Blonde schijn
Carla de Jong
“Zo werkt het niet,” zei Dylan. “Iets te veel CSI gekeken, inspecteur?”
Het kostte Birgitta moeite, maar ze speelde het klaar om niet te happen en de strijd aan te gaan. De slimmeriken van het Nederlands Forensisch Instituut hebben altijd gelijk, had Hendrik haar jaren geleden al op het hart gedrukt. En feitelijk was dat ook zo, maar soms snakte ze als tactisch rechercheur naar iets minder wetenschappelijk gelijk. Zoals nu. Ze wilde verdomme een doorbraak in haar onderzoek.
Na de moord op de wethouder Micha Meijerink waren alle ogen op hun korps gericht. Niet dat er veel aanwijzingen waren voor een politiek motief, maar een brute moord op een gerespecteerd politicus was voor het publiek nu eenmaal van een andere orde dan de dood van pak ‘em beet een zwerver in het Vondelpark. En ze hadden verdorie een dijk van een verdachte die op video was vastgelegd ten tijde van de moord, op de plaats delict.
Ze haalde diep adem. “Hoe werkt het dan wel?”
“De video die u laat zien van uw verdachte is tweedimensionaal en mensen zijn driedimensionaal.” Dylan sprak alsof ze een kleuter was.
Ze onderdrukte de neiging om ‘düh’ te zeggen. “En?”
“Je kunt de levende persoon niet met zekerheid vergelijken met de persoon op deze video. De resolutie is waardeloos en het beeld vergroten is volkomen zinloos.”
“Maar we hebben een positieve identificatie door zeker tien personen!” De woorden schoten eruit.
Dylan schudde zijn hoofd. “Dat zegt me weinig. Als zij deze persoon verwachten op die plek, dan is er vrijwel zeker sprake van confirmatiebias, het psychologische verwachtingseffect.”
Wat nou weer? Ergerlijk genoeg was zijn opmerking in de roos. De medewerkers van het gemeentehuis hadden zonder uitzondering hun collega Wella Corton, de weinig geliefde secretaresse van Micha Meijerink, herkend op de standaard-veiligheidsopname die de avond van de moord in de hal van het gemeentehuis was gemaakt. Meijerink werkte die avond laat door, juist omdat zijn secretaresse zich die dag had ziek gemeld.
Weila’s binnenkomst in het gemeentehuis was gefilmd rond de tijd dat de kogel Meijerinks schedel aan flarden boorde. Haar vertrek, een minuut of tien later, stond eveneens op de band.
Al was haar gezicht op de film nauwelijks te zien, haar lange blonde haren en de opvallende lichte jas vormden voldoende herkenning. En bovendien was ze de ideale verdachte: bloedmooi, gehaaid en gehaat. Er waren mensen voor minder veroordeeld.
“Dus volgens jou kunnen we deze opname niet gebruiken?”
Dylan was een leukerd, met zijn smalle schouders en het halflange haar dat sluik voor zijn bruine ogen hing. Erg jong ook.
“Zeker wel,” antwoordde hij. “We kunnen een reconstructie doen.”
Dat woord beviel haar. “Ik hang aan je lippen.”
“Bij een reconstructie maken we secuur vergelijkingsmateriaal. De verdachte wordt op dezelfde plek met dezelfde camera opnieuw gefilmd. We pakken een specifiek shot.” Dylan wees op een beeld waar de voeten van hun verdachte op een zwarte tegel stonden. Daarachter was een schilderij te zien. “We kunnen precies zeggen welke tegel dit is en het schilderij is ook een prachtig ijkpunt. Als we die beelden dan ook nog kunnen vergelijken met beelden van testpersonen, kunnen we een goede schatting maken van de kans dat de vrouw op het beeld inderdaad Wella Corton is.” Hij keek haar gretig aan. “Als u wilt ben ik er morgen.”
“Dat lijkt me heel goed, Dylan.” Ze dacht koortsachtig na. Wella Corton zat nog vast op verdenking van de moord op haar baas. Met een beetje goede wil kreeg ze de officier zover om het arrest met een dag te verlengen. Wella zou wel toestemming moeten verlenen voor de opnames en Birgitta moest als de donder vrijwilligers vinden voor het vergelijkend onderzoek. Bovendien zou ze het gemeentehuis de hele ochtend moeten laten sluiten. “Ik regel het,” zei ze vastberaden. “Kun je er vroeg zijn?”
“Zeven uur.”
Zeven uur: in godsnaam! “Half negen is goed genoeg. Ambtenaren, jeweetwel.” Wat natuurlijk een klotesmoes was omdat zij zelf zijn jeugdige energie niet kon bijbenen.
§
Ook hun verdachte met haar gladde huidje herinnerde Birgitta even later aan haar eigen leeftijd. Wella nam hautain plaats op een stoel in de verhoorkamer en streek met een gewoontegebaar haar lange blonde haar naar achteren. Ineens begreep Birgitta iets van de lelijke verhalen die gretige collega’s over deze jonge vrouw hadden verteld. Wella’s achteloze gewapper met haar blonde haar verraadde een levenslang besefvan haar schoonheid en de impact ervan. Onuitstaanbaar voor gewone stervelingen met imperfecte trekken en peentjes- of melkboerenhondenhaar. En voor vermoeide rechercheurs die de veertig naderden, dus. Ze dacht zo min mogelijk na over haar verjaardag volgende maand, maar toen een collega laatst zei dat ze er goed uitzag voor haar leeftijd, was dat een vette reminder geweest. En hij had het ook nog als compliment bedoeld.
“Uiteraard werk ik mee aan een video-opname.” Wella’s blauwe ogen keken Birgitta koud aan. “Ik ben onschuldig, wat mijn fijne en vooral zo loyale collega’s ook beweren. Ik was dinsdag ziek en heb mijn bed niet verlaten.”
Birgitta knikte kort. “Dat zal dan blijken.” Het was waar dat in de verhoren van de afgelopen dagen flink met modder was gesmeten naar de blonde schoonheid die tegenover haar zat.
“Waarom zou ik Micha vermoorden? Wat heb ik daarbij te winnen?” Wella duwde een gemanicuurde wijsvinger tegen haar wang.
“Dat weet ik nog niet, maar daar kom ik nog wel achter.” Het was vervelend voor de vrouw om nog een nacht in de cel door te moeten brengen, maar het gaf Birgitta een licht genoegen, wat goedbeschouwd weinig integer was, moest ze toegeven.
Toen ze om negen uur thuiskwam was ze doodop, maar haar hoofd weigerde tot rust te komen na twee lange onderzoeksdagen, met ook nog eens een hijgende Hendrik in haar nek. Vandaag had hij haar vier keer gebeld om de stand van zaken te horen. Vier keer! Bij zijn laatste telefoontje had ze gezegd: “Het komt goed, baas.”
Hendrik had gegromd. Hij hield er niet van om zo genoemd te worden, maar hij gedroeg zich ernaar.
Hangend op de bank goot ze schielijk twee glazen wijn naar binnen en zapte alle televisiekanalen langs zonder iets op te nemen van de voorbij schietende beelden. De vage gedachte dat ze toch ooit weer iets van een privéleven zou moeten opbouwen, duwde ze weg. De laatste poging daartoe was tamelijk onfortuinlijk afgelopen.
Toen ze eindelijk sliep droomde ze van Anton. Hij hield haar aan het lijntje zoals hij dat ook in het echt al tijden deed. “Ik kan je wel vergeven, Birgitta, maar ik kan het niet vergeten.” Ze werd katterig wakker. Een privéleven? Mwah, boeiend werk was beter.
Dylan had een serieuze taakopvatting en dat deed haar genoegen. Elke proefpersoon kreeg de blonde pruik op en hij zorgde dat de lichte jas van Wella precies zo gesloten werd als op de originele beelden: met de bovenste twee knoopjes los en de ceintuur op het vierde gaatje. De proefpersonen moesten op de juiste zwarte tegel staan, precies in de houding die de vermoedelijke dader aannam op het oorspronkelijke beeld. Zodra iemand afweek van de afgesproken pose, riep hij ‘cur’ en begon onvermoeibaar opnieuw. Alleen bij Wella was één takt voldoende, wat Birgitta een interessant gegeven vond.
“Wanneer heb je de beelden geanalyseerd?”
“Morgen.” Te zien aan de fanatieke gloed in Dylans ogen was hij van plan vannacht door te werken. Ze kneep in haar handjes met deze whizzkid, maar deed net alsof ze het heel normaal vond. “Komt goed uit. Ik ben morgen toch op het NFI voor de sectie op Meijerink.”
§
Het gebouw van het NFI was licht en modern ingericht. Na jaren van frequente bezoekjes kende Birgitta er de weg heel behoorlijk. Ze bracht de ochtend door met de Russische patholoog-anatoom Vygotsky, die nadat hij de schedel had gelicht en de vermoedelijke doodsoorzaak uitgebreid had vastgesteld, evengoed opgewekt alle organen uit Micha Meijerink schepte, bekeek en woog. Birgitta was allang opgehouden zich over deze gang van zaken te verwonderen. Twijfel moest nou eenmaal worden uitgebannen. Stel je voor dat Meijerink helemaal niet was overleden aan het schot door zijn hoofd, maar onverhoopt een natuurlijke dood was gestorven.
Dat bleek overigens niet het geval te zijn. Meijerink was alive and kicking geweest tot de kogel zich in zijn linkeroogkas had geboord om met vliegende vaart en met meeneming van een flink deel van zijn hersens het achterhoofd te verlaten. “Zo en nou een lekker hapje eten,” zei Vygotsky na die conclusie monter. “Zeg nou zelf, van werken krijg je trek.”
Ze had collega’s die zo’n opmerking niet konden waarderen, maar Birgitta grijnsde. “Ik sla even over, dank u. Ik heb een afspraak bij uw collega’s van Beeldonderzoek.”
§
Ze vond Dylan omringd door fotoprints van de diverse personen die ze in de hal van het gemeentehuis op beeld hadden gezet. Al was zijn woordkeus genuanceerd, Birgitta zag de hoop op een snelle ontknoping direct in rook opgaan.
“De kans dat de persoon op de video Wella Corton is, is heel klein.” Hij legde een reeks beelden naast elkaar: de originele opnames van de avond van de moord en de opnames van Wella gistermiddag. Birgitta zag het in één oogopslag: Wella’s hoofd nam bijna het hele zicht weg op het abstracte schilderij achter haar, terwijl de originele foto het volledige kunstwerk toonde. “De dader is een kop kleiner dan je verdachte. In de rechtszaal word je weggeblazen met dit materiaal. De verdediging maakt gehakt van je.”
“We zijn terug bij af, dus.”
“Bekijk het eens van de zonnige kant,” adviseerde Dylan. “Je sluit in elk geval niet de verkeerde op.”
Hij had gemakkelijk praten, voorlopig sloot ze helemaal niemand op. De dader had hen bijna op klassieke wijze misleid door zich voor te doen als een ander. Ze zuchtte.
Toch waren ze wel degelijk verder gekomen, bedacht ze zich toen. “De dader wilde Micha dood hebben en Wella de moord in haar schoenen schuiven. De sleutel bevindt zich in het gemeentehuis. Als we het motief vinden, hebben we de dader.” Haar eigen gedachtegang kikkerde haar een beetje op.
“En als je de dader hebt, doen we nog een reconstructie,” zei Dylan optimistisch. “Ehm, verder hoor ik liever geen details over het onderzoek.”
“Ja sorry, ik weet het.” Te veel informatie bracht zijn objectiviteit in gevaar. Daar waren die NFI-ers erg strak in.
§
“Wie heeft er een hekel aan u en aan Micha Meijerink?” Kort daarvoor had Birgitta Wella verteld dat ze vrijgelaten zou worden. Heel even had ze opluchting gezien in de blauwe ogen die nu weer koeltjes langs Birgitta heen gleden.
“Als u vraagt wie een hekel aan mij heeft, kan ik u een waslijst geven. Maar Micha was geliefd. Voor een politicus was hij ongewoon netjes, daarom werkte ik graag voor hem.”
“U bent het wel anders gewend?”
“Pff, u heeft ogen, toch? Met mijn uiterlijk word je voortdurend belaagd. Micha was een van de weinigen die zijn handen thuishield.”
“Best moeilijk om zo mooi te zijn.” Birgitta probeerde neutraal te klinken, maar slaagde daar blijkbaar niet in.
“Daar zult u niets van begrijpen,” antwoordde Wella venijnig en stond op. “Veel succes met uw onderzoek. Ik neem aan dat ik kan gaan.”
“Zeker.” Birgitta glimlachte. “Jammer genoeg kunnen we u geen bescherming bieden, maar als ik u was zou ik wat vaker over mijn schouder kijken. Er is duidelijk iemand die u niet erg ziet zitten.”
Nu kreeg Wella een kleur. “Daar wemelt het van,” snauwde ze.
Toen Wella even later het politiebureau verliet, zag Birgitta tot haar stiekeme vreugde vanuit het raam dat de vrouw schichtig om zich heen keek. En alweer vond Birgitta dit niet erg aardig van zichzelf. Nou ja, zo had iedereen wat. Wella was pijnlijk mooi en zijzelf tobde met een slecht karakter. Even later keek ze in het damestoilet toch wat spijtig naar haar spiegelbeeld. Antons consequente afwijzing begon aan haar te vreten en dat was ontoelaatbaar. Misschien werd het weer tijd voor een flirtje. Het celibaat was niet aan haar besteed. Al was ze niet bloedmooi, gemiddeld genomen kostte het haar weinig moeite een man te scoren. Het zou haar goed doen, bedacht ze, ze wachtte al te lang op mijnheer de grote liefde Anton.
§
Ze gaf het Team Grootschalig Onderzoek opdracht het gemeentehuis en elke medewerker erin door de stofkam te halen. Mensen waren maar wat graag loslippig over hun collega’s en als de massale zwartmakerij klopte, konden ze minstens het halve ambtenarenbestand achter slot en grendel stoppen of tenminste laten ontslaan. Elke aanwijzing werd grondig nagetrokken en leidde tot werkelijk niets. Tot ze de volgende dag een spoor kregen dat rook naar een mogelijk wraakmotief.
“Ik zou eens gaan praten met Ida Besemer,” zei een collega-wethouder van Meijerink schuchter. “De sollicitatie van Wella Corton…daar was iets mee. Tot vorig jaar werkte Ida voor Micha. Ze werd ineens vervangen door Wella en is het archief ingebonjourd. Ida is geen type dat vergeet.”
Toen de bleke archivaris met het verbeten mondje tegenover haar zat, roerde Birgitta’s recherche-instinct zich onmiddellijk. De vrouw had Wella de eerste dag geïdentificeerd vanaf de videobeelden zonder met een woord te reppen over haar geschiedenis met Wella en Micha. “Waarom hebt u de vorige keer niet verteld dat Wella uw baan heeft ingepikt?” vroeg Birgitta scherp.
De grijze muis werd rood. “Ik eh, het leek me niet relevant.” Ze had geen alibi voor de avond van de moord, maar ontkende elke betrokkenheid.
“Dan heeft u er vast geen bezwaar tegen om een videoreconstructie te doen.”
“Ik wil een advocaat,” antwoordde de vrouw prompt en Birgitta voelde aan haar water dat ze beet had.
Natuurlijk vertraagde Ida’s advocaat de zaak eindeloos maar ten slotte stemden hij en zijn cliënt toe in een videoreconstructie.
Dylan deed zijn klus nog een keer en toen Birgitta hem de volgende ochtend opzocht zag ze aan zijn grijns dat hij goed nieuws had. De beelden toonden zeer sterke overeenkomsten en de lengtemeting klopte als een bus. Dylans videoanalyse gaf ruimschoots aanleiding om Ida Besemer te vervolgen, die zo knullig was geweest om de lichte trenchcoat, een kopie van die van Wella, niet te vernietigen. Vermoedelijk had ze het niet over haar hart kunnen verkrijgen omdat de jas een formidabele bres in haar salaris had geslagen. De blonde pruik werd niet gevonden, maar een week later kregen ze het bewijs rond dat Ida een wapen had aangeschaft in België, van het type waarmee Micha Meijerink was vermoord. Het wapen zelfwas niet gevonden, toch hadden ze voldoende om de zaak over te dragen aan de officier van justitie.
Hendrik was opgelucht. Hij had zijn stropdas en het bovenste knoopje van zijn overhemd losgemaakt. “Goed gedaan, Birgitta.”
“Je kent me, ik laat me niet in de luren leggen.” Ze was hard toe aan een goede pers bij Hendrik.
“Met dank aan het NFI, begrijp ik?” vroeg hij droog.
“Je moet weten wie je inschakelt als het erop aankomt,” zei ze. “De juiste contacten, dat is ook recherchewerk, Hendrik.”
En daar had hij nou eindelijk eens niet van terug.
§
Jammer dat het lelijke eendje de dader was, mijmerde ze die avond bij een glas wijn. Ze had die Wella Corton met haar arrogante kop best willen opsluiten. Arme Micha toch wel, die de fatale keus had gemaakt om de grijze muis door een bloedmooie vrouw te vervangen.
En zij? Zaak opgelost en nog steeds geen privéleven. Een volgende moord kon nog wel even op zich laten wachten. De laatste leuke man die ze had ontmoet was Dylan en dat kon dus echt niet. De enige man die er voor haar toe deed zat een kilometer verderop in een klein huisje te mokken. Omdat hij, net als Ida, niet kon vergeten. Alsof het zinvol was om pijn te koesteren.
Het is genoeg geweest, Anton, besloot ze. Ik heb je tijd gegeven, vanavond ga je eraan. En daar had ze echt geen blonde pruik en wapen voor nodig.
CARLA DE JONG studeerde Nederlands en sociale wetenschappen. Zij werkt in Amsterdam als bestuursadviseur bij een psychiatrieconcern. Zij publiceerde In retraite, roman over een groepstherapie, en twee thrillers rond rechercheur Birgitta Reve. De eerste, Serpent, speelt zich af in een psychiatrische kliniek en werd genomineerd voor De Gouden Strop. De tweede heet Outcast (De Arbeiderspers).