrenie. Zo werd de moord op de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken Anna Lindh in 2003 op ‘bevel van Jezus’ gepleegd door de 25-jarige schizofrene patiënt Mijailo Mijailovic, die zijn geneesmiddelen niet nam. Hij voelde zich uitverkoren door Jezus en kon de stemmen die hem de opdracht tot de moord gaven niet weerstaan. Bij John Nash, die in 1994 de Nobelprijs voor Economie kreeg, werd op de leeftijd van 29 jaar een paranoïde vorm van schizofrenie gediagnosticeerd. Hij had religieus getinte wanen, waarbij hij zichzelf als een geheime Messiasfiguur zag en als de Bijbelse figuur Esau. Bijna-doodervaringen kunnen ook gepaard gaan met religieuze ervaringen. Zo werd een vrouw met een longembolie naar haar zeggen door Jezus zelf uit de hemel teruggestuurd naar de aarde om te zorgen voor haar kinderen.
Ger Klein heeft zijn eigen religieuze waan op indringende wijze beschreven. Ik leerde Ger Klein kennen nadat hij als staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen in het kabinet van Joop den Uyl in de zomer van 1975 in één week tijd 200 miljoen gulden op zijn begroting moest bezuinigen en in één pennenstreek het Herseninstituut, dat in afwachting was van een nieuwe directeur, het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD), geleid door prof.dr. Lou de Jong, het ruimtevaartproject ANS en nog een paar andere zaken schrapte. Ik heb toen, zonder enige bestuurlijke ervaring als 31 jaar jonge onderzoeker met de staf van het Herseninsituut geprobeerd het kabinetsbesluit terug te draaien. Na gesprekken met alle Kamerfracties en een forse campagne lukte dat uiteindelijk, toen we op 17 december 1975 met algemene stemmen door de Tweede Kamer een motie en een amendement aangenomen wisten te krijgen. Tijdens de onderhandelingen die daarop volgde kregen Klein en ik een goed persoonlijk contact, ondanks onze tegengestelde belangen, achtergrond en karakters. Op 6 november 1978 deed Lou de Jong op een persconferentie geëmotioneerd melding van het Waffen-SS-verleden van het Tweede Kamerlid voor het nieuwe CDA, Aantjes. Deze trad af, en Klein, die intussen een jaar in de Tweede Kamer zat, maar daarvoor als staatssecretaris de verantwoordelijkheid had voor het RIOD, was onthutst over De Jongs optreden, dat volgens hem tegen alle afspraken in ging, en het karakter van een stand-rechtelijke executie had. Klein vond dat De Jong, met wie hij al eerder als staatssecretaris overhoop had gelegen, dit dossier voor verder onderzoek aan de regering had moeten overlaten. Hij wond zich steeds meer op, en werkte als een razende door aan Kamervragen en de voorbereiding van het debat. Hij had ’s ochtends na vier uur werken al drie liter sterke koffie op. Maar Klein werd door de PvdA gepasseerd als woordvoerder voor het debat over Aantjes, en hij werd bovendien tijdens het debat meedogenloos neergesabeld door onderwijsminister Arie Pais. Toen hij na het debat van 17 november 1978 terugreed naar huis voelde hij opeens een geweldige dreun in zijn voorhoofd. Dan begint zijn manische fase, waarover hij in zijn boek Over de Rooie in 1994 op heel bijzondere wijze verslag doet. Hij denkt dat hij aan zijn hersenen is geopereerd en dat hij van buitenaf bestuurd wordt. Een galmende stem zegt hem: ‘Jij bent niet alleen God, nee, jij bent de God der Goden.’ Hij gaat vervolgens bij de supermarkt staan en verkondigt alle voorbijgangers het humanistische heil dat hun te wachten staat. Klein is helemaal niet verbaasd als de mensen niet blijven staan maar hun pas versnellen, want zijn boodschappen zijn zo belangrijk dat ze met spoed moeten worden uitgevoerd. Op een gegeven moment rent hij in de vrieskou naakt rondjes om zijn huis. Na deze periode van manie schiet hij op 16 februari 1976 in een afschuwelijke depressie.
Toen ik het buitengewoon boeiende boek van Klein gelezen had, heb ik hem een briefje geschreven. Ik vroeg hem of hij zich mij nog herinnerde en vertelde dat we nu, 19 jaar later, weer een gemeenschappelijke interesse hadden: manische-depressiviteit. Ik sloot subtiel een aantal van onze publicaties op postmortem hersenweefsel van dergelijke patiënten in. Op 20-10-1994 kreeg ik een heel aardige, uitvoerige brief van hem terug die ik nog steeds in zijn boek bewaar. ‘Vanzelfsprekend herinner ik mij vrijwel tot in detail het overleg tussen Uw delegatie en het departement over de sluiting van het instituut... De mij opgelegde bezuinigingsdrift dreigde in Uw geval bijna mijn (politieke) kop te kosten... maar ik ben er, mede door wat ik zo hoor, van overtuigd dat U tevreden mag zijn over het bereikte... Het onderzoek naar de Manische-Depressiviteit interesseert mij uiteraard buitengewoon. Wellicht kunnen we elkaar in de naaste toekomst eens ontmoeten opdat ik, als leek, kan worden voorgelicht over de wetenschappelijke vorderingen t.a.v. Manische-Depressiviteit. Voelt U hier iets voor?...’ Natuurlijk nodigde ik hem meteen uit voor een bezoek aan het Herseninstituut. Hij overleed echter in december 1998 zonder dat hij op mijn uitnodiging was ingegaan.
XVI.8
TEMPORAALKWABEPILEPSIE: BOODSCHAPPEN VAN GOD
Ik hoef niet naar de hemel; ik ken daar
toch niemand.
HARM EDENS, HP/DE
TIJD, 1 SEPTEMBER 2009
Onder u zal er niemand worden
aangetroffen ... die waarzeggerij pleegt, ... die de geest van een
dode ... ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die
deze dingen doet, is de HERE een
gruwel.
DEUTERONOMIUM 18:10 E.V.
Patiënten met epilepsie die ontstaat in de temporaalkwab van de hersenen, kunnen heel indrukwekkende extatische ervaringen hebben waarbij ze soms direct contact met God denken te hebben en opdrachten krijgen. Zo zag een man een helder licht en iemand die op Jezus leek. Hij bleek een hersentumor in de temporaalkwab te hebben die epileptische activiteit veroorzaakte. Nadat de tumor verwijderd was verdwenen ook voorgoed de extatische epileptische aanvallen. De aanvallen die kunnen bestaan uit ‘visitaties van God’ duren gewoonlijk slechts 30 seconden tot enkele minuten, maar kunnen de persoonlijkheid soms blijvend veranderen. Deze mensen ondergaan vaak emotionele veranderingen en kunnen hyperreligieus worden. Tussen de aanvallen door vertonen ze veelal het ‘geschwindsyndroom’, dat onder andere gekenmerkt wordt door veel schrijven, weinig belangstelling voor seks en een zeer sterke religiositeit. Een aantal historische figuren had hoogstwaarschijnlijk deze zeldzame vorm van epilepsie.
Toen apostel Paulus nog zijn Hebreeuwse naam Saulus gebruikte en op weg was naar Damascus om op christenen te jagen, kreeg hij een extatische belevenis (Handelingen 9:1-9): ‘... toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde; en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? En hij zeide: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: ik ben Jezus, die gij vervolgt... En hij kon drie dagen niet zien.’ De tijdelijke corticale blindheid na een epileptische aanval en Paulus’ bekering tot het christendom zijn vaker beschreven na extatische belevingen bij temporaalkwabepilepsie. Deze waarschijnlijkheids-diagnose is ook gebaseerd op Corinthiërs 12:1-9 en de visuele hallucinaties, zoals Paulus’ geschiedschrijver Lucas meldt. In een van die hallucinaties sprak Jezus hem bemoedigend toe, in een andere raakte hij tijdens het gebed in Jeruzalem in trance en zag hij Jezus.
Mohammed, stichter van de islam, had vanaf zijn zesde jaar een geschiedenis van epileptische insulten die gepaard gingen met religieuze ervaringen. In 610 na Christus krijgt Mohammed zijn eerste visioenen. Wanneer hij ligt te slapen op een afgelegen plaats in de heuvels rond Mekka, hoort hij een stem die hij later toeschreef aan de aartsengel Gabriël, die hem beval: ‘Lees (ikra).’ Hij antwoordde: ‘Ik kan niet lezen.’ De stem herhaalde: ‘Lees, in de naam van uw God die schiep.’ Hij denkt dat hij bezeten is en wil zich van de berg af storten. Maar halverwege hoort hij een stem uit de hemel: ‘O Mohammed, gij zijt de profeet van God en ik ben Gabriël.’ Hij ontving openbaringen vanaf de eerste maal in de grot Hira tot aan zijn dood. De openbaringen van Gabriël werden na zijn dood opgetekend en verzameld als de soera’s van de Koran.
Jeanne d’Arc werd in 1412 geboren in het Franse dorpje Domrémy als dochter van een boer en stierf 19 jaren jong op de brandstapel in Rouen op 30 mei 1431. Haar levensgeschiedenis, inclusief haar epileptische aanvallen, is minutieus gedocumenteerd door de inquisitie en de kerk. Zij was 13 jaar toen ze voor het eerst de stem van God hoorde. De stem kwam van rechts en werd meestal voorafgegaan door een helder licht van dezelfde kant. Bij de aanvallen kwam er eerst een stem, en even later verschenen de heiligen die haar vervolgens ook dagelijks adviseerden gedurende haar veldtochten. Haar epileptische aanvallen werden soms uitgelokt door kerkklokken, die haar sterk emotioneerden, en waar ze ook als ze in het veld was, meteen voor op haar knieën ging. De extatische aanvallen gingen gepaard met een sterk gevoel van gelukzaligheid, zodat ze moest huilen als het voorbij was. Zij had tussen de aanvallen door alle 18 persoonlijkheidskenmerken van het geschwindsyndroom, zoals emotionaliteit, euforie, het idee een opdracht te hebben, gebrek aan humor, ingetogenheid, sterk moreel gevoel, aseksualiteit, ongeduld, agressiviteit, depressiviteit, suïcidaliteit en diepe religiositeit.
Vincent van Gogh werd in 1889 opgenomen in Saint-Rémyde-Provence wegens epilepsie, maar had daarnaast vele andere problemen. Gedurende psychotische aanvallen had hij visuele en auditieve hallucinaties en bizarre religieuze en paranoïde wanen. Gedurende zo’n aanval sneed hij een stuk van zijn oor af en stuurde het als een gift naar Rachel, een lokale prostituee. Tussen de aanvallen door had hij de kenmerken van het geschwindsyndroom. De veelschrijverij uitte zich niet alleen in de meer dan 600 brieven aan zijn broer, maar ook in de enorme productie van om de dag een olieverfschilderij. Tevens werd hij vanaf zijn twintigste jaar toenemend religieus en herlas hij obsessief de Bijbel. Hij wilde geestelijke worden, maar werd vanwege zijn persoonlijkheidsstructuur afgewezen. In 1887 werkte hij aan een Bijbelvertaling in het Frans, Duits en Engels. Op zondag ging hij naar vier verschillende kerken en op de muur van zijn huis in Arles schreef hij: ‘Ik ben de heilige geest...’
De Russische schrijver Dostojevski werd in 1849 als lid van een radicale politieke discussiegroep gearresteerd en ter dood veroordeeld. Hij stond al voor het vuurpeloton toen het bericht kwam dat zijn straf was omgezet in vier jaar dwangarbeid in Siberië. Hij had honderden epileptische aanvallen en schreef in zijn boek De Idioot lyrisch over zijn religieuze ervaringen tijdens de extatische periodes vlak voor de aanvallen. Hij wilde ze voor geen goud missen: ‘Jullie gezonden, jullie weten op geen stukken na wat geluk is, dat geluk dat wij epileptici ervaren op het moment vlak voor een aanval. Mohammed zegt in de Koran dat hij in het paradijs is geweest. Alle wijsneuzen zijn ervan overtuigd dat hij loog en de zaak belazerde. O nee! Hij loog niet. Hij bevond zich echt in het paradijs wanneer hij net als ik zo’n epileptische aanval kreeg. Ik weet niet hoe lang die extase duurt – seconden, uren, maanden – maar ik weet wel dat ik het niet zou willen missen, niet voor alle vreugden in het leven.’ De extatische periodes lijken dus veel langer te duren dan in werkelijkheid het geval is, want ze duren maar een halve tot enkele minuten. Dostojevski schreef ook over de religieuze inhoud van deze ervaringen: ‘Ik voelde... dat de hemel neergedaald was op aard en mij absorbeerde. Ik voelde echt de aanwezigheid van God en was van hem doortrokken. Ja, God bestaat... huilde ik. En verder kan ik mij niets herinneren.’ Dit betekent zeer waarschijnlijk dat hij vervolgens een gegeneraliseerde epileptische aanval had gekregen. De aanvallen kwamen soms om de drie dagen, soms eens per week en worden ook beschreven in zijn boek Boze Geesten: ‘... Er zijn seconden, waarvan er in het geheel vijf of zes achter elkaar komen en je voelt opeens de aanwezigheid van de eeuwige harmonie, die volkomen bereikt is. Dat is niet aards; ...., o-, dit is hoger dan de liefde! Het vreselijke is, dat alles zo ontzettend duidelijk is, en zo’n intense vreugde geeft. Als het langer dan vijf seconden duurde dan zou de ziel het niet uithouden en moest zij te gronde gaan. In die vijf seconden doorleef ik een leven, en ik zou er mijn hele leven voor willen geven, want ze zijn dat waard....’
Wellicht tot teleurstelling van velen is door personen in een niet-westerse omgeving met dit syndroom nooit gerapporteerd dat zij tijdens een aanval Jezus of een westers beeld van God zagen. Blijkbaar komt het godsbeeld dat tijdens de vroege ontwikkeling in ons brein wordt ingeprent, er tijdens de aanvallen van temporaalkwabepilepsie weer uit, samen met de artistieke, literaire, politieke of religieuze creaties en met de gedachten en overtuigingen van onze hersenen.
XVI.9
MAATSCHAPPELIJKE REACTIES OP MIJN VISIE OP RELIGIE
Vergeef mij, de kleine grapjes die ik
over U, O HEER,
heb begaan En ik zal U de enorme grap vergeven die U mij heeft
aangedaan.
ROBERT FROST (1874-1963)
Het begon allemaal vriendelijk. Zo’n negen jaar geleden verscheen er naar aanleiding van een lezing van mij over hersenen en religie een paginagroot stuk in Trouw (30-9-2000), met als kop de titel van mijn lezing: ‘Wij zijn onze hersenen’. Kort daarop schreef Mgr.dr. Everard de Jong, hulpbisschop van Roermond, een mooie, lange brief naar die krant met zijn kritiek, die als kern had dat we meer waren dan ons lichaam, en die culmineerde in een vraag: ‘Prof. Swaab zijn vrouw zal toch niet alleen – of in de eerste plaats – van zijn vergankelijke hersens houden?’ Enige tijd daarna kwam hij naar mij toe in de pauze van een andere discussiebijeenkomst en stelde zich voor als de schrijver van de ingezonden brief.
‘Dat komt goed uit,’ zei ik, ‘ik denk dat ik u een antwoord kan geven. Mijn vrouw zei dat wanneer mijn brein getransplanteerd zou worden in het lichaam van Steve McQueen, zij daar geen enkel bezwaar tegen zou hebben.’ Geheel tegen mijn verwachting in vertrok hij geen spier van zijn gezicht en keek me glazig aan. Hij wist gewoon niet wie Steve McQueen was. Na het aanbieden van het boek van Cees Dekker aan minister Plasterk, in 2007, was ik uitgenodigd voor een discussie met Dekker – en diezelfde Mgr.dr. Everard de Jong ook. Ik vroeg hem meteen of hij nu wist wie Steve McQueen was. Dat wist hij nog steeds niet, moest hij bekennen! De hulpbisschop probeerde mij vervolgens op een heel aardige manier weer op het rechte pad te brengen door mij het boek The Spiritual Brain, A Neuroscientist’s Case for The Existence of The Soul van Beauregard en O’Leary op te sturen. Het boek heeft mijn ongeloof echter niet doen wankelen.
In 2005 kwamen twee programmamakers mij vragen of ik mee wilde werken aan een tv-uitzending over hersenen en geloof. Het waren Rob Muntz en Paul Jan van de Wint. De namen zeiden mij niets, maar ik kon meteen prima met ze opschieten. Van hun wilde reputatie wist ik ook niets, hoewel ik de enige leek, want mijn medewerkers bleken ze even later meteen herkend te hebben. Van der Wint was van plan vijf gelovigen thuis te interviewen en vijf atheïsten in de kerk, en Muntz zou tussendoor wat meningen vragen van mensen op straat. Het programma zou uitgezonden worden door een educatieve omroep (RVU). Dat klonk goed. We hadden een leuk gesprek en ik zegde toe mee te doen. Later vielen de interviews van de gelovigen af, omdat die te saai waren.
Het interview met mij was het eerste in de reeks en vond plaats in de St. Nicolaaskerk, en ik vertelde over de piekervaringen van Jeanne d’Arc, de apostel Paulus en Mohammed, en over manische patiënten die soms denken dat ze God zijn en schizofrene patiënten die soms opdrachten krijgen van God. Verder besprak ik de wijze waarop je met elektrische stimulatie op de hersenschors het gevoel kunt opwekken uit te treden uit het lichaam, zoals ook wordt beschreven bij een bijna-doodervaring. Tevens hadden we het over de componenten van ons gedrag die al tijdens de vroege ontwikkeling worden vastgelegd, inclusief agressief gedrag, en wat dat betekent voor het moreel verantwoordelijk zijn voor je daden. Tevens kwamen mijn persoonlijke opvattingen over geloof, hemel en een leven na de dood ter sprake.
In een voorvertoning in het piepkleine Parool Theater, kort voor de uitzending van de serie die ‘God bestaat niet’ bleek te heten, zag ik tot mijn schrik voor het eerst de absurdistische filmpjes die in het interview waren gemonteerd, en ik dacht: dat gaat problemen geven. Maar het was te laat om daar nog iets aan te doen. Vervolgens werd ik op het podium gevraagd om commentaar te geven. Wat ik van de uitzending vond? Ik hield me goed en zei: ‘Leuk programma, jammer van al dat geklets tussen de filmpjes door.’ Het werd een geanimeerde avond, maar mijn familie was allesbehalve gerust op de uitzending van het interview met mij op 7 juni 2005, en terecht.
Op 4 juni werd door de St. Nicolaaskerk in een kort geding gevraagd om de uitzending te verbieden. Maar de RVU had zich aan de afspraken met de kerk gehouden en de huur van 50 euro per uur was betaald. Het aanbod van de RVU zowel voor als na de uitzending een tekst te laten zien waarin de kerk zich distantieerde van de uitzending, werd door de rechter aanvaard en de eis tot verbod werd afgewezen. Intussen begonnen duizenden christenen hatemails naar Muntz en Van der Wint te sturen. Voor de uitzending protesteerden de rooms-katholieke en de protestantse kerken van Nederland gezamenlijk, maar tot een verbod op uitzending kwam het niet. Wel werd op 7 juni de uitzending verschoven naar een tijdstip waarop de minste mensen zouden kijken (een paar minuten voor middernacht) en de herhaling op zondag werd geschrapt. De reacties in mijn omgeving op het interview waren positief, maar de filmpjes tussendoor gingen nogal wat mensen te ver. Op 9 juni vroegen de SGP- en CU-fracties van de Tweede Kamer ‘de ronduit blasfemische uitzending van de buis te halen’. Hun schriftelijke vragen gingen naar premier Balkenende, minister Donner (Justitie) en staatssecretaris Van der Laan (Cultuur en Media). Volgens het ANP vonden de fracties dat in de uitzending ‘willens en wetens op uiterst schadelijke manier de spot werd gedreven met God en het christelijke geloof’. Ik heb van deze formele klachten nooit meer iets vernomen. Hetzelfde geldt voor de aangifte die de Bond tegen het Vloeken op 23 juni 2005 deed tegen het RVU-programma dat ‘zich schuldig had gemaakt aan godslastering en belediging’. Tot zover de reacties uit het tolerante Nederland.