NASPEL 

Het was het einde van het oogstfeest. De schuur had nog nooit zoveel vrolijkheid gezien, want het was de eerste keer dat er een dergelijk samenzijn had plaatsgevonden. Michael Radlet had oogstfeesten niet aangemoedigd, evenmin als zijn vader vóór hem en Donald Radlet natuurlijk ook niet. Zij zouden allen verbaasd hebben gestaan en hun ogen niet hebben geloofd bij de veranderingen die in niet meer dan drie jaar hadden plaatsgevonden. Wat Donald betreft, deze zou zeker ergernis hebben gevoeld dat zijn boerderij, zoals hij die steeds had beschouwd, nu werd beheerd door een vrouw, een jonge vrouw, ja, door zijn vrouw. Matthew Radlet had zijn broer maar zes weken overleefd en zijn heengaan had Jane en Constance nog meer naar elkaar gedreven. Hun schuldgevoel, hun berouw en hun opluchting mengden zich en werden gedeeld. Gedurende maanden na de dood van Matthew hadden ze een vreugdeloos bestaan geleid, tot Jane op een dag, alsof ze een geestesziekte van zich afwierp, in de keuken luidkeels had uitgeroepen: "Hoor eens, meisje, laten we hier een eind aan maken. Als we in ellende willen blijven leven, dan is het jammer dat hij op die manier is gestorven. Zo zie ik het nu en zo moet jij het ook zien. O ja, nog meer dan ik, moet jij het zo zien, want jij bent jong en gezond. Je moet een kind grootbrengen en dat moet opgroeien in een opgewekte omgeving en niet in de trieste sfeer die hier nu al maanden hangt." Het was sedert dat ogenblik dat, zoals Daisy Waite het uitdrukte, de missis en de jonge mistress hun verslagenheid lieten varen. Men zou het niet vreemd hebben gevonden als Constance het beheer over het gehele boerenbedrijf aan Harry Waite had overgelaten. Harry was heel goed op de hoogte van het werk op een boerderij en meer dan bereid alles in zijn macht te doen om haar te helpen en dat gold ook voor zijn vrouw, zoon en dochter, maar nee, sinds de dag waarop Jane als het ware de sluier van haar schuldgevoelens van hun schouders had gelicht, was in haar het besluit gerezen de boerderij zelf te beheren. En zo ging ze, door Harry Waite gereden, naar de markt en stond ze naast hem als hij bij koop en verkoop stond te loven en te bieden. Ze zei weinig of niets bij deze eerste bezoeken, maar ze hield haar hoofd hoog en keek onverstoorbaar om zich heen en haar blik belette de boeren uit de omgeving haar althans in het publiek uit te lachen. Ze twijfelde er niet aan dat het in de herbergen anders toeging, want bij één gelegenheid reed Harry Waite haar naar huis en had hij slechts over één oog de beschikking, omdat het andere dicht zat en snel blauw werd, terwijl zijn knokkels bloedden. Ze vroeg hem niet of hij had gedronken, want Harry Waite was, naar ze had ontdekt, een matig man; de grootste zorg in zijn leven was het welzijn van zijn gezin en, omdat hij in haar dienst stond, haar bescherming. Zijn trouw was goed beloond, want twee maanden geleden was hij met zijn gezin verhuisd naar het driekamerwoninkje dat ze voor hem op een klein besloten terrein op ongeveer honderd meter afstand van de eigenlijke boerderij had laten bouwen. De zoon van Harry Waite, Jim, die nu zeventien was, werkte onder andere als schaapherder op de boerderij en zijn dochter Nan-cy, nu zestien, verdeelde haar tijd tussen de melkerij en het huis. Het huis was zodanig veranderd dat het niet meer te herkennen was, want de zitkamer werd niet langer opgeluisterd door de paar-deharen sofa en er lag geen linoleum meer op de vloer, maar er stond een nieuwe Chesterfield bank op een geschakeerd vloerkleed en iedere dag in de winter brandde in deze kamer een vuur. Jane zat niet langer voor het fornuis in de keuken om haar voeten en knieën te warmen voor ze naar de ijskoude slaapkamer ging, maar zij en Constance besloten de dag gewoonlijk met naast elkaar, met pantoffels aan de voeten en een warme drank in hun handen, op de bank te zitten. Als het 's avonds erg koud was, waren hun slaapkamers aangenaam verwarmd. Dit was een heel bijzondere nieuwigheid en in de kamer die nu kinderkamer werd genoemd, brandde altijd een vuur, behalve op dagen dat het werkelijk warm was. In het najaar van 1866 werkte Constance aan haar boekhouding en bevond dat de winst van het afgelopen jaar belangrijk hoger was dan die van het voorafgaande jaar en dit ondanks het feit dat ze extra werkkrachten had moeten aannemen voor het dorsen en hooien van de eerste oogsten van het land dat Donald zo trots had verworven en ze besloot nu, met een gevoel van opwinding, een feest te geven. Ze zou Anna, Mary en het kindje laten komen; zij zouden ervan genieten. Behalve de familie Waite, zouden de Twiggs er zijn, vader, moeder en drie kinderen - ze hadden formidabel geholpen. Dan waren er nog Bob en Peter Armstrong, twee broers die een boerderij in het naastliggende dal bezaten. Zij waren van het begin af heel vriendelijk geweest en waren zelfs zo ver gegaan haar met goede raad bij te staan en daarbij was het niet gebleven, ze hadden hun hulp ook in daden bewezen. Ze mocht de Armstrongs graag, vooral Bob die een vrolijke tinteling in zijn ogen had. De maaltijd was niet overvloedig geweest, zoals bij sommige oogstfeesten het geval was. Ze had gezorgd voor voldoende goed voedsel en een zekere hoeveelheid drank en niemand had in dit opzicht de grens overschreden, behalve misschien Mary. Twee glazen bier leidden bij Mary altijd tot drie en drie tot vier en dan werd ze erg vrolijk; maar ze had vanavond heel wat lachen verwekt en iedereen aan het dansen gekregen. Constance zelf had voor het eerst in jaren gedanst. Het was een vreemd gevoel geweest weer de armen van een man om zich heen te voelen. Aanvankelijk had ze zich geremd gevoeld en zowel aanraking als beweging in zulk een dichte nabijheid vermeden; daarna schenen Bobs vrolijkheid en het vioolspel van de jonge Jim de hooghartige afzondering van de laatste drie jaar te doen wegsmelten en ze had de dans beëindigd met achterover gebogen hoofd en lachend, zoals ze had gedaan toen jaren geleden het leven voor haar uitgespreid had gelegen als een nooit-eindigende reeks van bonte taferelen. Maar nu waren de bezoekers vertrokken. Peter Armstrong die haar hand had geschud, alsof hij hem nooit wilde loslaten, had tegen haar met een tikje dronken stem gezegd dat ze - een geweldige meid was, hetgeen grote vrolijkheid had verwekt. Bob had haar hand niet gepakt, hij had alleen maar tegenover haar gestaan en eenvoudig gezegd: "We zullen nog eens zo'n avond houden, maar we zullen niet tot het volgende oogstmaal wachten, hè?" Ze had wat stijfjes geantwoord: "Ik ben erg blij dat je ervan hebt genoten," en zijn ogen hadden haar vriendelijk toegelachen. En nu zaten zij en Anna voor het haardvuur en namen om Ma-ry's uitdrukking te gebruiken, vijf minuten vrijaf. Ze waren alleen, want Jane was zo tactvol miss Brigmore altijd haar plaats af te staan bij haar bezoeken. Constance wendde haar hoofd van de plek waarop het op de rugleuning van de bank rustte, keek miss Brigmore aan en vroeg rustig: "Heb jij ervan genoten, Anna?" "Geweldig, geweldig, lieverd. Ik kan nu begrijpen waarom er zoveel drukte over wordt gemaakt. En dan te bedenken dat ik jaren geleden, als ik van de opwinding op de boerderijen van de Hall hoorde, mijn neus ervoor ophaalde." Constance keek weer in het haardvuur, terwijl ze zacht zei: "We hebben in die tijd onze neuzen voor zoveel dingen opgehaald, nietwaar? Het leven is vreemd; jij hebt altijd gezegd dat het patroon vaststaat. Ik vraag me af welke vorm het mijne nu zal krijgen." "Een goede vorm, denk ik, lieverd." "Ik wil graag dat het precies zo blijft zoals het nu is; ik zou willen dat ik alles en iedereen onveranderd kon houden, Michael altijd klein, Jane gelukkig en tevreden, al de Waites zo trouw en goed en ikzelf in ruste." "Jij bent te jong om 'in ruste' te zijn, jij moet opnieuw trouwen." "Nee, Anna, nee." De stem van Constance klonk zacht, maar beslist. Ze keken beiden recht voor zich uit in de vlammen, toen miss Brigmore zei: "Ik mag die jongste van die Armstrongs; hij lijkt me een eerlijk man en hij heeft een sterk gevoel voor humor." Constance bewoog zich niet toen ze antwoordde: "Ik mag hem ook, Anna. Hij is, zoals je zegt, een eerlijk man en zijn gezelschap waard... maar verder wil ik niet gaan; ik zou niet graag een herhaling riskeren van wat ik heb meegemaakt." "Nu, de tijd zal het leren. Je bent nog zo jong en het leven heeft, ondanks het reeds vastgestelde patroon" - ze keek Constance van terzijde aan - "ongetwijfeld nog verrassingen voor jou in petto... zoals het voor mij heeft gehad. Wie had nu ooit gedacht dat ik ooit weer in het leslokaal van de Hall zou zitten! Zou je in je wildste fantasieën hebben gedacht dat dit tot mijn patroon behoorde?" "Nee.' Constance schudde lachend haar hoofd en voegde er aan toe: "En weet je, het staat me nog steeds niet aan dat je daar bent. Ik heb altijd gemeend dat je uitsluitend van Barbara en mij was, ik bedoel wat de opvoeding betreft. Maar het lijkt erop dat hij vastbesloten was jou ten slotte te krijgen en zijn motto scheen te zijn: als het de eerste keer niet lukt..." Miss Brigmore lachte zachtjes en knikte in de richting van het haardvuur. "Ja, ja, dat is zijn motto en hij past het overal op toe, zou ik zeggen. Hij is een vreemde man, mr. Bensham; je mag hem niet en toch voel je bewondering voor hem, behalve als hij tegen zijn vrouw spreekt, want hij beschouwt haar niet alleen als een uilskuiken, maar zegt haar in haar gezicht dat ze er een is, ja hij gebruikt dat woord zelfs. Arme mrs. Bensham. En toch is het vreemd dat ik geen medelijden met haar kan voelen; ze is een vrouw die zich in ieder opzicht niet de kaas van het brood laat eten. Zoals ik je al vertelde is het zo'n gewoon type, het is bijna onmogelijk haar in de Hall als lid van het personeel vast te stellen, laat staan als de vrouw des huizes. En toch is het heel vreemd, weet je" - ze wendde nu haar hoofd om Constance aan te kijken - "het personeel maakt nergens misbruik van. Ze is de hele dag aan het rommelen en schreeuwen en zit dan aan het eind van de dag rustig in de salon te breien. Ik geloof dat ze het iedere avond na het eten doet en als hij thuis is, zit hij daar ook te roken en zijn krant te lezen..." "In de salon te roken?" "Ja, in de salon te roken en geen sigaren, maar een lange, stinkende oude pijp." "Heb je bij hen gegeten? Dat heb je me niet verteld." "Nu, er is niet veel tijd voor geweest. Ja, ik heb er gegeten om de nieuwe regelingen te bespreken. En weet je, Constance" - miss Brigmores stem klonk nu een beetje treurig - "het was de eerste keer dat ik in de eetzaal van de Hall aan tafel heb gezeten. Het was een vreemde gewaarwording; ik voelde me zo raar." "O, Anna, dat is toch niet eerlijk als je er goed over nadenkt, vind je niet?" "Nee, nee." Haar stem klonk nu luchtig. "Toch deed het me vreemd aan. Het was, tussen haakjes, een uitstekende maaltijd en hij werd goed opgediend. De butler had natuurlijk niet de waardigheid van Dunn; blijkbaar had hij vroeger in de fabriek van mr. Bensham gewerkt en had zijn gezondheid hem belet ermee door te gaan, hetgeen niet pleit voor de arbeidsomstandigheden daar. Maar het karakter van mr. Bensham is wel zo dat hij hem in zijn huispersoneel heeft opgenomen toen ze nog in Manchester woonden. Mrs. Bensham spreekt hem aan met... Arry, zoals ze ook haar man noemt. O, maar ik behoor geen grapjes over hen te maken, want ze zijn heel goed voor me geweest en zijn dat nog." "Het is hun eigen voordeel." "Misschien, maar het mijne ook, want ik doe er mijn voordeel mee, of althans dat van de kleine Barbara. Ik had er in het begin ernstig bezwaar tegen iedere dag te gaan; ik zei dat ik voor mijn pleegkind moest zorgen en er geen sprake van kon zijn dat ik haar langer dan de drie afgesproken ochtenduren alleen kon laten en toen zei hij, zoals ik had gehoopt dat hij zou doen: "Neem haar dan mee, vrouw, neem haar gerust mee." "Zegt hij vrouw tegen je?" Constance lachte. "Ja, heel vaak. De enige maal dat hij mij voluit bij mijn naam aansprak, was toen hij mij kwam opzoeken en pas nadat hij had gezegd: 'Je bent nog moeilijker te benaderen dan de koningin zelf, vrouw. Ik heb driemaal geschreven. Waar gaat het om, meer geld? Een pond voor zes ochtenden per week, zo'n aanbod krijg je nergens anders.' Daarop zei ik: "Mijn naam is miss Brigmore. Wilt u niet gaan zitten?" en toen noemde hij me voor de eerste en enige maal bij mijn naam: 'Uitstekend, miss Brigmore, laten we nu klare taal spreken. Ik hoor dat u een goede onderwijzeres bent en ik wil dat u mijn kinderen les geeft. Ik heb er drie; twee jongens van zes en zeven en een meisje van bijna vijf. Mijn vrouw heeft er in een jaar tijd drie gouvernantes voor gehad en wat hebben ze geleerd, niets. De jongens gaan over een jaar naar een particuliere school, maar ik wil niet dat ze er met niets in hun mars heen gaan, begrijpt u?" Miss Brigmore hield nu op met mr. Bensham na te bootsen en leunde met haar hoofd tegen Constance en terwijl ze samen lachten, dacht ze er, maar in stilte, aan hoe mr. Bensham tot slot van de kennismaking had gezegd: "Ik heb van alles over u gehoord, maar dat maakt voor mij geen verschil; ik heb altijd gezegd, wat een mens waard is, zit in zijn handen of in zijn hoofd. Ze zeggen dat u een goede onderwijzeres bent en in de grond een dame en dat zoek ik, iemand die in de grond een dame is." Vreemd genoeg, had ze geen aanstoot aan de man genomen. Het was een heel gewone man die geld had verdiend - er waren er velen van zijn soort tegenwoordig - maar ze vond dat het hem tot eer strekte dat hij zijn kinderen een betere opvoeding wilde geven dan hijzelf had gehad. Bovendien was, zoals hij zei, een pond per week voor ochtendwerk inderdaad een heel goed aanbod. Ze was nu geborgen in zover dat ze de helft van het huis bezat, omdat Constan-ce haar eigen aandeel als gift aan haar had overgedragen, tezamen met vijftig pond per jaar en dit, met het inkomen van het kind van honderd pond, stelde hen in staat beter te leven dan ze hadden gedaan sinds ze uit de Hall waren vertrokken. Maar toch zou ook deze nieuwe vermeerdering van haar inkomen een middel zijn ter uitvoering van de vage plannen die ze in gedachte had met betrekking tot Barbara's toekomst. De opvoeding van een jongedame kon niet worden volbracht zonder geld. Ze betreurde het dat er geen muziekinstrument in het huis was; Barbara moest muzieklessen hebben. Dan waren er de vreemde talen; zijzelf kende helaas alleen Frans. Bovendien moest een jongedame danslessen hebben om in een beschaafd gezelschap thuis te horen; hierbij kwam nog dat rijlessen noodzakelijk waren en er waren zoveel, zoveel dingen die haar kind - want zo dacht ze heimelijk aan Barbara's telg - zou behoeven voor ze de haar toekomende plaats in de samenleving kon innemen en ze was vastbesloten dat dit het geval zou zijn. Als God haar wilde sparen, zou ze ervoor zorgen dat de dochter van Thomas zo werd opgevoed dat ze zou passen in het leven dat haar rechtens toekwam. Ze werd tot het heden teruggeroepen, toen Constance giechelend zei: "Dus je hebt hem in het nauw gedreven." "Ja, min of meer wel." "Weet hij dat ze nog geen drie is." "Ja, hij heeft haar gezien." "En wanneer begin je haar mee te nemen?" "Ze is er al geweest. Ik heb haar donderdag meegenomen en ik moet zeggen dat de eerste ontmoeting voor de toekomst niet veel goeds voorspelde." Miss Brigmore tuitte haar lippen en haar ogen tintelden toen ze eraan toevoegde: "Barbara beëindigde haar bezoek door de dochter des huizes aan te vallen." "Nee!... Wat gebeurde er?" "Nu, ze had nog nooit in haar leven zoveel speelgoed gezien. Ze heeft drie poppen, weet je, Betsy, Golly en Fluffy, maar de kinderkamer in de Hall staat nu vol stukken speelgoed en poppen in alle vormen en maten. Barbara was helemaal onder de indruk van een pop die een Hollands boerinnetje voorstelde. De pop was niet groot of klein en niets bijzonders, maar blijkbaar was het de lieveling van Katie. Ze probeerde Barbara de pop af te pakken, maar Barbara wilde niet loslaten. Toen Katie haar eigendom met geweid opeiste, kreeg Barbara een driftbui en voor we wisten wat er gebeurde, had ze Katie een klap gegeven en op de grond geduwd en Katie gilde zoals gewoonlijk als ze haar zin niet krijgt. Daarna..." Miss Brigmore zweeg even, beet op haar lip en keek Constance ernstig aan voor ze eraan toevoegde: "Toen gebeurde er iets vreemds. In gezelschap van de kinderen worden geen achternamen gebruikt, alleen voornamen: 'Dit is Barbara, Katie,' en 'Katie, dit is Barbara.' Maar toen ik Katie overeind had geholpen, rende ze de kamer uit en riep: 'Mama, mama, dat kind van Mallen heeft me geslagen. Dat kind van Mallen heeft me geslagen, mama.'" Ze keken elkaar zwijgend aan; vervolgens vroeg Constance kalm: "Heb je hun nooit gezegd dat haar naam Farrington is?" "Het was niet nodig, de gelegenheid had zich niet voorgedaan dat ik haar volle naam moest noemen, maar het bewees mij één ding, dat ze al als een Mallen bekend staat. Mrs. Bensham moet, waar Katie bij was, over haar hebben gesproken als 'het kind van Mallen' en mrs. Bensham moet het van iemand anders hebben gehoord. Ik denk dat het moeilijk zal worden de mensen aan hun verstand te brengen dat haar naam Farrington is en het wordt pijnlijk naarmate ze ouder wordt. Het zal haar moeten worden uitgelegd." Constance zuchtte nu, schoof naar de rand van de bank, het zich op haar knieën vallen, nam de kolenschop, gooide wat kleine stukken op de dovende sintels en zei: "Er zullen heel wat dingen moeten worden uitgelegd. Maar laat haar inmiddels gelukkig zijn... En dat zal ze zijn" - ze draaide zich om en knikte - "want ze zal in alles haar eigen weg gaan of sterven. Kijk eens hoe ze al de baas speelt over Michael en hij vindt het goed. O" - ze stak haar hand uit en legde die op miss Brigmores hand - "ze komt er wel. Ze heeft jou, dus ze komt er wel. Kom, laten we naar boven gaan; we kijken nog even naar de kinderen voor we naar bed gaan." Enkele ogenblikken later stonden ze in de kinderkamer tussen het ledikantje en het kinderbed. De kaars straalde zacht in de rode glazen bol. Aan de ene zijde lag de jongen op zijn rug; zijn blonde haar krulde over zijn voorhoofd en rond zijn oren; de dekens waren tot onder zijn kin opgetrokken en zijn lichaam lag recht uitgestrekt; hij zag eruit of hij diep en ontspannen sliep. Het kleine meisje aan de andere kant lag daarentegen in een bal opgerold; haar onderarmen waren boven haar hoofd gevouwen en haar zwart sluik haar bedekte haar gezicht voor de helft; het beddegoed lag verfrommeld en tot haar middel losgewoeld; ze zag eruit of ze zich uit een diepe droom losmaakte. Toen miss Brigmore het beddegoed behoedzaam tot de schoudertjes optrok, bepeinsde ze dat de kinderen er zelfs in hun slaap volkomen anders uitzagen. Ze waren volle neef en nicht, maar in hun uiterlijk of wezen was geen spoor van bloedverwantschap te ontdekken. De beide vrouwen draaiden zich om en verlieten op hun tenen het vertrek en op de overloop kusten ze elkaar goedenacht. Constance ging naar de slaapkamer die nu in niets leek op het vertrek dat ze met Donald had gedeeld en miss Brigmore begaf zich naar de kamer die van Matthew was geweest. Het was vreemd dat hun gedachten nu dezelfde loop namen, want beiden dachten dat ze blij zouden zijn als de volgende dag was aangebroken, Constance omdat ze dan kon terugkeren naar de dagelijkse routine, waarin zij en Jane weer alleen zouden zijn en de oudere vrouw weer haar ontspannen, moederlijke zelf werd. De aanwezigheid van Anna met al haar intellect zette altijd een beetje een domper op Jane, ja, haar hele levensopvatting paste niet in de sfeer van de boerderij. Het was erg prettig haar hier een korte tijd te hebben, maar het was, en Constance vond het moeilijk zichzelf dit te bekennen, een opluchting als ze vertrok. Ze drong niet te diep door in dit gevoel, want het leek verband te houden met de dag van Donalds dood en Matthews daad. Zou Matthew de stap hebben genomen als Anna niet naar de boerderij was gekomen met de smeekbede het kind te mogen houden? Als? Als? Als? Er was evenwel nog een andere reden waarom ze steeds blij was als Anna vertrok. Het betrof de kleine Barbara, want het kind, zo jong als het was, speelde de baas over Michael en op een manier die haar ergerde. Het kleine meisje had een aantrekkingskracht die op z'n zachtst gezegd, ongewoon was in zo'n jong kind. Toch was zijzelf nooit in staat geweest echt van het kind te houden en dit leek vreemd, omdat ze haar moeder innig had liefgehad. In elk geval, zei ze tegen zichzelf, zou ze blij zijn als het morgen was. Ook miss Brigmore dacht dat ze blij zou zijn als de volgende dag was aangebroken, want dan zou ze weer thuis zijn, waar ze de baas was, nu echt de baas en in het huis zou ze het kind helemaal voor zichzelf hebben. Het was erg gezellig een bezoek aan de boerderij te brengen, maar de stemming was er - nu, hoe zou ze het noemen, een beetje ruw. En Constance veranderde, veranderde voortdurend. Ze merkte het bij ieder bezoek op. Het zou haar niet verbazen als Constance met die Armstrong trouwde en het zou nu niet een kwestie zijn van een huwelijk beneden haar stand, want ze was zich de laatste tijd steeds meer tot het boerenleven aangetrokken gaan voelen. Ze werd Constance niet ontrouw, o nee, ze hield van haar en zou altijd van haar blijven houden; ze zag eenvoudig de feiten onder de ogen.  Ongeveer het laatste waaraan miss Brigmore dacht voor ze in slaap viel was, maandag ga ik naar de Hall. Er waren ogenblikken waarop ze in het leslokaal dacht dat ze er nooit was weggeweest. Ze had in het huis al een zekere positie verworven en die zou nog belangrijker worden; o ja, die zou belangrijker worden, want men had haar daar nodig. "Wat is de juiste manier om zo'n uitnodiging aan te pakken?" had hij bij één gelegenheid gevraagd, toen hij haar een goudomrande kaart liet zien en bij een andere gelegenheid: "Wie denkt u dat het meest geschikt is aan het hoofd van een huishouden te staan, een huishoudster of een hofmeester?" Ja, mr. Bensham had haar nodig. En mrs. Bensham had haar nodig. "Denkt u dat dit te opzichtig is voor een theevisite? Wat deden ze vroeger toen u hier nog woonde, en ze een feest moesten geven, hoe pakten ze het aan, werd er veel drukte van gemaakt of waren ze kieskeurig?" Ja, mrs. Bensham had haar hard nodig. En Katie had haar nodig. O ja, Katie had haar nodig om manieren te leren en een goede opvoeding te krijgen. In de komende jaren zou ze als een buffer moeten staan tussen de jongedame die Katie zou worden en de ouders op wie ze ongetwijfeld zou neerkijken, zoals in zulke situaties gebruikelijk was. En de jongens hadden haar nodig, maar dat zou slechts voor korte duur zijn. Haar invloed op hen zou voornamelijk tijdens de vakanties voelbaar zijn; toch waren zij van veel belang in de toekomst die ze uitstippelde. Naar mate de noodzaak van haar aanwezigheid in de Hall toenam, zou ook Barbara's toekomst meer en meer verzekerd worden, want "het meisje van Mallen" zou altijd één ding bezitten dat de jeugdige Benshams misten, beschaving; maar zij zouden op hun beurt het ene ding bezitten dat het meisje van Mallen miste, geld. Wie weet, wie weet, zou Thomas nog eens in de Hall regeren -door zijn dochter. Ze viel voldaan in slaap en vergat daarbij de uitspraak die ze zelf zo vaak had laten horen, dat het patroon van het leven bij voorbaat vaststaat.