FELIX THIJSSEN

Afrekening

l

Het meisje dat bovenop hem lag en haar borsten heen en weer schoof op zijn huid en zijn hals likte en gesmoorde geluidjes maakte had bepaald iets verontrustends. Telkens als hij kans zag om zijn hartstochten te beteugelen en dat rode, stierige waas uit zijn hoofd te schudden, werd hij door iets bevangen dat aan paniek grensde. Dit was niet een van die ontelbare scharreltjes, die naamloos uit zijn geheugen verdwenen. Dit was het Meisje. De dochter van de baas. En het was al veel te lang aan de gang om niet door de baas te zijn opgemerkt. Al zowat een maand.

Zijn verwachtingen zweefden, sinds die maand, tussen twee uitersten. Hij was net niet slim genoeg om te beseffen dat ze ook naar tijdstippen ingedeeld konden worden. Wanneer hij naar haar luxeflat onderweg was, haar aanraakte, zich onderdompelde in haar lijfelijke verrukkingen, zijn lust op maximum en zijn realiteitsgevoel te verwaarlozen, dan zag hij erkenning, zichzelf als kroonprins, de rechterhand van de baas. Maar in die beklemmende postcoïtale treurnis leek geld ophalen uit de gokautomaten op het platteland nog het beste dat de baas voor hem in het verschiet had. Haar handen gleden langs zijn flanken omlaag en wekten hem op. Ze was onverzadigbaar.

De telefoon rinkelde. Pas bij de derde bel verdween een van haar handen van zijn lichaam en hij voelde hoe ze speels het verende snoer van de telefoon over zijn gezicht trok. Hij hield zijn ogen gesloten, zelfs toen ze zijn naam noemde. Haar stem klonk als die van een kind dat haar speelgoed dreigt kwijt te raken. 'Ja, wat is er nou? Buzzy?' Een paar seconden klonk het blikkerige geluid van een mannenstem door de telefoon. 'Waarom moet je me altijd in de gaten laten houden?' vroeg het meisje verongelijkt. En toen, onwillig: 'Nou ja, goed dan. Hij is hier.'

De paniek gonsde in zijn brein en zijn vingers trilden toen ze de hoorn omsloten, maar zijn stem leek een eigen, mechanisch leven te leiden toen hij zei: 'Ja, chef. Sorry.' Hij luisterde naar dc stem van de baas, terwijl het meisje zijn oor kietelde. Hij lachte schutterig, terwijl hij koortsachtig probeerde de stemming van de baas te peilen uit het weinige dat hij zei. 'Ja, natuurlijk,' zei Buzzy. 'Zaken gaan voor het meisje. Ik ben al onderweg.' Het meisje fronste haar wenkbrauwen.

2

Het vogeltje zat op de duim van de chef en pikte naar graankorreltjes die op de levenslijnen van de vlezige hand lagen. Het was zo mak als een tam vogeltje. De chef keek er met vertedering naar. Achter hem stond Kurt tussen de diaprojector en een hometrainer, enigszins verongelijkt omdat de chef meer belangstelling had voor zijn vogeltje dan voor het verfijnde precisiewerk dat Kurt. hem leverde. Kurt sloeg behoorlijk hard op het zadel van de hometrainer. 'Hier zit de bom,' zei hij. 'Waterdicht.'

'Wees maar voorzichtig,' zei de baas. 'Het blijft tenslotte een bom.' Maar hij keek niet naar Kurt.

Kurt zette zich op de hometraineren begon te trappen.

'Niks aan de hand, chef. Zo veilig als wat. Ik heb nog nooit een bom gemaakt die mij besodemietert.' Hij viste naar een compliment en wist dat hij het niet zou krijgen. Wat de baas had bereikt was niet totstandgekomen door het geven van complimenten.

Het luidsprekertje op het bureau gonsde. Kurt liet de hometrainer met rust en drukte een knop in.

'Buzzy is er,' zei iemand.

Kurt keek naar de baas. Toen die niet reageerde boog Kurt zich naar het toestel en zei: 'Oké. Laat hem binnen.'

De baas glimlachte tegen zijn vogeltje. Hij zette het terug in zijn kooi en keek met dezelfde glimlach naar Buzzy, die onzeker in de deuropening stond. Hij liep naar Buzzy toe, nog steeds glimlachend en stak een vinger uit. Buzzy deinsde onwillekeurig achteruit.

'Lippenstift,' zei de baas. Zijn glimlach veranderde in gegrinnik. 'Kijk eens naar deze knaap. De kroonprins.' Er lag een gevaarlijke ondertoon in zijn jovialiteit, maar die ontging Buzzy. De zware hand van de baas werd op Buzzy's schouder gelegd en troonde hem mee naar de fauteuils tegenover de projectiewand.

'Kom eens bij me zitten, jongen,' zei de baas.

Buzzy ging zitten. Zijn knieën trilden niet meer. De baas stond naast hem, terwijl Buzzy zo onopvallend mogelijk een zakdoek tevoorschijn haalde om zijn wang schoon te wegen. Iemand klopte haastig op de deur en kwam zonder op toestemming te wachten het heiligdom binnen. Het was Harry, een van de handlangers .

'Chef,' zei hij, bijna struikelend over zijn woorden. 'Barn en Gorsting hebben moeilijkheden in de haven en ze zeggen dat het spul gevaar loopt...'

Hij zweeg plotseling toen hij het gezicht van de baas zag.

'Niemand komt hier ongevraagd binnen, Harry,' zei de baas, onheilspellend kalm.

"Ja, maar chef, het gaat om een partij van...'

'Lazer op.'

'Ja, chef.' Harry maakte zich ijlings uit de voeten. De joviale glimlach keerde terug op het gezicht van de baas, die zich in de fauteuil naast die van Buzzy liet zakken en zijn hand op Buzzy's knie legde.

'Laat maar zien, Kurt.'

Terwijl Kurt de projector inschakelde en het licht doofde dacht Buzzy gedurende een krankzinnig ogenblik dat hij compromitterende plaatjes van hem met het meisje te zien zou krijgen, maar toen hij zijn adem weer hervonden had en zijn hersens weer normaal werkten zag hij dat hij naar een man in politie-uniform keek, die tussen twee knappe vrouwen in op een caféterras zat en zich daar uitmuntend op zijn gemak leek te voelen. Een tweede dia toonde dezelfde man, nu in zwembroek, aan de rand van een zwembad. Het was een gespierde, kerngezonde man met brede kaken en een helderblauwe, spottende oogopslag.

'Verrek,' zei Buzzy. 'Da's Viotto.'

'Viotto, ja,' zei de baas. Er lag geen speciale betekenis in de klank van zijn stem. Kurt draaide de rest van de plaatjes door de projector. Viotto in allerlei situaties, in uniform, in sporttenue, trainend met krachttoestellen. De bedoeling begon traag tot Buzzy door te dringen en een vreemde extase dreef zijn hersens binnen.

'Jezus,' zei hij verwonderd. 'Viotto.'

'Toch niet bang of zo?'

'Bang? Nee, ik dacht alleen...' Hij maakte zijn zin niet af. Het gevoel van extase werd sterker. Niet alleen om de opdracht zelf, maar vooral om wat het betekende, dat juist hij hem kreeg. Hij keek opzij naar de baas, dankbaar als een jonge hond. Hij dacht aan het meisje. Het was allemaal in orde.

'Dol op krachtsport,' zei de baas met een knikje naar de projectiewand, waar Viotto nu in de weer was met een expander. 'Een en al conditie. Hij heeft een hometrainer besteld. Moet vanmiddag om drie uur in zijn hotel worden afgeleverd. Simpel.'

'Wij bezorgen hem die hometrainer,' zei Kurt in het donker. 'En dat wordt Viotto's laatste rit.'Hij grinnikte om zijn eigen geestigheid. De baas sloeg er geen acht op.

'Een topklus, mijn jongen. Voor jou,' zei hij en klopte op Buzzy's knie. 'De knaap bezorgde ons veel last. Kurt maakt er een mooi pakje van. Jij zorgt dat het voor drie uur op Viotto's kamer is. Spring er een beetje voorzichtig mee om.'

'Dat hoeft u mij niet te vertellen,' zei Buzzy.

'Zorg dat je in dat hotel blijft hangen tot je de plof hoort. Dan bel je mij op.'

Buzzy knikte naar het scherm, waar Viotto hem vijfmaal vergroot aanstaarde, de blauwe ogen hooghartig en spottend.

3

De stijlvolle hotelhal leek op de toegang tot een zwembad tijdens een hittegolf. Toeristen stroomden af en aan. Een oude dame stond zich te beklagen aan de balie. Een basketbalteam, nog in wedstrijdkleding, bezweet en de armen vol bloemen, worstelde zich opgetogen naar binnen, op weg naar de suite van een manager. Buzzy probeerde het onhandige pak te beschermen dat hij in zijn beide armen droeg en dat door armen en benen en ellebogen werd belaagd. Hij struikelde half over een koffer en viel bijna tegen de mopperende dame aan. De gerant keek verstoord naar hem en naar het pak. Buzzy zette het voorzichtig naast de balie.

'Voor kamer vierhonderd vier,' zei hij. 'Er is haast bij.'

De gerant haalde zijn neus weer op. 'Komt in orde,' zei hij.

Buzzy knikte. Hij liep bij de balie vandaan en bleef bij het mededelingenbord staan, vanwaar hij de balie in het oog kon houden. Tien seconden later drong het tot hem door dat dit geen geschikte observatiepost was. Te opvallend, als hij hier nog een uur moest blijven rondhangen. Hij dacht aan het tijdmechanisme, of wat het ook was dat de ontsteking activeerde. Hij hoopte dat er niets verschoven of beschadigd was. Het was natuurlijk geen tijdmechanisme. Het was iets dat in werking trad, wanneer de hometrainer gebruikt werd. Dat moest het wel zijn. Kurt had waarschijnlijk de kilometerteller gebruikt. Bij een bepaalde snelheid ontplofte de bom. Een krachtexplosie.

Buzzy grinnikte in zichzelf, ondanks zijn zenuwen. Hij moest deze klus niet verknoeien. Hij keek door een glazen wand naar de kapsalon, die bij het hotel hoorde. Vanuit de meest rechtse stoel had hij een prima overzicht op de balie en de hal. Hij stapte snel door de opening in de glazen wand en liet zich in de stoel zakken.

'Knippen en scheren,' zei hij.

4

De chasseur kwam met twee koffers uit de lift en bracht ze naar de hoofdingang waar hij ze neerzette. De hotelhal was nu iets rustiger. De chasseur probeerde de indruk van drukke bezigheden te rekken tot de eigenaars van de koffers, een Amerikaans echtpaar, aan de balie afgerekend hadden en misschien zijn hulp zouden verlangen bij het inladen in de taxi. Een echtpaar van dit type betekende een behoorlijke fooi. Maar hij had de pech dat zijn ogen die van de gerant ontmoetten en hij kon niet voorwenden niets gezien te hebben. Hij moest, voor de zoveelste keer, kiezen tussen een fooi en zijn baantje. Het baantje won. Hij haastte zich naar de balie, waarbij het hem lukte zo te manoeuvreren dat de Amerikaan bijna over hem struikelde. Het was niet meer dan hoffelijk om aan zijn pet te tikken en te zeggen: 'Your luggage is at the entrance, sir.' De Amerikaan knikte en diepte op het laatste momenteen geldstuk uit zijn vestzak. De chasseur stak het snel weg. De gerant trommelde met zijn vingers op de balie. Toen knikte hij naar het grote pak.

'Naar kamer driehonderdrie. Meteen.'

'Okidoki,' zei de chasseur en greep naar het pak. Hij sjouwde het de lift in en drukte op de knop voor de derde verdieping. De lift stopte op de eerste verdieping. Betty, een van de kamermeisjes, stapte de kooi in met een stapel kussenslopen op de arm. Ze drukte op de knop voor de vierde verdieping, terwijl de chasseur haar verlekkerd gadesloeg. Betty was misschien niet de mooiste van de zes kamermeisjes, maar ze was het rijkst gezegend met vormgeving. Ze keek schaapachtig naar het in bruin pakpapier gehulde geval. 'Wat zit daar in?'

'De paashaas,' zei de chasseur, een tikkeltje hees. 'Hou es vast.'

'Waarom?' vroeg Betty onnozel, maar in een automatische reflex stak ze haar vrije hand uiten hield het pakvast.

'Dan heb ik mijn handjes vrij, lekker dier,' zei de chasseur overmoedig en zette de lift stil. Zijn bedoeling drong niet dadelijk tot Betty door en ze liet zich bijna overrompelen door dc gretige handen die in haar borsten kneedden, aan de knopen van haar zwarte bloes frunnikten en langs haar dij krabden om haar rok omhoog te krijgen. De chasseur probeerde zijn mond op de hare te krijgen, maar toen stiet ze hem van zich af en liet ook het pak los, dat met een klap tegen de liftwand sloeg. 'Laat me los, viezerik.'

'Straks, schat,' hijgde de chasseur. 'Eerst even...' Hij greep haar weer beet en ze worstelden zwijgend, tot ze samen over het pak heen vielen, dat een vreemde, metalen zucht slaakte. Het kamermeisje was het eerst overeind, rood van opwinding en woede. Ze schikte haar kleren en drukte op de knop, die de lift weer in beweging zette. De chasseur sprong overeind en staarde naar het gehavende pak, en toen naar het meisje. 'Ik weet best wat jij in liften uitspookt,' zei hij vals.

Betty raapte de kussenslopen op en vouwde ze over haar arm. Ze wierp haar hoofd in de nek en verwaardigde de chasseur geen enkele blik. Toen de lift stilhield en de deur openschoof nam de chasseur het verfomfaaide pak en probeerde de winkelhaken in het papier recht te strijken terwijl hij met samengeknepen lippen uit de lift sloop. Hij rechtte zijn rug toen hij Joop, een collega, op de gang zag staan. Joop knipoogde naar hem en stapte de lift in, klakte met zijn tong naar Betty, die tegen de achterwand leunde. De liftdeur schoof dicht en de chasseur ging quasi-onverschillig op weg naar kamer driehonderddrie. Maar voordat hij vier stappen had gedaan keerde hij terug en keek naar de liftlichtjes boven de deur. Hij zag dat het lampje was blijven steken tussen de derde en vierde verdieping en hij beet op zijn lippen in machteloze woede. Hij keek naar het pak en zag verchroomde stangen achter het gescheurde papier. Hij draaide het zo dat de grootste scheur door zijn lichaam verborgen werd en liep naar driehonderd drie.

Hij klopte en een blonde vrouw opende de deur.

'Een pakje voor u,' zei hij, meesmuilend om het verkleinwoord. 'Ah, mijn smyrnawol,' hoorde hij een andere stem zeggen. De chasseur keek bedenkelijk naar het pak. De blonde vrouw stapte opzij en hij bracht het pak de kamer in. Een dame in een rolstoel keek op van haar boek toen hij het pak haastig met de beschadigde kant tegen de rolstoel aanzette, tegen zijn pet tikte en ijlings verdween.

De invalide dame keek naar het pak. 'Wat een onbeschaamde vlegel,' mompelde ze. 'Het interesseert hem niets of iets goed of verkeerd bezorgd wordt en hij verdwijnt als een haas. Alleen maar omdat hij weet dat wij uit principe geen fooien geven. Omdat wij hem vernedering proberen te besparen.'

'Het lijkt alsof passend gedrag alleen met geld gekocht kan worden,' zei de blonde gezelschapsdame. 'Zal ik het terugbrengen of een andere loopjongen bellen?'

De invalide dame keek op haar horloge. 'Je moet over een kwartier naar de bibliotheek,' zei ze. 'Neem het dan maar mee. Er zal wel geen haast bij zijn.'

5

De blonde gezelschapsdame liep met het onhandelbare pak over de gang naar de lift en drukte op de knop. Ze wachtte enkele seconden en keek toen omhoog naar de rij lichtjes boven de liftdeur. Tot haar ergernis zag ze dat de lift stil hing tussen de derde en de vierde verdieping. Ze wachtte nog heel even en besloot toen de trap te nemen. Van een bovenverdieping kwam gejoel en tumult en toen ze halverwege de tweede verdieping was stormde een menigte onbetamelijk geklede sportlieden over de volle breedte van de trap omlaag, een onaangename zweetlucht verspreidend. Ze klampte zich vast aan de leuning en liet de tornado passeren, waarbij ze niet kon voorkomen dat ze werd geduwd en gestoten en dat het pak tegen de zijwand werd gedrukt zodat het bruine papier kraakte. Ze rukte nijdig de bloem weg die een van de brutaalsten in het voorbijgaan in haar haar gestoken had en wierp hem achter de verdwijnende groep aan. Een trap lager werd haar weg geblokkeerd door een donkere man, die een pak droeg dat tweemaal de afmetingen had van het hare. De pakken botsten tegen elkaar, de man mompelde een verontschuldiging en trok zijn pak, dat op een of andere manier in het hare bleef steken, met een ruk los zodat een forse hap van het papier werd afgescheurd. Hijgend van verontwaardiging bereikte de gezelschapsdame uiteindelijk de hal en zei op luide toon: 'Gerant, dit hotel lijkt wel een gekkenhuis.' Haar ogen fonkelden boos. De gerant keek bedaard op.

'Mevrouw?'

'De trappen zijn een circus en de lift zit ergens vast. Iemand heeft ons dit onzinnige pak gebracht. Mijn werkgeefster verwacht een zending smyrnawol. In dit pak kan wat mij betreft een sportvliegtuig zitten, maar beslist géén smyrnawol.'

'Het spijt me, mevrouw,' zei de gerant. 'Het moet een vergissing zijn.'

6

Buzzy had zich laten scheren, zijn haar laten knippen en wassen en friseren, de ene onnozele behandeling na de andere om zijn observatiepost te kunnen blijven bezetten in afwachting van de explosie, die een einde aan het bestaan van Viotto moest maken. Nu en dan keek hij op de klok, waarvan de wijzers zich tergend langzaam in de richting van het derde middaguur bewogen. Zijn hart stond ongeveer stil van schrik toen hij om tien minuten voor drie een blonde vrouw met zijn pakket onhandig in haar armen geklemd van de trap naar de balie zag komen. Een ogenblik bleef hij als verlamd zitten, terwijl de kapper een hete luchtstroom uil een föhn door zijn haar liet spelen. Toen uitte Buzzy een gesmoorde vloek, rukte de kapmantel los en duwde de kapper opzij. Zonder acht te slaan op diens protesten holde hij de kapsalon uit en stak de hal over. De gerant keek over de schouder van de blonde vrouw en merkte hem op.

'Ah,' zei hij. 'Die meneer moet het weten. Die heeft het afgeleverd.'

Buzzy hield stil voor de balie. Hij was zo zenuwachtig dat hij zijn knieën een ogenblik tegen elkaar moest drukken om het trillen tegen te gaan. 'Dat pak,' zei hij schor, 'dat pak moest direct bezorgd worden.'

De blonde vrouw keek opzij. Ze had haar kalmte herwonnen en in haar blik lag verachting. 'Het is bezorgd, jongeman. Alleen op het verkeerde adres. Wat zit erin?'

'Een hometrainer,' stamelde Buzzy. 'Het moet...' Hij keek naar de klok achter de balie.

'Een hometrainer?' hoorde hij de blonde vrouw zeggen, als uit een geluiddempende mist. 'Een hometrainer voor een invalide dame in een rolstoel? Een hoogst misplaatste grap, jongeman.'

Buzzy schudde zijn hoofd. Zijn omgeving leek weer haar normale contouren aan te nemen. 'Wat voor kamernummer heeft u dan?' vroeg hij.

'Driehonderddrie. En laat ik u wel zeggen...'

'Driehonderddrie,' zei Buzzy. 'Het moet op vierhonderdvier zijn.'

Hij keek naar de gerant, die onverschillig terugstaarde. De blonde dame maakte een schamper geluid en scheen te vertrekken. Het pak stond tegen de balie geleund, het zag er gehavend uit, het papier was op een paar plaatsen gescheurd en chroomstangen glansden in het inwendige. 'Ik meen dal u driehonderd drie hebt gezegd,' zei de gerant op een toon die geen spoor van verontschuldiging inhield.

'Vierhonderdvier,' zei Buzzy, enigszins verdoofd. 'Het moet voor drie uur bezorgd zijn.'

'Mogelijk schuilt daar de vergissing,' zei de gerant. Hij keek op de klok en speurde rond naar een chasseur. Nergens in de hal was er een te bekennen.

' Jezus,' zei Buzzy. 'Het li jkt hier wel... Ik bezorg het zelf wel.' Hij griste het pak weg en stoof door de hal. De liftdeur gleed open en Buzzy werd bijna ondersteboven gelopen door vier of vijf basketballers, die uit de lift stulpten met in hun midden een blozend kamermeisje met de armen vol linnengoed en in verfomfaaide kledij. Buzzy klemde het pak woest tegen zich aan en sprong in de lift. Hij drukte op een knop en de liftdeuren sloten zich vlak voor de neus van twee dames met weekendtassen. De lift kroop tergend langzaam omhoog. Toen hij eindelijk stopte was het vijf minuten voor drie. Buzzy holde de verlaten gang door. Hij klopte op de deur van kamer 404 en wachtte, de korte zinnen repeterend voor zijn rol van employé van een sportwinkel, die een bestelling kwam bezorgen. Hij twijfelde er geen seconde aan dat de onderschepping van de echte bestelling volmaakt georganiseerd was geweest. Mensen die voor de baas werkten maakten geen fouten. Viotto zou geen argwaan koesteren.

Hij keek naar het pak. Het zag er bedenkelijk gehavend uit. Hij klopte nogmaals, maar er kwam geen reactie. Het was drie minuten voor drie.

Buzzy probeerde de deurkruk. De deur zat niet op slot. Hij keek om zich heen in de gang en stapte voorzichtig kamer 404 binnen. Er was niemand. Hij sloot de deur achter zich. Het was een luxueuze kamer met aangrenzende badkamer, maar volstrekt onpersoonlijk. Hij zag niets dat aan Viotto deed denken. Geen rondslingerende kleding, geen pyjama, zelfs geen sigarenas in de asbak op de lage ronde tafel. Het bed was keurig opgemaakt.

Verdomme, dacht Buzzy.

Hij liep door de kamer, zette het pak tegen het voeteneinde van het bed en reikte naar de telefoon op het tafeltje.

De gerant stond naast het schakelbord toen het lampje van kamer 404 oplichtte. Hij nam de hoorn op en luisterde. 'Ik draai het direct, meneer.' Hij schakelde 404 in de wachtstand en tikte snel een nummer op het toetsenvierkant. Aan de andere kant werd opgenomen en de gerant zei: 'Ik heb hem aan de lijn. Zal ik hem doorverbinden?' Hij wachtte een ogenblik, en bracht toen de verbinding met 404 tot stand. 'Spreekt u maar, meneer,' zei de gerant en legde de hoorn neer. Hij glimlachte in zichzelf.

7

'Hier komt-ie, chef,' zei Kurt. Hij zat achter het grote bureau in de stoel van de baas en drukte een knop in, waardoor het telefoongesprek op de luidsprekers werd gezet. Een gevoelige microfoon zorgde ervoor dat men overal in het vertrek aan het gesprek kon deelnemen. De baas en zijn dochter zaten tegenover elkaar in twee fauteuils. De baas hield de slanke voet van zijn dochter op zijn knieën en vijlde aandachtig haar teennagels.

'Chef, dit is Buzzy,' zei Buzzy door de luidsprekers. 'Er is hier geen mens. Wat moet ik doen?'

De baas keek op. Zijn ogen ontmoetten de geraffineerd-onschuldige kijkers van zijn dochter. Het meisje glimlachte liefdevol naar hem. Ze was binnenkort jarig. Hij besloot haar een Bugatti te geven. Ze was zijn oogappel.

'Waar ben jij in godsnaam?' vroeg hij, zonder zijn stem te verheffen.

'In die kamer, chef. D'r is hier geen mens.' Buzzy sprak gejaagd.

'Wat doe jij op de kamer van Viotto?'

'Er is hier niemand, chef,' zei Buzzy, de vraag negerend, hetgeen alleen maar kon betekenen dat hij stijf stond van de zenuwen.

'Wat moet ik doen? Met dat ding?'

De baas knikte naar Kurt. Kurt nam een slokje uit het glas dat op het bureau stond en zei: 'Je moet dat ding uitschakelen en maken dat je weg komt.'

'Hoe moet dat?' zei Buzzy gekweld in de luidsprekers. 'Ik heb geen verstand van die dingen. Waar zit de ontsteking?'

'Haal eerst dat pakpapier er maar af', jongen,' zei Kurt bedaard.

Hij keek naar de klok aan de wand tegenover hem. De secondewijzer bewoog zich met korte schokjes in het rond. De baas blies over zijn vijl en begon aan de grote teen, die warm en zacht in zijn hand lag. In de luidsprekers klonk het scheuren van pakpapier, dat in grote haast werd weggerukt. Kurt nam een dure sigaar uit het kistje van de baas en beet er de punt af.

'Heb je het papier er al af, Buz?' vroeg hij ontspannen.

Het geluid van scheurend papier, gehijg en gerammel van metaal klonk door de luidsprekers. 'Het is eraf',' hoorden ze Buzzy zeggen. 'Waar zit die ontsteking nou? Kurt, schiet een beetje op, verdomme.'

'Geen paniek, Buzzy,' zei de baas, zonder op te zien van de slanke voet op zijn knieen. 'Je hebt nog zeeën van tijd.'

Kurt begon zachtjes te grinniken. Hij keek naar de secondewijzer op de wandklok en hield zijn beide handen op met tien omhooggestoken vingers.

'Waar zit die ontstekeing, Kurt?' zei Buzzy.

'Daar kun je niet bijkomen, Buz. Maar je kunt het hele ding uitschakelen. Ga erop zitten.' Hij vouwde een vinger weg, en een seconde later nog een. De baas keek op en zag de vingers een voor een wegvallen.

'Erop?' zei Buzzy. En na nog een vinger: 'Ik zit erop.'

'Oké,' zei Kurt rustig. 'Mooi zo. Nou terugtrappen.'

Buzzy zat op de hometrainer, tussen de flarden pakpapier, vlak naast het tafeltje met de telefoon. Hij klemde met zijn linkerhand de hoorn tegen zijn oor en hield met zijn rechterhand het stuur vast. Hij durfde zich praktisch niet te verroeren. Zweet liep langs zijn gezicht omlaag en drukte op de stof van zijn broek.

'Terugtrappen? Maar dat kan niet op een hometrainer,' zei hij in de telefoon.

'Op deze wel, jongen. Terugtrappen, zei ik.'

'Oké,' zei Buzzy, met verwrongen stem. 'Ik trap terug.' Hij duwde het pedaal naar achteren maar kon er geen beweging in krijgen. Hij verstarde toen hij ver in de telefoon zacht gegiechel hoorde, alsof iemand het meisje kietelde. De telefoon glibberde van het zweet en hij liet de hoorn uit zijn natte vingers glijden en het ding kronkelde als een vis aan zijn draad langs zijn benen en kletterde op de vloer. Buzzy probeerde van de hometrainer te springen toen de hele opzet met de baas, de gerant, Kurt en zelfs het Meisje in een verbijsterende flits van helderheid door zijn hersens golfde maar het ding leek aan zijn lijf gekleefd te zitten. Hij schreeuwde geluidloos toen de explosie zijn onderlijf uiteenscheurde en een vlammende vuist zich verticaal door zijn lichaam omhoogboorde en in zijn hoofd ontplofte.

De neusvleugels van het meisje bewogen toen de explosie door de luidsprekers klonk. Kurt schakelde de installatie uit en het enige wat ze nu nog hoorden was het geluid van auto's in de straat beneden. De baas blies het vijlsel van de grote teen en keek naar Kurt.

'Vergeet niet dat we straks een bloemetje sturen,' zei hij.

'Naar wie?' vroeg het meisje.

'Naar Viotto natuurlijk, mijn oogappel.'