.8.

De ranch was zo langzamerhand in twee kampen verdeeld. Alvero Portes begon meer en meer Matthew buiten te sluiten. In het begin had hij Matthews gewonde arm als excuus aangevoerd, maar Matthew merkte steeds vaker wanneer hij het terrein op kwam dat Rod en Mack of Mack en Doug en de zwarte jongen Drie er met nog wat losse krachten op uit waren gestuurd om het vee bijeen te drijven. De vorige week was Matthew een keer woedend thuisgekomen omdat vijf mannen, zonder dat hij het wist de kalveren waren gaan brandmerken. Matthew had stampvoetend door de kamer gelopen en gebruld: 'Hij stelt gewoon mijn humeur op de proef. Hij probeert me eronder te krijgen met die trucjes van hem! Maar hij moet niet denken dat ik een paard ben!' Hij bleef abrupt voor haar staan en liet zijn stem dalen. Zijn stem had bijna iets treurigs. 'Ik heb moeite me te realiseren dat hij dezelfde man is van vroeger voordat ik naar huis terugging, er is geen vergelijk mogelijk. Hij is net zo sluw en zo achterbaks als een Indiaan, en hij is gemeen. Ja' - hij knikte naar haar - 'hij is gemeen. Weet je - ik wilde je het eerst niet vertellen, maar als Luisa eenmaal begint te kletsen hoor je 't toch wel-gisteren heeft hij Vier met de zweep geslagen.' 'Met de zweep geslagen? O nee! Maar waarom? Wat had hij gedaan?' 'Hij had hem zogenaamd op heterdaad betrapt bij het mishandelen van een paard. Kun jij 't je voorstellen? Het enige dat Vier dolgraag wil, is op een paard rijden. Ik zou nog eerder gedacht hebben dat hij er eentje zou stelen om erop vandoor te gaan. Nee, volgens mij, en dat dacht Doug ook, heeft hij de jongen bij Eagle zien staan, en omdat hij het dier zelf gefokt heeft, is hij er helemaal dol op, nog meer dan op al die andere dieren in de stal, en waarschijnlijk stond Vier alleen maar het dier te bewonderen. Het zou oom te machtig worden wanneer hij zijn kostbare volbloed door een zwarte hand zou zien aanraken! Maar ik ben er zeker van dat het alleen maar een excuus was hem een pak slaag te geven; hij is toevallig Luisa's hulp en op die manier wilde hij eigenlijk haar treffen.' Ze legde haar hoofd tegen zijn arm en zei na een poosje: 'Laten we hier weggaan, Matthew, alsjeblieft zo gauw mogelijk.' Hij knikte langzaam terwijl hij antwoordde: 'Ja, je hebt gelijk; we moeten hiervandaan, en net wat je zegt, heel gauw, hoe eerder hoe beter...' Die morgen was het stralend weer, de lucht was helder, het gras op de prairies was als een golvende groengele zee. De jonge paarden in de palissade waren aan het bokken en galopperen alsof ze zich plotseling weer van hun kracht bewust waren. Willy en Josefina speelden voor het huis met het berejong, dat aan een ketting zat, ze noemden hem Nippy. Ze hadden ook een houten paard waarop een echte staart aan de achterkant was vastgespijkerd, evenals echte manen op het ruw uitgesneden hoofd. Hoewel Josefina een jaar ouder was dan Willy, was ze niet zo groot als hij en ook minder sterk. Zo probeerde ze hem nu van het zadel van het houten paard te duwen en toen dat niet lukte, probeerde ze wijdbeens op Nippy te gaan zitten. Dit ontlokte Katie de opmerking toen ze door de keuken liep: 'Daar gaan ze weer, die twee; altijd maar weer kibbelen om te zien wie er haantje-de-voorste is.' Tilly draaide haar hoofd om en lachte: 'Nou, zo lang ze gelijk opgaan, hoeven we ons geen zorgen te maken.' 'Daar komt de baas.' Katie wees uit het raam en Tilly liep haastig naar de deur en deed enigszins verbaasd open, want hij was nog geen halfuur geleden vertrokken. Maar ze zag dat hij verheugd over iets was. Hij kwam met uitgestrekte hand de kamer in en zei: 'Het is een brief van de familie Curtis. Ze geven in het weekend een barbecue; ze zouden het leuk vinden als wij ook kwamen en 's nachts bleven slapen.' 'O, dat zou leuk zijn. Maar waarom geven ze een barbecue?' 'In de brief staat' - hij haalde hem uit de envelop en gaf hem haar - 'dat ze twee hoogwaardigheidsbekleders op bezoek krijgen. Het zou Houston kunnen zijn, maar ze schrijven er niets over. In ieder geval brengen dergelijke lieden meestal zo de nodige entourage met zich mee, en zoals je weet heeft Tessie drie roodharige dochters die nodig aan de man moeten, hoewel me dat met Bett, Rariny of Flo nog een hele toer lijkt!' 'O! Matthew.' Tilly wuifde met haar hand naar hem. 'Het zijn aardige meisjes.' 'Dat zijn buffelkoeien ook.' 'Matthew!' Ze trok een lang gezicht en ze schoten allebei in de lach. Toen werd ze weer ernstig en vroeg: 'Heeft hij ook een uitnodiging gehad?' 'O, vast wel; er was ook een brief voor hem bij.' 'Wie heeft die brieven gebracht?' 'O, drie cowboys die op doortocht waren; ze hebben voor Lob Curtis gewerkt. Ik heb ze op de binnenplaats achtergelaten. Ik denk dat ze vragen hier een paar dagen werk te krijgen.' 'Denk je dat Tessie bewust die namen niet genoemd heeft als een ervan Houston is omdat ze weten dat je oom dan niet zou komen?' 'Zou kunnen.' 'Waarom mag hij Houston niet? Dat is toch niet om de politieke opvattingen van de senator?' 'Ik denk dat het komt omdat Houston tijdens zijn reizen nooit hier is geweest. Hij heeft jarenlang door deze staat gereisd, naar ik heb begrepen, maar hij heeft deze ranch nooit de eer bewezen hier zijn intrek te nemen en oom als zijn gastheer te beschouwen. Maar een van de redenen waarom oom zegt dat hij die man niet kan uitstaan, is dat hij als jongeman veel bij de Indianen heeft gezeten. Hij heeft zelfs één keer meer dan drie jaar bij hen gewoond, dus ik zou zo denken dat hij ze beter dan wie ook moest kennen. In ieder geval' - hij walste nu met haar de kamer door-'gaan we naar een echt feest en kan ik voor de eerste keer eens met je pronken.' Hij stopte abrupt en trok een ernstig gezicht. 'U zult uw mooiste jurk dragen, mevrouw Sopwith en alle juwelen die u bezit want ik ben van plan elke Amerikaan, van jong tot oud, jaloers te maken.' 'Ja, meneer.' Ze omhelsden elkaar en Matthew zei lachend: 'Ik ben blij dat je eindelijk je plaats weet.' Tilly vroeg nu ernstig: 'Wat voor soort mensen zal ik daar ontmoeten? Want ik heb het idee dat het niet zo'n klein feestje wordt als Tessie officiële uitnodigingen stuurt.' 'O, waarschijnlijk wat mensen uit de politieke wereld, en tussen al het eten en drinken en dansen door zullen er heel wat problemen besproken worden, vooral met betrekking tot de afschaffing van de slavernij. Vreemd...' Hij draaide zich om en liep de kamer door. Met zijn rug naar de haard gekeerd bleef hij staan en zei: 'Vroeger heb ik er nog wel eens over gedacht in de politiek te gaan omdat ik dacht dat ik de situatie begreep, maar hier' - hij schudde zijn hoofd - 'schijnt iemand de ene dag vóór iets te zijn en de volgende dag is hij opeens tegen, en daar beschuldigen ze Houston nu van. Ik denk dat ik het op dit punt met hem eens ben en ook tegen de uitbreiding van de zwarte slavernij moet zijn, maar om dat standpunt wordt hij behandeld als een verrader. En hij staat aan de kant van de Indianen. Weet je, het is gek, maar ik ontdek dat ik het daarin ook met hem eens ben. Natuurlijk is het wel zo, zoals Rod me een paar weken geleden nog eens vertelde dat ik nog nooit een Indiaanse overval heb meegemaakt, anders zou ik misschien wel anders praten. Hij wou er maar niet aan dat de meeste overvallen in verband stonden met het niet nakomen van de regering van haar beloften. En echt'-hij knikte naar haar-'het is schandalig hoe die zich hebben gedragen. Twee jaar geleden, vlak voordat ik weer naar Engeland terugging, had ik een gesprek met een van de Indiaanse agenten. Let wel, dit zijn geen Indianen, het zijn blanke Amerikanen die geacht worden te zorgen voor het welzijn van de Indianen die in reservaten leven. Hij was best een fatsoenlijke kerel, maar wat hij me van andere agenten vertelde! Die stalen het voedsel dat de regering aan de Indianen gaf. O' - hij sloeg met zijn hand op zijn hoofd-'het gaat mij allemaal boven m'n pet.' Toen spreidde hij zijn armen wijd open en zei: 'Het enige waar ik bezorgd om ben, ben jij. Kom hier.' Toen hij zijn armen om haar heen had geslagen, hield hij zijn hoofd scheef en zei: 'Ik heb nieuws dat u zeer zeker een genoegen zal doen, mevrouw Sopwith.' Ze wachtte en zei niets totdat hij vroeg: 'Ga je niet vragen wat dat is?' 'Ja meneer. Wat is het?' Hij trok haar zo stevig tegen zich aan dat ze het uitgilde en toen zei hij: 'Mack vertelde me dat hij een geschikt huis in de omgeving van Came-ron heeft gezien.' 'Is dat in de buurt van de Red River?' vroeg Tilly snel. 'Nee! Nee, die is er twee- of driehonderd kilometer vandaan. Nee, deze ranch ligt hemelsbreed zo'n tachtig kilometer hiervandaan, tussen Cald-well en Cameron, maar we zullen enigszins in de richting van Washington moeten gaan en dan de Brazos oversteken. Bij elkaar zullen we zo'n honderdvijftig kilometer moeten reizen. Maar maak je geen zorgen, we blijven ver bij de Comanches vandaan. In ieder geval liggen er die kant uit genoeg forten om de vrede te bewaren, daar ben ik zeker van. Mack zei dat het een goed huis is en hij denkt dat er zo'n dertig tot veertig hectare grond bijhoort. Het is prima grasland met wat bos. Het lijkt me werkelijk ideaal, want ik loop er al een poos over te denken om een goed ras koeien te fokken, niet het ras dat ze hier laten zwerven, misschien probeer ik ze met een Schots ras te kruisen, die hebben meer vet. En dat laten zwerven op de prairies is alleen maar goed als er geen alternatief is, maar ik zie andere mogelijkheden. Er verandert veel; er worden op het ogenblik verschillende spoorwegen aangelegd en ze komen ook deze kant uit. Het kan misschien nog een paar jaar duren, maar eens komen ze deze kant uit. We hebben wel rivieren, maar we willen ook rails. Stel je toch eens voor dat er een spoorlijn in de buurt was en dat de jongens niet steeds met die kudden op stap hoefden, omdat ze misschien een derde ervan in het droge seizoen verliezen. Maar' - hij spreidde zijn handen wijd uit - 'stel je nou toch eens voor, een locomotief met een eindeloze serie wagons erachter.' Ze deed een stapje opzij en zei pinnig: 'Ja, ja, ik kan het me heel goed voorstellen en dat arme vee wordt er maar ingestouwd zonder ruimte om zich om te draaien of zelfs maar te bewegen. Ja, ik kan het mij goed voorstellen.' 'O.' Hij pakte haar bij de schouders en zei zacht: 'Tilly! Tilly! Je woont in een wild land; je moet je harden tegen zulke dingen anders krijg je het zwaar te verduren. Koeien worden gehouden om opgegeten te worden. Jij bent net zo dol op een stukje vlees als ieder ander.' Ze deed haar ogen dicht en liet het hoofd hangen. 'Ja, ja, dat weet ik, je hoeft er niet de nadruk op te leggen. In ieder geval zal ik Tessie terugschrijven. Ik denk dat ik het officieel moet aanpakken.' 'Ja, dat denk ik ook.' 'Nou, dan moest ik het gelijk maar doen. Het is toch grappig als je bedenkt' - ze lachte nu - 'dat mensen van je verwachten dat je allerlei beleefdheidsvormen in acht neemt in dit...' Ze veegde even met haar hand over haar gezicht en besloot: 'land. Het lijkt wel alsof we weer in Engeland zijn.' 'Ze hebben zo hun maatstaven.' Zijn gezicht stond ernstig. 'En ik denk dat je hier in de steden nog meer snobisme en standsverschil zult tegenkomen dan je ooit in Engeland hebt gezien. In Engeland praten we niet over komaf, maar hier hebben ze het constant over hun geweldige grootouders, ooms, tantes en weet ik veel... Goed, schrijf maar een fraai beleefdheidsbriefje, dan zorg ik er wel voor dat het op de plaats van bestemming komt.' Tilly schreef de brief en zei toen tegen Katie dat ze even naar Luisa ging om te kijken of zij ook een dergelijke uitnodiging had ontvangen; als deze bij de uitnodiging voor haar vader inbegrepen zou zijn, zou ze er nog niets van weten. Ze bleef even staan voordat ze het erf van de ranch opging en keek over het land in de richting waar ze dacht dat het huis zou liggen. Ze voelde opeens een opwinding en een gevoel alsof ze op hetzelfde moment een paard wilde bestijgen en zo over het land galopperen om dat huis zelf te zien. In gedachten zag ze het al voor zich, een huis met twee verdiepingen, een veranda ervoor, met witte zuilen en een stoep die op een groen grasveld uitkwam. Ze had moeite om niet naar Luisa toe te hollen. Ze ging door een ruwhouten hek en stapte het erf op toen er twee mannen uit de slaaphutten kwamen. Ze bleven staan en keken naar haar. Het waren vreemdelingen en ze vermoedde dat het twee van de drie nieuwe werkkrachten waren, waarover Matthew het had gehad. Ze glimlachte naar hen en toen ze verder liep, hoorde ze een van hen zeggen: 'Dat kan toch niet waar zijn?' Ze voelde dat de vraag voor haar bedoeld was en ze draaide zich om naar de man die op haar toeliep. Ze kende hem niet. Hij had een smal gezicht, een baard en hij droeg een grote hoed. Hij was slordig gekleed, enigszins als de rangers, in een lange strakke broek en een kort jack; hij had een riem om, met een tas eraan. Hij was nog bijna drie meter van haar verwijderd toen hij bleef staan en zei: 'Bent u het echt?' Zijn stem klonk anders dan die van de meeste knechten en ze moest even nadenken waar ze zoiets voor het laatst had gehoord, en toen het haar weer te binnen schoot keek ze de man nauwlettend aan. Het accent was noordelijk, uit het noorden van Engeland. 'Juffrouw Trotter?' 'Ja, ik... ik was juffrouw Trotter.' 'O ja, ik vergat het. Sorry. M'n vader had 't me in een brief verteld. Ik heb hier pas één brief van 'm gehad. Dat ik dat nou mis had! U kent me niet? Nou ja, met dit allemaal op m'n kop.' Hij veegde over de zijkanten van zijn hoofd. 'En drie jaren hier veranderen een mens. Ik ben Bobby Pearson, weet u.' 'O! O, ja, de zoon van meneer Pearson. Ja, hij zei dat u naar Amerika zou gaan. Nou, nou toch!' Even had haar stem verheugd geklonken, alsof ze blij was hem te zien, maar dat was maar kort geweest, want de mogelijke gevolgen van zijn aanwezigheid maakten haar draaierig van schrik. 'Wat is de wereld toch klein, nietwaar?' 'Ja, ja, zeg dat wel. Wat... wat doet u zoal?' 'O, m'n maat en ik trekken wat rond, we zijn eigenlijk op weg naar de mijnen... de goudmijnen. Maar ik heb al gezegd dat er niet veel meer over zal zijn tegen de tijd dat wij daar aankomen. We hadden er al weken eerder kunnen zijn, maar het zat tegen, door het slechte weer. Gut, wat gek dat ik u nou hier tegen moet komen. Niet dat ik vroeger de deur bij u plat liep, maar ik heb u toch vaak in het rijtuig zien uitrijden. Jawel.' Hij knikte met zijn hoofd alsof hij alles weer voor zich zag... 'Is meneer Sopwith hier ook? Ach, natuurlijk is hij hier.' Hij knikte en keek toen om zich heen. 'Goeie tent hier, als ik 't zo bekijk. Alles prima voor mekaar. De grote baas heeft ons voor een poosje aangenomen.' 'O ja?' Ze knikte. 'Nou, in dat geval zullen we elkaar nog wel eens zien, meneer Pearson.' 'Ja, dat denk ik ook.' Hij deed een stap naar achteren en knikte grijnzend. 'Je loopt hier toch maar van alles tegen het lijf. En dat terwijl het land zo groot is... Nou, tot ziens dan maar.' Ze knikte weer, draaide zich om en liep in de richting van het hondehuis, maar toen ze eenmaal in de open gang stond, klopte ze niet op Luisa's deur. Ze bleef even met gesloten ogen staan en liep toen recht door en ging door de achteruitgang. Hier bleef ze opnieuw staan en legde haar arm tegen de houten muur. Hij zou praten. Die man was anders dan zijn vader, het was een kletskous, hij zou praten, hij zou beweren dat hij alles van haar wist. Ze zag hem al genieten van alle aandacht die hij kreeg als hij zou beschrijven wat voor leven ze geleid had en wat de dorpelingen van haar vonden. Ze moest Matthew waarschuwen. Waar was hij? Terwijl ze zich omdraaide en het erf op wilde lopen, zag ze Emilio uit Luisa's keuken komen. Haastig liep ze naar hem toe. 'Jonge baas. Heb jij jonge baas gezien?' Emilio grijnsde breed en wees met zijn duim over zijn schouder. 'Hij binnen...' 'O, dank je.' Toen ze de keuken binnenstormde, draaiden Luisa en Matthew zich om en keken haar verbaasd aan. Luisa was bezig eten klaar te maken en Matthew stond een stuk cake te verorberen. Bij de aanblik van Tilly propte hij snel de ene helft in zijn mond en legde de andere helft op tafel. Hij slikte en stak zijn handen naar haar uit. 'Kalm. Kalm. Wat is eraan de hand?' Ze keek even van hem naar Luisa. Toen scheen ze een besluit te nemen en zei: 'Eén van die mannen, die vanmorgen die brief brachten, ik... ik kwam hem net tegen.' Toen ze zweeg zei hij: 'Ja, en?' 'Hij... hij is de zoon van Pearson. Weet je wel? Of misschien weet je 't niet, maar Pearson was de klusjesman in het dorp. Hij... hij was altijd heel aardig voor me, hij nam het altijd voor me op. De laatste keer dat ik hem tegenkwam, vertelde hij me dat zijn zoon naar Amerika zou gaan. Nou' - ze knikte over haar schouder - 'hij is hier, hij is een... een van de drie mannen.' Ze wierp nu een blik op Luisa en als om haar houding uit te leggen, zei ze: 'en hij is een kletskous, dat verzeker ik je. Hij zal ze alles vertellen, en je oom...' Ze keek weer naar Matthew en nu zweeg ze en gebaarde weer met haar hoofd. 'Dit heeft hij nog net nodig.' 'Laat dat maar aan mij over. Als hij het waagt zijn mond open te doen dan is ie nog niet jarig, dat zal ik hem eens even goed duidelijk maken.' Toen hij naar de deur stapte, holde ze naar hem toe en greep zijn arm en zei: 'Wees voorzichtig, Matthew, wees tactvol, ik bedoel... jaag hem niet op de kast. Vraag hem liever, in plaats van hem te bevelen, mijn naam niet te noemen.' Hij keek haar even strak aan, draaide zich toen om en rende weg. Toen de deur dicht was, leunde ze ertegenaan en keek naar Luisa. 'Is het werkelijk zo erg?' vroeg Luisa. 'Niet... niet wat mij betreft, maar het is maar net wat de mensen ervan zullen vinden.' 'Waarvan zullen vinden?' Tilly boog haar hoofd. 'Dat... dat ik een heks werd genoemd en dat... en dat ik twaalf jaar lang met Matthews vader als zijn maïtresse heb samengeleefd.' Ze sloeg haar ogen op en zag Luisa haar met open mond aanstaren. Ze was van de tafel naar achteren gelopen en stond bijna met haar rug tegen het houtfornuis. Tot Tilly's grote verbazing was haar reactie: 'Een heks? Lieve help, wat vreemd!' Ze had geen enkele vrouwelijke afschuw laten blijken dat ze de maïtresse van Matthews vader was geweest, ze vertoonde evenmin afschuw met betrekking tot het verhaal dat ze een heks zou zijn, haar gezicht had eerder een trek van grote verbazing. Op dat moment werd haar aandacht getrokken door kreten die op het erf klonken. Ze liepen naar het raam en plotseling sloeg Tilly een hand voor haar mond en slaakte een hoge gil voordat ze naar buiten rende, met Luisa achter zich aan. Ze bleven even staan toen ze Matthew en Bobby Pearson vechtend uit de slaaphut zagen komen. Tilly wilde naar hem toerennen, maar Luisa greep haar bij de arm en siste: 'Wacht even.' En zo bleef ze stilstaan terwijl haar lichaam tegelijkertijd in de starthouding ging. Rod Tyler, Mack en Doug Scott stonden om de vechtenden heen. De mannen stonden in de deuropening van de slaaphut. Eén, Twee, Drie en Vier en Moe Eén stonden voor de stallen en Diego en Emilio onderaan de stoep van het huis. Maar bovenop, op de veranda stond Alvero Portes met een blik van verbazing, vermengd met afkeer, op zijn gezicht. En pas toen hij Matthew tegen de grond zag gaan en hem daarna met zijn nieuwe knecht door het stof zag rollen, haastte hij zich de trap af en schreeuwde: 'McNeill! Laat ze ophouden! Laat ze direct ophouden!' Mack deed een paar passen opzij en keek naar zijn baas, terwijl hij een gebaar maakte dat duidelijk 'Nee' betekende. Maar toen hij zag dat Matthew de jongere man bij de keel greep en hem bijna wurgde en dat de man op de grond niet meer met zijn benen spartelde, sprong hij naar voren. Direct was Doug Scott naast hem en samen hesen ze Matthew overeind; ze hadden de grootste moeite hem in bedwang te houden. Een van de mannen rende nu van de slaaphut naar Bobby Pearson en tilde zijn hoofd op. Rod Tyler kwam ook dichterbij en vroeg: 'Alles in orde?' Pearson bewoog zijn hoofd en voelde aan zijn nek. Toen keek hij omhoog naar Matthew die hem woedend aankeek en hij hijgde: 'Verdomde maniak!' 'Maak dat je wegkomt!' Zowel Mack als Doug voelden Matthew verstijven toen Alvero Portes' stem hoog boven al het geroezemoes uit klonk: 'Ik heb deze man in dienst genomen, dus ik bepaal wanneer hij vertrekt. En wat heeft dit allemaal te betekenen?' Hij keek naar Pearson voor een antwoord en die schreeuwde hees: 'Alleen maar omdat ik wat over die vrouw van 'm zei.' 'Rustig! Rustig!' Dougs stem klonk fluisterend toen hij zei: 'Matthew je kunt hem nu niet meer tegenhouden; hij heeft het toch al verteld.' En hij had gelijk, want Pearson keek naar Alvero Portes en schreeuwde: 'Ik ken haar nog van vroeger, ik heb in hetzelfde dorp gewoond. Ze zeiden dat ze een heks was; ze heeft altijd problemen veroorzaakt, waar ze ook kwam.' Hij voelde opnieuw aan zijn nek en veegde met zijn andere hand het bloed weg dat van zijn bovenlip in zijn baard druppelde. 'Door haar schuld zijn er twee mannen gedood; daarna is ze op het Grote Huis de hoer gaan spelen en was jarenlang het liefje van zijn ouwe heer. Ze had ook een kind van 'm... jazeker...' Toen Matthew zich opnieuw met alle geweld naar voren stortte, sleurde hij bijna Mack en Doug tegen de grond. Hierop schoot Rod Tyler te hulp en zei: 'Breng hem naar binnen.' De mannen slaagden erin Matthew mee te nemen en Tilly draaide zich om. Luisa hoefde haar nu niet tegen te houden, want ze liet zich gewillig meevoeren naar het hondehuis. In de zitkamer duwde Luisa haar in een stoel en gaf haar vervolgens een groot glas cognac. 'Werk dat maar eerst naar binnen.' Ze deed wat haar gezegd werd en dronk het glas in twee grote teugen leeg. En toen Luisa zacht vroeg: 'Jij hebt ook veel in je leven meegemaakt, hè?' boog ze haar hoofd en de tranen druppelden omlaag. Luisa zei snel: 'Maak je maar geen zorgen, ik zal er geen kritiek op hebben, ik ben alleen maar verbaasd over die heksenbeschuldiging.' 'Ik ben nooit een heks geweest en ik heb ook nooit iets in die richting gedaan,' Tilly's stem klonk nu heel moe. 'Ik geloof je. Maar wat mij zo verbaast, is dat jij ook veel geleden hebt omdat je zogenaamd een heks was. Ik ben geworden wat ik nu ben, een gefrustreerde oude vrijster, door bijna net zoiets.' Tilly knipperde verbaasd met haar ogen en Luisa vervolgde: 'Hekserij is een zwaar beladen woord in sommige streken.' Ze draaide zich om, pakte een stoel en kwam vlak naast Tilly zitten. 'Herinner je je nog die foto in mijn slaapkamer? Nou, hij heette Bailey en hij woonde in Massachu-setts, tenminste, daar was hij geboren, maar zijn vader kwam hierheen toen hij twee jaar was. Nou, toevallig woonde mijn vader ook in Massa-chusetts en zijn familie woonde daar al generaties. Ze waren zo arm als slaven, maar zo trots als ik weet niet wat. Nou, de Baileys waren gewone mensen en iemand met die naam had eens, heel lang geleden eens beweerd dat een Portes een soort tovenaar was. In ieder geval werd er een familielid van vader opgehangen. Voor zover ik heb kunnen nagaan wonen er tientallen mensen met de naam Bailey hier in de buurt, maar niet zoveel met de naam Portes. Goed, wij woonden hier en ik was achttien voordat ik hier ooit iets over hoorde. Weet je' - ze boog haar hoofd nu-'ik mocht nooit tegen een man praten, ik mocht nog geen vijf minuten met een man alleen zijn, zelfs niet met een knecht van de ranch en ik mocht nooit, nooit alleen erop uit rijden, hij moest altijd met me mee.' Ze gebaarde met haar hoofd in de richting van het huis. 'Nou, tijdens onze ritten kwamen we dikwijls langs een huis in de buurt van Wheelock. Het was een arm huis en ik zag vaak een jongeman en een vrouw op het veld aan het werk en die jongeman keek altijd naar mij en ik naar hem. Toen werd vader een keer ziek en ik ging alleen paardrijden en reed toen in de richting van die boerderij. Voor de eerste keer heb ik toen Eddie Bailey ontmoet en met hem gepraat, en vanaf het begin was het tussen ons raak. In die week ontsnapte ik drie keer en reed naar Wheelock. Bij onze derde ontmoeting nam hij me in zijn armen en kuste me. Zo snel ging dat. Maar vader werd algauw beter, en ik kon er weer moeilijk tussenuit knijpen. Ik geloof dat we elkaar in dat jaar hoogstens zes keer ontmoet hebben. En Eddie begreep dat hij hier zijn gezicht niet kon laten zien, want hij had al genoeg gehoord over senor Portes' - haar stem klonk smalend bij dat senor - 'om te begrijpen dat hij hier direct weggeschopt zou worden, louter en alleen omdat hij een man was die belangstelling voor me had.' Ze zweeg en kwam overeind om naar het vuur te kijken. 'Toen ik achttien was, gebeurde het onvermijdelijke en ik vertelde mijn moeder over Eddie en mijn moeder vertelde het hem. God in de hemel!' Moeizaam ging ze verder: 'Hij gedroeg zich als een volslagen krankzinnige, hij raakte werkelijk buiten zinnen toen hij de naam Bailey hoorde. Toen kwam alles eruit: Eddie kon een van de duizenden Baileys zijn, maar nee, hij, uitgerekend hij, was de Bailey of de afstammeling van de Bailey die de aanstichter was geweest en gemaakt had dat die arme Portes met een touw om zijn nek eindigde.' Ze draaide zich om en keek Tilly aan. 'Toen zei ik dat ik wel met Eddie Bailey moest trouwen, omdat ik een kind van hem ging krijgen. Ik dacht eerst dat hij me zou vermoorden. Ik weet nog dat ik op de vloer kroop en dat moeder zich over me heenboog om me te beschermen. Ik zie nog hoe hij haar bij haar arm greep en opzij gooide. Ze was klein en tenger en ze tolde door de kamer. Hij bukte zich en ik keek hem aan en weet je wat ik zei, Tilly? Ik zei: "Je bent een gemeen zwijn, een gemene kerel!' Het was de eerste keer in m'n leven dat ik zoiets tegen iemand zei en ik gilde: "Als je me aanraakt, steek ik je met dit mes overhoop!' en weet je, ik had echt een mes in m'n handen. Hij had in zijn woede het bestek van de eettafel geveegd en het mes lag vlak naast me en ik zou het gebruikt hebben ook, want hij wou me al beetpakken, maar op dat moment kwam Mack de kamer in. Hoe lang hij daar al was, of wat hij had gehoord, weet ik niet, maar hij kon me in ieder geval tegenhouden, ik hield het mes al zó' - ze demonstreerde het - 'en ik wees ermee naar zijn buik. Ik bleef drie dagen op m'n kamer. Toen zei moeder dat Mack de hele situatie aan Eddie verteld had en dat hij me vrijdag zou komen ophalen. Dat was de dag waarop vader met de knechten erop uit zou gaan om het vee bijeen te drijven. Nou, het werd vrijdag.' Luisa zweeg en ging langzaam tegenover Tilly zitten. 'Moeder en ik zagen ze allemaal het terrein afrijden. We zagen de stofwolken verdwijnen. Toen wachtten we op de komst van Eddie. Nog geen halfuur later galoppeerde hij het erf op, met nog een extra paard bij zich. Ik stond al klaar met mijn bundeltje. Ik had wat spullen in een laken gestopt en ik stond daar in die kamer te wachten' - ze gebaarde weer met haar hoofd-'met bonzend hart. Eddie kwam binnen en we keken elkaar aan. Het was de eerste keer dat hij mijn moeder zag en het was de eerste keer dat zij hem zag. Hij zei: "Dag mevrouw" en zij antwoordde: "Dag, meneer Bailey." Het ging allemaal heel rustig en gemakkelijk, we hoefden ons niet te haasten, we hadden vier dagen de tijd, dachten we. Eddie sprak nog even met mijn moeder en zei dat hij altijd goed voor mij zou zorgen en ze bedankte hem. De tranen stroomden over haar gezicht. Op het moment dat hij mijn bundeltje van de vloer opraapte, verscheen vader in de deuropening. Er zijn geen woorden te vinden om dat vreselijke gevoel te beschrijven dat er op dat moment door mij heen ging, zelfs nog voordat hij vuurde. De kogel raakte Eddie in de borst, vlak onder zijn linkerschouder. Hij struikelde en viel. Maar hij raakte de vloer nog niet of hij had zijn Colt al getrokken en daarom wilde vader weer vuren, maar op dat moment vloog moeder naar hem toe. Hij had haar opzij kunnen duwen, maar dat deed hij niet, het gebeurde allemaal in een onderdeel van een seconde. Ze viel tegen zijn borst toen de kogel van Eddie haar raakte. Toen raakte vader door het dolle heen. Hij schoot de andere vijf kogels ook op hem af.' Tilly's mond stond open totdat ze ten slotte hijgde: 'O, Luisa! O, wat vreselijk!' Ze stak haar hand naar Luisa uit, maar die zei: 'Laat toch, het is nu alleen nog een herinnering, maar ik heb je dit allemaal verteld omdat ik niet wil dat je je wat aantrekt van wat die Engelse pummel zojuist heeft uitgekraamd.' Tilly vroeg zacht: 'De baby? Je baby?' 'O, die ben ik verloren, en weet je, ik kan me daar niets van herinneren. Ik schijn dagenlang gegild te hebben, zeggen ze en toen werd ik stil en ik heb me de eerste twee jaar nauwelijks bewogen en heb ook nauwelijks iets gezegd.' Ze glimlachte droevig. 'Het afschuwelijke is, dat ik hier niet vandaan kon gaan. Moe Eén werd in zekere zin een moeder voor me en Mack, wat werd Mack?' Ze haalde haar schouders op. 'Een steunpilaar.' Ze keek een poosje peinzend voor zich uit en zei toen: 'Ik zei dat het nu allemaal een herinnering is, maar wat mij nog steeds met bitterheid vervult, is dat slechte mensen eer kunnen krijgen om hun daden, want sommige lieden beschouwden vader als een held omdat hij de man had gedood die mij een kind had bezorgd. Stelletje huichelaars. Ze zeiden dat ze precies hetzelfde zouden doen als een van hun dochters ontmaagd werd. Dat is het woord dat ze gebruikten, ontmaagd. Maar als je nagaat wat er overal gebeurt! Maar je komt het zelden te weten, want ze moeten uitkijken voor hun goede naam! ... Maar in ieder geval, beste meid...' Ze kwam weer overeind en legde haar hand op Tilly's schouder, 'zal dit het eind van jouw verblijf op de Portes' ranch zijn. Matthew zei al dat hij iets anders op het oog had. Je moet er maar eens naar toe gaan, en gauw ook, want hierna zal hij je het leven ondraaglijk maken.' Tilly stond ook langzaam op en zei: 'Ik weet niet hoe ik de mannen nog onder ogen kan komen, na alles wat er gebeurd is.' 'O, die denken maar wat ze willen, zo zijn mannen nu eenmaal, trek er je niets van aan. Jij hebt Matthew toch? En hij is er een uit duizenden, je boft. Ja echt, want wat hij voor jou voelt, overkomt niet elke vrouw. Al zal hij misschien wel eens jaloers zijn.' Tilly bewoog haar hoofd langzaam en zei: 'Ja, ja, dat besef ik maar al te goed, ik moet zelfs voorzichtig zijn met de aandacht die ik de kinderen geef, vooral Josefina. Arme Josefina.' 'O, ze is niet arm, ze heeft nu een thuis, en dat heeft ze nooit bij haar moeder gehad, want Leonilda is alleen maar geïnteresseerd in mannen... Maar nu moest je maar eens naar Matthew gaan kijken, ik heb zo'n idee dat hij je nodig heeft. Ik kom nog wel eens langs. En als het kan, moeten jullie morgen naar dat huis gaan kijken. Ik hou dan wel een oogje op Katie en de kinderen.' Ze liepen samen de kamer uit, door het hondehuis en aan het eind van de tunnel stond Alvero Portes. Het gezicht van de man leek grijs en zijn ogen fonkelden feller dan Tilly ooit gezien had. Ze zag hoe zijn nek opzwol, zijn adamsappel op en neer ging onder de hoge kraag van zijn blauwe wollen jas en toen begon hij tegen haar te spreken. Hij schreeuwde niet, maar de manier waarop hij de woorden uitsprak, maakte dat iedereen op het terrein hem kon horen en alle mannen bleven staan. 'Jij onzedelijke vrouw! Onrein wezen! Zeg dat wel, een heks! Om mijn neef in te palmen nadat je eerst zijn vader in je netten had verstrikt. Je verlaat deze plaats onmiddellijk...' Zijn woorden verdwenen in Tilly's schrille kreet. 'Hoe durf je! Jij durft mij onzedelijk te noemen, gemene vent! Jij!' Het speeksel stroomde uit haar mondhoeken, ze werd verteerd door een woede die zo hevig was dat ze er geen enkele controle over had en ze sprong op die huichelachtige man af. Ze klauwde met haar vingers over zijn gezicht en hij was even zo de kluts kwijt dat hij achteruitstruikelde, met een arm voor zijn gezicht. Maar wat hij verder gedaan zou hebben, als Luisa, Moe Eén en Emilio haar niet bij hem weg hadden gesleept, valt te bezien. Waarschijnlijk zou hij haar tegen de grond hebben geslagen, maar net zoals kort tevoren de mannen de grootste moeite hadden Matthew in bedwang te houden, hadden ze nu hun handen vol aan Tilly. Alle damesachtige vernis was nu in een klap verdwenen. Ze was furieus, een wilde vrouw, haar hele wezen kwam in opstand tegen de onrechtvaardigheid die ze van de dorpelingen had ondervonden, vooral van de McGraths. Het was alsof ze weer opnieuw voor haar leven moest vechten tegen Hal McGrath; ze werd weer in het schandblok besmeurd; ze stond in de rechtszaal als getuige; ze hield haar oma in haar armen toen het huisje was afgebrand; ze kreeg in de keuken van het Grote Huis weer die hatelijkheden te verduren; ze onderging de vernedering uit het huis weggestuurd te worden; ze werd vernederd door de verachting van Jessie Ann en moest voor de tweede keer het Huis uit; ze stond op het Marktplein en probeerde de stok te ontwijken die haar kind blind maakte; ze stond uiterlijk onbewogen onder de beledigingen en insinuaties van de dames uit de omgeving; en ten slotte moest ze lijden onder de haat van deze gemene oude vent, die durfde te zeggen dat ze onzedelijk en onrein was. Ze hield op met vechten en schudde de handen die haar vasthielden hijgend van zich af. Ze keek naar de man die een witte zakdoek tegen zijn gezicht drukte, die nu een bijna duivelse blik in zijn ogen had en met luide stem schreeuwde ze: 'Een heks, zei je dat ik was. Nou als ik dan toch een heks ben, zal ik je dit zeggen: Eens zul je naar de dood verlangen, eens zul je zo alleen zijn dat je naar de dood verlangt.' En hierop draaide ze zich om, duwde Luisa en Moe Eén ruw opzij en marcheerde het erf af, de heuvel op naar haar huis. Rod Tyler, Mack en Doug keken verbaasd op toen ze bruusk de kamer binnenviel. Matthew zat met gebogen hoofd in een stoel bij het vuur, maar hij sprong onmiddellijk overeind toen hij haar aankeek. Ze greep de rand van de tafel beet en keek langs de mannen heen naar hem op. 'We moesten ons er maar op voorbereiden hier zo snel mogelijk te vertrekken, want ik heb zojuist mijn handtekening op zijn gezicht achtergelaten.' 'Wat zeg je?' Matthew kwam moeizaam naar haar toe. Hij hield de arm die door de beer was geraakt vast alsof hij veel pijn had. Hij bleef vlak voor haar staan. 'Wat zeg je?' Ze moest de tafel vast blijven houden om haar evenwicht te bewaren, maar toen ze sprak trilde haar stem. 'Hij... hij zei dat ik weg moest gaan omdat ik... ik onrein was, ik weet niet wat er toen over me kwam... o ja, toch wel.' Ze schudde haar hoofd. 'Ik werd zo woedend over deze onrechtvaardigheid, na alles wat ik al had moeten doorstaan, dat ik... dat ik zei dat hij een gemene vent was.' Ze keek opzij en zag dat de drie mannen haar verbijsterd aankeken. 'We... we moeten hier weg... naar dat andere huis, wat dat ook mag zijn.' Toen keek ze naar Mack en vroeg: 'Wat voor huis is het eigenlijk?' 'Het is een goed huis, het is net zo goed als dit en ze willen zo gauw mogelijk eruit.' Ze knikte naar hem en zei: 'Dat is dan geregeld,' toen liet ze de tafel los en zakte in een stoel. De mannen knikten wat ongemakkelijk naar Matthew en Doug vroeg: 'Is alles goed met je, Matt?' en Matthew antwoordde: 'Ja hoor, alles in orde. Bedankt.' Zonder verdere woorden verdwenen de mannen achter elkaar naar buiten en Matthew liep naar Tilly. 'Heb je hem echt geslagen?' Ze tilde haar hoofd vermoeid op. 'Nee, ik heb hem niet geslagen, ik heb hem gekrabd. Ik heb zijn gezicht opengekrabd en ik hoop dat dat nog lang te zien blijft.' 'O Tilly! Tilly!' Ze lachte treurig. 'Niet erg damesachtig, hè?' 'Ik heb maling aan damesachtige manieren. Ik denk nu alleen maar aan alle narigheid die je door hem te verduren hebt gehad.' Hij kwam naast haar zitten en pakte haar hand. 'Niets is gelopen zoals ik het wilde, vanaf onze komst hier, maar als we eenmaal ons eigen huis hebben zal alles anders worden.' Ze keek naar hun ineengeslagen handen. 'Geruchten reiken soms ver. Honderd kilometer hier is net zoveel als eentje in Engeland. Ik zal bij iedereen berucht zijn.' Ze sloeg haar ogen naar hem op en de pijn in die blik deed hem zijn armen naar haar uitstrekken, waarop ze vroeg: 'Je arm... je arm, is de wond weer opengegaan?' 'Nee, nee.' Hij schudde zijn hoofd. 'Het komt alleen doordat ik hem een tijdlang niet gebruikt heb, in ieder geval niet op die manier.' Hij glimlachte zuur. Ze keek hem ongerust aan. 'Kun je wel rijden?' 'Natuurlijk. Natuurlijk. En we gaan morgenochtend direct op pad, we zullen Manuel met ons meenemen. Hij is een intelligente jongen en hij kent die omgeving goed. Ik denk niet dat een van de anderen op dit moment met ons mee kan gaan, maar als we alles geregeld hebben, zal Doug wel mee willen komen. Hij zei net iets in die richting toen jij binnenkwam. Ik heb zo'n idee dat Katie voor hem de belangrijkste reden zal zijn, maar Doug is een prima vent.' 'Hoe ver is het?' 'Daarheen? Nou, ik heb zo'n idee dat we zo'n zestig, zeventig kilometer op een dag kunnen halen; dus twee dagen heen, één dag om daar alles te regelen en hoe dan ook we zullen het voorlopig maar moeten nemen, en dan twee dagen terug. Nou, we zouden er met zo'n acht è negen dagen kunnen zitten.' 'Ik kan het gewoon niet geloven.' Ze leunde met haar hoofd tegen hem aan en fluisterde: 'Je zou zeker niet naar Engeland terug willen hè?' Ze wachtte op antwoord zonder hem aan te kijken en ten slotte zei hij zacht: 'Niet om te blijven, Tilly. Op de een of andere manier is dit mijn land. In goede en kwade tijden, hier wil ik wonen. Ik voel me hier thuis, zoals ik me nog nooit ergens anders heb thuisgevoeld. Ik kan het je niet uitleggen, ik wist toen ik hier voor het eerst voet aan land zette dat ik hier zou willen leven en sterven. Maar luister goed, lieveling.' Hij tilde haar kin op en keek haar diep in haar treurige ogen. 'Maak je nu geen zorgen meer, want als we ons daar eenmaal gevestigd hebben, zal ons leven, ons eigen leven samen ideaal worden.' Hij boog zijn hoofd naar haar over en toen hij zijn lippen op de hare legde, mompelde ze in zichzelf: Ideaal. Ideaal. Maar het vooruitzicht kon haar nog steeds niet blij maken.