11

Als hij op dit uur van de dag via de Riva degli Schiavoni terugliep naar de Questura, zou hij het afleggen tegen de hitte, dus stak hij Castello door naar het Arsenale. Toen hij voor het gebouw langs liep, vroeg hij zich af, zoals hij meestal deed wanneer hij naar de beelden keek, of de mannen die ze hadden gemaakt ooit een echte leeuw hadden gezien. Een ervan leek meer op Poppi dan op welke leeuw ook die hij ooit had gezien.

Het water in het kanaal voor de San Martino stond bijzonder laag en Brunetti bleef even staan om ernaar te kijken. De smerige modder die zich aan weerskanten had opgehoopt, glom in het zonlicht en een geur van verrotting kwam hem tegemoet. Wanneer zou het kanaal voor het laatst zijn uitgebaggerd en schoongemaakt?

Terug op zijn kantoor zette hij allereerst de ramen open voor wat frisse lucht, maar wat er binnenkwam bracht alleen maar vocht met zich mee en veranderde niets aan de temperatuur. Hij liet het raam toch maar openstaan, in de hoop dat een verkoelend windvlaagje uit zee het zou merken en naar binnen zou glippen. Hij hing zijn jasje op en bekeek de paperassen op zijn bureau, al wist hij dat signorina Elettra daar nooit iets bijzonders zou achterlaten, alleen onbelangrijke dingen die iedereen mocht lezen. De rest bewaarde ze in haar bureauladen of, wat nog veiliger was, in haar computer.

Op de boot naar Castello die ochtend had hij uit de Gazzettino vernomen dat de rechter die voorzat in de luchthavenzaak, had uitgemaakt dat de verborgen camera's in de bagagehal inderdaad inbreuk maakten op de privacy van het aangeklaagde bagage personeel en dat de films dus niet als bewijs konden worden aangevoerd. Toen Brunetti het artikel had gelezen, was hij bevangen door een absurd verlangen naar de Questura te gaan, alle getuigenverklaringen die ze de afgelopen maanden zo zorgvuldig hadden verzameld, bij elkaar te pakken en naar de papiercontainer bij de Scuola Barbarigo te brengen. Het kon zelfs nog dramatischer: hij beeldde zich een rituele brandstapel in op de kade voor de Questura, zag hoe flinters verkoold papier werden meegevoerd door dezelfde zeebries waar hij nog steeds vergeefs op hoopte.

Hij wist hoe het zou gaan: men zou beroep aantekenen tegen de beslissing van de rechter en dan zou alles van voren af aan beginnen; men zou tegen iedere uitspraak van de rechter in beroep gaan en de zaak zou zich net zo lang voortslepen tot het misdrijf was verjaard en de dossiers naar het archief gezonden werden. Zijn hele loopbaan was hij getuige geweest van deze trage gavotte: zolang de muziek maar langzaam genoeg gespeeld kon worden, met voldoende pauzes om de orkestleden te laten wisselen, raakten de mensen er zo aan gewend steeds hetzelfde deuntje te horen dat ze het niet eens zouden merken als de muziek zou stoppen.

Dit soort bespiegelingen, besefte hij, waren de reden waarom hij er soms moeite mee had naar Paola's kritiek op de politie te luisteren. Hij wist dat de rechtvaardiging voor het rechtsstelsel waarbij hij in dienst stond, lag in het feit dat het eindeloze procederen een waarborg was dat beklaagden niet ten onrechte veroordeeld werden, maar naarmate de jaren verstreken en deze waarborgen breder, sterker en meer omvattender werden, begon Brunetti zich af te vragen wiens veiligheid de wet nu eigenlijk garandeerde.

Hij zette deze gedachten van zich af en liep naar beneden om te kijken waar Vianello was. De inspecteur zat achter zijn bureau te telefoneren. Toen hij Brunetti zag binnenkomen, stak hij zijn hand met gespreide vingers op om aan te duiden dat hij nog zeker vijf minuten nodig had en toen wees hij met zijn wijsvinger omhoog, in de richting van Brunetti's kantoor, om hem te laten weten dat hij boven zou komen zodra hij klaar was.

Terug in zijn kantoor merkte Brunetti dat het daar toch iets koeler was geworden. Om te tijd te doden tot Vianello er zou zijn, pakte hij wat paperassen uit zijn postvakje en begon die te lezen.

Het duurde niet vijf, maar vijftien minuten tot Vianello kwam. Hij ging zitten en zei zonder inleiding: 'Het was een naar mens en ik heb niemand kunnen vinden die het ook maar iets kan schelen dat ze dood is.' Hij zweeg even, alsof hij luisterde naar wat hij zelf zei en voegde er toen aan toe: 'Ik vraag me af wat er op haar grafsteen staat: "Geliefde echtgenote"? of "Geliefde moeder"?'

'Volgens mij zijn de inscripties over het algemeen wat langer,' merkte Brunetti op. 'De steenhouwers krijgen per letter betaald.' Daarna vroeg hij, weer terzake: 'Met wie heb je gesproken en wat ben je zoal te weten gekomen?'

'We zijn in twee van de buurtcafés iets gaan drinken. Nadia zei tegen iedereen dat ze vroeger in die buurt had gewoond. Dat is niet zo, maar ze had er een nichtje en ging vaak bij haar spelen, dus kende ze wat namen en kon ze praten over een paar winkels die er inmiddels niet meer zijn. Zodoende geloofde men haar.

Eerlijk gezegd hoefde ze niet eens iets te vragen over de moord. De mensen wilden er uit zichzelf maar al te graag over praten. Zoiets sensationeels is daar sinds de overstroming van '66 niet meer gebeurd.' Toen hij Brunetti's gezicht zag, begreep hij dat hij zijn breedvoerige betoog iets moest indammen. 'Iedereen was het erover eens dat ze hebzuchtig, lastig en dom was, maar er was altijd wel iemand die de anderen eraan herinnerde dat ze een weduwe was wier enige zoon was gestorven, en dan bond men wat in en zei men dat ze nou ook weer niet zó slecht was geweest. Maar volgens mij was ze dat wél. We hebben gepraat met wat vaste klanten van die twee cafés en met de serveerster, die bij haar om de hoek woont, en geen van hen had een goed woord voor haar over. Sterker nog, nu er wat tijd is verstreken, begint men zelfs een heel klein beetje begrip te tonen voor de Roemeense. Eén vrouw zei dat het haar nog meeviel dat het zo lang had geduurd voordat een van de werksters haar had vermoord.' Vianello bleef daar even bij stilstaan en zei: 'Het is net alsof het halfhartige medelijden waar ze recht op had omdat haar zoon was gestorven nu aan signora Ghiorghiu wordt toegekend, of in ieder geval een deel ervan.'

'Wat zeiden ze eigenlijk over de zoon?' vroeg Brunetti.

'Niet veel. Dat hij een stille man was, die nog bij zijn moeder woonde. Hij ging naar zijn werk, bemoeide zich met zijn eigen zaken, veroorzaakte nooit problemen. Bijna alsof hij niet echt had bestaan en er alleen maar was geweest om mensen in staat te stellen medelijden met haar te hebben. Door dood te gaan, bedoel ik.'

'En de echtgenoot?'

'Zelfde laken een pak. "Una brava persona".' Vianello liet daar echter waarschuwend op volgen: 'Maar misschien speelt geheugenverlies hier een rol.'

'Heeft iemand iets gezegd over de andere vrouwen die voor haar hebben gewerkt?'

'Niet veel. Dat ze bij haar schoonmaakten, de boodschappen deden en de maaltijden klaarmaakten. Afgezien van de Roemeense woonde geen van hen bij haar in.' Vianello zweeg even en ging toen door: 'Ik vermoed dat de anderen geen papieren hadden en niet te veel in de wijk wilden rondhangen, uit angst dat iemand hen zou aangeven.'

'Had ze veel contact met haar buren? De oude vrouw, bedoel ik,' vroeg Brunetti.

'De laatste paar jaar niet, zeker niet nadat haar zoon was gestorven. Tot drie jaar geleden kon ze de trappen nog op en af, maar toen is ze gevallen en geblesseerd geraakt aan haar knie. De vriendinnen die ze in de buurt gehad mocht hebben, waren toen al dood of verhuisd, en ze veroorzaakte zoveel problemen dat niemand iets met haar te maken wilde hebben.'

'Wat voor soort problemen?'

'Uit een café weglopen zonder te betalen, klagen dat het fruit niet goed genoeg of niet vers genoeg was, iets kopen en gebruiken en dan terugbrengen naar de winkel. Allemaal dingen waardoor de mensen uiteindelijk weigeren je te bedienen. Ik heb gehoord dat ze een tijdlang haar afval uit het raam gooide, maar dat iemand toen de politie heeft gebeld en dat die is gekomen en met haar heeft gepraat, en dat ze er toen mee ophield. Maar verreweg de meeste klachten gingen over de televisie.'

'Heeft iemand iets over haar advocate gezegd? Heeft iemand die ooit ontmoet?'

Vianello dacht daar even over na, schudde toen zijn hoofd en zei: 'Nee, niemand heeft haar ontmoet, maar een paar mensen zeiden dat ze haar hadden geschreven, vooral over de televisie.'

'En?'

'Niemand heeft ooit antwoord gekregen.'

Dat verbaasde Brunetti niet: tot een zaak aanhangig zou worden gemaakt tegen de oude vrouw, had de advocate wettelijk niets te maken met het privé gedrag van haar cliënt. Maar dat avvocatessa Marieschi had geweigerd te reageren op de klachten, leek in strijd met het respect voor en de zorg om signora Battestini die ze aan de dag had gelegd. Aan de andere kant was het natuurlijk zo dat een advocaat nooit een brief schreef zonder iemand daarvoor iets in rekening te brengen.

'Hoe zit het met de dag waarop ze is vermoord?'

'Eén man meent zich te herinneren dat hij de Roemeense het huis uit heeft zien komen, maar kan er geen eed op doen. Verder niets.'

'Waar kan hij geen eed op doen? Dat het de Roemeense was of dat ze uit het huis kwam?'

'Dat weet ik niet. Zodra ik belangstelling toonde voor iets wat hij zei, hield hij erover op.' Vianello hief machteloos zijn handen op en zei: 'Ik weet dat het niet veel is, maar volgens mij zullen we niet veel meer te weten komen door zomaar vragen te stellen.'

'Vertel mij wat,' zei Brunetti zonder moeite te doen zijn teleurstelling te verbergen.

Vianello haalde zijn schouders op. 'U kent dat soort dingen toch? Over de zoon lijkt niemand zich veel te kunnen herinneren, aan haar had iedereen een hekel, en aangezien haar man al tien jaar dood is, werd van hem alleen nog maar gezegd dat hij una brava persona was die graag met zijn vrienden iets mocht gaan drinken, en dat ze niet begrepen hoe hij het bij die vrouw uithield.'

Zou men soortgelijke dingen over hem zeggen wanneer hij dood was? vroeg Brunetti zich af.

'En hoe bent u gevaren?' vroeg Vianello.

Brunetti vertelde hem over zijn gesprek met de advocate en vergat daarbij niet hem over de hond te vertellen.

'Hebt u haar naar de bankrekeningen gevraagd?' vroeg Vianello.

'Nee. Ze zei dat signora Battestini ongeveer vijfduizend euro had staan bij de Uni Credit. Ik wilde niets vragen over de andere rekeningen tot we daar meer over weten.'

En alsof deze woorden een magische kracht hadden, verscheen precies op dat moment signorina Elettra in de deuropening. Ze droeg een groene rok en een witte bloes en rond haar hals een ketting van grote, cilindervormige barnstenen kralen. Toen ze de kamer in liep, viel het zonlicht op de ketting waardoor de kralen vlammend rood werden en de signorina opeens uitgedost leek te zijn in de kleuren van de Italiaanse vlag, als een levend symbool van voorbeeldig staatsburgerschap. Toen ze nog dichterbij kwam, stapte ze uit het zonlicht en werd ze weer zichzelf. Ze stak een dossiermap naar voren en legde hem op zijn bureau.

Ze wees ernaar en zei met charmante bescheidenheid: 'Het was makkelijker dan ik dacht, meneer.'

'En de Deutsche Bank?' vroeg Vianello.

Ze schudde met een streng afkeurende blik haar hoofd. 'Het was zo eenvoudig dat u het had kunnen doen, ispettore,' zei ze bij wijze van uitleg en toen voegde ze er met nog meer bitterheid aan toe: 'Volgens mij komt het door al die europeanisering: voorheen waren Duitse banken betrouwbaar; nu lijkt het alsof men daar 's middags naar huis gaat en de deur laat openstaan. Ik hou mijn hart vast voor wat er zal gebeuren met de Zwitsers als die zich ooit bij Europa aansluiten.'

Brunetti was niet onder de indruk van haar bezorgdheid om de financiële veiligheid van het continent. 'En?' vroeg hij.

'De rekeningen zijn allemaal geopend in het jaar voordat de echtgenoot is gestorven,' legde ze uit, 'binnen een tijdsbestek van drie dagen. Op iedere rekening is in eerste instantie een half miljoen lire gestort. Sindsdien is er op iedere rekening elke maand honderdduizend lire gestort, behalve in de periode vlak na de dood van de zoon, toen er helemaal niets is bijgeschreven.' Ze glimlachte om hun reactie hierop en ging door. 'Maar dat werd goedgemaakt toen het na twee maanden weer begon.' Ze gunde hun de tijd dit in zich op te nemen en ging toen door: 'De laatste twee stortingen die je gewone stortingen zou kunnen noemen - dateren van begin juli, en daarmee kwam het totaalbedrag van alle rekeningen, inclusief de rente, op plusminus dertigduizend euro. Deze maand is er niets gestort.'

Ze dachten alle drie na over wat dat betekende, en het was Brunetti die het onder woorden bracht: 'Dus toen er een einde aan haar leven kwam, kwam ook de noodzaak voor de stortingen te vervallen.'

'Daar lijkt het inderdaad op,' zei signorina Elettra instemmend en ze voegde eraan toe: 'Maar het eigenaardige is dat er nooit iets met het geld werd gedaan: het stond op de rekeningen en er werd rente over uitbetaald, maar meer ook niet.' Ze deed de map open, hield hem zo dat beide mannen de cijfers konden zien en zei: 'Dit zijn de eindbedragen van de rekeningen. Ze stonden allemaal op haar naam en ik moet zeggen dat het me nogal wat moeite heeft gekost ze te vinden.'

'Wat is ermee gebeurd toen ze is gestorven?' vroeg Brunetti.

'Ze is op een vrijdag gestorven; de maandag daarop is alles overgeboekt naar de Kanaaleilanden en...' vervolgde ze op veelbetekenende toon, waarmee ze zich van de volle aandacht van beide mannen wist te verzekeren, 'hoewel de naam van degene die daartoe de opdracht heeft gegeven, er niet bij stond, heeft zowel Roberta Marieschi als Graziella Simionato een volmacht voor alle rekeningen.'

'Ik heb Marieschi vanochtend gevraagd hoeveel geld signora Battestini had nagelaten, en toen zei ze alleen iets over een rekening bij de Uni Credit van ongeveer tien miljoen lire.'

'Belasting?' Vianello bracht onder woorden wat hen allen duidelijk was. Door het geld onmiddellijk het land uit te sluizen en vervolgens te vertrouwen op de algemene bureaucratische incompetentie, was het niet onaannemelijk dat de overboekingen door de belastingdienst niet waren opgemerkt, vooral omdat het ging om rekeningen bij meer dan één bank.

'En de nicht?' vroeg Brunetti.

'Daar ben ik aan begonnen,' was het enige wat ze zei.

'Het is meer dan zestig miljoen,' zei Vianello, die zoals de meeste mensen nog steeds in lires rekende.

'Een aardige som voor een weduwe die in een driekamerflat woonde,' was het commentaar van signorina Elettra. Niet dat het nodig was dit te zeggen.

'En een aardige som om de belastingdienst door de neus te boren,' vulde Vianello aan, niet zonder hoorbare bewondering. Hij keek naar signorina Elettra en vroeg: 'Maar is dat te doen?'

Brunetti kon onmogelijk naar haar opgeheven kin en geconcentreerde uitdrukking kijken zonder zich af te vragen of er eigenlijk limieten waren aan haar kennis van duistere praktijken. Dat ze een aantal jaren bij de Nationale Bank had gewerkt, was natuurlijk een voortreffelijke voorbereiding, maar hij vreesde dat haar geslepenheid nieuwe hoogten had bereikt gedurende haar jaren bij de Questura.

Als de heilige Caterina die ontwaakt uit haar beschouwing van de Goddelijke Aanwezigheid, liet signorina Elettra de wereld van theoretische misdrijven achter zich en keerde terug naar Brunetti en Vianello. 'Ja,' verklaarde ze, 'als degene die het heeft gedaan, rekende op de incompetentie bij de Finanza en erop gokte dat de overboekingen niemand zouden opvallen, dan is het naar mijn mening erg makkelijk geweest.' Vianello en Brunetti begonnen te berekenen hoe groot die gok moest zijn geweest maar signorina Elettra onderbrak hen met de vraag: 'Maar waarom liet ze het geld alleen maar staan en deed ze er nooit iets mee?'

Voor Brunetti, die Balzacs beschrijvingen van de geslepenheid en hebzucht van boeren had gelezen, bestond hierover geen enkele twijfql. 'Om het bedrag te zien groeien,' zei hij. Vianello was hoegenaamd niet thuis in Franse romans, maar had enige tijd doorgebracht op het platteland en wist meteen dat Brunetti gelijk had.

'Ik ben op de zolder geweest en heb gezien wat ze allemaal bewaarde,' zei Brunetti, terugdenkend aan pantoffels die zo versleten waren dat zelfs Caritas het niet zou hebben aangedurfd ze aan de armen aan te bieden, en theedoeken met gerafelde randen en vlekken die er niet meer uit te krijgen waren. 'Geloof me, ze vond het doodgewoon leuk om naar de bedragen te kijken en die te zien groeien.'

'Maar waar zijn de bankboekjes?' vroeg Vianello.

'Wie heeft de flat leeggehaald?' was Brunetti's wedervraag.

'De nicht heeft alles geërfd, dus moet dat haar taak zijn geweest,' bracht signorina Elettra naar voren. 'Maar de advocate van de dode vrouw kan natuurlijk makkelijk al eerder naar de flat zijn gegaan om ze te halen.' En ze liet daarop volgen, alsof ze er nu pas op kwam: 'Of haar moordenaar.'

'Of misschien was de moordenaar juist naar de bankboekjes op zoek geweest,' zei Vianello. Opeens klaarde zijn gezicht op: 'We hebben in ieder geval de computerdossiers als we bewijs nodig mochten hebben,' zei hij.

Als Lachesis en Atropos die hun blinde ogen richtten op een dolende Clotho, draaiden Brunetti en signorina Elettra zich naar Vianello. Ze staarden hem aan. 'Daar heeft de overheid een stokje voor gestoken, ispettore,' zei signorina Elettra op een toon die nog net geen verwijt bevatte; alsof hij verantwoordelijk was voor de wet die bepaalde dat alleen originele bankafschriften - geen fotokopieën en geen computerafdrukken - als bewijsmateriaal konden worden ingediend.

Zag Brunetti de inspecteur blozen? 'Daar had ik niet aan gedacht,' bekende Vianello, die onmiddellijk besefte dat de informatie alleen wettelijk gewicht in de schaal zou leggen als en wanneer bank beambten op de proppen zouden komen met de originele afschriften van de rekeningen die meer dan tien jaar onopgemerkt hadden gesluimerd, tot de dag dat ze op mysterieuze wijze waren verdwenen naar een belastingparadijs dat zo beroemd was dat zelfs een advocate in een slaperig provinciestadje als Venetië ervan gehoord moest hebben.

Brunetti leidde hen af van de financiële kant van de zaak met de vraag: 'Bent u iets te weten gekomen over de echtgenoot?'

'Niets belangwekkends,' zei ze. 'Hij is in 1925 hier in Venetië geboren, en in januari 1993 gestorven in het Ospedale Civile. Longkanker. Hij heeft tweeëndertig jaar bij de gemeente gewerkt, op diverse afdelingen, waarvan de laatste de afdeling Onderwijs was, in het bijzonder Personeelszaken. Eentoniger werk is je nauwelijks voor te stellen. Ook zijn zoon was ambtenaar; die heeft tot aan zijn dood vijf jaar geleden voor de Schoolcommissie gewerkt. Ze hebben daar een aantal jaren zelfs gelijktijdig gezeten.'

'Verder nog iets?' vroeg Brunetti, verbluft dat een man meer dan dertig jaar had meegedraaid in de bureaucratie van de gemeente en uiteindelijk niets anders had nagelaten dan deze simpele gegevens.

'Meer heb ik niet gevonden, meneer. Het is erg moeilijk om dingen van meer dan tien jaar geleden te vinden: ze zijn er nog niet aan toegekomen die in de computer te zetten.'

'Als ze daar ooit aan toe zullen komen,' zei Vianello.

Signorina Elettra haalde met zo'n heftig gebaar haar schouders op dat de barnstenen kralen tegen elkaar klikten, alsof ook die schamperden om het idee.