Geduld maakt rauwe wonden

Jac Toes

De rechercheur was nog aanspreekbaar.

Zijn rechterarm rustte op de console met communicatieapparatuur. Zijn linkerarm lag over een stoeptegel die zijn ribbenkast had geraakt. Hij beantwoordde rustig de vragen van een agent van een toegesneld bikerteam. Nee, hij had niets opmerkelijks waargenomen, laat staan een potentiële verdachte.

Een brandweerman verscheen voor het gat in de versplinterde voorruit. Hij schoofde zij-airbag opzij, die als een gevilde huid langs de voorstijl hing. Er zaten bloedspatjes op. Hij tikte met zijn knokkels op de motorkap.

“Hier gaan we een cabriootje van maken,” zei hij monter.

§

Op het asfalt kletterden de slagregens alsof een woeste hand een reusachtige pleeborstel droog sloeg. Wout Swart draaide zich weg van het raam. Hij bekeek nogmaals de beelden die met de camerahelm van de bikeragent waren gemaakt. Zware Delicten had alles en iedereen gemobiliseerd na de tweede aanslag op een politiecollega. Uit de hand gelopen vandalisme werd nu definitief en officieel uitgesloten.

De dvd met de opnamen was vlak voor vijf uur bij Jeugd en Zeden bezorgd, samen met een rapport van het NFI. Uiteraard was er haast bij. Typisch iets voor Zware Delicten om pas zo laat Jeugd en Zeden in te schakelen, vond Swart.

Swart zette de film stil bij de tekst die op de muur bij de pd was gespoten. Geduld maakt rauwe wonden.

§

Swart had meteen naar huis gebeld. Zijn zoon nam zelf op. Sorry jongen, hun mannenavond moest eraan geloven. Ze zouden gaan karten. Swart hoorde hoe Nick zijn teleurstelling wegslikte. Het sneed hem in zijn ziel dat hij zijn zoon weer een avond alleen moest laten. Nick verviel even in onverstaanbaar gemompel. Hij redde zich wel, beloofde hij ten slotte luid en duidelijk.

Misschien kon hij vanavond laat nog een eindje met Nick gaan hardlopen. De jongen deed aan free running, ach je moest hem eens zien zoals hij over muurtjes, schuttingen en ander straatmeubilair sprong. De lenigheid kwam van zijn moeder, maar die conditie had hij van zijn vader.

§

Geduld maakt rauwe wonden. Die tekst was voor het eerst opgedoken na de aanslag op een vrouwelijke agent. Zij ging na haar werk boodschappen doen in het winkelcentrum in Zuid en zette haar auto in de parkeergarage. Terwijl ze het winkelwagentje in de kofferbak uitlaadde, knalde er een stoeptegel door de voorruit. N°1 was erop gespoten. Op de betonnen overkapping was dezelfde spreuk gekalkt die nu op het viaduct was gesignaleerd.

Swart zoomde in. Eigenlijk kon je het geen graffiti noemen. Een paar lukraak gespoten woorden, niet eens in 3D-style of ingekleurd. Een dadergericht onderzoek zou lastig worden: er stond geen tag bij waarmee de schrijver zich identificeerde. De drips die bij een paar letters tot onderaan de rand van het viaduct waren uitgelopen, gaven blijk van een duidelijke beginnersfout. In het jargon van de graffitispuiters: werk van toys. Trouble on your system.

Hij bekeek het NFI-rapport. Met een combinatie van m-XRF en infraroodspectrometrie was de chemische samenstelling van de verf op de stoeptegel bepaald. Het kleurtje kwam van het bordeauxrode organische pigment naphtaleen carboxamide. De verf bevatte naast de gangbare ingrediënten strontium, zircoon en chroom ook het opvallende element chloor. Helemaal opmerkelijk was de aanwezigheid van silicone, een bindmiddel dat de verf bestand maakte tegen hoge temperaturen.

§

Swart leunde weer achterover en keek naar buiten. Geduld maakt rauwe wonden. Misschien was er meer van die wartaal te vinden. Hij opende het aangiftesysteem en begon alle graffitimeldingen na te trekken. Er werd heel wat afgekliederd in de stad, vooral in Zuid. Hij veerde op toen hij op een melding van een stadswacht, een zekere Eef Adelaar stuitte. De man was de bewuste tekst tegengekomen op de boog van een loopbrug. Hij had namens de gemeente aangifte gedaan wegens vernieling. Swart scrollde verder en ontdekte dat Adelaar op maar liefst achttien plekken in het zuidelijke stadsdeel dezelfde tekst had gesignaleerd. Sjonge, die uitslover moest overuren hebben gemaakt om dat allemaal in kaart te brengen. Iets te veel van het goede. Swart maakte een overzicht van de locaties en stuurde het naar Zware Delicten, met de aantekening dat Eef Adelaar wat hem betreft ook even onder de loep moest worden gelegd. Om half tien noteerde hij zijn overuren en meldde zich af.

§

Alleen Biffi was thuis. De pup bleef tegen hem opspringen totdat hij haar met een hand brokken had gekalmeerd. Daarna haalde hij voor zichzelf een pizza uit de vrieskist en schoof hem in de oven. Nick had geen bericht achtergelaten waar hij uithing. Bij de scheiding had hij besloten dat hij bij zijn pa wilde wonen. Swart was er nog steeds blij om hoewel de praktijk lastiger bleek dan hij had verwacht. Het joch bloeide op wanneer ze ongedwongen contact hadden, maar dat kwam er te weinig van.

Tegen elven kwam Nick thuis. Hij liep meteen door naar de koelkast en trok er een fles cola uit.

“Nicky, geef mij ook maar een glas,” riep hij joviaal. “Waar ben je geweest vanavond?”

Nick ging naast hem zitten en samen keken ze naar een liedjeswedstrijd waarin verliezers en winnaars om het hardst huilden. Ze gaven er beurtelings een sarcastisch commentaar op. Daarna floot Nick Biffi voor de avondwandeling. De pup holde opgewonden achter hem aan.

Swart wachtte niet tot hij terugkwam, hij was moe en ging naar bed.

§

Drie uur later wekte de telefoon hem. De derde aanslag, meteen komen. Het voltallige team van Zware Delicten zat al in de crisisroom. De teamchef was net aan zijn briefing begonnen.

“…van de waterpolitie. Er kwam een anonieme melding binnen van een springer op de loopbrug over het kanaal. Onze collega’s zijn meteen met een sloep naar de aangegeven locatie uitgevaren. Ze waren er nog maar net of er werd vanaf de brug een tegel gegooid die een groot gat in de romp sloeg…” Hij hield een foto omhoog en gaf hem meteen door. “…Let op de nummering.”

Op de tegel was met rode verf gespoten: No. 3.

“De twee collega’s hebben op eigen kracht de wal bereikt. De sloep kon worden geborgen.”

Hij hief zijn hoofd met een ruk.

“Voor zover er nog twijfels zijn dat we doelwit zijn van aanslagen…dit is de tegel die onze Herman heeft geraakt. De labjassen op het NFI hebben eerst de humane sporen onderzocht, vooral bloed. Daaronder kwam dit tevoorschijn.”

De teamchef hield weer een foto omhoog. Op de tegel stond in dezelfde kleur: N°2.

“Het gaat overigens goed met de patiënt. Hij laat jullie groeten.”

Hij gaf de foto door.

“En steeds duikt deze tekst op,” zei hij. “Geduld maakt rauwe wonden. Maar uit welke hoek komt dit geweld?” Hij gaf het antwoord zelf: “Mijn eerste keus: graffitispuiters. Wraak kan namelijk heel goed het motief zijn. We hebben vorig jaar met succes een anti-graffitiproject gedraaid. Daarbij zijn er een stel van die nepartiesten opgepakt en we hebben ze ook financieel verantwoordelijk gesteld voor de aangerichte schade. Jeugd en Zeden heeft vast wel een overzicht waar al die jongens en meisjes nu uithangen…”

Hij keek naar Swart.

“Dat hebben we,” antwoordde Swart. “Maar de manier waarop die teksten zijn aangebracht, is veel te amateuristisch. Daar is echt geen graffitihand aan te pas gekomen.”

“Een dwaalspoor,” zei de teamchef. “Die lui zijn natuurlijk ook niet gek.”

“Waarom rechercheren we niet op die stadswacht?” zei Swart.

“Dankzij hem weten we waar wij nu omhoog moeten kijken,” zei de teamchef. “De man deed gewoon zijn werk.”

§

“Vanavond heeft Nick een schoolfeest,” liet zijn ex op de voicemail weten, toen hij ‘s ochtends thuis kwam. “Kun jij hem ophalen?”

Swart belde haar terug en kreeg op zijn beurt haar voicemail.

“Ik moet vanmiddag weer naar het bureau,” zei hij. “Alle verloven zijn ingetrokken.”

Swart werkte een ontbijt weg en zette de lokale tv-zender aan. De tegelterrorist was goed voor de hele nieuwsuitzending.

“De oorlog verklaard aan…zaait schrik en terreur…verlamt de hele politieorganisatie…agenten vogelvrij…”

Nick kwam net uit bed toen hij zich uitkleedde. Hij knikte slaperig als reactie op Swarts verklaring waarom hij de halve nacht was weggeweest en greep naar de cornflakes.

“Over vanavond,” begon Swart. “Kun je met iemand anders terugrijden? Mama kan niet, en ik…”

Nick keek hem bedenkelijk aan en knikte ten slotte.

“Fijn, dat is geregeld,” zei Swart en hij stak zijn duim op.

Biffi maakte een jankend geluid, waar ze beiden om moesten lachen. Swart was blij dat Nick zo dol op het dier was. De pup was een schot in de roos. Een verjaardagscadeau. Nick wilde een witte, maar de fokker had alleen een zwart exemplaar. Geen probleem, bleek later. Zelf was hij ook erg op het hondje gesteld geraakt. Het onbevangen vertrouwen en die kwetsbare speelsheid ontroerden hem zelfs.

Hij sliep vier uur en bracht daarna een bezoek aan Eef Adelaar.

§

De teamchef was in een goed humeur, hoewel hij begon met de mededeling dat ook die nacht de noodtoestand van kracht bleef.

Swarts hand schoot omhoog. De chef keek verstoord zijn kant op.

“Ik ben achter Eef Adelaar aangegaan,” begon hij. “Ik denk dat we een potentiële verdachte bij zijn kladden hebben. De man is twee maal geweigerd bij de politieopleiding. Op psychische gronden. Het bleek een fantast die al zijn vooropleidingen en diploma’s bij elkaar verzon. Hij heeft daarna geprobeerd bij de reservepolitie te komen. Ook daar heeft hij bakzeil gehaald. Bij de Stadswacht lukte het ten slotte wel.”

Het bleef stil.

“Hij heeft een enorme tic met politie en leger,” vervolgde Swart. “Zijn huis staat vol met militaria. Hij loopt zelfs in zijn vrije tijd in zijn uniform van de Stadswacht. Hij heeft ook een wapenvergunning omdat hij lid is van een schietvereniging. Een paar maanden geleden heeft hij echter te horen gekregen dat hij is wegbezuinigd. Daar ging zijn identiteit…En uitgerekend op zijn laatste werkdag doet hij aangifte van achttien grafïïtiplekken waar vervolgens de ene na de andere aanslag plaatsvindt. Beetje al te opvallend, toch?”

Hij zweeg en keek om zich heen. De teamchef knikte.

“We hebben hier ook naar Eef Adelaar gekeken,” zei hij. “En met name waar de meldingen vandaan kwamen die hem op het spoor van de teksten hebben gezet. Ze zijn via internet door burgers verzonden, die zaten in zijn processen-verbaal. Daarop hebben we de ip-nummers nagetrokken van die berichten. Ze zijn allemaal afkomstig van internetcafé Fat Wack in de binnenstad. Dat staat bekend als het thuishonk voor jeugdige alternativo’s, en vooral graffitispuiters. Daarmee zijn we terug bij af. Bovendien…Eef Adelaar is een beer van een vent, nietwaar?”

Swart knikte.

“We hebben opnamen van de echte dader,” zei de teamchef. “Daar had ik eigenlijk mee willen beginnen. Van een verkeerscamera op de loopbrug geplukt. Geen haarscherpe beelden maar wel bruikbaar als houvast. Ze zijn vlak na het moment van de aanslag gemaakt.”

Hij drukte op een paar knoppen op het paneel voor hem. De vergaderzaal werd in duister gehuld en op een projectiescherm werd een hollende figuur zichtbaar.

“Bepaald geen klerenkast, hè?” zei de teamchef.

De verdachte liep op sportschoenen en had een donkere broek aan waarvan het kruis halverwege zijn dijbenen hing. Zijn gezicht ging verborgen achter een capuchon en de klep van een grote pet.

“Hij is niet duidelijk herkenbaar,” zei de teamchef. “Maar hij gaat gigantisch in de fout, kijk maar…”

Hij drukte op een knop. De verdachte rende verder en plotseling dwarrelde achter hem een donkere vlek op de grond. De beelden benamen Swart de adem. De teamchef zette de band weer stil. Hij hield een rapport met het NFI-logo omhoog.

“Hij verloor een zogeheten pulse bag. Een heupgordel voor hardlopers waarin ze een drinkfles meenemen. Deze jongen bewaarde er zijn spuitbus in. Er is al vastgesteld dat er minuscule bolletjes verf op de vezels van die gordel zitten. Met het blote oog niet zichtbaar maar bij het NFI halen ze die er zo uit. Kan hij alleen hebben opgelopen als hij in de buurt van een verfnevel is geweest. En het breaking news luidt: het is exact dezelfde verfsoort als op de tegels en van de teksten. Dit is dus onze man. Maar er is nog iets…”

Hij spoelde de beelden een paar seconden door totdat een zwarte vlek op de verlaten brug schoksgewijs voorbijhuppelde.

“Tien tegen één dat deze hond en de verdachte met elkaar te maken hebben,” zei hij triomfantelijk. “In dat geval zitten die rode bolletjes ook op zijn vacht. We gaan dus op jacht naar baasje én hond.”

§

Swart reed ‘s avonds zo snel mogelijk naar huis. Daar stormde hij naar de schuur en trok de barbecueset uit de schappen. Zijn laatste hoop vervloog toen hij de bussen met BBQ & Stove Paint schudde die hij had besteld om de barbecue op te knappen. Leeg…Weg ermee, alles moest weg, nu! Hij rende naar de zolderkamer en trok Nicks kleren uit de kast. De sweater lag onderin, hij rook eraan, snoof de chemische lucht op van tolueen, xyleen en wat ook. Hij propte hem in een vuilniszak. De broek en sokken viste hij uit de wasmand. De wanstaltig grote pet lag op Nicks bed. Zijn sportschoenen…Graaiend dook hij onder het bed. Toen hij overeind kwam, stond Nick in de deuropening. De hulpeloosheid op zijn gezicht was een bekentenis.

“Je staat op camerabeelden, godzijdank onherkenbaar,” zei hij plompverloren. “Maar alles wat je aanhad moeten we wegbrengen. En snel, want ze kunnen elk ogenblik komen. Waar zijn verdomme je schoenen?”

Hij schreeuwde, realiseerde hij zich, maar Nick kromp niet in elkaar. Hij wees naar zijn voeten.

§

Swart wist plekken in de bossen waar het niet opviel dat er was gegraven. Hij dwong zich rustig te rijden. Let op de snelheidslimieten. Niet opvallen nu. Nick zat naast hem, zwijgend. “Waarom?” vroeg hij toen hij voldoende was gekalmeerd.

Het joch draaide zich om en aaide de pup die op de achterbank zat.

“Wilde je dat ik vaker thuis was?” drong hij aan. “Thuis móest blijven? Wilde je dat?”

Het joch knikte.

“Er is verdomme iemand gewond geraakt,” zei hij.

Nick mompelde iets.

“Wat zei je?” vroeg hij bruusk.

“Ik mikte op het dak,” zei Nick. “Maar die man reed veel te hard.”

“Was je geduld op?” vroeg hij toen hij de auto had stilgezet.

“Ja, ik geloof van wel…”

Ze bleven stilstaan op het bospad.

“Geen slechte tekst trouwens,” zei hij na een tijdje. “Zelf bedacht?”

“Huiswerk Nederlands, we moesten spreekwoorden combineren.”

“Dat heb je toch niet ingeleverd?” vroeg hij geschrokken.

“Nee, echt niet.”

Nick keek hem aan en stak twee vingers omhoog.

“Ik zweer het.”

Nick was nog steeds tot op het bot geschrokken maar Swart zag ook een soort voldoening op zijn gezicht. Alsof Nick hem eindelijk voor zich alleen had, een vader die alles op het spel zette om hem bij zich te houden, die alles verloochende wat hij als politieman moest doen. Over die rauwe wonden moesten ze later maar eens verder praten.

Swart stapte uit en tilde de twee vuilniszakken uit de kofferbak.

“Pak jij de schop,” zei hij.

§

Hij groef diep, dieper dan nodig was om alleen de zakken te laten verdwijnen. Nick lichtte hem bij. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.

“Ga jij alvast naar de auto,” zei hij. “Ik maak het wel af.”

Hij keek Nick na. In het schijnsel van zijn zaklamp rende de pup mee. Hij woog het gewicht van zijn spade, gleed met zijn hand langs de rand van het schepblad en floot de hond terug.

§

In het koude maanlicht schepte hij de kuil snel dicht. Hij stampte de grond aan en liep langzaam naar de auto.

Iedereen moest offers brengen om uit deze rotzooi te ontsnappen. Ook Nick.

“Alleen de schop moeten we nog kwijt zien te raken,” zei hij terwijl hij instapte.

“Waarom?” vroeg Nick.

Hij startte de wagen.

“Daarom,” zei hij verstrooid.

Hij gaf gas en reed met gedoofde lichten naar de provinciale weg. Pas daar tastte Nick achter zich.

“Hé, waar is Biffi?” vroeg hij.

JAC. TOES schrijft spannende boeken sinds 1993. In 1998 won hij De Gouden Strop met Fotofinish. Een vierdelige tv-serie naar dit boek is in de maak. In andere jaren verwierf Toes driemaal een Gouden Stropnominatie. Samen met Arnold Jansen op de Haar schreef hij de voetbalthriller De twaalfde man. Ook met de Duitse auteur Thomas Hoeps vormde hij een duo; zij publiceerden totnogtoe twee titels, waaronder Het leugenarchief (De Geus).