INA BOUMAN
Hollandse nieuwe
Ik bega een moord voor een nieuwe haring, had Mona-Liza met grote stelligheid gezegd toen ze de voordeur uitging. Er waren verschillende getuigen die dat konden bevestigen: haar huisgenoten Freek en Pien, de buurvrouw Greet Raster van ernaast, de benedenbuurman: de heer Van Iepen, en de postbode.
'Verliet ze het pand in overspannen toestand?'
Ze hadden niet de indruk.
'Leek ze boos of opgewonden?'
'Nee, wel begerig.'
'Heeft een van u wel eens eerder iets dergelijks uit haar mond gehoord?'
'Wat bedoelt u?'
'Over moord?'
'Nee, wel over haring. Ze was gek op haring.'
'Ze ging er bijna iedere dag een halen.'
'Ja. Gisteravond had ze het er al over...'
'Misschien is ze wel zwanger.'
'Dan moet ze al jaren zwanger zijn.'
Maar Mona-Liza was niet zwanger; wel dood, toen ze aan het eind van de middag gevonden werd onder de struiken in het stadspark. Er snuffelde een hond aan haar mond.
'Wat ruikt hij toch?'
'Haring,' zei de inspecteur.
'Onder welke omstandigheden pleegt een vrouw een moord voor een nieuwe haring?' vroeg de inspecteur aan zijn vriendin, die juist met haar sleutel zijn flat was binnengekomen.
'Als ze een kater heeft,' antwoordde Andrea zonder aarzeling. 'Ik heb trouwens razende honger. Wat eten we?'
'Iets heel lekkers. Het staat in de oven.' Hij schonk een glas whisky in en overhandigde het haar.
Ze nam een slok en bekeek haar minnaar met genegenheid. De inspecteur zag er goed uit, hij was aardig, attent en consciëntieus wat zijn werk betreft en hij kon nog goed koken ook; wat wilde ze nog meer? Ze zuchtte. Het was een drukke dag geweest op de Gemeentesecretarie.
'Wat was er met de haring?'
De inspecteur vertelde.
Die morgen, ongeveer tien voor elf, had Mona-Liza Meinema, tijdens het luidkeels uitspreken van de woorden: ik bega een moord voor een nieuwe haring, het pand verlaten waar ze sinds een paar jaar met twee andere jongelui woonde.
Volgens de verklaring van die twee, Pien en Freek, was ze tegen halfelf in de gemeenschappelijke eetkeuken verschenen, had zich een kop thee ingeschonken en was daarmee teruggegaan naar haar eigen kamer. Ze hadden niets bijzonders aan haar gemerkt. Ze zag er wat moe uit, maar ze was heel opgewekt vertrokken. De postbode, die haar op de stoep tegen het lijf liep, verklaarde dat ze een brief in haar hand hield.
'Ze ging dus die brief posten en vervolgens naar de haringboer om haar lust te bevredigen,' veronderstelde Andrea.
'Dat zou je verwachten, ja.'
'Wat gebeurde er dan?'
'Er is inderdaad een haringstal daar in de buurt, vlakbij het postkantoor. Het blijkt dat Mona-Liza een goede klant was. Er staat altijd dezelfde man in die tent. Vanmorgen was hij er ook. Hij kent Mona-Liza, maakt vaak een praatje met haar, laat haar soms proeven van zijn zelf gefrituurde vis.'
'En?'
'Hij zweert bij alles wal hem lief is dat hij haar vanmorgen niet aan zijn kar heeft gehad.'
'Dan heeft ze dus afgezien van de haring. Of ze is naar de viswinkel gegaan.'
'Het is minstens een halfuur lopen naar de viswinkel. Ik heb er iemand van mijn mensen heengestuurd. Niemand herkende Mona-Liza van de foto, maar het was erg druk geweest in de winkel, dus absolute zekerheid hebben we niet. Maar waarom zou ze die moeite doen als haar eigen haringstal veel dichterbij is? Hooguit tien minuten lopen?'
'Ze heeft dus geen haring gegeten en nu ben je bang dat ze met moordplannen rondloopt.'
De inspecteur schudde zijn hoofd. 'Nee, ze loopt helemaal niet meer rond. Ze is dood... Maar ze heeft wel een haring gegeten.'
'Dat is vreemd.' Andrea zweeg even. 'Wat was de doodsoorzaak?'
'Op het bureau dachten ze eerst dat ze zich verslikt had, of dat ze door die vis een voedselvergiftiging had opgelopen en toen onder een struik was gaan liggen om daar haar laatste adem uit te blazen.'
'Onzin natuurlijk.'
'Ja, daarom hebben ze mij erbij gehaald.'
'Is zelfmoord uitgesloten?'
'Waarom zou ze in die struiken gaan liggen?'
'Dat is waar. En tenslotte heeft ze niet gezegd: ik pleeg zélfmoord voor een haring.'
Na drie jaar een relatie te hebben met een inspecteur van de afdeling moordzaken had Andrea het afgeleerd zich al te betrokken te voelen bij de slachtoffers. Ze verbaasde zich telkens weer over de koelheid waarmee ze in staat was afstand te nemen van de vaak gruwelijke misdaden waarmee haar vriend in aanraking kwam.
'Je hebt gelijk.' De inspecteur schonk nog eens bij. Maar ik weet niet hoeveel waarde we moeten hechten aan haar woorden.'
'Dat begrijp ik niet. Moet je niet altijd waarde hechten aan woorden?'
'Ik ben aangewezen op feiten en daden.' Hij keek op zijn horloge. 'In de loop van de avond verwacht ik het rapport van de patholoog-anatoom.'
'Wat deed dat meisje?'
'Ze studeerde geschiedenis.'
'Waarom wilde je dat we de politie niets vertelden over de ruzie van gisteravond?' vroeg Pien terwijl ze tegen haar zin een boterham kauwde. Ze zat met Freek in de keuken, ze hadden niet gekookt maar probeerden toch allebei wat naar binnen te werken.
'Omdat het ze niks aangaat. Straks denken ze nog dat wij het gedaan hebben.'
'Nou, ik in ieder geval niet. Jij?'
'Je moet er geen grapjes over maken. Dan trek je het naar je toe. Kijk maar wat er met Mona-Liza is gebeurd.'
'Ze is... ze was anders dan jij.'
'En dan jij.'
Pien stond op en schonk een glas wijn in.
Freek pakte zijn sjag en een plankje met een stukje hasj en begon een joint te maken.
'Toch is het stom dat we niets gezegd hebben. Als wij het die inspecteur niet vertellen dan hoort hij het wel van de buren.'
'Die weten niet waar het over gaat.'
'Ze horen alles.' 'Maar ze kunnen ons toch niet verstaan?'
'Ik mag het hopen. Het is verdomde gehorig hier.' Pien hief haar hoofd en luisterde. 'Daar heb je de buurvrouw al.'
Greet Raster klopte aan de gangdeur en stapte, zoals gewoonlijk zonder een reactie af te wachten, de eetkeuken binnen. Zij woonde het langst op deze trap en ontleende daar haar rechten aan. Ze had er haar ontrouwe man afgegooid en er haar kind opgevoed. Nu keek zc er tv.
'Vreselijk,' zei ze. 'Is het echt waar?'
'Wat?'
'Dat Mona dood is?'
'Gestikt in een haring?'
'Zoiets, ja.'
'Wat zijn jullie er rustig onder.' Ze keek teleurgesteld van de een naar de ander.
Pien haalde ongeduldig haar schouders op. 'We hebben ons al druk gemaakt. Het helpt niks.'
'Ik kan het nog niet bevatten,' zei Freek. 'Het is zo gek als iemand zomaar ineens weg is.'
Er werd weer geklopt.
'Komt u maar,' riep Pien. Het was de andere buur, die van beneden, de oude heer Van Iepen, gedistingeerd als altijd, zijn grijze lokken zorgvuldig om zijn hoofd geschikt alsof hij van de kapper kwam.
'Gecondoleerd,' zei hij terwijl hij treurig knikte. 'Zo'n jong leven.'
'En zo veelbelovend,' voegde Greet Raster er gretig aan toe.
Ze zwegen. Pien schonk nog wat wijn in.
'En jullie hadden het nog wel zo gezellig.' De heer Van Iepen nipte voorzichtig aan zijn glas.
'Nou, gezellig...' zei Greet, 'zo klonk het niet altijd. Maar ja, overal is wat.'
'Heeft u wel eens last van ons, ik bedoel, geluidsoverlast?' vroeg Freek aan de oude heer.
Van Iepen schudde zijn hoofd en glimlachte. 'Nee, hoor. Maar ik ben een beetje doof.'
'Als ik die dubbele wand niet had laten maken dan kon ik jullie woordelijk verstaan,' verzekerde Greet.
'Dan heb je vast spijt van die dubbele wand,' mompelde Pien.
'Wat zegje?'
De oude heer lachte.
Pien voelde zich ineens erg
verdrietig. 'We zullen voortaan wel wat minder luidruchtig zijn,
want we zijn nu nog maar met ons tweeën.'
'Het eten was erg lekker.' Andrea stak vergenoegd een sigaret op. 'Wat een goed idee van je om een kabeljauwschotel te maken. Hoe kwam je erop?'
'De visstal...'
'Ooh, ja.' Ze waren van het onderwerp afgedwaald. 'Wie heeft die vrouw vermoord en waarom?'
De inspecteur keek peinzend naar zijn lege bord. Hij had nog geen idee. Behalve de huisgenoten, Pien en Freek, had hij ook twee buren ondervraagd. Veel wijzer was hij er niet van geworden.
'Ken jij een mevrouw Greet Raster?'
Andrea woonde al lang in deze provinciestad en ze kende veel mensen. Ze knikte. 'Greet Raster, keurige weduwe, die zich eens in de maand bedrinkt in café Centraal en dan in één keer al haar vuil spuit en gram haalt. Een soort therapeutische sessie, want niemand die zich er nog iets van aantrekt.'
'Interessant. De andere buur heet Van Iepen.'
'Van Iepen...' Andrea fronste haar wenkbrauwen. 'Waar heb ik die naam eerder gehoord? Wat is het voor een man?'
'Een weduwnaar, zeventiger, goed bij de tijd, maar hij wist niet veel te vertellen. Drie alleraardigste mensen noemde hij zijn buren. Hij drinkt wel eens een kopje thee met ze, maar verder zien ze elkaar alleen bij de deur.'
'Woont hij hier allang?'
'Sinds zijn huwelijk, nog voor de oorlog.'
'Misschien ken ik zijn vrouw. Ik zal eens kijken op het Archief. Woont hij alleen?'
'Ja, maar hij krijgt wel bezoek.' De inspecteur zweeg even. ' Jonge mensen, want hij houdt van jeugd om zich heen. Dat werd bevestigd door die Greet Raster. Zij vertelde, ongevraagd trouwens, dat er een paar keer per weck jongens en meisjes bij hem op bezoek komen, soms in een groepje en dan blijven ze een paar uur, en soms in hun eentje. Zo af en toe doet er eens een boodschappen voor de oude heer. Vanmorgen was er ook weer zo een. Met zijn keurige jongelui, van rond de twintig, volgens Greet Raster.'
'Wat zijn dat, keurige jongelui?'
'Ik heb geprobeerd die kwalificatie te ontleden,' glimlachte de inspecteur. 'Ze groeten beleefd, zijn verzorgd gekleed en netjes kort gekapt. Dat in tegenstelling tot die drie jonge buren van haar. Dat wil zeggen, wat uiterlijk betreft, want ze is wel gesteld op haar buren, verzekerde ze me.'
Hij keek op zijn horloge en pakte de telefoon. De patholoog-anatoom zei dat hij bijna klaar was met het onderzoek en dat hij met zekerheid kon zeggen dat de doodsoorzaak vergiftiging was, door strychnine in combinatie met een soort versneller. Bovendien had hij op beide bovenarmen blauwe plekken aangetroffen.
'Redenen om aan te nemen dat ze om het leven is gebracht?' opperde de inspecteur.
'Ik trek geen conclusies.'
'Als ik die conclusie trek dan spreken de feiten, voor zover ze u bekend zijn, dat niet tegen?'
'Zo is het.'
De inspecteur legde de telefoon neer en stond op. 'Ik moet nog even naar het bureau. Wat doe jij?'
'Ik ga naar mijn flat, een paar
stukken doorwerken voor een vergadering, morgen,' zei Andrea
verstrooid.
Het grondige onderzoek dat de inspecteur en zijn medewerkers de volgende ochtend vroeg in de kamer van Mona-Liza uitvoerden, leverde niets bijzonders op. Wel zag het ernaar uit dat ze hard aan het werk was geweest. De inspecteur bladerde wat manuscripten door. Er lagen ook veel documenten die dateerden uit de jaren veertig zag hij. Hij gaf opdracht ze in beslag te nemen. Freek vertelde dat Mona-Liza onderzoek deed voor haar afstudeerproject. 'Iets met de Tweede Wereldoorlog,' zei hij vaag.
'Kun je niet wat specifieker zijn?'
'Nee, ik interesseer me niet voor oorlogen.'
'Dat lijkt me heel geriefelijk,' antwoordde de inspecteur. 'Wat doe jij in het dagelijkse leven?'
Freek had van alles gedaan, maar dat voelde hij nu als een belasting en daarom probeerde hij weer leeg te worden, legde hij uit.
'Dat is goed gelukt, lijkt me.'
Op verzoek van de inspecteur kwam Pien haar bed uit en even later zaten ze om de keukentafel, Pien met verwarde haren, in ochtendjas.
'Ik kom net uit bed,' zei ze. Ten overvloede, dacht de inspecteur, hoewel ze er allesbehalve ontspannen uitzag.
'Studeer jij ook?' vroeg hij.
'Ik zoek een baan.'
'Wat zou je willen doen?'
'Ik wil zo graag op een reisbureau werken. Dan kan ik hier weg.'
De inspecteur glimlachte even en vervolgde toen streng. 'Er is een vriendin van jullie vermoord. Ik neem tenminste aan dat het een vriendin was?' Hij keek vragend naar Pien en toen naar Freek. Ze knikten allebei. 'En toch werken jullie niet mee aan het onderzoek. Dat is onverantwoordelijk en verdacht.'
'Ik heb Mona-Liza gewaarschuwd,' zei Freek, nadat het even heel stil was geweest. 'Ik heb gezegd: je moet je eigen goed en kwaad bestrijden, niet dat van anderen.'
'Val dood met je goed en kwaad.' Pien viel fel uit. 'Als wij wat meer naar haar geluisterd hadden, dan leefde ze misschien nog.'
'Ik wil weten waar dit over gaat. Wat wilde Mona-Liza bestrijden?'
'Het begon toen er een Marokkaanse jongen in elkaar werd geslagen,' zei Freek.
'Maar toen wist ze al waar ze op wilde afstuderen. Dat ging over burgemeesters in oorlogstijd, of zo. Over dilemma's. Ik moet het opzoeken in het woordenboek.'
'Het kwam ook door haar grootouders,' zei Freek, 'want die zijn opgepakt, hier in dit stadje. Er was een razzia...'
'Ze waren ondergedoken...'
'Ze zijn nooit meer teruggekomen.'
'En Mona-Liza wilde weten hoe dat kon en wie haar grootouders en een heleboel anderen heeft verraden,' legde Pien uit. 'Daarom zat ze bijna iedere dag in het gemeentearchief.'
'Wat gebeurde er gisterenavond?'
Freek en Pien keken elkaar aan.
'Ze had iets ontdekt.'
'Wat?'
'Ze wist wie het had gedaan...'
'Dat dacht ze tenminste,' zei Freek.
'Ze zwaaide met een brief die ze die avond had geschreven. "Als ik hier antwoord op heb dan ben ik er zeker van," riep ze en dan zou ze wraak nemen. Zoiets,' Pien keek naar Freek. Die staarde voor zich uit.
'En?'
'Freek begon te zeuren over loslaten en in jezelf zoeken en Hier en Nu en toen werd ze kwaad en begon over die Marokkaan en die grafschendingen op de oorlogsbegraafplaats vorige maand en dat je niks met Hier en Nu doet als je zit te navelstaren en niet uitje doppen kijkt. Ik werd steeds kwaaier en Mona-Liza ook. Die riep: het verraad is dichterbij dan je denkt... En ik zei: als je wat van plan bent, dan doe ik mee.'
'Ging het zo?' vroeg de inspecteur aan Freek.
Hij knikte.
'Hebben jullie enig idee over wie ze het had?'
'Nee.'
'Wat gebeurde er verder?'
Ze waren gekalmeerd en hadden nog een glaasje wijn gedronken, vertelde Pien. Mona-Liza ging als eerste naar haar kamer. Eigenlijk was ze best vrolijk voor haar doen, dat was hen beiden opgevallen, want ze was vaak heel somber de laatste tijd.
De telefoon ging. Pien nam op. Het was voor de inspecteur. Het was Andrea en ze had nieuws. De inspecteur luisterde aandachtig, stelde wat eenlettergrepige vragen.
Zijn gezicht stond ernstig toen hij via zijn intercom de politieman opriep die beneden in de auto op hem wachtte.
'Jullie blijven hier,' beval hij.
'Wat gaat u doen?' vroeg Pien.
Dichterbij dan je denkt, gromde de inspecteur. Hij liep de keuken uit en rende de trap af. De agent stond al in het halletje bij de voordeur van de buurman. Hij belde aan. Geen reactie. Ze luisterden aan de deur, doodse stilte.
'Hij is gevlogen, inspecteur.'
'Open die deur.' De politieman was al bezig. Het kostte hem niet veel moeite. De inspecteur struikelde bijna over een paraplubak in de keurige vestibule, die nauwelijks breder was dan zijn schouders. Hij vloekte. Alles bleef stil. De huiskamer, vol prullen rook muf. Op tafel stonden twee lege kopjes, twee schoteltjes, met daarop zo te zien wat restanten cake, en een asbak met een half opgerookte sigaar en een peuk. De slaapkamerdeur stond op een kier. De inspecteur duwde hem verder open. Het eerste wat hem opviel was de rood-zwarte vlag in de hoek van de kamer. Daarna zag hij de oude heer, keurig gekleed, bewegingsloos uitgestrekt op het bed.
'Gevlogen, inderdaad,' mompelde de inspecteur, nadat hij de halsslagader had gevoeld.
De agent liep naar de telefoon, keek even verbaasd naar zijn baas, die snoof en snuffelde als een hond. 'Ruikt u iets?'
'Haring,' antwoordde de inspecteur. Hij neusde in de afvalbak en vond papier met daarin een haringfilet en uitjes. 'Voor de technische dienst.'
'Ze zijn onderweg,' zei de
agent.
'Bedankt voor je telefoontje. Dankzij jouw tip is de zaak rond.' De inspecteur was langs het gemeentehuis gelopen.
'Als je maar op het juiste spoor zit,' zei Andrea bescheiden. 'Ik denk dat ik hetzelfde heb ontdekt als Mona-Liza. Die Van Iepen was fout in de oorlog, en niet zo'n beetje. Hij was een overtuigd verrader. Hij heeft ervoor gezeten, maar niet lang. Niet lang genoeg, kennelijk.'
De inspecteur keek wat papieren in die Andrea had verzameld en herkende er een paar waarvan hij kopieën had aangetroffen op de werktafel van Mona-Liza.
'We hebben in zijn huis veel belastend materiaal gevonden,' zei hij, 'en een lijst met namen, die ons bijzonder interesseert . We kunnen daarmee misschien een aantal incidenten oplossen die zich de afgelopen maanden hebben voorgedaan.'
'Zoals?'
'Het in elkaar slaan en terroriseren van mensen die minder bleekhuidig zijn dan wij, en grafschennis door kliederen met hakenkruisen.'
'Doe je best maar,' zei Andrea.
Op het politiebureau wachtte de inspecteur een verrassing in de vorm van een zogenaamde keurige jongeman.
'Hij belde een halfuur geleden aan bij de heer Van Iepen. De daar postende politieman heeft hem aangehouden,' verklaarde een rechercheur. En mevrouw Greet Raster, die getuige was van de aanhouding, had hem herkend als een van de jongemannen die regelmatig bij Van Iepen over de vloer kwamen.
De inspecteur bekeek hem nader. Glad gezicht, nog niet veel baardgroei, maar waarschijnlijk schoor hij zich iedere dag. Zijn vaalblonde haar zorgvuldig gekamd. Een beige-achtig kostuum met veel pretentie, maar van slechte stof, een begrafenisdas en opzichtige schoenen.
Hij probeerde de ontwijkende blikken van de jongen te vangen. 'Weet je eigenlijk waarom je hier zit?'
'Geen idee.'
'O nee?'
'Ik heb het niet gedaan.'
'Wat heb je niet gedaan?'
Hij raakte even van slag, maar wist zich weer op te peppen. 'Dat wijf zei dat meneer Van Iepen dood is.'
'Wat zeg je?'
'Ik zeg niks meer.'
'Wanneer heb je je baas voor het laatst gezien?'
'Ik weet het niet.'
'Kan het je niet schelen dat hij dood is?' 'We zullen hem wreken.'
'Weet je clan wie het gedaan heeft?'
'We zullen ze weten te vinden.' Hij sloeg met zijn vuist op zijn te dikke dij.
'Wie zijn we?'
'Dat zeg ik niet.'
De inspecteur zuchtte. Het was alsof er een automaat tegenover hem zat. Hij liet de jongen weghalen en instrueerde een van zijn rechercheurs. Ondertussen belde hij de patholoog-anatoom. De oude heer was vergiftigd.
'Strychnine?'
'Houd het daar maar op.'
Toen de jongeman opnieuw de kamer van de inspecteur werd binnengebracht was er niets over van zijn opgeschroefde bravoure. Hij zag er eerder huilerig uit. 'Ik heb het niet geweten,' snotterde hij.
'De haringboer heeft hem herkend. Hij is een vaste klant en gisterenochtend heeft hij haring gekocht,' verklaarde de rechercheur.
'Het was niet mijn schuld, ik wist het niet.'
'Wat weet je toch weinig,' zei de inspecteur. 'Wat nu weer niet?'
'Dat ze er dood aan zou gaan.'
De inspecteur wisselde een snelle blik met zijn medewerker. Die knikte geruststellend. De band stond aan.
Na enig aandringen vertelde de jongen zijn verhaal.
Gisterenochtend moest hij zich bij de heer Van Iepen melden. Juist toen die voor hem de deur opende kwam van de bovenetage een van die twee jonge buurvrouwtjes naar buiten. Ze riep iets over dat ze haring wilde of zo. Dat ze er een moord voor zou begaan. Van Iepen had hem naar binnen getrokken.
'Hij zei dat ik mijn jas aan kon houden en dat ik even moest wachten. Hij liep naar de badkamer en kwam terug met een zakje poeder. "Heb je haar gehoord?" vroeg hij. "Ze wil haring! Jij gaat haar die haring geven".'
De jongen rilde. 'Hij zei dat ik zo snel als ik kon naar de haringstal moest rijden. "Daar koop je een haring, nee koop er maar twee. En dan als de donder snel naar het postkantoor, zodat jij er eerder bent dan zij." En dan moest ik nog voor die tijd wat van dat poeder over een van de haringen strooien en haar die aanbieden, "beleefd, zoals ik je dat heb geleerd," zei hij nog.'
'Kenden Mona-Liza en jij elkaar?'
'Van gezicht alleen,' antwoordde de jongen. 'Ik zag haar wel eens bij de voordeur, net als die anderen in dat huis. En we hebben wel eens wat tegen elkaar gezegd bij de haringtent, als ik voor de leider, ik bedoel als ik voor meneer Van Iepen haring moest kopen.'
'Gebeurde dat vaak?'
'Meneer Van Iepen eet bijna iedere dag een haring.'
'Ga verder.'
'Ik moest haar zeggen dat ik iels heel belangrijks te vertellen had en haar het park in zien te krijgen. Dan moest ik haar die brief afpakken. Dat zou heel makkelijk zijn, zei hij.'
'Maar dat viel tegen, nietwaar?'
' Ja. Ze had me door. Met die haring ging het nog goed. Ze was wel verbaasd, maar ze had hem zo op. Ik dacht nog even dat ze aan de tweede zou beginnen, maar dat deed ze niet.'
'En toen?'
'Ze stond een beetje te wankelen en met haar ogen te draaien, maar die brief wilde ze niet geven. En toen...' De jongen zweeg even. 'Toen heb ik die brief afgepakt en heb ik haar een duw gegeven. Ze viel in de struiken, toen ben ik hard weggefietst.' 'Hoe is die oude kerel aan zijn eind gekomen?,' vroeg Andrea nadat de inspecteur verslag had uitgebracht.
'Het was geen natuurlijke dood.'
'Wat zeg je? Wat dan?'
'Haring.'
Andrea keek hem stomverbaasd aan.
'Ze hadden maar één ding gemeen, Mona-Liza en Van Iepen,' legde de inspecteur uit. 'Ze hielden allebei hartstochtelijk van haring.'
'En?'
'Nadat die keurige jongeman Mona-Liza de vergiftigde haring had gevoerd en haar de brief afhandig had gemaakt, ging hij terug naar zijn baas. Die was waarschijnlijk erg tevreden over hem. Hij zal de brief hebben gelezen en waarschijnlijk heeft hij daar uit opgemaakt dat zijn daad gerechtvaardigd was. De brief was ongetwijfeld zeer belastend voor hem.'
'Is er geen kopie van de brief?'
'Die hebben we niet gevonden. De brief was, volgens de jongen, met de hand geschreven.'
'Aan wie was hij gericht?'
'Aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, begreep ik uit wat de jongen nog van de adressering had onthouden.'
'Vertel verder over Van Iepen.'
'Hij stierf bijna vierentwintig uur na Mona-Liza. Aan hetzelfde vergif.'
'Aan haring, zei je.'
'De jongen had twee haringen gekocht.'
'Ik begrijp het,' zei Andrea. 'De sul heeft per ongeluk allebei die haringen vergiftigd. Gelukkig is er nog gerechtigheid.'
'Ja, Van Iepen heeft de zijne pas vanmorgen opgegeten. Nietsvermoedend.'
'Maar dat kan niet.'
'Hoezo?' vroeg de inspecteur.
'Dan was het geen echte haringliefhebber,' stelde Andrea vast.
'Dat begrijp ik niet.'
'Als ik een haring zie dan druipt het water mij uit de mond, zelfs bij mij, geen verslaafde. En dan moet ik hem eten, dan kan ik hem niet bewaren, geen minuut.' De inspecteur lachte vertederd, maar langzaam veranderde zijn gezichtsuitdrukking.
'Heeft hij bekend?' vroeg Andrea.
De inspecteur staarde voor zich uit.
'Nee.' Hij stond op, traag bijna en liep naar de telefoon. De
patholoog-anatoom was zoals altijd bereikbaar.
Na een kort onderzoek in het huis van wijlen Van Iepen belde de inspecteur bij de buren. Hij trof Freek en Pien in de eetkeuken, samen met Greet Raster.
'Het was een rotzak, die ouwe,' zei Greet Raster, 'ik heb altijd al gedacht dat hij niet deugde.
Freek en Pien gaven geen commentaar.
'Waarom hebben jullie niet meteen verteld dat jullie hem verdachten van moord of aanzet tot op Mona-Liza?' vroeg de inspecteur.
'Ik verdacht hem niet,' zei Freek
'Hij heeft het niet eens zelf gedaan, die lafaard,' zei Pien terwijl ze driftig een slagje draaide. 'Zo bleef hij buiten schot en kon hij doorgaan met moorden en terroriseren.'
'Hoe wist Van Iepen van de brief?' vroeg de inspecteur.
'Door de ruzie de avond daarvoor. Hij heeft vast gehoord wat Mona-Liza zei in haar woede. Hij wist waar ze mee bezig was.'
'En ze riep: dichterbij dan we denken..., weet je wel?'
'Maar hij is toch doof?'
'Minder doof dan we dachten. Gisterenavond mompelde ik iets over een dubbele wand en hij was de enige die het verstond.'
'Dat heb je goed opgemerkt,'zei de inspecteur. Hij keek haar strak aan.
'Leefde hij nog toen je vanmorgen een kopje koffie bij hem ging drinken?'
Pien schrok.
'Wat kletst u... Ik lag in bed...'
'Of waren jullie samen?'
'U bent gek,' riep Freek. 'Die slapjanus heeft hem die haring gevoerd!'
'We zullen zien. De technische recherche is onderweg. Vingerafdrukken, peuk, kruimels...'
Greet Raster sloeg een hand voor haar mond. 'Nee toch!'
'Je had een stukje cake meegenomen voor de oude heer... Hoe wist je de strychnine te vinden?' vroeg de inspecteur aan Pien.
Stilte. Alleen Greet Raster, die even kreunde.
'Gewoon, in het medicijnkastje,' zei Freek tenslotte rustig.
'Linksboven.'
Pien knikte, alsof ze opgelucht was.
'Geen kunst aan.'
Andrea had zwijgend geluisterd naar het verhaal. 'Deze zaak is dus opgelost,' besloot de inspecteur.
'Vind je?'
De inspecteur zuchtte. 'Ik zal doen wat ik kan om verzachtende omstandigheden aan te dragen.'
'Ik neem mijn woorden terug,' zei Andrea.
'Welke woorden?'
'Die over gerechtigheid.'