18
Toen hij buiten stond, belde hij meteen Vianello, die zijn telefonino opnam, ondanks het feit dat hij al terug was op de Questura omdat hij bij avvocatessa Marieschi thuis niemand had aangetroffen. Brunetti vertelde hem snel wat er op het kantoor van de advocate was gebeurd en verzocht Vianello naar Romolo te komen, waar hij nu eindelijk wel eens wilde praten met de nicht van signora Battestini.
'Denkt u dat zij het heeft gedaan?' vroeg Vianello en toen Brunetti niet meteen antwoord gaf, verduidelijkte hij zijn vraag: 'Dat ze de hond heeft vergiftigd?'
'Ja, ik denk van wel,' antwoordde Brunetti.
'Dan zie ik u daar,' zei Vianello en hij hing op.
Om tijd te besparen nam Brunetti lijn 82 bij het Arsenale en stapte uit bij de Accademia. Hij stak het kleine campo over zonder aandacht te besteden aan de lange rij schaarsgeklede toeristen voor de ingang van het museum, liep langs de aan zijn linkerhand gelegen galerie die hij altijd in gedachten de Supermarkt van de Kunst noemde en vervolgde zijn weg naar San Barnaba.
In de smalle stegen overviel de hitte hem weer. Vroeger hadden dergelijke hoge temperaturen het aantal toeristen aardig teruggebracht; nu leken ze hetzelfde doel te dienen als warmte in een petrischaal: de micro-organismen vermenigvuldigden zich waar je bij stond. Toen hij bij de pasticceria aankwam, zag hij Vianello aan de overkant van de calle voor een etalage staan van een winkel waar maskers werden verkocht.
Ze gingen getweeën de banketbakkerij binnen. Vianello bestelde een kop koffie en een glas mineraalwater en Brunetti knikte dat hij hetzelfde wilde. De glazen vitrine was gevuld met de gebakjes die Brunetti maar al te goed kende: de moorkoppen, chocoladesoesjes en met slagroom gevulde zwanen waar Chiara zo dol op was. Vanwege de hitte zagen ze er echter geen van alle erg appetijtelijk uit.
Terwijl ze hun koffie dronken, vertelde Brunetti Vianello over zijn gesprek met de advocate, al zei hij over de hond alleen dat die was vergiftigd, zonder in detail te treden.
'Dat wil zeggen dat deze vrouw,' zei Vianello met een knikje naar de achterste regionen van de winkel, waar de keuken moest zijn, 'voldoende over Marieschi wist om te weten hoe ze haar kon treffen.'
'Iedereen die haar met die hond had gezien, zou dat weten,' zei Brunetti, terugdenkend aan hun ontmoeting en die nobele 'gouden' kop.
Vianello dronk zijn water op en hield het glas omhoog naar de vrouw achter de toonbank. Brunetti dronk ook zijn glas leeg, zette het op de toonbank en knikte toen de vrouw de fles ophief en naar hem keek.
Toen ze het water inschonk, vroeg Brunetti haar: 'Is signorina Simionato aanwezig?'
'U bedoelt Graziella?' vroeg de vrouw, zichtbaar nieuwsgierig naar wat deze twee mannen wilden. 'Ja.'
'Ik geloof het wel,' zei ze, een beetje verontrust. Ze stapte bij de toonbank vandaan en draaide zich om naar een deur achter in de winkel. 'Ik zal het even vragen.' Voordat ze kon weglopen, stak Brunetti zijn hand op en zei: 'Ik had liever dat u niets tegen haar zei, signora, tot we zelf met haar hebben gesproken.'
'Politie?' vroeg ze met grote ogen.
'Ja,' antwoordde Brunetti en hij vroeg zich af waarom ze eigenlijk een politielegitimatie hadden als ze zo makkelijk herkend werden, zelfs door vrouwen achter de toonbank van banketbakkerijen.
'Is ze er?' vroeg hij en hij wees naar de deur aan het einde van de toonbank.
'Ja,' antwoordde de jonge vrouw. 'Wat is...?' Ze maakte de vraag niet af.
Vianello pakte een notitieboekje en vroeg: 'Hoe laat is ze vandaag begonnen, signora? Weet u dat?'
De vrouw staarde naar het notitieboekje alsof het een levend en gevaarlijk ding was. Toen Brunetti zag hoe ze aarzelde, haalde hij zijn portefeuille te voorschijn, maar in plaats van haar zijn politielegitimatie te laten zien, pakte hij een briefje van vijf euro en legde dat op de toonbank om voor hun koffie te betalen. 'Hoe laat is ze op haar werk gekomen, signora?'
'Om een uur of twee, misschien iets later,' zei ze.
Nogal vreemd dat men in een banketbakkerij zo laat begon, dacht Brunetti. Maar de vrouw gaf meteen uitleg: 'Volgende week komt hier iemand van de Inspectiedienst, dus moeten we ons daarvoor gereedmaken. Iedereen werkt een halve dienst extra.' Het leek Brunetti niet het juiste moment om te zeggen dat het niet de bedoeling was dat inspecties van tevoren werden aangekondigd. De vrouw ging door: 'Zelfs een paar van de bakkers komen 's middags, om alles in gereedheid te brengen.'
'Zo,' zei Brunetti. Hij wees naar de deur en vroeg: 'Moeten we daar zijn?'
Ze antwoordde, opeens terughoudend: 'Ik denk dat het beter is als mijn bazin met u meegaat.' Zonder af te wachten of hij het goed vond, liep ze naar de roodharige vrouw die achter de kassa stond en zei iets tegen haar. De vrouw wierp een achterdochtige blik in hun richting, keek naar de jongere vrouw en toen weer naar hen. Uiteindelijk zei ze iets tegen de vrouw, die haar plaats innam achter de kassa.
De vrouw met het rode haar kwam naar hen toe en vroeg: 'Wat heeft ze gedaan?'
Brunetti glimlachte, naar hij hoopte ontwapenend, en loog: 'Naar mijn weten niets, signora, maar zoals u vast en zeker weet, is haar tante het slachtoffer geworden van een misdaad en nu hopen we dat signorina Simionato ons informatie kan geven die ons bij ons onderzoek kan helpen.'
'Ik dacht dat u al wist wie het heeft gedaan,' zei ze, op een bijna beschuldigende toon. 'Die Albanese.' Terwijl ze met hen sprak, flitsten haar ogen naar de vrouw achter de kassa toen een klant kwam betalen.
'Daar lijkt het inderdaad op,' zei Brunetti, 'maar we hebben nog wat meer informatie nodig over haar tante.'
'En moet dat hier?' vroeg ze agressief.
'Nee, signora. Niet hier. Ik had gedacht dat we achter wel even met haar konden praten. In de keuken,' zei hij.
'Met "hier" bedoel ik op haar werk. Ik betaal haar om te werken, niet om over haar tante te praten.' Zo nu en dan, en altijd op een onverwacht moment, gaf het leven Brunetti een nieuw bewijs van de legendarische omkoopbaarheid van de Venetianen. Het was niet de hebzucht die hem verbaasde, maar het gebrek aan gêne om die te tonen.
Hij glimlachte. 'Daar heb ik alle begrip voor, signora. Misschien is het dus beter dat ik straks terugkom en wat agenten in uniform bij de deur neerzet terwijl ik met haar praat? Of misschien moet ik een praatje gaan maken met de mensen van de Inspectiedienst en hun vragen hoe het kan dat u al een week van tevoren weet dat ze zullen komen?' Voordat ze iets kon zeggen, rondde hij dit af met: 'Of we kunnen gewoon even naar de keuken gaan om een praatje te maken met signorina Simionato.'
Haar gezicht liep rood aan van woede waarvan ze wist dat ze er geen lucht aan kon geven, terwijl Brunetti zich absoluut niet schaamde voor zijn schandelijke machtsmisbruik. 'Ze is achter,' zei de vrouw, waarna ze zich omdraaide en terugliep naar de kassa.
Vianello liep voorop de keuken in, die werd verlicht door een rij ramen in de achtermuur. Tegen drie muren stonden lege metalen stellingen en de deuren van de grote ovens blonken. Een man en een vrouw, beiden gekleed in een smetteloos witte jas en muts, stonden voor een diepe spoelbak waaruit de damp van zeepwater opsteeg. Handvatten van allerhande keukengerei en de randen van de brede houten planken waarop het deeg werd neergelegd om te rijzen voordat het werd gebakken, staken boven het sop uit.
Stromend water overstemde alle andere geluiden, dus konden Brunetti en Vianello hen tot op een meter afstand naderen voordat de man zich bewust werd van hun aanwezigheid en omkeek. Toen hij hen zag staan, draaide hij zijn hoofd weer terug en deed hij de kraan dicht. In de stilte zei hij: 'Ja?' Hij was vrij klein van stuk en had een gedrongen figuur, maar een knap gezicht dat pure nieuwsgierigheid uitdrukte.
De vrouw had klaarblijkelijk niets gemerkt tot haar collega sprak en draaide zich toen pas om. Ze was nog kleiner dan hij en droeg een bril met een zwaar vierkant montuur en glazen die zo dik waren dat ze haar ogen vervormden tot reusachtige knikkers. Toen ze haar hoofd van Brunetti naar Vianello draaide, veranderde de focus in de brillenglazen al naar gelang de stand van haar hoofd en leek het net alsof er achter het glas knikkers heen en weer rolden. Het gezicht van de man had een nieuwsgierige uitdrukking gekregen toen er opeens twee onbekende mannen in zijn keuken stonden, maar het hare bleef eigenaardig uitdrukkingsloos en het enige teken dat ze iets registreerde, waren die rollende ogen.
'Signorina Simionato?' vroeg Brunetti.
Als een uil draaide ze haar hoofd in de richting van het geluid. Ze dacht over de vraag na voordat ze antwoord gaf. 'Ja?'
'Ik wil u graag even spreken.' De ogen van de man flitsten van Brunetti naar de vrouw, toen naar Vianello en weer terug naar signorina Simionato, zich afvragend wat de komst van deze twee vreemdelingen te betekenen had, maar de vrouw zelf hield haar blik gericht op Brunetti en zei niets.
Het was Vianello die zich tot de man wendde. 'Is er misschien een plek waar we onder vier ogen met signorina Simionato kunnen praten?'
De man schudde zijn hoofd. 'Nee, die hebben we hier niet,' zei hij. 'Maar ik kan wel even buiten een sigaretje gaan roken, zodat u kunt praten.' Toen Brunetti knikte, nam de man zijn muts af en veegde met de binnenkant van zijn elleboog het zweet van zijn gezicht. Hij sloeg zijn jas open, haalde een blauw pakje Nazionali uit zijn broekzak en liep weg. Brunetti zag dat er een achterdeur was naar de calle.
'Signorina Simionato,' begon Brunetti, 'ik ben commissario Brunetti, van de politie.'
Als een onbeweeglijk gezicht kon bevriezen, gebeurde dat met het hare. Zelfs de ogen staakten het heen en weer rollen tussen Brunetti en Vianello en richtten zich op de ramen aan de achterzijde van het vertrek. Maar ze zei niets. Brunetti bekeek haar gezicht aandachtig, zag de platte neus en het kroezige, oranje haar dat zich onder de witte muts probeerde uit te wurmen. Haar huid glom, van zweet of omdat hij van nature vet was. Het wezenloze dat ze over zich had was voldoende om hem ervan te overtuigen dat deze vrouw niet in staat was een computer te gebruiken om geld over te maken naar anonieme rekeningen op de Kanaaleilanden.
'Ik wil u graag een paar vragen stellen.'
Ze liet niet merken dat ze hem had gehoord en bleef naar de achtermuur staren.
'U bent toch Graziella Simionato?' vroeg hij.
Het horen van haar naam leek iets in haar los te maken, want ze knikte bevestigend.
'De nicht van Maria Grazia Battestini?' vroeg hij.
Nu vestigde ze zowel haar aandacht als haar ogen weer op hem. 'Ja,' prevelde ze. Toen ze haar mond opendeed om te spreken, zag hij dat haar twee voortanden erg groot waren en naar voren staken.
'Ik heb begrepen dat u haar erfgename bent, signorina.'
'Haar erfgename. Ja,' bevestigde ze. 'Ik had alles moeten erven.'
Op een bezorgde en niet-begrijpende toon vroeg Brunetti: 'Is dat dan niet gebeurd, signorina?'
Terwijl hij naar haar keek, viel het hem opeens op dat ze hem aan steeds een ander dier deed denken. Eerst een uil. Toen een gekooid knaagdier. En bij zijn laatste vraag gleed er iets roofdierachtigs over haar gezicht.
Ze richtte de knikkerogen op hem en vroeg: 'Wat wilt u?'
'Ik wil met u praten over de erfenis van uw tante.'
'Wat wilt u weten?'
'Ik wil weten of u enig idee hebt waar haar geld vandaan kwam.'
Het instinct om ieder bewijs van rijkdom verborgen te houden, maakte zich van haar meester. 'Ze had niet veel geld,' zei ze nadrukkelijk.
'Ze had diverse bankrekeningen,' zei Brunetti.
'Daar weet ik niets van.'
'Bij de Uni Credit en bij vier andere banken.'
'Ik weet niets.' Haar stem was even koppig als de uitdrukking op haar gezicht.
Brunetti wierp een blik op Vianello, die met een optrekken van zijn wenkbrauwen liet zien dat ook hij de onverzettelijke koppigheid herkende waarmee boeren zich van oudsher verdedigden tegen gevaar. Brunetti had allang begrepen dat normale redelijkheid op het pantser van haar domheid uiteen zou spatten, dus zei hij, terwijl hij een onaangenaam barse klank in zijn stem legde: 'Signorina, u hebt de keus uit twee dingen.'
Ze schrok van zijn toon. Haar ogen dwaalden weer naar zijn gezicht.
'We kunnen praten over de bron van uw tantes rijkdom, of we kunnen praten over honden.'
Ze trok haar lippen weg van haar grote tanden en wilde iets zeggen, maar Brunetti hield haar tegen. 'Volgens mij zal een banketbakker, wiens personeel de hele dag bezig is met etenswaren, niet iemand in dienst houden die ervan wordt beschuldigd gif te hebben gebruikt, denkt u ook niet, signorina?' Hij wachtte tot dit tot haar doordrong en zei toen, op een volkomen normale toon: 'En uw bazin ziet er niet uit als iemand die veel geduld zal hebben met een werknemer die vrijaf moet nemen om terecht te staan. Dat wil zeggen,' zei hij nadat hij haar een ogenblik de tijd had gegeven over deze twee dingen na te denken, 'als die werknemer tenminste nog een advocate heeft om haar bij de rechtszaken bij te staan.'
Signorina Simionato pakte haar linkerhand met de vingers van haar rechterhand en begon hem te wrijven, alsof ze hem weer tot leven wilde wekken. Haar brillenglazen bewogen zich naar Vianello en toen weer terug naar Brunetti. Terwijl ze haar hand bleef wrijven, begon ze: 'Ik weet niet...' maar Brunetti onderbrak haar om op luide toon te zeggen: 'Vianello, ga tegen haar bazin zeggen dat we haar meenemen. En zeg erbij waarom.'
Met een gezicht alsof dit een bevel was waaraan hij niet kon ontkomen, zei Vianello: 'Ja, commissario,' en hij draaide zich om naar de deur die toegang gaf tot de winkel.
Voordat hij een stap kon nemen, zei ze met een stem die schril van angst klonk: 'Nee, wacht, doet u dat niet. Ik zal het u vertellen.' Ze sprak onduidelijk, alsof de medeklinkers alleen geproduceerd konden worden met behulp van grote hoeveelheden speeksel.
Vianello draaide zich weer om maar bleef zeker een meter bij haar vandaan staan omdat hij de dreiging die uitging van zijn grote gestalte niet wilde toevoegen aan die van Brunetti's woorden. Beide mannen keken naar haar zonder iets te zeggen.
'Het was Paolo,' zei ze. 'Hij heeft het gedaan. Hij heeft het geld voor haar gekregen, maar ik weet niet hoe. Dat heeft ze me nooit verteld. Ze zei alleen dat ze erg trots op hem was. Ze zei dat hij altijd in de eerste plaats aan haar dacht.' Ze stopte, alsof ze dit voldoende achtte als antwoord op hun vragen en als verweer tegen de bedreiging.
'Wat zei ze precies?' vroeg Brunetti hardvochtig.
'Wat ik u zojuist heb verteld,' antwoordde ze op uitdagende toon.
Brunetti draaide zijn hoofd om. 'Ga het zeggen, Vianello,' zei hij.
Signorina Simionato keek van de een naar de ander, op zoek naar mededogen. Toen ze daar niets van bespeurde, boog ze haar hoofd achterover en begon ze te janken als een dier, te loeien alsof ze gewond was.
Bang voor wat er zou gebeuren, deed Brunetti een stap naar haar toe, maar hij bedacht zich meteen en stapte weer terug, omdat hij niet dicht bij haar wilde worden gezien als er iemand kwam kijken wat er aan de hand was. Vrijwel meteen verscheen de eigenaresse van de winkel in de deuropening en riep: 'Graziella. Hou daarmee op. Hou op of je kunt vandaag nog opstappen.'
Meteen hield het geloei op, even abrupt als het was begonnen, maar signorina Simionato bleef zachtjes huilen. De bakkersvrouw keek naar Brunetti en Vianello, maakte een smalend geluid en verdween weer. De deur trok ze dicht.
Meedogenloos wendde Brunetti zich weer tot de huilende vrouw en zei: 'Je hebt haar gehoord, Graziella. Ze zal weinig geduld met je hebben als ik haar moet vertellen over Poppi en het vergif, denk je ook niet?'
Graziella trok de muts van haar hoofd en veegde haar mond en neus ermee af, maar ze leek niet in staat te zijn op te houden met snikken. Ze zette haar bril af, legde hem op een van de ovens en haalde de muts over haar gezicht. Toen keek ze naar Brunetti met haar naakte ogen, scheel en bijna blind.
Hij onderdrukte zijn gevoel van medelijden en zei: 'Wat heeft ze je nog meer verteld, Graziella? Over het geld.'
Eindelijk hield het snikken op. Ze haalde de muts nog één keer over haar gezicht. Blindelings stak ze haar hand uit en tastte naar de bril. Brunetti zag haar hand er dichtbij komen, de verkeerde kant op gaan, er weer dichtbij komen. Hij weerstond de aandrang haar te helpen. Uiteindelijk belandde haar hand op de bril. Behoedzaam, met beide handen, zette ze hem weer op.
'Wat heeft ze je verteld, Graziella?' herhaalde Brunetti. 'Waar had Paolo dat geld vandaan?'
'Van iemand op zijn werk,' zei ze. 'Ze was zo trots op hem. Ze zei dat het een bonus was die hij had gekregen omdat hij zo slim was. Maar ze zei dat op een onaangename toon, alsof ze het niet meende en alsof Paolo iets lelijks had gedaan om dat geld te krijgen. Maar dat kon mij niets schelen, omdat ze zei dat al dat geld op een goede dag van mij zou zijn. Dus maakte het mij niet uit hoe hij eraan kwam. Bovendien zei ze dat hij bij alles wat hij deed de bescherming had van de Madonna, dus kon het toch niet iets verkeerds zijn?'
Brunetti negeerde haar vraag en vroeg: 'Weet je op welke banken het geld stond?'
Ze liet haar hoofd hangen, keek naar de vloer tussen hun voeten en knikte.
'Weet je hoe het op de rekeningen is gezet?'
Stilte. Ze hield haar hoofd gebogen. Hij vroeg zich af of ze op haar eigen, trage manier bezig was over zijn vraag na te denken en probeerde te besluiten hoeveel van de waarheid ze hem kon vertellen.
Ze verraste hem door zijn vraag letterlijk te beantwoorden. 'Dat heb ik zelf gedaan.'
Dat begreep hij niet meteen, maar zonder iets van zijn verwarring te laten merken, vroeg hij: 'Hoe?'
'Toen Paolo was gestorven, ben ik eens in de maand naar haar toe gegaan. Dan gaf ze me het geld en bracht ik het naar de bank.' Natuurlijk, natuurlijk, hij had er geen moment aan gedacht haar te vragen naar de precieze details over hoe de stortingen waren gedaan. Sterker nog, hij had het zich niet eens afgevraagd, maar was ervan uitgegaan dat het een mysterieuze zaak was die alleen met behulp van signorina Elletra's vaardigheden geopenbaard kon worden.
'En de ontvangstbewijzen?'
'Die bracht ik haar dan altijd. Iedere maand.'
'Waar zijn ze nu?'
Stilte.
Hij herhaalde op luidere toon: 'Waar zijn ze nu?'
Ze sprak heel zacht, maar door naar voren te leunen kon hij haar verstaan. 'Ze zei dat ik ze moest verbranden.'
'Wie zei dat?' vroeg hij, hoewel hij dat eigenlijk wel wist.
'Zij.'
'Wie?'
'De advocate,'zei ze uiteindelijk, maar zonder de naam van Marieschi te noemen.
'En heb je dat gedaan?' vroeg hij, zich afvragend of ze besefte dat ze daarmee het bewijs had vernietigd dat het geld er ooit was geweest.
Ze keek naar hem op. Hij zag dat de brillenglazen nat waren van de tranen die erop gedrupt waren toen ze haar hoofd gebogen had gehouden, en dat haar ogen nog meer ronddwaalden.
'Heb je ze verbrand, Graziella?' vroeg hij zonder enige zachtheid in zijn stem.
'Ze zei dat het de enige manier was waarop ik er zeker van kon zijn dat ik het geld zou krijgen, omdat de politie misschien achterdochtig zou worden als ze kwamen kijken en de ontvangstbewijzen vonden,' zei ze, haar moedeloosheid hoorbaar in ieder woord.
'En toen? Wat is er gebeurd toen je naar de banken ging om te proberen het geld van de rekeningen te halen?' vroeg Brunetti.
'De mensen daar - die ik allemaal ken - zeiden dat de rekeningen waren opgeheven.'
'En waarom dacht je dat avvocatessa Marieschi het geld eraf had gehaald?' vroeg hij, voor het eerst de naam noemend.
'Omdat zia Maria me had verteld dat zij de enige andere persoon was die van het geld wist. En dat ik haar kon vertrouwen.' Ze zei dit met hoorbare walging. 'Wie had het anders geweest kunnen zijn?'
Brunetti keek naar de zwijgende Vianello en hief vragend zijn kin op. Vianello deed een moment zijn ogen dicht en schudde zijn hoofd: nee, meer zouden ze niet van haar te weten komen.
Brunetti draaide zich om en liep zonder nog iets tegen haar te zeggen naar de deur.
Maar toen hoorde hij de stem van Vianello achter zich: 'Waarom hebt u de hond vermoord, signorina?' Brunetti bleef staan maar draaide zich niet om.
Er verstreek zo'n lange tijd dat iedereen behalve Vianello het zou hebben opgegeven en zijn weggelopen. Toen zei ze fel, met medeklinkers die nog vochtiger waren dan voorheen: 'Omdat mensen van honden houden.' Na een korte stilte hoorde Brunetti de voetstappen van Vianello achter zich en vervolgde hij zijn weg naar de deur, om naar de winkel te gaan.