HOOFDSTUK TWEE
De sporen strekten zich ongeveer tot op een kilometer ten noorden van de stad uit. Toen Helward en Collings dichterbij kwamen, zagen zij dat een van de sleepkabels werd uitgetrokken naar de standplaatsen van de staanders. Binnen een dag of twee zou de stad weer worden voortgesleept.
Ze leidden de paarden naar de sporen en liepen in de richting van de stad. Hier aan de noordkant bevond zich de ingang van de donkere tunnel die onder de stad door liep, en die de enige officiële ingang naar het binnenste vormde.
Helward liep met Collings mee tot bij de stallen.
‘Tot ziens, Helward.’
Helward accepteerde de uitgestoken hand, en ze schudden elkaar hartelijk de hand.
‘Je zegt het nogal beslist,’ zei Helward. Collings haalde op een onverschillige manier de schouders op. ‘Ik zal jou voorlopig niet weerzien. Succes, jongen.’
‘Waar ga jij heen?’
‘Ik ga nergens heen. Maar jij wel. Wees voorzichtig en maak er het beste van.’
Voor Helward kon antwoorden had de man zich afgewend en liep hij gehaast de stallen binnen. Een ogenblik werd Helward in de verleiding gebracht achter hem aan te gaan, maar gevoelsmatig wist hij dat het geen enkele zin zou hebben. Misschien had Collings hem al meer verteld dan was toegestaan.
Met gemengde gevoelens liep Helward door de tunnel naar de lift en wachtte op de kooi. Toen die arriveerde ging hij rechtstreeks naar de vierde verdieping om Victoria op te zoeken. Ze was niet in haar kamer en hij ging naar de afdeling waar de synthetische stoffen werden vervaardigd. Ze was nu meer dan vijfentwintig kilometer zwanger, maar van plan net zo lang te blijven werken als mogelijk was.
Toen ze hem zag, verliet ze haar bank en gingen zij samen naar hun kamer. Er waren nog steeds twee uren over voor Helward Toekomst Clausewitz moest bezoeken en zij maakten die tijd vol met het praten over onbenulligheden. Later, nadat de deur ontsloten werd, brachten zij een paar minuten samen op het terras door.
Op het afgesproken tijdstip ging Helward naar boven, naar de zevende verdieping, en kreeg toestemming het gildeblok binnen te gaan. Hij was geen vreemde in dit deel van de stad, maar hij bezocht het te onregelmatig om zijn gevoel van ontzag voor de oudere gildeleden en Navigators kwijt te raken.
Clausewitz wachtte in de Toekomst-gildekamer, alleen. Toen Helward binnenkwam begroette hij hem joviaal en bood hem wat wijn aan.
Vanuit de Toekomstkamer was het mogelijk door een klein raam uit te kijken op het noorden van de stad, en verder. In de verte kon Helward het golvende landschap zien dat de afgelopen dagen zijn werkterrein was geweest.
‘Je hebt je draai aardig gevonden, Leerjongen Mann.’
‘Dank u, meneer.’
‘Voel je je rijp Toekomst te worden?’
‘Ja, meneer.’
‘Uitstekend... vanuit gilde-oogpunt is er geen enkele reden waarom dat niet zou gebeuren. Je hebt enkele prima rapporten gekregen.’
‘Uitgezonderd die van de militia,’ zei Helward.
‘Daar hoef jij je niets van aan te trekken. Het militaire leven past niet iedereen.’
Helward voelde een lichte opluchting: zijn wangedrag in de militia had hem doen afvragen of iets daarvan aan zijn gilde zou worden doorgegeven.
‘Het doel van dit vraaggesprek,’ ging Clausewitz verder, ‘is jou te vertellen wat er als volgt gaat gebeuren. Officieel moet je nog vijf kilometer met ons gilde doen, maar wat mij betreft houden we dat voor gezien. Maar eerst moet je echter de stad verlaten. Het maakt deel uit van je opleiding. Waarschijnlijk zal je een poos weg zijn.’
‘Mag ik vragen hoe lang?’ zei Helward.
‘Het is moeilijk te zeggen. Beslist een aantal kilometers. Misschien maar twintig of dertig, maar het kunnen er ook honderd worden.’
‘Maar Victoria...’
‘Ja, ik heb begrepen dat zij in verwachting is. Wanneer komt het?’
‘Over ongeveer vijftien kilometer,’ zei Helward.
Clausewitz fronste. ‘Ik ben bang dat je op dat tijdstip afwezig zal moeten zijn. Er bestaat geen andere mogelijkheid.’
‘Maar kan het niet wachten tot daarna?’
‘Het spijt me, nee. Er is iets dat je moet doen. Je weet onder de hand dat de stad van tijd tot tijd genoodzaakt is ruilhandel te bedrijven voor het gebruik van vrouwen van buiten. Wij houden die vrouwen zo kort mogelijk hier, maar ondanks dat hebben wij ze toch zeker vijftig kilometer binnen de stad. Onderdeel van de afspraak is dat zij veilig worden teruggebracht naar hun nederzettingen... en op het ogenblik zijn er drie vrouwen die willen vertrekken. Het is in de stad gewoonte gebruik te maken van de leerjongens om hen terug te brengen, zeker nu wij dit als een belangrijk onderdeel van de opleiding zijn gaan beschouwen.’
Helward was door de aard van zijn werkzaamheden gedwongen zelfverzekerder te zijn. ‘Meneer, mijn vrouw verwacht haar eerste kind. Ik moet bij haar zijn.’
‘Dat is uitgesloten.’
‘En als ik weiger te gaan?’
‘Dan zal ik je een kopie van de eed laten zien die je gezworen hebt en zal je gestraft worden zoals voorschreven staat.’
Helward opende zijn mond om te antwoorden, maar aarzelde. Dit was beslist niet het aangewezen tijdstip de waarde van de eed in twijfel te trekken. Toekomst Clausewitz moest zich duidelijk inhouden, want op Helwards verzet de opdracht te accepteren had zijn gezicht een dieproze kleur gekregen en was hij gaan zitten met de handpalmen plat op het tafelblad. In plaats van naar voren te brengen wat in hem omging, zei Helward: ‘Meneer, mag ik een beroep doen op uw redelijkheid.’
‘Je mag een beroep doen, maar ik kan niet redelijk zijn. Je hebt in je eed gezworen de veiligheid van de stad boven alle andere zaken te plaatsen. Jouw gilde-opleiding is een zaak van stadsveiligheid, en daarmee uit.’
‘Maar het zou toch uitgesteld kunnen worden? Zodra het kind geboren is, zou ik kunnen vertrekken.’
‘Nee.’ Clausewitz draaide zich om en haalde een groot vel papier tevoorschijn dat gedeeltelijk in beslag werd genomen door een kaart, en gedeeltelijk door verschillende cijferreeksen. ‘Deze vrouwen moeten naar hun nederzettingen worden teruggebracht. Tijdens de vijftien kilometer, of daaromtrent, die je vrouw nodig heeft voordat ze het kind baart, zal de afstand naar de nederzettingen gevaarlijk vergroot zijn. Op dit ogenblik liggen ze al meer dan zestig kilometer naar het zuiden. Een vaststaand feit is dat jij de volgende leerling op het schema bent, en degene die moet gaan.’
‘Is dat uw laatste woord, meneer?’
‘Ja.’
Helward zette het onberoerde glas wijn neer en liep naar de deur. ‘Helward, wacht.’
Hij bleef bij de deur staan. ‘Als ik vertrekken moet, wil ik mijn vrouw opzoeken.’
‘Je hebt nog een paar dagen. Je vertrekt over een kilometer.’
Vijf dagen. Het was eigenlijk niets.
‘En?’ zei Helward, die niet langer de noodzaak voelde de gebruikelijke beleefdheid in acht te nemen.
‘Ga zitten, alsjeblieft.’ Met tegenzin gaf Helward aan het verzoek gehoor. ‘Denk niet dat ik onmenselijk ben, maar ironisch genoeg zal deze expeditie jou duidelijk maken waarom een aantal van de stadsgebruiken onmenselijk schijnen. Zo doen we het nu eenmaal, en het is ons opgedrongen. Ik heb begrip voor je bezorgdheid wat betreft Victoria, maar je moet naar het verleden gaan. Er bestaat geen betere manier voor jou om inzicht te krijgen in de situatie van de stad. Wat daar ten zuiden van ons ligt is de reden voor de eed, voor het ogenschijnlijk barbaarse in onze gewoonten. Je bent een ontwikkeld man, Helward... ken jij in de geschiedenis een beschaafde cultuur waarin vrouwen door middel van een ruilhandel verkregen werden om die simpele, ongecompliceerde reden, dat maar een ding als wederienst van hen verwacht werd? En die vervolgens, als hun deel van de afspraak was uitgevoerd, weer teruggebracht werden?’
‘Nee, meneer.’ Helward wachtte een ogenblik. ‘Behalve...’
‘Behalve primitieve stammen wildemannen die verkrachtten en plunderden. Nou, misschien zijn wij iets beter, maar het principe is niet minder wreed. Onze ruilhandel is eenzijdig, ondanks alles wat voor het tegendeel lijkt te pleiten. Wij doen een voorstel tot onderhandelen, bepalen onze voorwaarden, betalen de prijs en gaan verder op onze weg. Wat ik je vertel moet gedaan worden. Dat jij je vrouw verlaat op een tijdstip waarop ze jou het meest nodig heeft is een kleine onmenselijkheid die voortkomt uit een levenswijze die op zich gnomen onmenselijk is.’
Helward zei: ‘Geen van beide kan de ander verontschuldigen.’
‘Nee... dat moet ik toegeven. Maar je bent door je eed gebonden. De eed stamt van de oorzaken achter de grootste onmenselijkheden, en als jij jouw persoonlijk offer gbracht hebt zal je het beter begrijpen.’
‘Meneer, de stad moet haar gebruiken veranderen.’
‘Maar jij zal merken dat het onmogelijk is.’
‘Door naar het verleden te reizen?’
‘Veel zal duidelijk worden. Niet alles.’ Clausewitz stond op. ‘Helward, tot dusver ben je een uitstekende leerjongen geweest. Ik voorzie, dat je tijdens de komende kilometers zal blijven doorgaan met hard en goed voor de stad te werken. Je hebt een verstandige en mooie vrouw, heel wat om voor te leven. Je wordt niet met de dood bedreigt, dat beloof ik je. De straf die de eed voorschrijft is naar mijn weten nooit uitgevoerd, maar ik vraag erom dat deze taak die de stad je opdraagt wordt uitgevoerd, en nu wordt uitgevoerd. In mijn tijd heb ik het ook gedaan, evenals je vader... evenals alle andere gildeleden. Zelfs op dit ogenblik zijn er zeven van je collega’s - allemaal leerjongens - in het verleden. Zij zagen zich tegenover dezelfde persoonlijke belasting geplaatst, en niet allemaal hebben zij die gewilig aanvaard.’
Helward schudde Clausewitz de hand en ging op zoek naar Victoria.