7

Het was bijna tijd voor het middageten en omdat Brunetti wist dat zijn vrouw zowel 's middags als 's avonds graag wilde weten hoeveel mensen er thuis kwamen eten, belde hij haar om te zeggen dat hij er ditmaal niet bij zou zijn.

'Ha, fijn,' was haar reactie.

'Pardon?' zei hij, zonder zijn verbazing te verbergen.

'Niet kinderachtig doen, Guido. De kinderen eten allebei bij vrienden, dus kan ik mooi lezen onder het eten.'

'Wat ga je eten?' vroeg hij.

'Wil je niet weten wat ik ga lezen?'

'Nee. Ik wil weten wat je gaat eten.'

'Om te weten wat je misloopt?'

'Ja.'

'En om daarover te gaan zitten kniezen?'

'Nee.'

Daarop bleef het lang stil en hij kon als het ware helemaal vanaf deze kant van de lijn haar hersens horen werken. Uiteindelijk zei ze: 'Als ik nou eens beloof dat ik alleen grissini en kaas zal eten, met als toetje de perzik met het bruine plekje, zul je het dan minder erg vinden?'

'Doe niet zo mal, joh,' zei hij, maar hij lachte erbij.

'Afgesproken,' zei ze. 'En om je schadeloos te stellen voor de lunch die je misloopt, beloof ik dat ik voor vanavond zwaardvismoten met garnalen zal maken.'

'In tomatensaus?'

'Ja. En als ik tijd heb, zal ik met de rest van de perziken een toetje met ijs maken.'

'Kun je er misschien iets minder knoflook in doen dan anders?'

vroeg hij, nu hij zich naar zijn eigen idee in een sterke onderhandelingspositie bevond en dat wilde uitbuiten.

'In het ijs?'

Hij lachte en hing op, maar nam zich voor haar vanavond te vragen wat ze aan het lezen was.

Aldus had hij tijd om naar de flat van signora Battestini te gaan. Hij vond dat hij dat het beste vlak na de lunch kon doen, omdat de meeste mensen dan thuis waren en de toeristen door de hitte van de straten zouden zijn verjaagd. Met veel tegenzin viel zijn keus op tramezzini als alternatief voor een heuse maaltijd en na ampele overwegingen besloot hij dat hij daarvoor het beste naar Boldrin kon gaan. Dat lag ook min of meer op zijn weg als hij besloot te gaan lopen, zodat hij rond een uur of één bij de flat kon zijn.

De kater Olga lag op zijn vaste plek voor de tapkast te slapen. Brunetti zag tot zijn genoegen dat het dier eindelijk weer haar had, al was het niet de zijdeachtige grijze vacht van twee jaar geleden. De aandoening die de stamkat drie jaar geleden had getroffen, was inmiddels een plaatselijke mythe geworden: sommigen zeiden dat iemand het dier met zuur had overgoten, anderen schreven zijn griezelige kaalheid toe aan een plotselinge allergie. Ongeacht hun mening hierover hadden veel mensen, onder wie Brunetti, geholpen de rekeningen van de dierenarts te betalen gedurende Olga's langdurige herstelperiode. Brunetti stapte nu over de kat heen naar de tapkast.

De twee tramezzini met prosciutto en zucchini en de twee glazen witte wijn waren ontegenzeglijk smakelijk, maar konden met de beste wil van de wereld niet als een echte lunch bestempeld worden. Slechts het feit dat dit nog altijd beter was dan Paola's knabbelstokjes, kaas en halfrotte perzik, stelde hem in staat ze niet helemaal als een straf te beschouwen.

Toen hij bij het adres aankwam, zag hij dat de luiken dicht waren. Er was maar één deurbel met daarnaast de naam Battestini, zodat hij geen gebruik kon maken van zijn vertrouwde trucje zomaar bij iemand aan te bellen en te zeggen dat hij iemand anders moest hebben wiens naam hij naast de rij bellen zag staan. Wanneer hij daarbij Venetiaans sprak, lukte dat altijd. Nu zou hij gebruik moeten maken van het inbrekerstuig. Hij weerstond de aandrang om zich heen te kijken of iemand hem zag toen hij zijn hand in de zak van zijn jasje stak en het kleinste pennetje eruit haalde. Het slot was er een van een eenvoudig model en al snel was hij binnen. Ook nu keek hij niet om zich heen toen hij de deur openduwde.

De hal was aangenaam koel na de warmte buiten. De muren waren onlangs gesausd en licht stroomde binnen door de ramen boven de deur. Toen hij de trap beklom naar de tweede etage, zag hij dat ook de muren van het trappenhuis schoon waren en dat de marmeren traptreden blonken. Bij de deur van het appartement stond geen naam, en dat was ook niet nodig, aangezien het hele huis van haar was geweest. Hij bukte zich om het slot te bekijken en zag dat het een eenvoudige Cisa was, een model dat hij al vaker had opengepeuterd. Hij koos ditmaal een iets groter pennetje, stak het in het slot, deed zijn ogen dicht om al zijn aandacht bij zijn vingers te houden en begon naar de eerste tuimelaar te zoeken.

Binnen een minuut had hij het slot open. Hij duwde tegen de deur en tastte de muur af naar het lichtknopje. Toen hij het omdraaide, verbaasde hij zich er in eerste instantie over dat een vrouw als signora Battestini ervoor had gekozen in zulke strakke eenvoud te leven: lichtgekleurde vaste vloerbedekking, twee smetteloos witte fauteuils, een donkerblauwe bank die eruitzag alsof er nog nooit iemand op had gezeten en een lage glazen tafel met daarop, precies in het midden, een ondiepe houten schaal. Toen begreep hij wat er was gebeurd: het politielint was verwijderd - door een welwillende agent of door ongeduldige familieleden - en de flat was snel opgeknapt. Hij bekeek het meubilair wat nader en zag dat wat hij had aangezien voor esdoornhout in feite goedkoop laminaat was. Het waren meubels van het soort waar een huiseigenaar een flat mee inrichtte als hij hem aan toeristen wilde verhuren.

Hij liep de flat door naar de achterzijde en zag dat alle kamers in dezelfde strakke stijl waren ingericht: wit meubilair en witte muren, steeds met één meubelstuk in een contrasterende kleur. Alleen in de badkamer waren nog tekenen te bespeuren van hoe het appartement eruit had gezien: de kranen waren vervangen, maar de roze tegels, waarvan een deel van ouderdom dof en doorschijnend was geworden, zaten er nog.

Hij opende kasten en zag nieuwe lakens en handdoeken, sommige nog in de plastic verpakking. In de keuken nieuw serviesgoed en bestek. Hij keek onder de bedden en op de bovenste planken van de kasten, maar kon niets vinden wat aan de voormalige eigenaresse had toebehoord. Uit angst de buren erop attent te maken dat er iemand in de flat was, liet hij de luiken dicht, ondanks dat het er erg warm was.

Hij verliet de flat en liep de volgende trap op. De deur op de derde verdieping was voor hem niet belangrijk. Hij vervolgde zijn weg naar de hoogste verdieping. Boven aan de trap was een deur waarvan het hout droog en schilferig was van ouderdom. Op de deur en de deurpost waren oogplaten geschroefd en er hing een hangslot aan de metalen ringen. Hij daalde de trappen weer af naar het appartement waar signora Battestini had gewoond, maar hoe hij ook zocht, hij kon geen gereedschap vinden. Uiteindelijk liep hij naar de keuken, pakte een van de nieuwe, zo te zien nog niet gebruikte, roestvrijstalen keukenmessen en nam het mee naar de deur van de zolder.

Hoewel het hout van de deurpost droog was, kostte het hem enige moeite de plaat los te schroeven en eraf te halen. Toen deed hij de deur open en keek de lage zolder in. Gelukkig waren er in de tegenoverliggende muur twee ramen, niet erg schoon, maar ze lieten voldoende licht binnen om hem enig idee te geven van de afmetingen van het vertrek en de voorwerpen die er nogal nonchalant waren opgeslagen.

Tegen een muur stond een tweepersoonsbed met een gebeeldhouwde houten ombouw, van het soort dat hij zich herinnerde uit het huis van zijn grootmoeder. Ernaast een bijpassende commode met een marmeren bovenblad en een vlekkerige opstaande spiegel die aan de achterzijde ervan was bevestigd. Twee fauteuils stonden zijwaarts tegen een andere muur, tegenover elkaar, met ertussenin een roze plastic wasmand.

Onder de ramen stonden wat kartonnen dozen opgestapeld. Toen hij ernaartoe liep, knerpte gruis onder zijn voeten. Tot zijn opluchting bleek de bovenste doos van de eerste stapel niet te zijn afgeplakt. Hij deed hem open en keek erin. Er zaten oude schoenen in. Hij tilde de doos van de stapel op de grond en deed de tweede open. Die bevatte de inhoud van de keukenladen: een vleesmes met een van ouderdom gevlekt benen handvat, een kurkentrekker, een allegaartje aan bestek, twee vieze ovenwanten en metalen plaatjes waarvan hij niet wist waarvoor ze dienden. De derde doos, die zwaarder was dan de andere twee, was gevuld met verfrommelde kranten. Hij wikkelde een bundeltje open en zag dat het een krant van twee weken geleden was. Genesteld in de sportpagina's lag een lelijk beschilderd beeldje van de madonna, die het niet leuk scheen te vinden dat ze gedoemd was voor onbepaalde tijd ingepakt te zitten in het meest recente drugsschandaal uit de wielerwereld. Behalve de madonna vond hij, gewikkeld in de voorpagina van het zakenkatern van de Gazzettino, nog een voorbeeld van wat Paola 'relikitsch' noemde, een bol van plexiglas waarin sneeuw neerdwarrelde op een plastic kerststalletje. Hij wikkelde de krant weer om de bol en zette de doos opzij.

In de volgende doos zaten onderzettertjes en antimakassars vol onduidelijke vlekken, en tafellakens en theedoeken die hij niet eens wilde aanraken. De doos daaronder bevatte een dozijn katoenen overhemden, allemaal wit, keurig gestreken en zorgvuldig opgevouwen. Eronder lagen zes of zeven donkere, gestreepte stropdassen, ieder in een apart huisje van cellofaan. De volgende doos was zwaarder en toen hij hem opendeed, zag hij dat deze vol zat met papier: oude tijdschriften, kranten, enveloppen met de brieven er nog in, ansichtkaarten, rekeningen en andere paperassen die hij in het zwakke licht niet kon lezen. Hij kon onmogelijk de hele doos meenemen, daarvoor was die veel te zwaar, dus had hij geen andere keus dan de boel te sorteren en alleen mee te nemen wat hem interessant leek.

Het was op de zolder erg warm. De hitte omgaf hem, drukte op hem neer, kroop in zijn neus, stofdeeltjes met zich meevoerend. Hij gooide de paperassen terug in de doos en wilde zijn colbert uittrekken, dat samen met zijn overhemd aan hem plakte, maar net op het moment dat hij het van zijn schouders liet glijden, hoorde hij beneden het geluid van een deur die dichtging. Hij bevroor, het jasje afgezakt tot halverwege zijn rug.

Hij hoorde stemmen, een hoge - van een vrouw of een kind - en het zwaardere gebrom van een man. Ze overstemden het geluid van hun voetstappen op de trap. Hij probeerde zich te herinneren of hij het licht had uitgedaan en de deur van de flat achter zich dichtgetrokken. Het slot was er een van het soort dat dichtviel zonder dat je de sleutel hoefde om te draaien. Hij wist dat hij de deur had opengelaten toen hij de eerste keer naar de zolder was gegaan en kon alleen maar hopen dat hij er de tweede keer aan had gedacht hem dicht te doen.

De stemmen kwamen dichterbij en gaven elkaar zo regelmatig antwoord dat hij begreep dat de eerste stem niet die van een kind was. Hij hoorde een deur opengaan en sluiten, en toen verstomden de stemmen. Hij deed zijn ogen dicht om beter te kunnen luisteren. Hij had geen idee welke flat ze waren binnengegaan, die op de verdieping onder hem, of die van signora Battestini op de tweede etage. Hij was zich tot dan niet bewust geweest van het geluid dat zijn voeten maakten op de houten vloer, maar nu testte hij de vloer door iets opzij te leunen en bevroor opnieuw bij het kraken van de planken.

Hij hees zijn jasje weer op en bukte zich om de rest van de paperassen terug te leggen in de doos. Hij keek op zijn horloge en zag dat het vijf voor twee was. Om vijf over bukte hij zich weer om een deel van de paperassen te pakken. Hij hield ze naar het licht om te proberen ze te lezen, maar besefte algauw dat hij zich er onmogelijk op kon concentreren terwijl er in de flat beneden hem twee mensen waren, dus legde hij ze weer terug in de doos. Hij kreeg pijn in zijn rug van al dat bukken en maakte wat draaiende bewegingen met zijn heupen om zijn spieren los te maken.

Een kwartier verstreek tot hij de stemmen weer hoorde, nadat de deur geruisloos was geopend. Wat voor verhaal kon hij ophangen als ze zouden besluiten de trap op te gaan en hem op de zolder zouden aantreffen? In principe was het gebouw nog steeds een plaats delict en zou hij zijn aanwezigheid kunnen rechtvaardigen, maar het feit dat hij zonder sleutel de flat was binnengekomen en de deur van de zolder had geforceerd, duidde op iets anders dan normale politie procedures en zou vast en zeker tot problemen leiden.

De stemmen behielden een tijdlang hetzelfde volume, werden toen geleidelijk zwakker en uiteindelijk hoorde hij de buitendeur dichtslaan. Toen de stilte zich weer uitspreidde door het gebouw, deed Brunetti twee stappen achteruit, strekte zijn armen hoog boven zijn hoofd en kwam met zijn rechterhand in een spinnenweb terecht. Snel trok hij zijn hand terug en veegde hem af aan de voorkant van zijn jasje. Hij draaide zich om, liep naar de deur van de zolder en toen weer terug naar de dozen, waarbij hij zijn handen schudde alsof hij zich van opgehoopte stress wilde ontdoen.

Een opflitsende herinnering deed hem terugkeren naar de doos met de keukenhanddoeken. Hij deed hem open en pakte er een plastic boodschappennet uit van het soort waarvan iedereen er eentje had gehad toen hij nog klein was, maar dat reeds lang in onbruik was geraakt. Hij stak zijn linkerhand tot aan de pols door de grote ronde handvatten, veegde zijn handen af aan een handdoek en gooide die in een van de dozen.

Hij knielde bij de doos met de paperassen en begon ze snel te sorteren. Hij liet de tijdschriften en kranten liggen en koos alleen de dingen die eruitzagen als brieven of documenten. Toen hij klaar was, hield hij het net open en propte de documenten erin, opeens overweldigd door de wens weg te komen uit de benauwde ruimte,

de hitte en de indringende geur van stof en ongewassen spullen.

Op de overloop van de zolder schroefde hij met het keukenmes de oogplaat weer op zijn plek en liet het mes in zijn jaszak glijden. Twee verdiepingen lager duwde hij tegen de deur van het appartement. Die zat dicht. Hij besloot geen gebruik te maken van het inbrekerstuig om te zien of iemand het slot met een sleutel had omgedraaid.

Beneden trok hij de buitendeur open en stapte de hitte in, getroost door het idee dat de zonnestralen de muffe geur en het stof van de zolder zouden wegbranden.

Toen hij om even over drieën bij de Questura aankwam, zag hij als eerste inspecteur Scarpa, die uit een politieboot stapte. Omdat ze er niet aan konden ontkomen gelijktijdig de ingang van het politiebureau te bereiken, bereidde Brunetti een onschuldige begroeting voor en hield hij het boodschappennet naast zich, weg van Scarpa.

'Hebt u gevochten, commissario?' vroeg Scarpa met ogenschijnlijke bezorgdheid toen hij de vlekken op Brunetti's overhemd en jasje zag.

'Nee. Ik ben gestruikeld toen ik langs een bouwterrein kwam en tegen een muur gevallen,' zei Brunetti met evenveel valse oprechtheid. 'Maar dank u voor uw belangstelling.'

Terwijl hij het boodschappennet zodanig vasthield dat het grotendeels achter hem verborgen bleef, knikte Brunetti tegen de agent die de deur voor hen opendeed. De agent knikte terug en salueerde strak voor de inspecteur. Brunetti vond het niet nodig verder nog iets tegen Scarpa te zeggen. Hij liep de hal door en de trap op. Achter hem hoorde hij de inspecteur zeggen: 'Zo'n boodschappennet heb ik al jaren niet gezien, commissario. Het is er precies zo een als onze moeders vroeger gebruikten.' En na een lange pauze liet hij daarop volgen: 'Toen die nog boodschappen konden doen.'

De aarzeling in Brunetti's stap was zo licht dat ze niet opviel, precies zoals de eerste tekenen van de waanzin die tien jaar geleden bij zijn moeder was binnengeslopen en haar nog steeds gevangen hield. Hij had geen idee hoeveel Scarpa daarover wist, zelfs niet óf hij het wist, maar waarom zei de inspecteur zo vaak iets over hun moeders? En waarom zei hij altijd, zogenaamd voor de grap, wanneer iemand op de Questura iets vergat of fout deed, dat het een eerste teken van seniliteit was?

Brunetti negeerde de opmerking en liep door naar zijn kantoor. Hij deed de deur dicht en legde het boodschappennet op zijn bureau. Toen trok hij zijn jasje uit en hield het omhoog om de voorpanden ervan te bekijken. Het was een van zijn lievelingsjasjes, van grijs linnen, en nu zaten er brede, zwarte, horizontale vegen op, waarvan hij betwijfelde of ze er nog uit zouden gaan. Hij hing het jasje over de rugleuning van zijn stoel, trok zijn stropdas los en zag toen pas hoe vies zijn handen waren. Hij liep de trap af naar de toiletruimte, die één verdieping lager gelegen was, en waste ze, en daarna plensde hij water in zijn gezicht en haalde hij zijn natte handen over zijn nek.

Weer terug achter zijn bureau trok hij het net naar zich toe, spreidde de hengsels en trok er een stapeltje documenten uit. Het plan om te proberen ze in categorieën te sorteren, liet hij meteen varen. In plaats daarvan begon hij ze te lezen in de volgorde waarin ze op de stapel lagen. Nota's voor gas, elektra, water en vuilophaal, allemaal voldaan via haar bankrekening bij Uni Credit, met paperclips bijeengehouden op soort en in chronologische volgorde. Een stapeltje brieven met klachten van buren, onder wie signora Gismondi, over de geluidsoverlast van haar televisie. De oudste brieven waren van vijf jaar geleden en ze waren allemaal raccomandate gestuurd. Er was een fotokopie van haar trouwakte, een brief van het Ministero dell'Interno aan haar echtgenoot ter bevestiging van de ontvangst van zijn rapport van 23 juni 1982.

Nóg een stapeltje brieven, allemaal geadresseerd aan signora Battestini of haar echtgenoot, soms aan hen beiden. Hij maakte ze open, las steeds de eerste paragraaf en liet zijn ogen daarna vlug over de rest van de brief gaan om te zien of er iets in stond dat belangrijk kon zijn. Er waren pijnlijk vormelijke brieven bij van een nicht, Graziella, geschreven in een erg ongeschoold handschrift, om te bedanken voor een kerstcadeau, al werd het cadeau nooit gespecificeerd. Door de jaren heen waren Graziella's handschrift en uiterst simpele grammatica onveranderd gebleven.

In één van de enveloppen met Graziella's naam en adres zat geen brief. In plaats daarvan zag Brunetti een velletje papier dat in een ander handschrift was beschreven met scherpe, puntige letters. In de linkermarge stonden onder elkaar vier reeksen initialen met rechts daarvan een rijtje cijfers. In sommige gevallen werden de cijfers voorafgegaan of gevolgd door een of meer letters.

Iemand zei bij de deur zijn naam en toen hij opkeek, zag hij Vianello. In plaats van hem te begroeten, verraste Brunetti hem door te zeggen: 'Jij houdt toch van kruiswoordraadsels?'

De inspecteur knikte, kwam de kamer in en nam plaats op een van de stoelen tegenover Brunetti's bureau. Brunetti stak hem het velletje papier toe en vroeg: 'Wat is dit volgens jou?'

Vianello pakte het briefje aan, streek het glad op het bureau van zijn meerdere en bekeek het terwijl hij zijn kin in beide handpalmen liet rusten. Brunetti gaf hem de tijd en ging onderhand verder met het doornemen van de documenten.

Na een paar minuten vroeg Vianello, zonder zijn ogen van het papier af te halen: 'Mag ik een aanwijzing?'

'Het lag op de zolder van de oude vrouw die vorige maand is vermoord.'

Er verstreken nog een paar minuten. Toen zei Vianello: 'Hebt u een telefoonboek, meneer? De Gouden Gids?'

Brunetti bukte zich om de Gouden Gids van Venetië uit de onderste la van zijn bureau te halen.

De inspecteur sloeg het boek bij de beginpagina's open en bladerde even. Toen pakte hij het velletje papier en legde het boven op het open boek. Hij plaatste zijn rechterwijsvinger op de eerste regel van het lijstje en liet zijn linkerwijsvinger over een pagina van het telefoonboek glijden die Brunetti niet kon zien. Hij vond blijkbaar wat hij zocht, want hij verplaatste zijn wijsvinger naar de tweede regel en liet zijn linker weer over de pagina van het telefoonboek glijden. Tevreden over wat hij zag, gromde hij iets en verzette zijn rechtervinger. Zo ging het door tot en met de vierde regel van de lijst. Daarna keek hij met een glimlach op naar Brunetti.

'Heb je iets gevonden?' vroeg Brunetti.

Vianello draaide het boek om en schoof het over het bureau. Op de rechterpagina zag Brunetti in hoofdletters BAR staan, gevolgd door het eerste deel van de alfabetische lijst van de honderden bars in de stad. Vianello's brede wijsvinger verscheen binnen zijn gezichtsveld en trok zijn aandacht naar de linkerpagina. Hij begreep het meteen: BANCHE. Natuurlijk, banken. De lijst was een reeks afkortingen van de namen ervan, gevolgd door de rekeningnummers.

'Ik ken ook een Cambodjaanse munteenheid van drie letters die met een k begint, meneer,' zei Vianello.