XIII
HERSENEN EN SPORT
XIII.1
NEUROPORNOGRAFIE: BOKSEN
In een aantal beschaafde landen is deze vorm van elkaar opzettelijk neurologische schade toebrengen al sinds enkele decennia verboden.
Het zien van agressie roept agressief gedrag op. Terecht worden er dus maatregelen getroffen tegen extreem agressieve computerspelletjes. Het is daarom niet logisch dat sommige vormen van primitieve agressie, zoals boksen, nog steeds zijn toegestaan. Op televisie wordt open en bloot getoond hoe de ene bokser de hersenen van de ander voorgoed kapotslaat, en er is niemand die zich daar druk over lijkt te maken. Met ophitsend gejuich op de achtergrond wordt, in close-up en met de nodige herhalingen, het ontstaan van de neurologische schade in detail getoond: een waggelende gang, spraakstoornissen, ogen die heen en weer schieten, zo nu en dan een klassieke epileptische aanval, het gestoorde bewustzijn bij een knock-down, de bewusteloosheid van een knock-out, soms een coma en de dood. Een ware cursus neurologie. Er zijn, onder supervisie van de verschillende boksbonden, sinds de Tweede Wereldoorlog zo’n 400 boksers doodgeslagen. Wonderlijk dat de meest walgelijke voorbeelden van deze ‘neuropornografie’ op tv zichtbaar zijn, soms zelfs op tijden dat onze kwetsbare kinderzieltjes nog niet naar bed hoeven.
Nog veel vaker voorkomend dan de acute hersenschade is de schade die bij boksen op den duur door herhaalde klappen op het hoofd optreedt. In 1928 werd de term ‘punch-drunk’ geïntroduceerd voor boksers die waggelend op hun benen stonden, langzaam bewogen, gedragsstoornissen vertoonden en een wisselende mate van dementie of de ziekte van Parkinson hadden. Vervolgens werd er gesproken van ‘dementia pugalistica’, en nu wordt er de neutrale term ‘chronische traumatische hersenschade’ voor gebruikt, die bij 40-80% van de profboksers aanwezig is. Parkinsonisme komt bij 17% van de profboksers voor. Mohammed Ali, de kampioen van weleer, zowel in boksen als in snelheid van spreken, is verworden tot een schuifelende parkinsonpatiënt met maskergelaat die met moeite een zinnetje uit kan brengen.
Als boksen karaktervormend is, zit het karakter niet in de hersenen, want daar wordt slechts afbraak waargenomen. Vele hersengebieden worden kleiner door celverlies, vezelbanen zijn verscheurd en missen hun isolerende myelinelaag, en onder de microscoop zie je de typische alzheimer- en parkinsonveranderingen. Als boksers acuut overlijden is het meestal aan bloedingen in en om de hersenen. Bij een knock-out worden de hersenen met grote kracht het achterhoofdsgat in geslagen, met mogelijk funeste gevolgen voor de vitale functies van de hersenstam, zoals ademhaling, temperatuurregulatie en hartritme. Tevens worden de hypothalamus en de hypofyse kapotgeslagen, wat bij de helft van de boksers leidt tot een gebrek aan hormonen. Ook het reukvermogen van boksers is verminderd. Bij amateurboksers eindigt, ondanks de hoofdkap, één op de acht gevechten in een hersenschudding. Het is onbegrijpelijk dat er een discussie gaande is over de vraag of je de hersenschade bij boksers die genetisch gevoeliger zijn voor een hersentrauma, beter zou moeten volgen met psychometrische testen. Als je dan een verandering vindt, ben je te laat. In Zweden, Noorwegen, IJsland, Noord-Korea en Cuba is er sinds enkele decennia een verbod op profboksen van kracht. In Noorwegen zijn sinds 2001 terecht alle vechtsporten verboden waarbij een knock-out kan plaatsvinden, zoals ook de populaire spectaculaire K1-gevechten, een variant van thaiboksen. In andere landen hebben medici gepleit voor een boksverbod. Als je hierover begint krijg je te horen dat boksers dit vrijwillig doen, waarbij vergeten wordt dat het in Nederland al eeuwen verboden is om vrijwillig met elkaar te duelleren en elkaar te doden. Je zou je natuurlijk kunnen afvragen of een zekere mate van dementie niet al bestond op het moment dat ze voor deze barbaarse vorm van ‘sport’ kozen. Maar dit is een argument temeer om ze tegen zichzelf te beschermen en nu eindelijk dit gênante overblijfsel uit ons primitieve evolutionaire verleden te verbieden. Dat hebben we via de Gezondheidsraad geprobeerd. In november 2003 stuurde deze zo’n advies naar de regering, die het tot nu toe naast zich heeft neergelegd. Het wachten is op een regering die het aandurft Nederland te laten toetreden tot de beschaafde wereld, en boksen te verbieden.
XIII.2
OLYMPISCHE SPELEN EN SEKSE
De collectieve seksetesten voor de Olympische Spelen hebben veel onnodige narigheid veroorzaakt.
In 1912 noemde Baron Pierre de Coubertin, de oprichter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), deelname van vrouwen aan de Spelen ‘onpraktisch, oninteressant en ongepast’. Toen vrouwen er toch deel aan mochten gaan nemen, moest er een onderscheid naar geslacht gemaakt worden, gezien het biologische voordeel dat mannen in lengte en spierkracht, dankzij hun testosteron, hebben. Bij de oude Grieken was het onderscheid tussen man en vrouw nog simpel. Sporten deed men naakt en als je geen penis had kreeg je geen toegang. Maar het chromosomale geslacht, het in- en uitwendige geslacht, en de genderidentiteit (het zich man of vrouw voelen) gaan niet altijd samen, en soms gaan die discrepanties samen met een veranderde testosteronspiegel. Vrouwen met te veel testosteron kunnen een bedreiging vormen voor de andere vrouwelijke sporters. Pas in de jaren vijftig werd bekend dat Dora (Hermann) Ratjen, een echte man, in de jaren dertig door de nazi’s was overgehaald zich als een vrouwelijke hoogspringster voor te doen, en vervolgens prijzen behaalde. In 1936 verloor Dora echter. In 1936 begonnen ook de serieuze problemen, toen bij de Olympische Spelen in Berlijn de Amerikaanse goudenmedaillewinnares op de 100 meter, Helen Stephens, ervan beschuldigd werd een man te zijn, maar bij inspectie toch een vrouw bleek. Ironisch genoeg bleek bij Stella Walsh, de goudenmedaillewinnares van 1932 van wie Stephens in 1936 won, toen zij later bij een roof-overval vermoord werd juist wel sprake te zijn van een geslacht waarvan niet duidelijk was of het manlijk of vrouwelijk was. In 1967 kwam een aantal Sovjetatletes die zich voor een groep gynaecologen uit moest kleden niet opdagen. Ze werden verondersteld door een of andere stoornis of uit de injectiespuit te veel testosteron te hebben gehad.
Met een test voor het chromosomale geslacht is getracht oneerlijke competitie in de sport te voorkomen. Dat heeft echter alleen maar onverwachte persoonlijke ellende veroorzaakt zonder dat het leidde tot een terechte uitsluiting. In een wang-slijmvliesuitstrijkje is met microscopisch onderzoek in de celkern het lichaampje van Barr te zien. Dit bewijst de aanwezigheid van een tweede X-chromosoom, en dus dat de persoon in kwestie een vrouw (XX) is. Zo werd de Poolse sprintster, Eva Klobubowska, uitgesloten en moest zij haar Olympische medailles (Tokyo 1964) teruggeven. Zij bleek een afwijkend chromosoompatroon te hebben, wist van niets en schoot in een depressie. Volkomen onterecht werden door deze test ook atleten met een compleet androgeen ongevoeligheidssyndroom, zoals Maria Patino, uitgesloten. Deze personen hebben een mutatie van de receptor voor testosteron, waardoor dit hormoon geen effect kan hebben op het lichaam of de hersenen. Genetisch mannelijke (XY) individuen met dit syndroom ontwikkelen zich daardoor tot heteroseksuele vrouwen. Hoewel er in de buikholte testikels worden gevonden, leidt dit niet tot oneerlijke competitie in de sport. Integendeel, want ze missen het effect van testosteron uit de eierstokken en de bijnieren dat normale vrouwen wel hebben. Paradoxaal genoeg werden meisjes met een lichte vorm van congenitale bijnierhyperplasie met deze test niet uitgesloten, terwijl hun hogere testosteronspiegels juist wel kunnen leiden tot meer spierweefsel. Een nieuwe genetische test (SRY), ingevoerd in de jaren negentig, verbeterde de situatie niet. Patino sloot zich in eerste instantie af van al haar sociale contacten, maar vocht daarna terug en werd als eerste in 1988 gerehabiliteerd als sportvrouw. Het is niet bekend op basis van welk onderzoek de hardloopster Foekje Dillema, die volgens prof. Anton Grootegoeds recente onderzoek wel een vrouw zou zijn maar door een zeldzame chromosomale afwijking ook wat testisweefsel had, in 1950 geschorst werd. Hoe dan ook, Fanny Blankers-Koen raakte hierdoor haar enige concurrente kwijt, en er wordt gefluisterd dat zij, of haar echtgenoot, de hand heeft gehad in het initiatief voor een seksetest door de KNAU. Ook Foekje werd uiteindelijk, zij het postuum, gerehabiliteerd.
Grote ongerustheid ontstond toen enkele van-man-naarvrouwtransseksuelen als vrouw aan wedstrijden gingen meedoen; alsof je de hele ellende van een geslachtsverandering door zou willen maken alleen maar om een medaille te winnen. Renee Richards won echter een rechtszaak in de VS die haar het recht gaf in de vrouwencompetitie tennis mee te doen. Op basis van onderzoek van de emeritus hoogleraar in de transseksuologie Louis Gooren mogen sinds 2004 man-naar-vrouw transseksuele sportlieden twee jaar na de geslachtsoperatie meedoen als hun hormoonspiegels ‘normale’ waardes hebben en hun geslacht ook formeel is veranderd. Een Canadese transseksuele wielrenster, Kristen Worley, probeerde officieel mee te doen aan de Olympische Spelen in Beijing. Helaas kwalificeerde ze zich niet.
In 1999 is besloten de collectieve seksetesten voor de Olympische Spelen af te schaffen, maar er staat wel altijd een team van specialisten klaar om eventuele problemen vakkundig te onderzoeken. Dat is beter dan een simpele maar foute test voor een zeer complex probleem.
XIII.3
FITRACE NAAR DE DOOD
Hoe komt men er nu bij dat een andere sport dan denksport gezond is?
Onze gemiddelde levensverwachting is de laatste 100 jaar gestegen van 45 naar bijna 80 jaar, terwijl wij in diezelfde periode steeds minder lichamelijke inspanning behoefden te verrichten. Men zou dus verwachten dat de conclusie hiervan was: mooi, langer lui dan moe. Niets is echter minder waar. Men is het over weinig zaken eens in deze wereld, maar waar je ook komt, iedereen denkt dat het slecht is dat we tegenwoordig zo weinig bewegen, en dat we alleen maar gezond kunnen blijven door te sporten. En dus kun je niet meer rustig door het bos lopen zonder te worden ingehaald door hijgende, zwetende en overduidelijk lijdende joggers. Ieder zichzelf respecterend bedrijf sponsort sporters, er worden marathons gelopen voor kankerpatiëntjes. Het AMC, dat beter zou moeten weten, organiseert jaarlijks een prestatieloop. Nederland wordt vanaf kwart voor zeven ’s ochtends meegesleept in de fitrace door de omroep MAX, waarbij ouderen ritmisch bewegen in onweerstaanbare springpakjes.
Hoe is het misverstand dat sport gezond is eigenlijk ontstaan? Zeker niet, zoals ik deed, door zondagen op de eerste hulp van een ziekenhuis door te brengen. Het was begin januari 2009 weer raak. Het ging even vriezen, half Nederland ging twee weken schaatsen, en de eerste hulp van ieder ziekenhuis moest overuren draaien vanwege zo’n 10 000 extra patiënten met botbreuken, onderkoeling en andere ellende. Was dat gezond? Ook de jaarlijkse gipsvluchten uit de wintersportgebieden pleiten niet voor het idee dat sporten zo gezond is. Er ontstaan in Nederland 1,5 miljoen sportblessures per jaar, waarvan de helft medisch behandeld moet worden. Als je het sporten zou verbieden, zouden we in één klap van de wachtlijsten af zijn. Dat boksers elkaar blijvende hersenschade slaan, wisten we al (zie XIII.1). Kickboksers blijken nog tien maal erger te zijn. Veel koppen, en zo nu en dan een elleboogje bij het voetballen, kost de spelers ook hersencellen. Vanaf de allereerste marathon in Griekenland vielen er doden bij deze langeafstandsloop. Van de dwarslaesies is 15% ontstaan tijdens sport. Zo viel de Amerikaanse filmacteur Christopher Reeve, die beroemd werd met zijn Superman-vertolking, van zijn paard, brak zijn nek en was voor de rest van zijn leven verlamd.
Sport, de noodzaak voelen om te bewegen, kan ook een uiting zijn van ziekte, zoals de heftige bewegingsdrang die samengaat met anorexia nervosa (zie VI.9). Anorexia-nervosapatiënten zijn vaak verslaafd aan de sportschool. Decennia geleden, lang voordat joggen ‘in’ was, keek prof. Frans Stam uit het raam van zijn werkkamer aan het Valeriusplein. Hij zag tot zijn verbazing iemand uit een huis aan de overkant komen, heel hard een paar keer om het Valeriusplein heen rennen, en weer naar binnen gaan. Dat herhaalde zich soms enkele malen per dag. Na enkele maanden werd hij opgenomen en bleek hij de ziekte van Pick te hebben. Dat is een vorm van dementie met atrofie van de prefrontale cortex die vaak met gedragsstoornissen begint. Sinds hij mij dat vertelde, wantrouw ik elke jogger. Niemand lijkt overigens kopzorgen te hebben over de toegenomen kans op Amyotrofische Lateraal Sclerose (ALS) door sporten, of over het gegeven dat er in Nederland zo’n 100 mensen per jaar onverwacht overlijden tijdens het beoefenen van hun sport. In ‘sportscholen’ spuit men zichzelf vol met anabole steroïden, en voorheen gebruikte men groeihormoonpreparaten, die soms besmet bleken met de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, een razendsnel verlopende vorm van dementie. Het lijkt er inderdaad op, zoals indertijd in Vrij Nederland stond, dat de helft van de bevolking aan sport doet en de andere helft hen naar het ziekenhuis rijdt.
Nu zou men kunnen tegenwerpen dat dit de kleine ongemakken zijn van een levensstijl die de Nederlandse bevolking aan een lang en gezond bestaan helpt. Ook deze mening lijkt op niets te berusten. Pearl concludeerde al in 1924 dat zware lichamelijke inspanning het leven zou bekorten. Dat blijkt voor het hele dierenrijk op te gaan. Uit vergelijkend onderzoek van Michel Hofman in het Herseninstituut is gebleken dat er twee factoren zijn die onze levensduur bepalen: de stofwisseling van het lichaam en de grootte van de hersenen. Hoe hoger de stofwisseling van het lichaam, hoe korter de levensduur. Dat klopt met de waarneming dat topsporters in Harvard korter leefden. De enorme lichamelijke inspanning bij sporten lijkt dus levensbekortend te zijn. De Amerikaanse onderzoeker Sohal vond dat hoe meer vliegbewegingen een vlieg maakt, hoe eerder hij dood neervalt. Voorkom je het verspillen van energie van vliegen door ze tussen twee plastic platen rond te laten scharrelen en zo het vliegen onmogelijk te maken, dan leven ze driemaal langer. Eén orgaan, de hersenen, beïnvloedt onze levensduur echter in de omgekeerde richting. Hoe groter en actiever de hersenen zijn, hoe langer de levensduur. Stimulatie van de hersenen lijkt ook de ziekte van Alzheimer uit te stellen en als de ziekte eenmaal is opgetreden, de symptomen van deze ziekte te kunnen verminderen (zie XIX.3). Omgekeerd zie je bij ziekten waarbij de hersenen te klein zijn, zoals microcephalie en downsyndroom, een kortere levensduur. Bovendien zouden eminente wetenschappers grotere hersenen hebben en ook langer leven. Je kunt de hersenen in grootte laten toenemen door ze te stimuleren met steeds weer nieuwe informatie, zoals experimenteel in een verrijkte omgeving (zie II.5). Het lijkt daarom een stuk gezonder, als je het tenminste leuk vindt, om naar topsport te kijken, dan het zelf te beoefenen. En als je toch absoluut aan sport wilt doen, dan kun je wellicht het beste gaan schaken.