19

Nadat ze van de vergadering waren teruggekeerd, had Lena gedurende een paar uur rondgezworven door het huis, obsessief de mail gecontroleerd, telkens weer de tv aan en uit, aan en uit gezet, en voortdurend op de klok gekeken, alsof ze een gevangene in de dodencel was die haar laatste uren doormaakte.

Toen haar vader belde en zei dat hij wilde praten, gewoon om niet gek te worden, begreep Lena wat hij bedoelde. Richard zei dat hij roerloos in de achtertuin had gezeten, zonder zich te kunnen bewegen of in slaap te vallen. Hij zei dat Lena’s moeder en haar zus nog niet hadden besloten of ze naar de Verenigde Staten zouden komen, ‘… en ik heb een reisje nog niet uitgesloten.’ Lena vertelde haar vader dat er niets voor hem te doen viel, dat de FBI beweerde dat de computer waarmee het losgeldbriefje was verstuurd binnenkort getraceerd zou zijn, en dat dat op dit moment het enige aanknopingspunt was.

‘Ik denk telkens weer aan die keer dat je moeder en ik Sarah een paar minuten uit het oog waren verloren in Stockholm. Met haar was niets aan de hand, maar wij waren allebei volkomen gesloopt.’

Lena kon de Zweedse zomer gewoon ruiken, de lange, lichte juli- en juninachten. Ze zag Sarah in de achtertuin van haar ouders, klaar om te gaan slapen, met haar zomerpyjama aan en het slaapmasker op dat ze van Sally had gekregen. Sarah giechelde terwijl ze door de achtertuin sprong. Lena had altijd een hekel aan slaapmaskersgehad, en het had haar altijd moeite gekost om zoveel plezier te hebben in het onbekende en het ongeziene als Sarah op die zomeravond.

Lena vroeg naar haar zus. Sylvie had een mailtje gestuurd, maar niet gebeld, en daar was Lena blij om, want ze wist maar al te goed dat Sylvie het op de een of andere manier wel voor elkaar zou krijgen dat zij zich vreselijk schuldig ging voelen omdat Sarah was ontvoerd.

‘Die zit vanavond in Madrid, voor zaken geloof ik. Ze denkt aan je, Lena. Op haar manier.’

Nadat Lena had opgehangen, voelde ze zich nog nerveuzer en ongeduriger. David stelde voor om wat te scrabbelen, maar dat vond Lena het meest absurde wat ze ooit had gehoord. De wijzers van de klok leken niet vooruit te branden. David vroeg of ze honger had en Lena besloot dat koken in ieder geval een bezigheid zou zijn, een manier om de tijd door te komen.

Ze bakte een omelet, nam een hap en smeet de rest in de afvalbak. David vroeg of ze wijn wilde en ze besloot zichzelf te dwingen een glas te drinken. Het was een rosso, van een soort die David en zij allebei erg lekker vonden, maar nu voelde ze de wijn als een zanderige sok in haar mond hangen. Ze nam echter toch nog maar een slok, omdat de alcohol haar verwarmde en wat rustiger maakte.

‘Laten we naar bed gaan,’ zei David terwijl hij haar een tweede glas inschonk.

Lena keek hem snel aan om te zien of dit een uitnodiging was. Hij keek haar rustig in de ogen en liet daarmee weten dat hij alleen maar bedoelde wat hij zei. En niet meer dan dat. Plotseling voelde Lena een hevig verlangen om onder de wol tegen David aan te kruipen, maar de priemende schuld die ze zou voelen omdat zij het zo behaaglijk had terwijl Sarah alleen was en in gevaar verkeerde, weerhield haar ervan om ja te knikken. Ze nam nog een slok wijn.

Vijftien minuten later was de wereld voldoende tot rust gekomen om Lena in staat te stellen haar kleren uit te trekken en in bed te gaan liggen. David sloot het huis af. Lena hoorde de sterk ingekrompen nieuwsploegen die op straat rondhingen wat met elkaar praten. Haar ogen zakten dicht.

Ze hoorde iets bewegen en sloeg verrast haar ogen op. David stond bij de kleerkast en kleedde zich uit, totdat hij alleen nog zijn boxer aanhad. Hij zag dat hij Lena had laten schrikken.

‘Sorry, ik dacht dat je sliep.’

‘Nee. Ik lag gewoon met mijn ogen dicht.’

David had zijn boxer uitgetrokken en terwijl hij met haar praatte, stond hij naakt voor haar. Zijn lichaam was lang en mager, en nog steeds goed in vorm. Hij trok de lakens terug en terwijl hij daarmee bezig was, viel het licht op zijn penis. Als die in rust verkeerde, was hij nogal klein, en Lena had hem in deze vorm altijd wel esthetisch gevonden. Ze raakte er niet opgewonden van nu ze hem zag, maar kon zich wel voorstellen dat ze hem in haar mond zou nemen, gewoon om zich met David verbonden te voelen. Hij keek op haar neer, krabde even licht over de huid onder zijn schaamhaar en trok aan zijn balzak, zoals hij zo vaak deed. Het doodgewone van dat gebaar zorgde ervoor dat Lena zich plotseling heel erg tot hem aangetrokken voelde, maar hij hield wat afstand toen hij naast haar ging liggen, raakte zachtjes haar schouder aan en kuste haar op haar wang. Dat was voldoende, dacht ze.

Toen voelde Lena zich ineens vol. Niet zoals je je vol kunt voelen na een maaltijd, maar vervuld… alsof ze iets groots had verricht. Dat vormde zo’n sterk contrast met de leegte van de afgelopen twee dagen, een leegte waardoor het bloed in haar aderen leek te bevriezen, het holle, angstige gevoel dat bezit van haar nam op die momenten waarop het werkelijk tot haar doordrong dat haar dochter misschien nooit meer zou terugkeren. Terwijl ze daar lag, vroeg ze zich af waar die volheid vandaan kwam, maar ze verzette zich er niet tegen. Op een bepaalde manier besefte ze dat Sarah deel uitmaakte van het gevoel dat ze nu beleefde. Waren haar dochter en zij op een andere manier met elkaar verenigd nu Sarah zo ver weg was? Lena bevond zich nu op de rand van de slaap en die vreemde volheid botste met de harde cijfers, uren en dollars die ze voor de boeg had. Ze zag de jeugdleider met de grijze haren vanuit het busje naar het huis lopen, en klemde haar ogen stijf dicht om zich te beschermen tegen dat afgrijselijke beeld.

Mike en Po Williams bedreven de liefde zoals ze vaak deden als het niet om verlangen of hartstocht maar om samenzijn ging. Mike duwde zijn zachte erectie voorzichtig bij Po naar binnen, maar bleef roerloos terwijl hij haar nek liefkoosde met zijn lippen. Po zei iets in het Spaans, en wist dat Mike niet alles zou verstaan, maar wel zou begrijpen wat er door haar heen ging terwijl ze telkens weer het woordje manito herhaalde, het liefkozende woordje dat ze voor haar twee zoontjes gebruikte. Mike kuste Po’s kleine borsten en liet zijn strelende handen over haar lijf gaan totdat zijn erectie verdween en hij zich op zijn kant van het bed liet rollen. Po legde haar hoofd op zijn arm en wist haar tranen niet te bedwingen. Mike streek een haarlok weg van haar voorhoofd.

Een paar minuten later herinnerde Mike zich dat hij tickets had gekocht voor een wedstrijd van de Mets op de vrijdag nadat Tommy terug zou zijn uit het kamp. Die tickets had hij alleen maar voor Tommy gekocht. Mike was al zijn hele leven lang een fan van de Yankees, maar Po’s familie, stuk voor stuk fans van de Mets, had de jongen al vroeg geïndoctrineerd, en dus ging Mike één keer per jaar met hem naar de Mets. Terwijl hij daar in bed lag, moest Mike zijn best doen om zich niet allerlei beelden voor de geest te halen van Tommy in het stadion, of van Tommy met zijn honkbalhandschoen, klaar voor een uitbal, met ogen die glommen van enthousiasme. Maar hij verloor die strijd. Hij keek op de wekker en vond dat het al laat was, dat de kinderen inmiddels echt al weer terug hadden moeten zijn.

‘Waar ga jij naartoe?’ Janet had haar zoon Paul betrapt met zijn koptelefoon op, terwijl hij naar de voordeur liep. De jongen draaide zich om.

‘Mag ik niet weg?’

‘Natuurlijk niet. Wat zullen de mensen wel denken?’

‘Denken? Ik ga toch niet naar een feestje? Ik ga gewoon wat chillen met vrienden.’

‘Dat is nog erger.’ Janet draaide zich om en wilde weglopen.

‘Wat is daar nou erg aan? Ik ga, hoor.’

Janet draaide zich weer naar hem toe, en zette een dreigende stap in zijn richting. ‘Nee, je gaat niet weg. Jij blijft hier totdat deze ellende achter de rug is.’

‘Wat?’

‘Je hebt me gehoord. Toon eens wat respect voor ons.’

‘Voor jullie? Hoe zit het dan met mij? Ik heb Linda niet ontvoerd. Ik ben de crimineel niet. Jezus christus.’

‘Niet vloeken. Je blijft thuis. Begrepen?’

‘Wat als dit jaren gaat duren? Wat als ze nooit gevonden wordt? Moet ik dan altijd thuisblijven?’

‘Doe niet zo idioot.’

‘Nou, hoelang dan?’

Janet tuitte haar lippen en moest haar best doen om niet in tranen uit te barsten. ‘Ze vinden ze heus wel. Binnenkort.’ Ze kon haar zoon niet in de ogen kijken, draaide zich om en liep met driftige stappen de gang door.

John Walker verbrak de verbinding, stond op en bleef wel een minuut lang roerloos staan. Sheila, die aan haar computer in de studeerkamer zat, keek op.

‘Wie was dat?’ vroeg ze.

John leek wat in de war. ‘Marshal, uh, Rogovin. Het hoofd van Citibank Global IT Security.’

‘Wat had hij te melden?’

‘Hij zei dat hij zich nu ook met de zaak bezighoudt. Ik heb hem daar toestemming voor gegeven. De FBI-computers kunnen minder aan dan die van ons. Het is allemaal nogal technisch. Iets met de digitale vingerafdrukken van informatieknooppunten. Het heeft iets te maken met...’

‘John,’ zei Sheila. ‘Voel je je wel goed?’

‘Ja, maar ik realiseerde me plotseling iets.’

‘Wat?’

‘Ik ben besmet.’

‘Besmet? Heeft die vent dat tegen je gezegd?’

‘Nee, maar ik heb het ook bij anderen gezien. Je weet hoe paranoïde topmanagers zijn over hun eigen veiligheid. Je weet wat ze in Zuid-Amerika en Azië allemaal moeten doen om niet ontvoerd te worden. Niemand zal het me recht in mijn gezicht zeggen. Iedereen zal heel beleefd zijn en medeleven tonen, maar ik weet wat ze denken.’

‘Wat dan?’

‘Dat ik mijn eigen zoon niet heb weten te beschermen.’

Sheila stond op en liep naar hem toe. Ze kon wel zien dat hij niet omhelsd wilde worden en in zijn eigen gedachten verzonken wilde blijven. Maar ze pakte zijn hand vast om hem wat gerust te stellen en hij verzette zich niet.

‘Daar heb ik niet aan gedacht,’ zei John.

‘Wanneer heb je daar niet aan gedacht?’

‘Voor dit gebeurde.’

‘Hoe had je daar nou aan kunnen denken?’ vroeg Sheila verward. Ze keek haar man aan, maar die tuurde nietsziend voor zich uit, verzonken in gedachten die hij niet met haar zou gaan delen.

Lena’s droom ging over Janet Rostenkowski en Sarah. Toen ze midden in de nacht wakker werd, was dat het enige wat zich kon herinneren. Ze zweette. David was diep in slaap. Door het raam boven haar hoofd kon ze een klein stukje zwarte hemel zien. Hij was bezaaid met sterren, en dat had iets duizelingwekkends, alsof Lena omhoog werd gezogen, de uitgestrekte ruimte in. Ze ging rechtop zitten. David kreunde maar sliep door. Lena zwaaide haar benen over de zijkant van het bed, maar stond niet op.

Plotseling was het niet langer maandagochtend vroeg, maar dagen, misschien zelfs maanden later, en Sarah werd nog steeds vermist. Lena voelde de paniek daarvan diep in haar buik, en haar huid glom van het zweet. Met de nodige wilskracht duwde ze zich terug naar het heden en nam een puntenlijstje door: dat ze erin getrapt was, had ze niet kunnen vermijden, en sinds Sarahs verdwijning hadden ze gedaan wat ze maar konden; ze hadden mailtjes en video beelden ontvangen; over zesenhalf uur gingen ze het losgeld betalen; Sarah zou weer thuiskomen.

Maar toen dacht ze aan een patiënt van enkele jaren geleden, een vrouw wier naam haar inmiddels ontschoten was, maar die nu plotseling in haar opkwam alsof ze op het resultatenlijstje stond van een zoekactie met Google. De vrouw had keelkanker gehad en zichzelf beschreven als iemand die haar hele leven gerookt had. Maar op een dag had ze Lena opgebiecht dat ze nooit had gerookt, en dat alleen maar had opgeschreven omdat ze niet onder ogen durfde te zien wat volgens haar de werkelijke reden voor haar kanker was: langdurig, chronisch en onbedwingbaar verdriet. Ze was een alleenstaande moeder, en toen ze in de dertig was, was haar tienerdochter op een dag het huis uit gegaan om de bus te nemen naar haar naschoolse baantje en nooit meer teruggekomen. Er was nooit een spoor van haar gevonden. De vrouw had het gevoel dat de aanhoudende pijn van dat verlies haar weefsel had aangetast en tot het ontstaan van de kanker had geleid.

Terwijl ze in bed lag probeerde Lena die afschuwelijke herinnering van zich af te zetten. Ze had niet de kracht om op te staan en liet zich achterover zakken op haar doorweekte kussen. Ze kon zich niet voorstellen dat ze Sarah nooit meer zou zien. Maar toch was die dreiging reëel. Had ze gezwaaid bij het afscheid? Had Noonie gelijk gehad? Ze lag nu te bidden, al wist ze niet tot wie, te bidden dat die duistere gedachten voor altijd zouden verdwijnen.