.4.

Januari ging voorbij met veel vorst en ijs; de vorst was zo hevig dat zelfs midden op de dag de wenkbrauwen en wimpers van degenen die zich buiten waagden wit berijpt werden. Tilly moest veel tijd besteden aan het zagen van hout voor de haard. Het was alsof ze weer naar haar jeugd teruggekeerd was, maar nu beleefde ze geen vreugde aan deze lichaamsbeweging. Februari bracht zoveel sneeuw dat het huis tot aan de vensterbanken erin verdween en ze was voor meer dan een week totaal afgesneden van elk contact met de mensen uit het Grote Huis; ze begreep dat Burgess deze periode nooit overleefd zou hebben als hij alleen was geweest. Hij had altijd een sober leven geleid en zeer weinig aandacht besteed aan de behoeften van zijn lichaam en hij zou eerder nog meer dekens om zich heen hebben geslagen dan de elementen te trotseren om hout te halen. Daarbij kwam nog dat hij zich evenmin om maaltijden bekommerde, hij maakte hoogstens wat pap of thee. Dus zei ze tegen zichzelf dat haar huidige situatie in ieder geval ergens goed voor was. Haar buik scheen per dag dikker te worden; haar lichaam voelde de zwaarte. Fysiek voelde ze zich goed, zolang ze tenminste niet lette op het verdriet in haar hart en de hardnekkige kou. Het huis stond aan vier kanten open in het landschap, zonder beschuttende bomen en hoewel de muren meer dan dertig centimeter dik waren, leken ze toch niet warm te kunnen worden, evenmin als de tegelvloer. Nadat de zon twee dagen had geschenen, zette de dooi in en kwam er weer beweging op de wegen; nog niet met paard of wagen, alleen maar mensen te voet. Maar zij moesten dan tot over hun knieën door de sneeuw baggeren. Toen Arthur er ten slotte in slaagde het huisje te bereiken, ging hij gebukt onder een zware zak op zijn schouders en toen hij op de deur had geklopt en Tilly opendeed, liet hij zijn last van zijn rug glijden en schoof Tilly de zak in de armen voordat hij de sneeuw van zijn hoge laarzen stampte en van zijn jas schudde. 'Maar Arthur toch! Waarom ben je er in dit weer op uit gegaan?' 'M'n moe dacht dat je van de honger om zou komen. Ik zal m'n laarzen maar uitdoen, ze zijn drijfnat.' 'Nee, nee, kom toch binnen, je vat nog kou.' Ze stak haar hand uit, greep zijn arm en trok hem over de drempel, waar hij op de mat stampte. Hij keek de kamer rond, waar Burgess in zijn stoel voor de haard zat en zei eenvoudigweg: 'Frisjes.' ' Ja,ja inderdaad,Arthur het is frisjes frisjes vandaag, net wat je zegt, en het is heel lang frisjes geweest. Denk je dat er een eind aan de kou komt?' 'Nog lang niet,meneer Burgess,nog lang niet. De lucht zit nog vol sneeuw.' 'Kom maar hier bij het vuur .' Tillly wenkte hem verder de kamer in, maar hij aarzelde en zei: 'Ik ben verschrikkelijk smerig Tilly; ik maak er een puinhoop van.' 'Nou, het is niet de eerste keer dat die vloer gedweild moet worden. Ga maar gauw zitten, Arthur.' Haar stem klonk bevelend. 'Ik zal je iets te drinken geven.' Ze zette de zak op tafel en keek hem vragend aan. 'Hoe heb je dit allemaal mee kunnen nemen?' 'Ze is opgehoepeld, Tilly. Die kakmadam is vlak voor de sneeuwstorm vertrokken. Ik heb al eerder geprobeerd je dit te komen vertellen, maar ik moest toen weer omkeren. En raad eens wie er nu is?' 'Matthew?' 'Nee, o nee!, niet meneer Matthew, maar meneer John. Hij kwam terug uit Scarborough, waar hij naar toe gegaan was om haar uit de weg te gaan. Maar hij heeft een brief gehad van meneer Matthew en die vroeg of John zo lang alles wilde beheren totdat hij terug was; hij heeft z'n zuster niet eens genoemd! U weet natuurlijk dat meneer Luke niets kon doen, omdat hij in het leger zit. In ieder geval was die jonge knul dolgelukkig. Katie vertelde dat hij die kakmadam eens goed de waarheid heeft gezegd en bijna zonder te stotteren. O, en ze is me toch tekeerge-gaan! En zal ik je es wat vertellen? Ze wilde haar man hierheen laten komen en ook haar schoonzuster. Ze was niet van plan zich iets van die brief, die meneer John had gehad, aan te trekken, zei Katie, totdat John de notaris hiervan op de hoogte bracht. Tenminste, dat zei meneer John, dat de notaris zou komen en alles zou bevestigen. Oei! Wat moest m'n moe toen lachen! En ze zei dat die kleine kakmadam door het huis rende alsof ze door een wesp was gestoken. Ik wist niet dat ze geen huis van zichzelf had, Tilly, maar dat ze bij haar schoonfamilie inwoonde, en dat ze daarom zo graag weer hier de baas wilde spelen. Wist jij dat, Tilly?' 'Ja, ik wist dat ze bij... de familie van haar man inwoonde.' 'Dat maakt de zaak wel duidelijk, nietwaar?' Arthur keek naar Burgess. 'Ik bedoel, waarom ze zo graag hier wilde blijven.' Burgess glimlachte en knikte. 'Ja, dat verduidelijkt veel. Schoonfamilies zijn nu eenmaal zelden geneigd de macht over te dragen aan hun zoons of dochters. Het ego van een man is niet helemaal van hem alleen, zijn vrouw maakt er deel van uit, en zij heeft dat als wapen gebruikt.' 'Ja. Ja.' Arthur knikte naar de oude man, met een enigszins vage blik. Zoals gewoonlijk kon hij dit soort redenaties niet helemaal volgen, maar hij begreep dat de oude man het volkomen met hem eens was. Hij draaide zich naar Tilly en zei: 'M'n moe vraagt hoe 't met je gaat, Tilly.' 'O, zeg maar dat ik me uitstekend voel. Hier...' Ze gaf hem een kom hete soep en een snee brood. 'Ga nu eindelijk eens zitten en drink dit op.' Arthur liet zich op de houten stoel aan de andere kant van de haard zakken en terwijl hij van de soep slurpte en van het brood at, vertelde hij alle nieuwtjes van de laatste weken. Toen reikte hij naar voren, zette de kom op de hoek van de tafel en zei: 'Je zou nu terug kunnen komen, Tilly. M'n moe zegt dat er alle kans is dat je terug zou kunnen komen.' Ze stond een eindje achter de stoel van Burgess en ze maakte een snel gebaar met haar hoofd naar Arthur, terwijl ze zei: 'O, ik denk niet dat dat zal gaan, Arthur, dat zou alleen maar nog meer onenigheid binnen de familie zaaien en daar hebben ze al genoeg van gehad.' Arthur ving haar blik op en begreep uit het schudden van haar hoofd wat ze eigenlijk bedoelde te zeggen. 'Ja, ja, misschien heb je wel gelijk, Tilly. Misschien heb je wel gelijk. Nou, ik stap maar weer eens op. Meneer Burgess.' Hij boog stijfjes en Burgess keek verstrooid op: 'O, o, ja, Arthur. Het was leuk van je even langs te komen. Doe mijn groeten aan je moeder.' 'Eh... ja... ja dat zal ik doen, meneer Burgess.' Tilly liep met hem mee naar de deur en toen hij zijn pet stevig op zijn oren zette en zijn kraag omhoogsloeg, zei hij: 'Sorry, Tilly, ik geloof dat ik me met andermans zaken bemoeide.' Ze antwoordde zachtjes: 'Het geeft niet, Arthur. Ik denk dat hij zich ongerust zou maken als hij zou horen dat hij alleen zou achterblijven. Hij is... hij is een zieke, oude man, en dat weet hij. Zelfs al kreeg ik de kans om nu terug te gaan, dan zou ik het niet kunnen doen. Ik denk dat het op dit moment trouwens toch niet zo verstandig zou zijn.' Onwillekeurig legde ze haar hand op haar buik en hij sloeg zijn ogen neer, terwijl hij zei: 'Misschien heb je gelijk, Tilly. Misschien heb je gelijk. Maar... maar we missen je. M'n moe mist je heel erg. Het huis is niet meer hetzelfde. Het werk wordt nog wel gedaan, maar zoals m'n moe gisteren nog zei het gebeurt niet meer met plezier. Weet je...' Hij grijnsde breed en vervolgde toen: 'Ik herinner me nog wat m'n pa vroeger zei. Ik was toen nog maar een klein jochie, maar ik kreeg wel een vreemd idee over God en de duivel, want hij zei dat als hij de kans kreeg om voor God te werken en die zou zeggen: 'Goed gedaan, gij goede en trouwe dienaar,' of voor de duivel, die zou zeggen: 'Hé ouwe jongen, dat was prima werk!', dan zou hij wel weten voor wie hij zou willen werken.' Hij was al op weg naar buiten, maar hij draaide zich opeens om en sloeg zijn hand voor zijn mond. 'Niet dat ik jou met de duivel zou willen vergelijken, Tilly.' Ook zij glimlachte breed en zei: 'Nou, daar was je dan niet ver vanaf, Arthur.' 'O, Tilly toch!' Hij zwaaide met zijn hand. 'Tot ziens. Ik kom gauw weer eens langs, als dat daar tenminste over drijft.' Hij wees in de verte waar boven de heuvels een dreigende lucht hing. Ze keek hem na toen hij wegreed, voordat ze weer naar binnen ging en de deur achter zich dichtdeed. O, het was leuk om weer eens iemand te zien. Alle leden van het gezin Drew lagen haar na aan het hart, alsof het haar eigen broers en zussen waren, de enige familie die ze nog had. Toen ze weer bij de haard terugkeerde, zat Burgess rechtop in zijn stoel. Hij stak zijn hand naar haar uit en zei: 'Kom eens hier, lief kind.' En toen ze voor hem kwam staan, keek hij haar met zijn waterige blauwe ogen aan en zei: 'Je moet nu met mij geen rekening houden. Als meneer John vraagt of je terug wilt komen, moet je dat doen. Ik ben nog niet helemaal kinds en het wordt hoog tijd dat ik weer eens voor mezelf ga zorgen.' 'Ja, inderdaad.' Ze knikte hem toe; toen boog ze zich voorover en trok de plaid om zijn schouders voordat ze hem weer achteruit in de stoel duwde en eraan toe voegde: 'Dus doe uw best en zorg dat u binnen de kortste keren weer op de been bent en rondstapt, en dan zullen we er eens over praten wanneer ik opstap.' 'O, Trotter.' Zijn hoofd knikte voorover en zijn stem trilde even toen hij zei: 'Ik heb dit niet verdiend. Echt niet. Ik ben een egoïstische oude man. Ik ben mijn hele leven egoïstisch geweest. Ik heb alleen maar aan mijn boeken gedacht.' Hij wuifde vaag met zijn hand naar de boeken op het tafeltje naast zich. 'Je kunt zeggen dat ik ze mijn leven trouw ben gebleven en wat voor nut hebben ze nu nog? Levenloze voorwerpen. Mijn hele leven heb ik ze mijn metgezellen genoemd, maar spreken ze tegen me en geven ze me troost? Alle kennis die ik uit ze vergaard heb, kan me niet helpen in vrede te sterven. Ze zeggen alleen maar: "Ga nog niet, geniet nog van me." 's Nachts praten ze tegen me, Trotter, en dan vragen ze: "Wat gaat er met ons gebeuren, als jij er niet meer bent? Ga niet weg," zeggen ze; "we kunnen je nog jaren lang gelukkig maken." En als ik ze zeg dat ik niet veel langer meer kan blijven, kijken ze me niets begrijpend aan en geen van alle zegt: "Hier, pak mijn hand als troost." Ik heb alleen jou, Trotter, en jij hebt me altijd een hand als troost gegeven. De meester was goed en vriendelijk voor me, maar zijn goedheid kwam uit zijn geest, terwijl jouw goedheid uit je hart komt.' 'O, lieve meneer Burgess!' Dat was het enige wat ze kon uitbrengen. Ze liet zich op haar knieën vallen en greep zijn magere blauwgeaderde handen. 'U gaat nog lang niet sterven, u zult weer beter worden; u zult als eerste mijn kind horen huilen. U gaat voor hem zorgen... voor haar... of wat het ook worden mag, u zult hem op uw knie nemen terwijl ik het huishouden doe. En dan nog iets'-ze schudde zijn handen-'uw boeken zijn uw ware vrienden geweest, laat ze dan nu niet in de steek.' 'O, lieve, lieve Trotter.' De tranen sprongen hem in de ogen en liepen langzaam over zijn wangen. 'Ik heb eens voorspeld dat jou recht zou worden gedaan, nietwaar?' Toen ze knikte, vervolgde hij: 'Nou, dat zal ik nog eens herhalen. Eens zal jou recht worden gedaan, Tilly Trotter. Je bent nu al een echte dame, dat is waar, maar eens zul je een dame van stand worden.'