13     Tussenspel

Inverness
2juni, 1968

Het was Roger die haar de volgende ochtend vond, opgekruld op de bank in de studeerkamer, onder het haardkleedje. Om haar heen lag de grond bezaaid met papieren die uit een van de dossiermappen waren gevallen.

Het licht viel door de hoge ramen de studeerkamer binnen, maar de hoge rugleuning van de bank had Claire’s gezicht in de schaduw gehouden en voorkomen dat het ochtendgloren haar had gewekt. De eerste zonnestralen schenen nu over de stoffige fluwelen rugleuning heen en lieten haar haren glanzen.

Een gezicht dat in meerdere opzichten van glas leek, dacht Roger terwijl hij naar haar stond te kijken. Haar huid was zo blank dat de blauwe aderen bij haar slapen en haar hals zichtbaar waren en de fijn gesneden botten lagen er zo vlak onder dat zij wel van ivoor leek.

Het kleedje was half weggegleden, zodat haar schouders onbedekt waren. Een arm lag ontspannen over haar borst en klemde een enkel, verkreukeld vel papier tegen haar lichaam. Voorzichtig tilde Roger haar arm op om het papier weg te halen zonder haar wakker te maken. Ze was slap van de slaap, en haar arm voelde verrassend warm en glad aan onder zijn hand.

Zijn ogen vonden de naam onmiddellijk; zij had hem gevonden.

‘James MacKenzie Fraser,’ fluisterde hij. Hij keek van het papier naar de slapende vrouw op de bank. Het licht had nu haar oorschelp bereikt; even bewoog zij onrustig en draaide haar hoofd om, maar toen sliep zij weer rustig verder.

‘Ik weet niet wie jij was, vriend,’ fluisterde hij tegen de onzichtbare Schot, ‘maar je moet wel een heel bijzonder iemand zijn geweest om haar te verdienen.’

Uiterst voorzichtig trok hij het kleedje over Claire’s schouders en liet de jaloezieën van het raam achter haar zakken. Toen ging hij op zijn hurken zitten om de papieren uit het dossier van Ardsmuir bijeen te rapen. Ardsmuir. Meer had hij voorlopig niet nodig. Ook al was Jamie Frasers uiteindelijke lot niet opgetekend in deze paperassen, dan zou het toch ergens in de archieven van de Ardsmuir-gevangenis te vinden moeten zijn. Misschien moest hij er nog een keer voor naar de Highland-archieven, of naar Londen, maar de volgende schakel in de keten was gesmeed; het pad was gebaand.

Net toen hij, bijna overdreven zachtjes, de deur van de studeerkamer achter zich dichttrok, kwam Brianna de trap af. Zij trok een vragende wenkbrauw op en hij hield de map glimlachend omhoog.

We hebben hem,’ fluisterde hij.

Zij zei niets, maar er verscheen een brede glimlach op haar gezicht, zo stralend als de opkomende zon.