.2.

Toen Mary de deur opende en een kleine, keurig geklede man zag staan en, achter hem, op de weg een huurrijtuig waarvan de koetsier met zijn armen sloeg en met de voeten stampte om zich te warmen, dacht ze: daar is er weer een. Wat wil die nu weer? Ze sprak de laatste gedachte tegen hem uit: "Wat wilt u nu weer?" Ze voegde er niet aan toe: "Er is niets nieuws voorgevallen dat u in de krant kunt zetten." "Is dit het huis van mr. Mallen? Ik bedoel van wijlen mr. Mallen?" "Ja, en dat weet u heel goed." De kleine man trok zijn wenkbrauwen iets op alvorens hij zei: "Ik zou graag met uw meesteres willen spreken." "Ze ontvangt niemand, beiden niet." Er stond een lichte verbazing op het gezicht van de man te lezen en een ogenblik lang sprak hij niet, maar nam Mary op; vervolgens zei hij rustig: "Mijn naam is Stevens, ik ben bureauchef van Maser, Boulter en Pierce, advocaten en procureurs in New-castle. Ik zou graag een zakelijke aangelegenheid met uw meesteres willen bespreken. Geef haar dit, alstublieft." Hij stak haar een kaartje toe en ze nam het aan, keek ernaar en weer naar hem, alvorens ze op gematigder toon zei: "Nu, komt u dan maar binnen." In de vestibule aarzelde ze of ze hem daar zou laten staan of in de ontbijtkamer zou binnenlaten, het vertrek dat eens leslokaal was geweest. Ze besloot hem te laten staan. Ze keek hem vervolgens aan met een blik die zei, blijf waar je bent, en liep naar een deur, klopte en opende onmiddellijk. In de kamer snelde ze bijna op haar tenen naar miss Brigmore die bij de haard zat en de naden losmaakte van Barbara's laatste japonnen, zodat ze haar de komende maanden zouden passen en ze fluisterde: "Er is een man - geen heer, maar ook niet een van die anderen - hij komt van een advocatenkantoor. Kijk." Ze stak miss Brigmore het kaartje toe en merkte op dat ze aarzelde alvorens ze het aannam. Zo was ze steeds geweest sinds... sinds wat er was gebeurd, bang voor contact met iemand van de buitenwereld. Nu, ze was zelf zo; ze was nog niet over de schok heen en haar geweten kwelde haar nog steeds, vooral 's nachts. Ze vroeg zich nog steeds af of het allemaal zou zijn gebeurd als de meester haar geheime bergplaats niet had gevonden. Hij moest een hele fles hebben opgedronken, want diezelfde avond had ze hem leeg aangetroffen. Er kon niets ergers zijn gebeurd als hij de beide flessen had leeggedronken, maar de man zijnde die hij was, had hij er slechts één genomen en de andere voor haar laten staan. O, de meester, de arme, arme meester. Ze had nog altijd medelijden met hem, ze kon er niets aan doen. En ze had ook medelijden met zichzelf, want deze gebeurtenis had haar van de drank afgeholpen en er was nergens anders troost te vinden, nee nergens, want dit huis dat eens vol vrolijkheid en gelach was geweest, ook al moest iedere stuiver worden omgekeerd, was nu zo stil als een kerkhof. "Laat hem binnen, Mary." Miss Brigmore rolde langzaam de japon op en legde hem in een hoek van de sofa; ze stond even langzaam op toen de man binnenkwam. Uit zijn optreden en voorkomen leidde zij ook af dat hij niet "een van die anderen" was. Ze keek naar het visitekaartje en zei: "Gaat u zitten, mr. Stevens." "Dank u, ma'am." Hij gaf met een hoffelijk gebaar te kennen dat zij eerst moest plaatsnemen. Toen ze tegenover elkaar zaten, zei ze: "Het is vandaag erg slecht weer," en hij antwoordde: "Ja, inderdaad, ma'am." Nadat hij tweemaal had gekucht, ging hij verder: "Ik wil niet meer van uw tijd in beslag nemen dan noodzakelijk is. Mijn firma wil graag de naaste bloedverwant van wijlen mr. Thomas Mallen opsporen en is van mening dat een rechtstreeks bezoek aan zijn huis misschien de zekerste weg is om met zijn bloedverwanten in aanraking te komen." "Met welk doel?" Ze hield haar rug recht en haar stem was bijna die van de oude miss Brigmore en omdat hij haar wantrouwen voelde, stelde hij haar snel gerust en zei: "O, het betreft iets in hun voordeel, kan ik u zeggen. Mr. Mallen had een zoon, Richard, nietwaar?" "Ja." "Nu, blijkbaar heeft mr. Richard Mallen enige jaren in Frankrijk gewoond, maar onder een aangenomen naam. Dit was de moeilijkheid die de Franse advocaten ontmoetten bij de behandeling van zijn nalatenschap. Zij kwamen ten slotte te weten dat hij zijn geboorteland onder moeilijke omstandigheden had verlaten en hun nasporingen waren dan ook langzaam en voorzichtig; kort geleden hebben ze evenwel via een Franse medewerker die wij in Parijs hebben, contact met ons opgenomen en hebben zij ons gevraagd de verblijfplaats van de familieleden van monsieur Ie Brett vast te stellen." Mr. Stevens kuchte weer tweemaal voor hij verder ging: "Wij vernamen het feit dat mr. Thomas Mallen zonder een testament na te laten was overleden, ongelukkigerwijs slechts twee weken na de dood van zijn zoon." Miss Brigmore zei: "Hij heeft twee nichten, de ene is getrouwd en de andere woont nog steeds hier." "Geen naaste bloedverwanten? Ik heb begrepen dat hij tweemaal getrouwd is geweest." "Ja, de twee zoons van zijn eerste vrouw zijn gestorven. Hij heeft een dochter, zij woont in Italië." "Ha, een dochter in Italië. Mag ik vragen of u haar adres heeft?" "Ja, ja, ik heb haar adres." Ja, ze had het adres van Bessie. Ze had haar geschreven en in het kort over de tragedie verteld en wat ze als antwoord had gekregen was een brief vol verbittering. Ze waren de geschiedenis van '51 maar nauwelijks te boven gekomen. Of ze wist dat het zelfs in de Italiaanse kranten had gestaan? Alfo was boos, zijn familieleden waren boos, ze was er nauwelijks overheen dat haar vader zo schandelijk wegens schulden uit zijn huis was gezet en haar broer bijna een deurwaarder had gedood en nu dit - wel, er werd beweerd dat er een vloek op de Mallens rustte... Er rustte inderdaad een vloek op de Mallens en op allen die met hen te maken hadden. Als de laatste Mallen haar had getrouwd, zou deze man op dit ogenblik niet naar de naaste bloedverwant zoeken. Ze vroeg op kalme toon: "Heeft hij een groot vermogen nagelaten?" "Nee, als de begunstigde het ten slotte ontvangt, zal het bedrag ongeveer tweeduizend vijfhonderd pond zijn, iets in die buurt. Er zijn heel wat kosten gemaakt - dat zult u begrijpen..." Ze vertrok geen spier; geen groot vermogen, tweeduizend vijfhonderd pond! En ze leefden nu van slechts honderd pond per jaar. Hun menu was al lang heel karig, want ze had ervoor gezorgd dat Thomas altijd van alles het beste kreeg en toen ze ziek werd, was Barbara op dezelfde voet voortgegaan... Arme Barbara, arme Barbara. Ze durfde niet te veel te denken aan Barba-ra's lot of het medelijden zou haar het hart doen breken. Ze bedacht nu in gerechtvaardigde bitterheid dat als iemand de nalatenschap van Dick Mallen had verdiend, zijzelf, het was. Haar misleiding van de deurwaarders had niet alleen geholpen om hem uit de gevangenis te krijgen, maar had hem ook door de verkoop van de snuifdoos en de cameeën in staat gesteld een of andere duistere onderneming te beginnen. Maar zo was het leven en het leven was bitter, als aluin op de tong, en ze zag niet dat de tijd het zou wegwassen. Ze stond op en zei: "Ik zal u het adres geven." Vervolgens voegde ze er beleefd aan toe: "Mag ik u een verversing aanbieden?" Toen ze zag dat hij zijn hoofd schudde en er een flauw glimlachje op zijn gezicht verscheen, voegde ze er haastig aan toe: "Een kop thee misschien?" De glimlach verdween, hij schudde het hoofd. "Het is heel vriendelijk van u," zei hij, "maar ik zal u geen last veroorzaken; ik heb laat ontbeten en in het hotel wacht het diner op me, en de koetsier wacht eveneens." Hij glimlachte weer en ze verliet de kamer en zag Mary vlug naar de keukendeur lopen. In de werkkamer nam ze de brief van Bessie uit de la van het schrijfbureau en schreef naam en adres over op een stuk papier. Ze ging terug naar de zitkamer en gaf het aan mr. Stevens. "Dank u, ma'am, ik ben u zeer verplicht." Hij keek naar het adres op het papier. Toen gingen zijn wenkbrauwen omhoog en herhaalde hij: "Gravin. Zo, zo! Ik denk niet dat tweeduizend vijfhonderd pond veel voor haar zal betekenen." Hij liep langs haar heen, terwijl ze de voordeur openhield. Hij nam zijn hoed af, maakte een buiging en merkte op dat zij de deur niet sloot voor hij in het rijtuig was gestapt. Toen de deur was gesloten, ging ze niet terug naar de zitkamer, maar naar de werkkamer en toen Mary de vestibule betrad en de deur van de werkkamer hoorde dichtvallen, bleef ze een ogenblik staan, keek ernaar en ging toen terug naar de keuken. Dat was een vertrek waar ze nooit ongevraagd binnenging. Als miss Brigmore daar was, mocht ze niet worden gestoord. Het was een soort ongeschreven wet geworden. Ze ging aan de keukentafel zitten, legde haar handen erop, vouwde ze stijf samen, boog haar hoofd erboven en schudde het heen en weer. Tweeduizend vijfhonderd pond gingen naar miss Bessie en als er een parvenu was, dan was zij het. In geen jaren had ze haar vader geschreven. O, wat was alles toch onrechtvaardig! Ze schrok zichtbaar toen de keukendeur werd geopend en Barbara binnenkwam. Ze was gekleed in een lange mantel en had een sjaal over haar hoofd. Mary stond vlug op, liep naar haar toe en zei: "O! Miss Barbara, u zult ziek worden, ik dacht dat u nooit terugkwam. Hier, kom u warmen." Ze trok haar naar het vuur, ontdeed haar inmiddels van haar handschoenen en nam toen de sjaal van haar hoofd, alsof ze een kind ontkleedde. Ze duwde haar in een stoel en knielde naast haar neer, terwijl ze haar handen begon te wrijven en aan één stuk door praatte. "U bent ijskoud; u loopt nog een ziekte op en" - ze had er bijna aan toegevoegd "u moet aan de kleine die u bij u draagt denken"maar vervolgde: "U kunt niet snel genoeg lopen om warm te blijven. U moet op een dag als vandaag niet uitgaan; wacht tot er zon is." "Wie was dat, Mary?" "O. O, u heeft hem dus gezien. Nu, u zult het niet geloven, u zult het niet geloven, zelfs niet als ik het u vertel. Het was een man van een advocatenkantoor. Hij kwam vragen naar de naaste bloedverwant van... de meester." Ze zei geen enkele maal "uw oom", zoals ze gewend was te doen, in feite sprak niemand tegen haar over de meester, maar nu ze zijn naam had genoemd, babbelde ze verder: "Master Dick, u weet wel, is dood en heeft wat geld nagelaten en dat gaat naar de naaste bloedverwant. En weet u wie de naaste bloedverwant is? Miss Bessie. U zou het niet geloven, tweeduizend vijfhonderd pond en die gaan naar miss Bessie. O! Als iemand dat verdiende, was zij het, ik bedoel daar niets lelijks mee, miss Barbara, dat weet u, nietwaar, maar zoals zij heeft gewerkt, wat zij heeft gedaan..." "En nog doet." "Ja, en nog doet." Mary glimlachte nu tegen Barbara. Het was de eerste maal sinds "die geschiedenis", dat ze haar, om zo te zeggen, uit zichzelf, een opmerking hoorde maken. Ze sprak alleen maar om ja of nee te zeggen; ze gedroeg zich de meeste tijd als iemand die gehypnotiseerd is. Ze herinnerde zich hoe ze enkele jaren geleden op de kermis had gezien hoe een man een meisje hypnotiseerde en hoe de moeder van het meisje hysterisch werd, omdat de man er niet in slaagde het meisje weer tot zichzelf te brengen en te beletten gekke dingen te doen. Er was bijna een rel van gekomen. Miss Barbara deed haar aan dat meisje denken, alleen deed ze geen vreemde dingen, behalve wandelen; ze wandelde bij alle soorten weer, voor storm was ze niet bang. Sinds de nacht van de hevige storm, toen "die geschiedenis" had plaatsgevonden, hoefde er maar een aanduiding van stormachtig weer te zijn, of ze ging naar buiten. Ze wreef de magere, witte handen krachtig tussen de hare en zei weer: "U moet dat niet doen; u bent koud tot op uw botten. Kijk eens, uw rok is helemaal bemodderd. Ga u boven verkleden. Ga nu maar gauw." Toen Barbara van de stoel opstond, duwde ze haar zachtjes naar de deur en vervolgens door de vestibule de eerste drie traptreden op. Toen Barbara eenmaal in haar kamer was, verkleedde ze zich niet onmiddellijk, maar liep langzaam naar het raam en keek naar buiten.