10
Hij moest de volgende morgen om tien uur bij avvocatessa Roberta Marieschi zijn. Omdat haar kantoor in Castello was, aan het begin van de Via Garibaldi, nam Brunetti lijn 1 en stapte uit bij Giardini. De bomen in het park zagen er vermoeid en stoffig uit, snakkend naar regen. Eerlijk gezegd kon dat ook gezegd worden van de meeste mensen in de stad. Het kantoor had hij snel gevonden, naast een pand waarin vroeger een erg goede pizzeria had gezeten, maar waar nu een winkel was waar nep Murano glas werd verkocht. Hij belde aan, ging naar binnen en liep de trap op naar de eerste etage.
De secretaresse met wie hij de dag tevoren had gesproken, keek op toen hij binnenkwam, glimlachte en vroeg of hij signor Brunetti was. Toen hij dat bevestigde, vroeg ze hem of hij het niet erg vond even te wachten, omdat de dottoressa nog bezig was met een andere cliënt. Brunetti nam plaats op een gerieflijke grijze bank en bekeek de covers van de tijdschriften op de tafel links van hem. Hij koos Oggi omdat hij zelden een kans kreeg dat te lezen, weigerde het te kopen en niet wilde dat iemand zou zien dat hij het inkeek. Hij was halverwege een artikel over het huwelijk van een onbeduidende Scandinavische prins toen de deur links van de secretaresse openging en een oudere man de wachtkamer inkwam. Hij had in zijn ene hand een zwarte leren aktetas en in de andere een wandelstok met een zilveren knop.
De secretaresse stond op en glimlachte. 'Wilt u meteen een nieuwe afspraak maken, cavaliere?'
'Nee, dank u, signorina,' zei hij met een innemende glimlach. 'Ik ga eerst deze documenten doorlezen en bel u dan wel om een afspraak te maken.'
Nadat ze beleefd afscheid van elkaar hadden genomen, kwam de secretaresse naar Brunetti toe. Hij stond op. 'Loopt u mee, signore?' zei ze en ze liep naar de deur die de oude man achter zich had dichtgetrokken. Ze klopte aan en ging naar binnen, met Brunetti achter zich aan.
Het bureau stond aan de verre zijde van de kamer, tussen twee ramen. Er zat niemand achter, maar Brunetti's blik werd automatisch getrokken naar een abrupte beweging op de vloer. Toen hij keek, schoot er iets onder het bureau vandaan, maar het verdween meteen weer: iets lichtbruins, een muis wellicht of een zevenslaper, al meende hij dat die op het platteland leefden, niet in de stad. Hij deed alsof hij niets had gezien en draaide zich om toen een vrouwenstem zijn naam zei.
Roberta Marieschi was ongeveer vijfendertig, lang, erg mooi, met een statige houding; ze stond bij een boekenkast die een hele wand van het kantoor in beslag nam en zette een dik boek terug op zijn plek. 'Neemt u me niet kwalijk, signor Brunetti,' zei ze, 'dat ik u moest laten wachten.' Ze kwam naar hem toe met uitgestoken hand en nam zijn eveneens uitgestrekte hand in een stevige greep. Toen draaide ze zich om naar het bureau en zei: 'Neemt u plaats.' De secretaresse verliet het vertrek.
Hij bekeek de advocate toen ze om het bureau heen liep en ging zitten. Ze was iets kleiner dan hij, maar vanwege haar atletische bouw leek ze langer dan ze was. Haar mantelpakje was van donkergrijze ruwe zijde met een rok die tot vlak onder de knie viel. Ze droeg eenvoudige zwartleren schoenen met een lage hak, schoenen geschikt voor kantoor of een wandeling. Haar huid was licht gebruind, net voldoende om haar een gezonde uitstraling te geven zonder dat je meteen zou denken dat de volgende fase gelooid leer zou zijn. Geen enkel onderdeel van haar gezicht trok in het bijzonder de aandacht, maar het geheel wel: bruine ogen, dikke wimpers, volle, zachte lippen.
'U zei dat u vragen had over een erfenis, signor Brunetti?' vroeg ze, maar voordat hij dit kon bevestigen, verraste ze hem door te zeggen, met in haar stem een klank van berustende vertwijfeling: 'Hé, hou daar eens mee op.'
Hij had naar de documenten op haar bureau gekeken en toen hij zijn hoofd ophief, was ze verdwenen, althans, haar hoofd was verdwenen. Op hetzelfde moment kwam het lichtbruine ding weer onder het bureau vandaan. Het was iets wat het midden hield tussen een varen en een waaier en het begon langzaam heen en weer te bewegen.
'Poppi, ik heb gezegd dat je moest ophouden,' zei de stem van de advocate onder het bureau.
Brunetti wist niet wat hij moest doen, dus bleef hij staan en keek hij naar de kwispelende staart van de hond. Na een voor zijn gevoel nogal lange tijd kwam het hoofd van avvocatessa Marieschi weer tevoorschijn, haar donkere haar helemaal in de war. Ze zei: 'Neemt u me niet kwalijk. Ik breng haar meestal niet mee naar kantoor, maar ik ben net terug van vakantie en ze is boos op me omdat ik haar zo lang alleen heb gelaten.' Ze duwde haar stoel achteruit en zei tegen de hond: 'Nietwaar, Poppi? Ben je boos en probeer je me te straffen door aan mijn schoenen te kluiven?'
De hond leek zich onder het bureau om te draaien en toen hoorde Brunetti dat het dier zich op de grond liet vallen. Nu kwam een veel groter deel van de staart tevoorschijn. De advocate keek Brunetti aan, glimlachte, bloosde zelfs een beetje en zei: 'Ik hoop dat u niet bang bent voor honden.'
'Nee, helemaal niet. Ik hou juist van honden.'
Een diep gegrom klonk op in antwoord op zijn woorden. Ze bukte zich weer en zei: 'Kom tevoorschijn, aanstelster. Kom even kijken, dan kun je zelf zien dat je niet jaloers hoeft te zijn.' Ze stak haar handen onder het bureau, bukte zich nog dieper en leunde toen achterover in haar stoel. Langzaam dook achter haar bureau de kop en toen het lijf op van de mooiste hond die Brunetti ooit had gezien. Poppi was een golden retriever, en ook al wist Brunetti dat dit ras momenteel erg in de mode was, hij kon niet anders dan met bewondering naar het dier kijken. Poppi's tong hing uit haar bek, maar ze hoefde haar wijd uiteen staande ogen alleen maar op Brunetti te richten om zijn hart te veroveren. Haar schouders reikten tot de zitting van de stoel van de advocate en terwijl Brunetti toekeek, legde ze haar kop op de schoot van haar vrouwtje en keek in aanbidding naar haar op.
'Ik hoop dat u echt van honden houdt, signor Brunetti, want zo niet, dan is dit een erg gênante situatie,' zei de advocate. Niet in staat de automatische reactie te onderdrukken, legde ze haar hand op de kop van het dier en begon zachtjes aan haar linkeroor te trekken.
'Het is een prachtig dier,' zei Brunetti.
'Ja,' zei avvocatessa Marieschi. 'En ze is net zo lief als ze mooi is.' Terwijl ze zachtjes aan het oor van de hond bleef trekken, keek ze naar Brunetti en zei: 'Maar u bent hier niet om mij over mijn hond te horen praten. Zou u me willen vertellen waarmee ik u van dienst kan zijn?'
'Eerlijk gezegd weet ik niet zeker of uw secretaresse mij gisteren goed heeft begrepen, avvocatessa. Ik ben geen cliënt, hoewel er wel iets is waarmee u me kunt helpen.'
Glimlachend, haar hand nog steeds plukkend aan Poppi's oor, zei ze: 'Ik vrees dat ik niet begrijp wat u bedoelt.'
'Ik ben commissaris van politie en ik ben gekomen om u vragen te stellen over een van uw cliënten, signora Maria Battestini.'
Poppi ontblootte haar tanden, draaide haar kop om naar Brunetti en maakte een grommend geluid, maar de stem van haar bazin overstemde het gegrom toen ze zich over de kop van de hond boog en zei: 'Heb ik te hard aan je oor getrokken, engeltje?' Ze duwde de kop van de hond snel met beide handen opzij en zei: 'Vooruit, ga liggen. Ik moet werken.'
Zonder tegenstribbelen verdween de hond onder het bureau, draaide even in het rond en plofte toen op de grond neer, waarbij Brunetti weer zicht kreeg op haar staart.
'Maria Battestini,' zei de advocate. 'Afschuwelijk, afschuwelijk. Ik had die vrouw voor haar gevonden. Ik heb haar eerst ondervraagd en ben toen met haar naar Maria gegaan om haar aan haar voor te stellen. Sinds ik heb gehoord wat er is gebeurd, heb ik het gevoel dat ik ervoor verantwoordelijk ben.' Haar lippen verdwenen toen ze ze strak naar binnen zoog, een gebaar waarvan Brunetti wist dat het vaak voorafging aan tranen.
In de hoop dat het zo ver niet zou komen, zei hij: 'U hoeft zichzelf niets te verwijten, avvocatessa. De politie heeft haar het land binnengelaten en het Ufficio Stranieri heeft haar een permesso di soggiorno gegeven. Als er iemand verantwoordelijk is, lijkt mij dat het de overheidsinstanties zijn, niet u.'
'Maar ik kende Maria al zo lang, bijna mijn hele leven.'
'O ja, dottoressa, hoe komt dat?'
'Mijn vader was haar advocaat, van haar en haar man, dus kende ik haar al toen ikzelf nog klein was. Toen ik was afgestudeerd en bij mijn vader ging werken, vroeg ze of ik haar advocate wilde zijn. Ik geloof dat zij mijn eerste cliënt was, dat wil zeggen, de eerste die bereid was me als advocate te vertrouwen.'
'En wat hield dat in, dottoressa?' vroeg Brunetti.
'Ik begrijp niet wat u bedoelt,' zei ze. Ze sprak nu weer gewoon, zonder de indruk te wekken dat ze op het punt stond te gaan huilen.
'Wat voor soort zaken vertrouwde ze u toe?'
'O, niet veel bijzonders, toen nog niet. Een neef had haar man
een appartement nagelaten op het Lido en een paar jaar na zijn dood, toen ze het wilde verkopen, was er een geschil over de eigendomsrechten op de tuin.'
'Geschillen over eigendomsrechten,' zei hij en hij sloeg zijn ogen ten hemel, alsof hij zich geen wreder lot kon indenken. 'Was dat het enige probleem dat ze had?'
Ze leek aanstalten te maken om daarop antwoord te geven, maar stopte abrupt. 'Voordat ik antwoord geef op nog meer vragen van uw kant, commissario, zou ik graag willen weten waarom u me deze dingen vraagt.'
'Natuurlijk,' zei hij met een gewillige glimlach, zichzelf in herinnering brengend dat ze een advocaat was. 'Het ziet ernaar uit dat de misdaad is opgelost en we willen de zaak graag officieel afsluiten, maar voordat we dat doen willen we iedere andere mogelijkheid uitsluiten.'
'Wat wil dat zeggen, "andere mogelijkheid"?'
'Dat iemand anders het heeft gedaan.'
'Ik dacht dat de Roemeense vrouw...' begon ze en toen zuchtte ze. 'Ik weet echt niet of ik daar blij of bedroefd om moet zijn,' gaf ze uiteindelijk toe. 'Als zij de dader niet is, hoef ik me niet langer zo verantwoordelijk te voelen.' Ze probeerde te glimlachen, maar dat mislukte. Ze ging door: 'Is er een specifieke reden waarom u, dat wil zeggen de politie, denkt dat misschien iemand anders het heeft gedaan?'
'Nee,' zei hij met het gemak van een gewiekste leugenaar, 'dat niet.' En toen bracht hij Patta's favoriete argument te berde: 'Maar in het huidige klimaat van achterdocht van de zijde van de media ten opzichte van de politie moeten we ernaar streven volkomen zeker van onze zaak te zijn voordat we een misdaad opgelost verklaren. Hoe duidelijker het bewijs, hoe minder kans dat de media onze beslissingen in twijfel zullen trekken.'
Ze knikte om aan te tonen dat ze dit begreep. 'Ik snap het en ik wil u uiteraard graag helpen, maar ik zou niet weten op welke manier ik dat kan doen.'
'U zei dat u haar had geholpen met andere problemen. Kunt u me vertellen wat die waren?' Toen hij haar zag aarzelen, zei hij: 'Ik geloof, dottoressa, dat haar dood en de omstandigheden eromheen u de vrijheid geven met mij te praten zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over uw verantwoordelijkheden jegens uw cliënt.'
Ze accepteerde zijn argument. 'Ik heb haar geholpen toen haar
zoon, Paolo, was gestorven. Hij is vijf jaar geleden overleden na een langdurige ziekte. Maria was... Maria ging zelf van verdriet bijna dood, geloof ik, en lange tijd kon ze helemaal niets doen. Ik heb de begrafenis geregeld en de erfenis afgehandeld, hoewel die erg eenvoudig was: Maria erfde alles.'
Toen hij haar de uitdrukking 'na een langdurige ziekte' hoorde gebruiken, besefte Brunetti hoe zelden hij iemand hoorde zeggen dat iemand aan kanker was gestorven. Men zei altijd 'een langdurige ziekte', 'een tumor', 'een zware ziekte' of gewoon 'je weet wel'.
'Hoe oud was hij toen hij stierf?'
'Veertig, geloof ik.'
Het feit dat de erfenis naar zijn moeder was gegaan, hield hoogstwaarschijnlijk in dat hij niet was getrouwd, dus vroeg Brunetti alleen: 'Woonde hij nog bij haar?'
'Ja. Hij was haar volkomen toegewijd.'
Brunetti's taalkundige receptor borg dat op in dezelfde categorie als 'een langdurige ziekte', maar hij zei er niets op.
'Staat het u vrij me te vertellen hoe haar testament luidde?' vroeg hij, overstappend op een ander onderwerp.
'Het was erg eenvoudig,' zei ze. 'Ze had nog maar één familielid, een nicht genaamd Graziella Simionato. Die heeft alles geërfd.'
'Was het een grote erfenis?' vroeg hij.
'Nee, dat valt tegen. Het huis in Cannaregio, een appartement op het Lido en wat geld dat Maria had geïnvesteerd bij de Uni Credit.'
'Hebt u enig idee om hoeveel geld het ging?'
'Het precieze bedrag weet ik niet, maar het lag rond de tien miljoen,' zei ze en ze voegde daar snel aan toe: 'In oude lires, bedoel ik. Ik denk nog steeds in lires en moet het in mijn hoofd omzetten.'
'Volgens mij moet iedereen dat nog steeds,' bekende Brunetti en hij voegde eraan toe: 'Nog één ding, over de kwestie van de televisie. Kunt u me daarover iets vertellen?'
Ze glimlachte en schudde haar hoofd. 'Ik weet het, ik weet het. Ik heb brieven ontvangen van buurtbewoners die zich beklaagden dat het geluid te hard stond. Iedere keer dat ik zo'n brief kreeg, ben ik met Maria gaan praten en beloofde ze dat ze de tv niet zo hard zou zetten, maar ze was oud en vergat het steeds, of viel bij de televisie in slaap.' Ze haalde met een berustend gebaar haar schouders op. 'Ik geloof niet dat er een oplossing voor gevonden had kunnen worden.'
'Iemand heeft ons verteld dat de Roemeense vrouw ervoor zorgde dat het geluid zacht stond,' zei hij.
'Ja, maar ze heeft haar ook vermoord!' antwoordde de advocate fel.
Brunetti knikte als erkenning en aanvaarding van de reprimande. 'Het spijt me,' zei hij, 'dat was een ondoordachte opmerking van me.' En toen: 'Zou u me het adres van de nicht willen geven?'
'Mijn secretaresse heeft dat,' zei avvocatessa Marieschi op een toon die opeens een stuk koeler was. 'Ik loop wel even met u mee, dan zal ik haar vragen het u te geven.'
Bij die woorden leek er voor Brunetti niets anders op te zitten dan te vertrekken, dus kwam hij overeind en boog hij zich naar het bureau. 'Dank u voor uw tijd, dottoressa. Ik hoop dat geen van mijn vragen u van streek heeft gemaakt.'
Ze deed haar best te glimlachen en zei op luchtiger toon: 'Als dat zo was, zou Poppi het weten en niet zo rustig liggen slapen.' Een zwaai van de staart sprak tegen dat Poppi sliep en Brunetti vroeg zich opeens af of Chiara zou vragen, als hij haar hierover zou vertellen, of dit nu een kwestie was van slapende honden wakker maken.
Hij hield de deur open voor de advocate, wachtte tot de secretaresse het adres van de nicht van signora Battestini had opgeschreven, bedankte hen beiden, gaf de advocate een hand en vertrok.