Een failliete boedel
Het café waar we hadden afgesproken was bij Menno van Gelderen om de hoek. Het verbaasde me dat hij me had opgebeld met de vraag of ik iets met hem wilde drinken. We kenden elkaar vaag uit de tijd dat ik ook nog bij de Geldkredietbank werkte, waar hij een semi-belangrijke functie had, en hij woonde ook in de Jordaan, in een gerestaureerd huis aan een van de grachten. Daardoor zagen we elkaar nog wel eens op straat, maar verder dan groeten gingen de contacten niet.
Het café was een verlopen buurtcafé geweest, totdat er een nieuwe eigenaar was gekomen die er een toffe Jordaankroeg probeerde van te maken voor de instroom van nieuwe bewoners. Die kenden de Jordaan alleen maar uit liedjes van Johnny Jordaan en Tante Leen en dachten dat veel frutsels van gips en gedraaid hout en koper het interieur moesten opsieren. Vroeger was het een gewone kroeg geweest met een grote spiegel achter de bar, waarin iedereen zijn verlopen kop kon zien, en een houten vloer waarop je desnoods kon fluimen. Nu moest je om je sigaret uit te drukken drie siervoorwerpen opzij zetten.
Ik zag Menno aan de bar staan in zijn leren jasje dat uit de verte op een nylon ski-jack leek, maar van dichtbij vijfhonderd gulden duurder was. Hij droeg het op een grijze broek met daaronder instapschoenen met een kwastje op de wreef. Hij was begin veertig, maar daar kon hij rustig tien jaar vanaf liegen en in zijn passie voor jonge vrouwen deed hij dat ook regelmatig. Bij de bank werd indertijd verteld dat hoe ouder hij werd, hoe jonger zijn prooi eruitzag.
'We kunnen het beste maar alvast een waarschuwing naar alle kleuterscholen laten uitgaan,' had zijn vroegere chef een keer gezegd.
Menno stak zijn hand op als groet en kreeg toen een duw van een koffer. Een man in een ouderwetse regenjas, die al flink heen was, probeerde onhandig zijn koffer op een barkruk te leggen.
'Meneer,' zei hij tegen Menno. 'U ziet eruit alsof u vast wel succes bij de vrouwen heeft.'
Hij greep Menno vast bij zijn jasje. 'Nee, loopt u nu niet weg. Moet u zien wat ik voor u heb.'
Moeizaam knipte hij de koffer open, die vol zat met vrouwenkleren. Hij haalde er een zwarte plissérok uit, waar gouddraad doorheen was geweven, en drapeerde de rok als een verkoper over zijn arm.
'Moet U zien, meneer. Nooit gedragen. Nee, nu lieg ik. Ik bedoel één keer gedragen en van de fijnste kwaliteit. Is dat niet iets voor uw vrouw of uw vriendin? U bent vast met iemand.'
We keken allebei gegeneerd toe.
'Ik heb er ook nog schoenen bij,' zei de man en liet een diepe boer. 'Neemt u mij niet kwalijk. Ik ben normaal gesproken niet zo, maar ziet u, ik ben nogal beschonken.'
De eigenaar boog zich over de bar heen en keek naar de kleren. 'Heb je je vrouw van kant gemaakt, oude reus?' vroeg hij.
Het had een effect waarvan iedereen opschrok. De man barstte in snikken uiten probeerde zijn tranen met de rok te stelpen.
'Daar ben ik nu in Amsterdam,' griende hij. 'En ik heb al de centen die ze me nog heeft gelaten, verdronken. Koopt u alstublieft wat, dan kan ik mijn verdriet tenminste verdrinken. Ze heeft haar spullen toch niet nodig, dat loeder. Alles had ik voor haar over. U kunt het zelf zien.' Hij probeerde mij de rok in mijn handen te drukken. 'Kijkt u zelf, dat komt van het duurste modehuis in Kampen vandaan, maar nog was ze niet tevreden. Ze is ervandoor gegaan met iemand die meer centen heeft dan ik. Ze heeft me zo maar in de steek gelaten.'
Menno beduidde me dat we hem met
zijn narigheid alleen moesten laten. Hij ging me voor het café
uit.
We liepen langzaam het grachtje af, waar de bomen de lente in hun hoofd kregen en probeerden uit hun knoppen te breken.
'Dat raakte me wel even, Hank,' zei Menno en stak een filtersigaret op. 'Ik spreek daar met jou af over iets en dan geeft zo'n dronkelap precies aan, wat ik wilde gaan zeggen.'
Hij bleef staan en leunde tegen een auto die langs het water stond geparkeerd. Ik stond er onwennig bij. Sinds de middelbare school had ik serieuze gesprekken niet meer wandelend gevoerd. Verder ergerde ik me aan de indirecte manier waarop Menno begon. Die moest hij maar bewaren voor de vrouwen waarmee hij aanpapte.
Hij merkte mijn irritatie.
'Ik had je graag bij me thuis uitgenodigd, Hank, maar ik maak me zorgen om Patty en ik wilde je iets in vertrouwen vragen.'
'Dat is goed,' zei ik en posteerde me tegen een halfverrotte Volkswagen bus.
'Ik heb het gevoel dat Patty me bedriegt.' Hij knipte zijn sigaret met een boog in het water van de gracht.
Ik staarde hem aan. Na een lange reeks veroveringen was hij onverwachts met een mooie jonge ondergeschikte getrouwd, waar de halve Geldkredietbank achteraan had gezeten. We noemden elkaar in die tijd nog net meneer Stammer en meneer Van Gelderen, maar omdat ik met hem badminton speelde, mocht ik hem ondanks het verschil in rang gaan tutoyeren.
'Hoe bedoel je dat je dat gevoel hebt?'
Hij zweeg even.
'Ik kan me goed voorstellen dat je dat zo direct vraagt, Hank. Voor jou is die toestand natuurlijk al weer een hele tijd geleden, maar ik zit er midden in en ik vind het moeilijk om het onder woorden te brengen.'
Of ik wilde of niet, ik moest hem gelijk geven. Mijn vrouw had me al weer een paar jaar geleden in de steek gelaten voor een ander. Ik was eraan gewend geraakt, maar af en toe stak het toch nog behoorlijk. Iemand die er pats boem over begon, hoefde ook niet op mijn sympathie te rekenen.
Menno bracht zich ertoe om kort en zakelijk te melden dat hij graag wou dat ik zijn vrouw in het oog hield om te kijken of zijn vermoedens juist waren. Hij vroeg zich af of hij niet te oud voor haar was. Er zat bijna een generatie verschil tussen hen.
'Ze hebben mij indertijd nog naar Nieuw-Guinea gestuurd om Soekarno te leren met zijn poten ervan af te blijven, maar Patty heeft niet eens meer het bestaan ervan op school geleerd. Zoiets gaat zich in een relatie toch profileren, Hank.'
Hij friemelde aan zijn dwarsgestreepte gehaakte stropdas.
'Ik vind het te ver gaan om een officieel bureau in te schakelen, Hank, en toen dacht ik aan jou. Het is misschien niet je dagelijks werk, maar ik hoop dat je me wil helpen.'
Mijn dagelijks werk was wanbetalers
achter de broek te zitten. Ik had het vak op de Geldkredietbank
geleerd, maar werkte nu al weer een tijd voor mezelf. In het begin
had ik trots een bord op mijn deur laten bevestigen: Hank Stammer, Incasso's, maar het detoneerde in het
rommelige straatje waar ik woonde en de buren begonnen me bovendien
scheef aan te kijken.
Meteen al de eerste dag dat ik de echtgenote van Menno in de gaten hield, kreeg ik spijt van mijn toezegging. Ik had erg staan aarzelen, maar Menno had behendig mijn eigen ellende in de conversatie binnengebracht.
'Jij bent toen toch ook het slachtoffer geweest, Hank?' had hij gezegd en het medelijden dat ik met mezelf kreeg, had ik op hem overgedragen.
Maar nu ik aan de overkant van de gracht vanuit mijn auto het huis van Patty en Menno in het oog hield, dacht ik er anders over. Wanbetalers lieten een verplichting na, maar bij een huwelijk lag dat anders. Bovendien zat ik nu maar passief te kijken, terwijl ik voor mijn dagelijks werk de zaken juist hard moest aanpakken. Dit klusje leverde ook nauwelijks iets op. Ik had een belachelijke prix d'ami met Menno afgesproken, waar hij naar mijn zin iets te gretig op was ingegaan. Het schoot me achteraf te binnen dal zijn andere passie geld verdienen was.
Ik had Menno om een zo gespecificeerd mogelijke dagbesteding van Patty gevraagd.
'Dat heeft in het begin juist mijn ongerustheid opgewekt,' had hij gezegd. 'Als ik vraag wat ze heeft gedaan, zegt ze altijd "Niks". Wat zou ze anders gedaan hebben dan winkelen en een vriendin opzoeken, zegt ze dan.'
'Werkt ze dan niet meer?'
'Nee, want ze had geen zin meer in dat stomme werk dat ze volgens haar bij de bank deed. Ze zou eigenlijk weer naar school moeten om meer mogelijkheden te krijgen, maar dat wil ze ook niet. Ik weet niet wat ze met haar tijd doet, maar als ik haar overdag wel eens bel, is ze er meestal niet. Volgens haar was ze dan net boodschappen doen.'
Halverwege de derde ochtend die ik aan Patty besteedde, ging ik steeds meer geloven dat Menno last had van ziekelijke jaloezie, want veel meer dan boodschappen doen spookte Patty niet uit. Ik had haar te voet en met de auto naar diverse winkels gevolgd.
Het enige aantrekkelijke van de klus was dat het om een leuke vrouw ging. Dat viel zelfs op vanop de afstand dat ik haar bekeek. Het kwam nog niet eens zozeer door haar figuur, maar eerder door de manier waarop ze liep en door haar gezicht. Je kon zien dat ze aan sport deed en ze had een mond die op lachen stond.
Ze kwam naar buiten in een donkergroene trenchcoat en met trimschoentjes aan en wrong met moeite een fiets uit het halletje de hoge stenen stoep af. Met die mogelijkheid had ik rekening gehouden en ik pakte mijn vouwfiets uit de kofferbak.
Op het doel van de reis had ik echter geen antwoord. Na een kort tochtje stopte ze bij een overdekt zwembad aan de rand van de Jordaan.
'Het is alleen voor schoolkinderen,' zei de mevrouw achter het loket, toen ik achter Patty aan naar binnen liep.
Ik zag dat er een soort bar opzij van het bassin was, waar je koffie kon kopen en bedacht een smoes dat ik naar mijn zoontje kwam kijken. De caissière keek me ontwijkend aan en liet me tegen de regels in zonder betalen passeren.
De reden voor haar ontwijkende gedrag werd binnen al snel duidelijk. De schoolkinderen waren geestelijk gehandicapt, maar hadden daarom niet minder plezier.
Ken grote mongool in een moderne Olympische-Spelenzwembroek duwde een onderwijzer van de kant, zogenaamd zonder dat die het in de gaten had.
Ik keek rond op zoek naar Patty en zag hoe ze in het ondiepe gedeelte probeerde een meisje op haar buik te laten drijven.
'In het begin vond ik ze eng,' zei het meisje achter de bar dat me van koffie voorzag. 'Maar in het water zijn het net gewone mensen.' Ze keek me nieuwsgierig aan. 'Is er eentje van u bij?'
Ik ging bij de reling staan, zodat ik de gebeurtenissen in het water goed kon volgen. het leek me nobel werk dat Patty deed, werk dat ze niet voor Menno verborgen hoefde te houden. Ik besloot haar aan te schieten. Naarmate ik haar langer in de gaten hield, begon het me steeds meer tegen te staan dat ze er niet van op de hoogte was.
Ik wachtte tot de meute uit het water was geklommen en zich ging omkleden en liep naar de kleedhokjes. Ze hadden een deur die niet helemaal tot bovenaan doorliep en met mijn lengte kon ik zonder moeite in de hokjes kijken. Zo konden badmeesters in de gaten houden of je geen verboden dingen deed. Maar wie controleerde de badmeester?
Zonder het echt te willen betrapte
ik Patty met een jonge vent die ik ook in het water had gezien. Hij
had het bovenstukje van haar zwempak naar beneden gedaan en
streelde haar borsten. Ze had haar ogen dicht en had een glimlach
op haar gezicht waarvan ik graag had gewild dat hij voor mij was
bedoeld.
Bij een stoplicht onderweg ging ik met mijn fiets naast haar staan en sprak haar aan. Ze had het eerst niet in de gaten.
'Ik ben een vriend van Menno,' zei ik. 'Jij bent toch Patty? Ik zag je net in het zwembad.'
Ze keek verbaasd opzij.
'In het kleedhokje bedoel ik. Daar wou ik met je over praten.'
Ze stond met haar fiets schuin, zodat ze zichzelf met een voet op het asfalt in evenwicht moest houden. Ik zag dat er een sticker over paardrijden voor gehandicapten op haar jasbeschermer zat .
Eerst keek ze nog dromerig. Toen trok ze verbaasd haar wenkbrauwen op en tot slot ging alles hangen, te beginnen met haar mondhoeken. Ze voelde het en wierp met een ruk haar hoofd in de nek om alles weer in de plooi te krijgen. De huilbui liet zich echter niet keren en door de beweging dreigde ze haar evenwicht kwijt te raken.
In een koffiehuis kreeg ik het hele verhaal te horen. Ze had er vast op gerekend dat ze snel na haar trouwen zwanger zon worden. Toen het maar niet gebeurde, was ze naar hun huisarts gegaan zonder Menno iets te zeggen. Ze wilde weten of haar iets mankeerde. De huisarts had eerst met Menno willen praten, maar na lang aandringen van haar kant bleek dat hij had willen verzwijgen dat Menno al een paar jaar was gesteriliseerd.
'Menno had tegen mij altijd gezegd dat hij graag een zoon wou hebben, maar dat een dochter ook goed was,' zei ze vertwijfeld.
Na die gebeurtenis vertrouwde ze Menno niet meer en kreeg ze steeds meer de indruk dat hij haar met andere vrouwen bedroog.
'Hij kan er, geloof ik, niet tegen dat vrouwen ook ouder worden,' zei ze. 'Toen ik eenentwintig werd, deed hij net alsof ik al bijna aow kreeg en hij kwam niet eens meer thuis eten, want hij had het zogenaamd druk.'
Via de turnvereniging waarvan ze lid was, kende ze de onderwijzer met wie ik haar in het zwembad had gezien en langzamerhand was van het een het ander gekomen.
Ik kreeg uit haar verhaal de indruk
dat Menno mij als een stok wilde gebruiken om haar te slaan, een
rol waarvoor ik bedankte. Na een week vertelde ik hem dat ik niets
opvallends aan Patty had gemerkt en liet het verder aan hun tweeën
over om elkaars leven te vergallen.
Van mijn vroegere chef op de Geldkredietbank hoorde ik later de rest van het verhaal.
'Van Gelderen is van zijn vrouw af, Hank,' had hij enthousiast geroepen tijdens een bespreking over het innen van achterstallige termijnen. 'Hij schijnt nu met een studente te zijn. Van gekkigheid weet hij niet meer wat hij moet doen om jong te blijven. Ze hebben hem in de stad zien lopen met een ringetje in zijn oor. Hij heeft zijn haar laten groeien, je ziet zijn oren bijna niet, maar zijn secretaresse vertelt rond dat hij inderdaad een gaatje in zijn oor heeft. Nou, volgens mij heeft hij een gaatje in zijn hoofd. En die Patty waarmee hij toen met alle geweld moest en zou trouwen, die schijnt ook met een ander te zijn. Geen wonder Hank dat de mensen steeds meer geld nodig hebben. Als je maar steeds van de een naar de ander loopt, kan je wel een persoonlijke lening gebruiken.'
Ik dacht dat dat het eind was tot ik Patty bij mij in de buurt tegenkwam. Sommige mensen worden mager van de zorgen, maar bij haar was het omgekeerde gebeurd. Het veerkrachtige in haar figuur was verdwenen. Ze maakte een uitgezakte indruk en leek veel ouder dan begin twintig. Ze hield me staande.
'Misschien kan jij me helpen,' zei ze schril. De emoties lagen weer op de loer. Ik had geen zin in een scene op straat en nodigde haar uit bij me thuis.
In mijn bovenwoning keek ze zoekend rond.
'Woon je hier alleen?'
'Ja, maar beneden heb ik het verhuurd. Daar woont een stel Turken.'
Ze knikte zonder te luisteren.
'Het is uit met Peter,' zei ze. 'En nu is ons oude huis ook nog gekraakt. Ik woon nu nog in de flat van Peter, maar daar moet ik natuurlijk uit.'
'Was dat die onderwijzer?'
'Ja, maar hij is helemaal op die kinderen afgeknapt. Hij kon het niet meer verwerken en moest eruit om aan zichzelf te gaan werken. Hij woont nu in een groep.'
Het kwam op mij over als een laffe manier om iemand de bons te geven.
'Hoe is jullie huis gekraakt? Menno woonde daar toch nog?'
Ze hoorde me niet.
'In deze tijd van het jaar hadden we altijd uitvoeringen met de turnvereniging,' zei ze. 'Ik probeerde laatst mijn gympakje aan te trekken, maar ik kreeg het niet eens meer over mijn dijen. Als ik nou zwanger was geweest had ik het niet erg gevonden, maar ik ben gewoon vies dik en ik doe er ook nog niets aan.'
Ze liet het koffiekopje uit haar handen vallen en begon geluidloos te snikken.
Terwijl ik de vlekken depte met een doekje en een nieuw kopje voor haar inschonk, vertelde ze me dat in verband met hun scheiding hun oude huis werd geveild.
'Dat wilde Menno per se. Volgens hem bracht het dan de beste prijs op. Hij liet zich niet bedonderen door makelaars met praatjes over een ingezakte markt. Op de veiling zou de echte waarde heus wel blijken.'
Dat betwijfelde ik. Ik had laatst een paar executieveilingen meegemaakt en vond datje met een onderhandse verkoop beter afwas.
'Volgende week is de veiling, maar nu zitten er opeens krakers in.'
'Waar woont Menno dan?'
'Bij zijn vriendin. Ik weet niet waar. De meubels zijn allemaal verkocht en het huis was net leeg. Nu zitten er allemaal van die jongens en meisjes in.'
Ze hadden het huis in gemeenschap van goederen gekocht, omdat het voor een groot deel met haar spaarcenten was opgeknapt. Maar er zal nog een forse hypotheekschuld op. 'Als het nu geveild wordt, brengt het geen cent op, zegt mijn advocaat en dan blijf ik met een ton schuld zitten die ik niet kan afbetalen, want ik werk niet eens.'
'Waarom neem je het dan niet uit de veiling?'
'Dat wil Menno niet. Hij wil er een eind aan maken. Het heeft volgens hem al allemaal veel te lang geduurd.'
Zo zat ik in de nazomer opnieuw uit een soort medelijden te posten voor het huis van Menno en Patty. Het was een saai grachtenpand uit het midden van de achttiende eeuw met een rechte daklijst, maar het was wel keurig hersteld. Opzij langs de gevel hingen de aanplakborden die de veiling aankondigden. 'Wij gaan hier toch niet uit,' was er met rode verf overheen gespoten. Op de groene voordeur was met dezelfde rode verf 'Bewoond' geschilderd.
De eerste de beste die uit het pand kwam, kreeg mij achter zich aan. Het lot trof een jongen in een camouflage-jack en een ribbeltjesbroek. Hij bracht me bij een gebouw dat ik nog kende uit de tijd dat ik bankbediende was en 's avonds trachtte economie te studeren. De zaal was nog precies hetzelfde, alleen het volk zag er nu anders uit. Wij hielden toen zelfs na kantoortijd onze stropdas om.
Toen de jongen even niet oplette, pakte ik zijn plastic draagtasje weg, waarin hij stom genoeg al zijn spullen had zitten. Volgens zijn collegekaart woonde hij in een studentenhuis dat ook in de jordaan lag.
Net toen ik de straat in fietste waar het huis was, zag ik Menno met een meisje de deur uit komen. Ze liepen de andere kant op en zagen mij niet. Het was een blond meisje met mooie lange benen waarvan ze tegelijk veel en weinig liet zien in een lichtblauwe wollen maillot. Dat was bijna het enige wat ze aan had.
In de hal van het huis was een jongen bezig met een ijzerzaag het slot van een fiets te bewerken.
'Iedereen denkt dat ik hem gestolen heb,' zei hij tegen me. 'Maar ik ben gewoon mijn sleuteltje kwijt. Echt waar.'
Ik kreeg van hem te horen wie het meisje was waarmee ik Menno had gezien. Ze heette Emmy en woonde naast de jongen die ik had gevolgd. De wereld was klein, maar dit werd wel heel erg toevallig.
'Maar Jaap woont hier niet meer. Hij heeft zijn kamer aan een ander verhuurd. Je hoort wel of die thuis is.'
De kamers lagen aan kleine gangetjes die door een deur van het trappenhuis waren gescheiden. Een oorverdovend lawaai klonk uit het gangetje waar ik moest zijn en ik begreep wat de jongen had bedoeld.
Toen het even stil was, belde ik aan en er verscheen een jongen in een oude sweater die natte zweetplekken liet zien.
In de kamer was alleen plaats voor een bed, doordat de rest van de ruimte in beslag werd genomen door een uitgebreid drumstel. Ik gaf zachtjes een pets op de bekkens en daardoor trilden de ruiten al.
De eigenaar keek verschrikt toen ik zei dat we Jaap en zijn vrienden uit het gekraakte pand gingen gooien.
'Maar Emmy heeft gezegd dat ze er
voorlopig mochten blijven. Die vriend van haar heeft die jongen
getipt. Hij werkte bij een bank, maar hij is het niet meer eens met
het systeem en de bank zou onfatsoenlijk veel aan dat pand
verdienen. Emmy zegt altijd dat de werkende massa voortdurend wordt
uitgebuit door de banken. We spelen wel eens bij politieke
bijeenkomsten, gratis doen we dat, maar ze vinden dat we veel te
hard spelen,' zei hij er onlogisch achteraan.
Bij navraag op de Geldkredietbank bleek Menno nog even fanatiek bezig de bank te verrijken als altijd. Dus zijn nieuwe vriendin bedonderde hij ook al. Jaap wou het verhaal niet geloven. Hij wou met zijn vrienden in het pand blijven wonen en het kostte heel lang praten, waarbij ik subtiel probeerde de mogelijkheid van geweld net niet uit te sluiten, voordat hij zich bereid verklaarde Patty in haar eigen pand te ontvangen. Als hij haar ook niet zou geloven, zou ik Menno met het groepje confronteren.
Maar voor Menno had ik iets anders in petto. Het was voor mij duidelijk dat de krakers na afloop van de veiling toch niet in het huis zouden mogen blijven. Daarvoor was het pand te veel waard. Menno kende de namen en via de rechter had hij ze er zo uit.
Patty maakte indruk op de krakers door lang en gierend te huilen toen ze hoorde dat het kennissen waren van de vriendin van Menno. Haar ex-vriend Peter had haar inmiddels gemeld dat hij zijn flat zelf weer nodig had, want de groep waarin hij leefde was uit elkaar gevallen.
'Hij is zeker alleen overgebleven met een vrouwelijk lid,' zei ik.
Ze moest het bevestigen, maar kon
niet tegen mijn cynisme. Ik liet haar snikkend achter met de
studenten.
Toen ik binnenkwam was de veiling nog net niet begonnen. Ze hielden de veilingen tegenwoordig in een oude kerk, waar de tollenaars aan het langste eind hadden getrokken. Onder de preekstoel was een podium neergezet, waarop drie aan elkaar geschoven tafels stonden, die onder een bruin laken schuilgingen.
De bezoekers zaten in een halve boog voor het podium of konden kiezen voor een plaats op de gaanderij die in boxen was verdeeld. Het was er behoorlijk druk, voornamelijk met mannen in kostuums naar de mode van een paar jaar geleden. Ik zag Menno staan praten met de makelaar wiens naam op de veilingborden stond, en hield me schuil achter een pilaar totdat hij wegliep. Ik zag hem verder niet meer, zodat ik vermoedde dat hij boven was gaan zitten.
'Ik bied je twee ton voor nummer veertien,' zei ik tegen de makelaar en wees het huis van Menno en Patty in mijn veilingboekje aan.
'In zo'n bedrag ben ik niet geïnteresseerd,' zei hij.
'Maar er zitten krakers in.'
'Ik ga alleen maar op een serieus bod in,' zei hij en liet me staan. Hij bevestigde mijn vermoeden.
Ik wachtte het verloop van de veiling af.
'Nummer veertien,' riep de veilingmeester en gaf met een korte houten knuppel een klap tegen een tafelgong. 'Zonder toestemming van de eigenaar in gebruik genomen door derden. Wie biedt meer dan vijftigduizend gulden?'
Hij keek zoekend de zaal in. Ik stond op en zwaaide met mijn veilingboekje.
'Zestigduizend,' concludeerde de veilingmeester.
'Nee,' riep ik. 'Ik wil alleen maar zeggen dat ik net heb gehoord dat ze die krakers eruit hebben gekregen.'
Er werd spontaan geapplaudisseerd. het geklap verstomde weer even vlug toen een jongen in een camouflagejack de zaal in kwam rennen. Een man wou hem tegenhouden, maar hij rukte zich los.
'Daar heb je ze, daar heb je van die krakers,' hoorde ik links en rechts, en herkende toen Jaap. Hij fluisterde heftig iets tegen de man die op het podium het verst van de veilingmeester verwijderd zat. Die liep op zijn beurt naar de veilingmeester toe.
'Nummer veertien wordt niet geveild,' riep de veilingmeester, nadat hij op zijn beurt een fluisterverhaal had aangehoord. 'En is meneer Van Gelderen in de zaal?'
Ik was naar Jaap toegelopen en zag Menno met Emmy de trap afkomen.
'Die vrouw, die vrouw van u.'Jaap
wees op Menno. 'Ze ligt bij u thuis en we hebben de ggd gewaarschuwd.'
Achter Menno aan arriveerde ik op het grachtje. Jaap werd geroepen door een paar anderen die boven op het bordes van de stoep stonden.
'De ambulance is net weg,' zei een meisje. 'Ze slikte zo een heel buisje pillen naar binnen,' zei ze tegen de vriendin van Menno. 'Ze sloeg zo tegen de grond. Jaap heeft nog zijn vinger in haar keel gestoken om haar te laten overgeven, maar ze was al helemaal in coma.'
'Dat krijg je als je je vrouw eerst half gek maakt en dan ook nog probeert haar een hoop geld af te zetten,' zei ik. Ze keken me allemaal aan.
'Zijn vrouw is bij hém weggelopen,' zei Emmy. Ze had nu een parka aan, waar de lichtblauwe maillot onder uitstak. Haar opmerking was fel bedoeld, maar ze klonk onzeker. Menno stond er doodsbleek bij in zijn dure lichtgrijze leren jack.
'Omdat het huis zogenaamd gekraakt was, zou het nog geen ton opbrengen,' zei ik. 'Ze hebben samen een schuld van ruim twee ton en dat is het huis heus wel waard. Hij was van plan het zelf op te laten kopen en dan jullie eruit te gooien. Dan zou hij het meteen weer doorverkopen. Zijn vrouw zou dan nog een hoop schuld hebben en de winst was verder voor hem, want zijn vrouw moet de helft van de schuld betalen.'
De weigering van de makelaar om op mijn bod in te gaan had me grotendeels overtuigd van de juistheid van mijn theorie. Het zwijgen van Menno deed de rest.
'Hij wou een daad stellen tegenover die stinkbank,' zei Emmy. 'Zo is het toch Menno, zeg toch eens iets.'
Jaap greep hem bij de mouwvan zijn dure jack. Zo naast elkaar leken ze op een succesvolle vader met een zoon die het verkeerde pad op was gegaan. Menno kon nog steeds geen antwoord verzinnen.
'Jezus, is het waar wat hij zegt?' vroeg Emmy en wees naar mij. 'Ben je gewoon een ordinaire geldwolf met een wrok tegen je ex-vrouw?'
Ze trok Jaap mee en schaarde zich bij haar vrienden op het bordes.
Ik staarde naar Menno en zag een gouden ringetje schitteren in zijn rechteroor. Misschien zou er een nieu-
we vriendin op vallen. Eigenlijk zou
ik er een flinke ruk aan moeten geven. Maar was hij iemand om je
handen aan vuil te maken? Ik liet hem daar staan!