23

Een uur na het begin van zijn werkdag, met niet veel omhanden, liep Chase het ziekenhuis uit voor een nieuwe poging om zijn vader te bereiken. Ook nu weer kreeg hij de voicemail. Chase herhaalde maar wat hij zich de hele ochtend al had voorgehouden: hij was erop voorbereid om zich al acterend overal doorheen te slaan, om alles waarmee hij geconfronteerd zou kunnen worden de baas te zijn, maar hij zou toch wel heel graag zijn ouwe heer even willen spreken.

Zijn vaders passie voor dit project was groot geweest. Het ging niet alleen om het geld, wist Chase. ‘De poen komt als het allemaal afgelopen is,’ had hij tegen Chase gezegd. ‘Het doen, dat is waar ik naar uitzie. Ik wil hier het middelpunt van zijn, ik wil die kinderen volkomen in mijn macht hebben, en die ouders bij hun ballen grijpen en ze laten doen wat ik maar wil. Ik wil het hele raderwerk zien draaien en dan weten dat dat allemaal door mij komt. Door mij en jou, bedoel ik.’

Chase hoopte maar dat zijn vader er net zo veel van genoot als hij had verwacht. Als Chase straks zou moeten acteren, zou hij het jammer vinden dat zijn vader hem niet kon zien optreden. Toen hij het ziekenhuis weer binnenliep, voelde hij nieuwe energie, opgewekt door niets meer dan zijn herinneringen aan de man die altijd zo veel voor hem had betekend.

Drie kwartier later ging het doek al voor hem op. Eerst dacht hij dat de twee mannen vertegenwoordigers waren. Ze droegen onopvallende pakken en een van hen had een koffertje bij zich. Ze kwamen uit de richting van de kelderlift; vertegenwoordigers die de weg wisten, maakten vaak gebruik van de garage in de kelder en liepen dan dwars door de wasserij om naar de hoofdliften te komen. En dus besteedde Chase geen aandacht aan hen totdat ze hem aanspraken, en een van hen een portefeuille omhoog hield met een politiepenning erin.

‘Meneer Collins, ik ben agent Allen en dit is agent Toomey. We zijn van de FBI en we willen u graag wat vragen stellen.’

Allen was de oudste van de twee, waarschijnlijk halverwege de vijftig, en hij begon een beetje kaal te worden. Toomey was in de dertig, en had een lichte huid en blauwe ogen, maar dik en donker haar. De mannen deden Chase denken aan zijn vader en hemzelf.

‘De FBI? Wat is er aan de hand?’

‘Uw supervisor zei dat we dit kantoor konden gebruiken. Kom maar even met ons mee, dan leggen we het uit.’

‘Ja hoor, maar...’ Dit was iets wat Chase had bedacht toen hij een dergelijk gesprek op zijn werk aan het voorbereiden was . ‘… ik weet niets over de administratie van het ziekenhuis. Ik doe hier gewoon mijn werk.’

‘Het gaat niet over het ziekenhuis, meneer Collins.’

Chase trok zijn beste verwarde gezicht en liep samen met de agenten naar het kantoor. Hij ging op de stoel van de supervisor zitten en de agenten namen plaats op de stoelen aan de andere kant van het bureau. Dat beviel Chase wel. Het wekte de indruk dat hij hier de leiding had, dat hij degene was die hen verhoorde. Maar hij besefte dat hij niet te brutaal moest worden en niet al te zelfverzekerd moest overkomen. Hij wilde zich een klein beetje angstig voordoen.

‘Heeft dit iets te maken met de belastingen? Ik heb dit jaar mijn eigen aangifte gedaan en...’

‘Dit gaat niet om uw belastingen,’ zei Toomey. ‘Daar hebben we de belastingdienst voor. Het gaat om een computer die geregistreerd staat op uw naam.’

‘O, ik heb geen computer. Die hebben we hier niet nodig en...’

‘Bij u thuis. We hebben het over een computer bij u thuis. Hebt u meer dan één computer?’

‘Nee. Ik heb een mobieltje. En een digitale videorecorder.’ Chase kon wel zien dat hij precies zo overkwam als gepland: een wat naief persoon die zijn best deed om behulpzaam te zijn. Hij nam de twee mannen aandachtig op, net zoals hij de ouders had opgenomen. De oudere man zou het waarschijnlijk wel leuk vinden dat Chase niet zo handig was met computers, daar zou hij zich wel mee kunnen identificeren. De FBI-agent met die dikke bos haar zou het misschien wel op prijs stellen dat Chase zo’n goede huisvader was. Allen nam het gesprek over.

‘We zijn alleen maar geïnteresseerd in de computer. Bent u de enige die daar gebruik van maakt?’

‘Nee, mijn vrouw ook.’

‘En anderen?’

‘Nee.’

‘Dus alles wat op uw computer staat, op uw harde schijf, is van u of van uw vrouw?’

‘Ik denk het wel. Ik krijg weleens van die pop-ups, u weet wel, klik op het midden van de schietschijf en win...’ Plotseling viel hij stil en hij trok een zeer geslaagd ongerust gezicht. ‘Ik, jezus, ik kijk weleens op zo’n pornosite. Niet die hele ranzige met kinderen of zo. U weet wel, gewoon recht op en neer. Is dat...?’

Toomey ging er altijd van uit dat een verdachte schuldig was totdat het tegendeel bewezen was. Op die manier was het moeilijker om een werkelijk schuldige verdachte over het hoofd te zien. Als een verdachte je kon overdonderen met zijn onschuld, als het werkelijk overduidelijk was, dan liet Toomey hem lopen, zij het met tegenzin. Maar als de verdachte met niets meer kwam aanzetten dan zo nu en dan wat onschuldig aandoende opmerkingen, bleef hij ervan uitgaan dat de verdachte schuldig was. Deze Collins zei de juiste dingen, maar het klonk allemaal niet zo heel oprecht, en Toomey liet zich er niet door overdonderen. Hij besloot dat het tijd was om zelf eens wat te zeggen.

‘We hebben wat potentiële criminele activiteiten kunnen traceren tot uw computer. We...’

‘Criminele activiteiten?’

‘Daar zal ik niet nader op ingaan. Terwijl wij hier zitten te praten, doen een paar collega’s van ons huiszoeking bij u thuis.’ Toomey was benieuwd hoe Chase daarop zou reageren, maar die liet niets merken. Toomey wist niet wat hij daarvan moest denken.

‘Mijn vrouw, eh...’

‘Uw vrouw wat?’

‘Zij weet niets van die pornosites. Ik zweer u dat het allemaal echt, u weet wel, normaal is.’

‘Uw computer wordt in beslag genomen en elders onderzocht. Zolang er geen sprake is van criminele activiteiten, blijft uw privacy gewaarborgd.’

Chase tuurde naar de grond, ongerust, dacht hij, maar niet zo ongerust dat het leek alsof hij iets misdaan had. Hij had het gevoel dat de voorstelling volkomen naar wens verliep. Hij hoopte eigenlijk dat ze hem toch een beetje verdachten, want hij had een paar prachtige scènes gepland voor als ze kwamen vertellen dat zijn computer was gehackt door een stel ontvoerders.

Allen nam de leiding weer over. ‘We willen dat u met ons meegaat naar het bureau. We hebben nog wat meer vragen voor u. Als u daar prijs op stelt, kunt u daar een advocaat naartoe laten komen.’

‘Een advocaat. Denkt u dat ik er een nodig heb?’

‘Dat is aan u, meneer Collins. Het gaat om een aantal routinevragen.’

‘Nou, ik ken geen advocaten. Kunt u me niet vast iets vragen? Dan weet ik misschien of ik een advocaat nodig heb of niet.’

‘Op uw prikklokkaart staat dat u hier op zaterdag om twee voor halfnegen bent binnengekomen en om één over halfvijf bent vertrokken. Bent de hele tijd in het gebouw gebleven?’

‘Ja, ik moet hier blijven. Ik kan gaan lunchen in de kantine, maar het ziekenhuis mag ik niet uit.’

‘En ook op zaterdag bent u het ziekenhuis niet uit geweest?’

‘Nee.’ Chase zag dat de agenten hier wel klaar waren. ‘Als u dit soort vragen wilt stellen, denk ik niet dat ik een advocaat nodig heb.’

Toomey had nog steeds zijn twijfels, maar die begonnen snel weg te smelten. Hij was blij dat ze in deze zaak over een computer beschikten en niet op basis van gissingen tot een conclusie hoefden te komen. Het was moeilijk om hoogte te krijgen van deze vent. Toen ze opstonden, probeerde hij zich voor te stellen hoe Chase eruit zou zien met die pruik op.