23

Brunetti weerstond de aandrang de schipper te vragen hem naar Ca' Farsetti te brengen voor een spontaan bezoek aan Rossi. De stem van het gezonde verstand en de terughoudendheid vertelde hem dat hij niets had aan dramatische western scènes, aan een confrontatie waar geen getuigen bij waren zodat, behalve de twee betrokkenen, niemand zou horen wat er werd gezegd. In het verleden had hij wel eens toegegeven aan die aandrang en het resultaat was altijd in het nadeel uitgevallen van hemzelf, de politie en uiteindelijk ook de slachtoffers, die er recht op hadden dat de moordenaars werden gestraft.

De boot bracht hem terug naar de Questura, waar hij de trap opliep naar de recherchekamer. Vianello keek op toen zijn meerdere binnenkwam en op zijn gezicht verscheen een glimlach die eerst gêne uitdrukte, maar overging in opluchting toen hij Brunetti's grijns zag. Hij stond op en kwam naar de deur.

Brunetti wenkte hem mee te komen en liep de trap op naar zijn kantoor, maar hield zijn pas in om Vianello de tijd te geven naast hem te komen lopen. 'Het is Rossi,' zei hij.

'De man van de Schoolcommissie?' vroeg Vianello verrast.

'Ja. Ik heb de reden gevonden.'

Pas toen ze op Brunetti's kantoor waren en allebei waren gaan zitten, zei hij: 'Ik ben nog een kijkje gaan nemen bij de spullen op haar zolder. In een van signora Battestini's heiligenbeeldjes zat een brief van de Universiteit van Padua; strak opgerold en erin gestopt. Ik ben erover gevallen,' vertelde hij, zonder dat laatste verder uit te leggen. Vianello keek hem aan, maar zei niets. 'De brief is van ongeveer twaalf jaar geleden en er staat in dat aan de Economische Faculteit van de universiteit nooit een student heeft gestudeerd met de naam Mauro Rossi, en dat die zéker nooit een doctorstitel heeft gekregen.'

Vianello's wenkbrauwen trokken zich samen in onmiskenbare verwarring. 'En wat dan nog?'

'Het wil zeggen dat hij heeft gelogen toen hij naar de baan solliciteerde en beweerde dat hij een doctorstitel had, terwijl hij die helemaal niet had,' legde Brunetti uit.

'Dat begrijp ik wel,' zei Vianello geduldig, 'Ik snap alleen niet wat het uitmaakt.'

'Dat hij alles - zijn baan, zijn carrière, zijn toekomst - op zijn buik zou kunnen schrijven als Battestini die brief aan iemand zou laten zien,' legde Brunetti uit. Hij vond het een beetje vreemd dat Vianello het nog steeds niet door leek te hebben.

Vianello maakte een gebaar alsof hij vliegen wegjoeg. 'Dat begrijp ik allemaal wel, maar waarom is het zo belangrijk? Het is toch alleen maar een baan? Is zoiets zo belangrijk dat je er iemand voor moet vermoorden?'

Het antwoord kwam voort uit zijn gesprek met Paola en Brunetti werd er zelf door verrast toen het in hem opborrelde: 'Hoogmoed,' verklaarde hij. 'Niet wellust en niet gierigheid. Hoogmoed. We zijn al die tijd van de verkeerde hoofdzonde uitgegaan,' zei hij tegen een volslagen verbijsterde Vianello.

Het was duidelijk dat Vianello geen idee had waar Brunetti het over had. Uiteindelijk zei hij: 'Ik begrijp het nog steeds niet,' en toen: 'Gaan we hem nou oppakken of niet?'

Brunetti vond dat er geen reden was voor haast. Signor - niet langer dottor - Rossi zou zijn baan en zijn gezin niet in de steek laten. Hij wist intuïtief dat Rossi een man was die tot het einde voet bij stuk zou houden, die zou blijven zeggen dat hij geen idee had waar het over ging noch hoe zijn naam in verband kon worden gebracht met die van een oude vrouw die, jammer genoeg voor haar, was vermoord. Brunetti hoorde zijn argumenten al en was er zeker van dat ze als de kleur van een kameleon zouden veranderen naarmate er door de politie steeds meer belastend bewijsmateriaal op tafel zou worden gelegd. Rossi had nu al meer dan tien jaar mensen bedrogen; daar zou hij vast en zeker nog een poosje mee doorgaan.

Vianello ging ongedurig verzitten. Brunetti probeerde hem tot rust te brengen door te zeggen: 'We moeten eerst zeker weten dat zijn vingerafdrukken op de spullen staan die op de zolder liggen. Zodra Bocchese die heeft, kunnen we overwegen hem naar het bureau te laten komen voor een verhoor.'

'En als hij weigert zijn vingerafdrukken te laten nemen?'

'Dat zal hij niet weigeren, wanneer we hem eenmaal hier hebben,' zei Brunetti volkomen zeker van zijn zaak. 'Het zou een schandaal veroorzaken: de pers zou hem met huid en haar verslinden.'

'En verdacht worden van de moord op de oude vrouw zou geen schandaal veroorzaken?'

'Jawel, maar van een ander soort, het soort waarvan hij denkt dat hij zich er wel uit kan praten door te zeggen dat hij een slachtoffer was, dat hij niet wist wat hij deed, dat hij niet zichzelf was toen hij haar vermoordde.' Voordat Vianello iets kon vragen, ging hij door: 'Als hij zou weigeren zijn vingerafdrukken te laten nemen - terwijl hij weet dat hij er toch niet onderuit kan komen - zou hij de indruk wekken een lafaard te zijn, en dat wil hij natuurlijk niet.' Hij liet zijn blik even van Vianello naar het raam gaan, richtte zijn ogen toen weer op zijn collega en zei: 'Denk er even over na. Meer dan twaalf jaar geleden heeft hij een valse identiteit gecreëerd, zichzelf een doctorstitel toegekend. Die rol zal hij niet snel opgeven, ongeacht wat we met hem doen en wat we kunnen bewijzen. Hij leeft nu al zo lang met die leugen dat hij er misschien zelf ook in is gaan geloven, of in ieder geval denkt dat hij vanwege zijn positie recht heeft op een speciale behandeling.'

'En dus...?' vroeg Vianello, die kennelijk genoeg had van al dit gespeculeer en behoefte had aan daadwerkelijke informatie.

'En dus wachten we op Bocchese.'

Vianello stond op, leek nog iets te willen zeggen, zag ervan af en verliet het kantoor.

Brunetti bleef achter zijn bureau zitten en dacht na over macht en de privileges waarvan velen die macht bezaten, meenden dat ze er automatisch recht op hadden. Hij liet in gedachten de mensen met wie hij werkte de revue passeren, zoekend naar deze hebbelijkheid, en toen zijn gedachtegang hem bij inspecteur Scarpa bracht, duwde hij zich overeind en liep de trap af naar het kantoor van de inspecteur.

'Avanti,' riep Scarpa toen Brunetti op de deur klopte.

Brunetti ging naar binnen en liet de deur openstaan. Toen de inspecteur zijn meerdere zag, kwam hij half overeind, maar dat kon in plaats van een teken van respect net zo goed worden opgevat als een beweging om anders te gaan zitten. 'Kan ik iets voor u doen, commissario?' vroeg hij, terwijl hij zich weer op zijn stoel liet zakken.

'Hoe staan de zaken met signora Gismondi?' vroeg Brunetti.

Scarpa's glimlach had niets met vrolijkheid te maken. 'Mag ik vragen wat de reden voor uw bezorgdheid is, meneer?' vroeg Scarpa.

'Nee,' antwoordde Brunetti op zo'n afdoende toon dat Scarpa zijn verbazing niet wist te verbergen. 'Hoe staat het met uw onderzoek inzake signora Gismondi?'

'Ik neem aan dat u hebt gesproken met de vice-questore en dat hij u toestemming heeft gegeven zich hiermee te bemoeien, meneer?' vroeg Scarpa koeltjes.

'Inspecteur, ik heb u een vraag gesteld,' zei Brunetti.

Misschien hoopte Scarpa tijd te winnen of misschien wilde hij gewoon zien hoe ver hij bij Brunetti kon gaan toen hij hem aankeek en zei: 'Ik heb met een paar van haar buren gesproken over waar ze zich op de ochtend van de moord bevond, meneer.' Toen Brunetti daarop niet reageerde, vervolgde Scarpa: 'Verder heb ik haar werkgever opgebeld om te vragen of dat verhaal over dat ze in Londen zat eigenlijk wel waar is.'

'En hebt u die vraag zo ingekleed, inspecteur?'

Scarpa maakte een weifelend handgebaar en zei: 'Ik geloof niet dat ik begrijp wat u bedoelt, commissario.'

'Hebt u hun dat op die manier gevraagd? Of het verhaal dat ze de politie heeft verteld eigenlijk wel waar is? Of hebt u alleen maar gevraagd waar ze toen was?'

'Ik vrees dat ik me dat niet kan herinneren, meneer. Proberen achter de waarheid te komen was voor mij belangrijker dan voorbeeldig taalgebruik.'

'En welke antwoorden hebt u gekregen bij uw pogingen achter de waarheid te komen, inspecteur?'

'Ik heb niemand gevonden die haar verhaal heeft tegengesproken, meneer, en het ziet ernaar uit dat ze inderdaad in Londen was, zoals ze beweerde.'

'Dus ze heeft de waarheid verteld,' zei Brunetti.

'Daar lijkt het op, ja,' zei Scarpa met overdreven tegenzin en hij liet daarop volgen: 'In ieder geval tot ik iemand vind die me vertelt dat het niet zo is.'

'Nou, inspecteur, dat zal niet gebeuren.'

Scarpa keek geschrokken op. 'Pardon, meneer?'

'Dat zal niet gebeuren, inspecteur, omdat u vanaf dit moment geen vragen meer mag stellen over signora Gismondi.'

'Ik vrees dat mijn taak als...' begon Scarpa.

Brunetti had er genoeg van. Hij boog zich over Scarpa's bureau en bracht zijn gezicht dicht bij dat van de inspecteur. Hij merkte dat de adem van de jongere man vaag naar pepermunt rook. 'Als u ook nog maar één persoon vragen over haar stelt, inspecteur, maak ik u kapot.'

Scarpa bracht met een ruk zijn hoofd naar achteren. Zijn mond viel open.

Brunetti leunde verder naar voren, sloeg met zijn platte handen op het blad van het bureau en bracht zijn gezicht opnieuw dicht bij dat van Scarpa. 'Als ik hoor dat u met iemand over haar hebt gesproken of insinueert dat zij er iets mee te maken heeft, zal ik er persoonlijk voor zorgen dat u de laan uit vliegt, inspecteur.' Brunetti hief zijn rechterhand op, greep de revers van Scarpa's jasje, kneep zijn hand tot een vuist en trok Scarpa met een ruk naar voren. Van woede steeg het bloed hem naar het gezicht. 'Is dat duidelijk, inspecteur?'

Scarpa probeerde te spreken, maar het enige wat hij kon doen, was zijn mond openen en weer sluiten.

Brunetti duwde hem van zich af en verliet het kantoor. Op de gang botste hij bijna tegen Pucetti aan, die zich net van Scarpa's deur afwendde. 'Ah, commissario,' zei de jonge agent, zijn gezicht volkomen neutraal. 'Ik wilde u iets vragen over het dienstrooster van volgende week, maar hoorde toevallig dat u het er net met inspecteur Scarpa over had, dus zal ik u er niet mee lastigvallen.' Met een eerbiedige trek op zijn strakke gezicht salueerde Pucetti scherp. Brunetti keerde terug naar zijn kantoor.

Daar ging hij zitten wachten, er zeker van dat Bocchese hem zou bellen zodra hij terug was met nieuws over wat hij op de zolder van signora Battestini had gevonden. Hij belde Lalli, Masiero en Desideri om te zeggen dat ze de honden konden terugroepen omdat hij meende dat hij de moordenaar van de oude vrouw had gevonden. Geen van hen vroeg wie het was; ze bedankten hem alleen dat hij had gebeld om het te zeggen.

Hij belde ook signorina Elettra en vertelde haar wat de vermoedelijke reden was geweest voor het telefoontje naar de Schoolcommissie. 'Maar waarom zou ze hem zomaar opeens hebben gebeld?' vroeg ze toen hij het haar had verteld. 'Ze chanteerde hem al meer dan tien jaar en had hem in al die tijd alleen gebeld toen we zijn overgegaan op de euro.' Voordat hij ernaar kon vragen, zei ze: 'Ja, ik heb haar telefoonregister van de afgelopen tien jaar bekeken. Dat waren de enige keren dat ze elkaar hebben gebeld.' Ze zweeg lange tijd en zei toen: 'Ik zie het niet.'

'Misschien was ze inhalig geworden,' opperde Brunetti.

'Op haar drieëntachtigste?' zei signorina Elettra. 'Laat me er even over nadenken.' Ze hing op.

Een uur later daalde hij af naar de kamer van Bocchese, maar een van de laboranten zei dat zijn baas nog niet terug was van een plaats delict in Cannaregio. Brunetti slenterende naar de bar bij de brug, nam een glas wijn en een panino, liep vervolgens naar de riva en keek over het water naar San Giorgio en de Redentore erachter. Toen keerde hij terug naar zijn kantoor.

Hij was ongeveer tien minuten terug en was aan het proberen orde te scheppen in de rommel die zich in zijn bureauladen had opgehoopt, toen signorina Elettra in de deuropening verscheen. Haar schoenen waren groen, viel hem op voordat ze zei: 'U had gelijk, commissario.' En in antwoord op zijn onuitgesproken vraag legde ze uit: 'Ze was inhalig geworden.' En voordat hij daarover iets kon vragen, zei ze: 'U zei toch dat ze de hele dag alleen maar televisie zat te kijken?'

Hij had er wat moeite mee zich los te maken van zijn verwondering over dat groen, maar toen dat was gelukt, zei hij: 'Ja. Al haar buren hadden het erover.'

'Dan moet u hier eens naar kijken,' zei ze. Ze liep naar zijn bureau en gaf hem een fotokopie van het bekende programmaoverzicht dat iedere dag in de Gazzettino verscheen. 'Kijk even naar elf uur 's avonds, meneer.'

Hij deed dat en zag dat de plaatselijke zender een documentaire uitzond die 1 Nostri Professionisti heette. 'Onze plaatselijke academici?' vroeg hij.

Ze negeerde zijn vraag en zei: 'Kijkt u even naar de datum.'

Eind juli, drie dagen voor de moord, één dag voor signora Battestini's telefoontje naar de Schoolcommissie.

'En?' vroeg hij. Hij gaf de fotokopie aan haar terug.

'Een van onze "plaatselijke academici" was dottor Mauro Ros si, directeur van de Schoolcommissie. Hij is geïnterviewd door Alessandra Duca.'

'Hoe hebt u dit gevonden?' Zijn verbazing kon zijn bewondering niet verdoezelen.

'Ik heb zijn naam en de televisieprogramma's van de afgelopen paar weken in de computer ingevoerd,' zei ze. 'Het leek de enige manier waarop ze iets te weten kon zijn gekomen, aangezien ze alleen maar televisie keek.'

'En?' vroeg Brunetti.

'Ik heb gesproken met de journaliste, die zei dat het programma eigenlijk gewoon opvulling is: allerlei figuren worden geïnterviewd over hun fascinerende werk voor de gemeente - dingen die op de late avond worden uitgezonden en waar niemand naar kijkt.'

Dat klonk in Brunetti's oren als iets wat op alle programma's van de plaatselijke zender van toepassing was, maar hij zei alleen: 'En? Hebt u haar naar Rossi gevraagd?'

'Ja. Ze zei dat hij heel voorspelbaar was: hij praatte uitgebreid en met valse bescheidenheid over zijn carrière en zijn succes. Maar ze zei erbij dat hij zijn verwaandheid zo slecht kon verdoezelen dat ze hem veel langer aan het woord heeft gelaten dan ze normaal gesproken met zulke types doet, om te zien hoe ver hij zou gaan.'

'En hoe ver was dat?'

'Hij zei iets - volgens Duca met zichzelf wegcijferende nederigheid - over de mogelijkheid van overplaatsing naar het ministerie in Rome.'

Brunetti dacht na over de implicaties hiervan en zei: 'Met de even grote kans op een fikse salarisverhoging zeker?'

'Ze zei dat hij dat alleen maar had laten doorschemeren. Ze herinnerde zich dat hij iets had gezegd over dat hij in dienst wil staan van de toekomst van de kinderen van Italië.' Ze wachtte even en vervolgde toen: 'Ze zei ook dat hij, voorzover ze de plaatselijke politiek kent, evenveel kans maakt om naar Rome overgeplaatst te worden als de burgemeester om herkozen te worden.'

Na een lange stilte zei Brunetti: 'Ja.'

'Pardon?'

'Hebzucht. Zelfs op haar drieëntachtigste.'

'Ja,' antwoordde ze. 'Triest, hoor.'

Bocchese, die zich binnen de Questura meestal niet buiten zijn eigen kamer vertoonde, verscheen in de deuropening. 'Ik was naar u op zoek,' zei hij verwijtend tegen Brunetti. Met een knikje naar signorina Elettra liep hij het kantoor in en legde wat spullen op het bureau. Hij wendde zich tot Brunetti en zei: 'Ik kom uw vingerafdrukken nemen.'

Brunetti keek naar de spullen en zag het bekende stukje karton met de hokjes voor de afdrukken van de vingers. Bocchese deed een plat blikje open en maakte een ongeduldig gebaar naar Brunetti, die om het bureau heen liep en hem zijn rechterhand bood. Het was snel gebeurd en daarna deden ze de linkerhand.

Bocchese schoof het stukje karton opzij. Eronder lag er nog een.

ik kan net zo goed die van u meteen nemen, signorina,' zei hij.

'Nee, dank u,' antwoordde ze. Ze liep weg en ging bij de deur staan.

'Wat?' vroeg Bocchese en zijn stem maakte van het woord iets meer dan een vraag maar minder dan een eis.

'Ik doe het liever niet,' zei ze en daarmee stierf de kans een stille dood.

Bocchese haalde zijn schouders op, pakte Brunetti's kaart en bekeek die aandachtig. 'Volgens mij hebben we hiervan op de zolder niets gevonden, maar er zijn er een heleboel van iemand anders, waarschijnlijk van een man, eentje met een fors postuur.'

'Een heleboel?' vroeg Brunetti.

'Zo te zien heeft hij alles doorzocht,' antwoordde Bocchese. En nu hij Brunetti's volledige aandacht had, ging hij door: 'We hebben dezelfde vingerafdrukken gevonden op de onderkant van haar keukentafel. Althans, volgens mij zijn het dezelfde, maar we moeten ze naar Interpol in Brussel sturen om zekerheid te krijgen.'

'Hoe lang gaat dat duren?' vroeg Brunetti.

Weer haalde Bocchese zijn schouders op. 'Een week. Een maand.' Hij stopte het kaartje in een plastic zakje en liet het doosje met inkt in zijn zak glijden. 'Kent u daar iemand? In Brussel? Die er een beetje haast achter kan laten zetten?'

'Nee,' moest Brunetti bekennen.

Beide mannen richtten een smekende blik op signorina Elettra.

'Ik zal zien wat ik kan doen,' zei ze.