.2.

Het had twee dagen lang gesneeuwd, wat gedooid en weer gevroren en de vijf gasten die in het huis waren achtergebleven, hadden op het meer geschaatst. Het waren Rank Amstrong, zijn vrouw Kate en dochter Fanny en de twee vrienden van Dick Mallen, Wil-liam Lennox en Carl Breton-Weir. Thomas Mallen had zijn beide nichten, Barbara en Constance Farrington, toestemming gegeven zich bij het gezelschap te voegen. Het was een geweldige dag voor de kinderen geweest, want ze kregen slechts zelden, zo ooit, toestemming om zich tussen de gasten te begeven. Als Thomas alleen thuis was, hetgeen niet vaak het geval was, liet hij de kinderen 's middags halen om bij hem te eten, lachte en schertste hij met hen en maakte hij grapjes over hun gouvernante, miss Brigmore. De beide meisjes hielden van hun oom Thomas; hij was de enige man in hun leven. Ze stonden nu zes jaar onder zijn hoede, want ze waren in de Hall komen wonen toen Barbara vier en Constance één jaar oud was. Het waren de kinderen van zijn stiefzuster die ondanks zijn herhaalde waarschuwingen, in het huwelijk was getreden met een zekere Michael Farrington. die slechts één ding bezat, zijn charme. Michael Farrington had zijn vrouw in de steek gelaten toen ze het tweede kind van hem verwachtte, maar Thomas had hiervan niets geweten alvorens hij van haar een brief ontving dat ze de dood nabij was en waarin ze hem smeekte voor haar twee kleine kinderen te zorgen. Het pleitte voor de man dat hij onmiddellijk op reis ging naar Londen en twee dagen bij haar bleef voor ze stierf. Vervolgens bracht hij de kinderen uit wat, volgens hem, een verschrikkelijke behuizing was, naar de Hall over. Om te beginnen, nam hij een verpleegster voor hen in dienst en vervolgens een gouvernante. De verpleegster was sinds lang vertrokken, maar de gouvernante, miss Brigmore was nog steeds in functie en Barbara was nu tien en Constance zeven jaar oud. De wereld van de kinderen bestond uit zes kamers bovenin de oostelijke vleugel van het huis, vanwaar ze, als het redelijk weer was, eens per dag naar de wereld beneden afdaalden, op welke tochten ze werden vergezeld door Mary Peel, het kindermeisje. Als de kust veilig was en mrs. Brydon, de huishoudster of mr. Tweedy, de keukenmeester of mr. Dunn, de butler, niet in de buurt waren, nam Mary hen mee door de keuken en liet ze hen een vrolijk babbeltje maken met de kokkin en de keukenstaf en lekkere hapjes toedienen in de vorm van kleverige gemberkoek of een warme gerezen koek die was opengesneden en gevuld met jam en room, twee lekkernijen die waren verboden door miss Brigmore, die eenvoudige kost voor kinderen voorstond. De kinderen aanbaden Mary Peel en beschouwden haar in zeker opzicht als een moeder. Natuurlijk wisten ze beiden dat Mary maar heel gewoon was en niet meetelde; de gehele staf in het huis telde niet mee, althans degenen die lager stonden dan Brown, de lijfbediende van hun oom Thomas en Taylor, de lijfbediende van oom Dick. Maar ze waren zich ervan bewust dat zelfs deze beide personages ver beneden de positie van miss Brigmore bleven. Ze wisten dat hun gouvernante iemand was die geheel los stond van de rest van de staf. Miss Brigmore had dit niet met zoveel woorden gezegd, maar haar houding het er geen twijfel aan bestaan. De meisjes hadden zich nog nooit zo vermaakt als de middag die ze op het ijs doorbrachten. Ze gierden en lachten en veroorzaakten grote hilariteit als ze op hun achterste vielen en zich aan de benen van de ene na de andere begeleider vastklemden. Barbara werd verliefd op mr. Weir en Constance op mr. Lennox, omdat deze beide heren zich alle mogelijke moeite getroostten om hun de kunst van het schaatsenrijden bij te brengen. Hun oom Thomas droeg ook zijn deel in hun training bij; alleen oom Dick bemoeide zich niet met hen, want hij schaatste voortdurend met miss Fanny Arm-strong. Aan de oever van het meer aten ze warme koteletten die ze met een servet vasthielden en oom Thomas liet hen een slokje uit zijn tinnen kroes drinken. De drank was heet en prikkelend en ze hoestten en hun ogen traanden; iedereen lachte en het was een heerlijke, zalige dag. Ze waren nog steeds onder de betovering en spraken er om half zeven over, toen miss Brigmore naar haar kamer ging om te eten. Dit was het enige deel van de dag, afgezien van hun gymnastiekles of als ze in bed lagen, waarin ze bevrijd waren van de aanwezigheid van hun gouvernante; maar zelfs nu waren ze niet alleen, want Mary Peel zat bij hen. Maar Mary telde niet mee. Ze konden, waar Mary bij was, zeggen wat ze wilden; in gezelschap van Ma-ry zijn, was even goed als samen alleen zijn. Zelfs wanneer ze, zoals nu, aan hun gesprek deelnam, speelde dit geen rol. "Je hebt niet het recht zo over mr. Armstrong te spreken, miss Barbara," zei ze, terwijl ze haar ogen opsloeg van een van hun nachtponnen waarvan ze de voorkant van een visgraatsteek voorzag. "Nu, ik mag hem niet, Mary." "Wat mankeert er aan hem? Het is een heel aardige man, hij is eigenaar van een mijn, een grote mijn, ver weg... achter de bergen." "Hoe ver weg?" "O, heel ver, miss Constance; een plaats waar ik nog nooit ben geweest, dichtbij de stad, zeggen ze; voorbij de Penny Hills, en dat is een heel grote afstand." "Moet je rijk zijn om goed te zijn, Mary?" "O, miss Barbara, stel je voor, wat een vraag: of je rijk moet zijn om goed te zijn?" "Nu, je zei dat hij een goed man was." "En dat is hij ook, in zijn soort." "Wat voor soort?" "O, miss Contance, vraag me toch niet aldoor dingen waarop ik geen antwoord kan geven. Het is voldoende dat hij zijn hele leven een vriend van mijnheer is geweest en dat moet voor iedereen genoeg zijn." "Is het waar dat miss Fanny met oom Dick gaat trouwen?" Mary wendde nu haar hoofd met een ruk om en keek naar het magere, donkere meisje dat aan de ronde tafel zat met haar penseel boven een stuk linnen en ze vroeg op scherpe toon: "Hoe kom je daaraan, miss Barbara?" "Kleine potjes hebben grote oren." Deze wijsheid was afkomstig van het blonde meisje tegenover haar en de beide meisjes bogen zich over de tafel naar elkaar toe en giechelden. "Kleine potjes hebben grote oren" was een uitdrukking die op Mary's lippen lag bestorven en nu zette ze hen streng op hun nummer door te zeggen: "Ja en die potjes raken hun oren wel eens kwijt als ze te veel horen." "Maar is het zo, Mary?' "Je weet er evenveel van als ik, miss Barbara." "Nee, Mary, jij weet alles." Mary Peel kneep haar lippen samen om een glimlach te onderdrukken en zei vervolgens quasi streng: "Eén ding weet ik zeker, zodra miss Brigmore door die deur binnenkomt, zal ik haar vragen jullie een pak op je broek te geven." Opnieuw bogen ze zich over de tafel. Ze wisten dat Mary miss Brigmore niet mocht en dat ze zich tegen haar verzette als ze de kans maar kreeg; eerder dan dat Mary iets van hen zou verklikken, zouden ze hebben geloofd dat de God van miss Brigmore een verdichtsel was, zoals de monsters in sprookjes. "Wanneer vertrekken de Armstrongs?" vroeg Barbara nu. "Morgen, voor zover ik weet." "O." De beide kinderen zaten nu kaarsrecht op hun stoelen, maar het was Barbara die zei: "Dat betekent dat er vanavond behoorlijk gefeest wordt en er een duivelse herrie zal zijn." Mary Peel stond haastig op, liep naar de tafel, keek angstig van de een naar de ander en zei fluisterend: "Als miss Brigmore jullie zulke dingen hoort zeggen, weet je wat er gaat gebeuren, niet alleen met jullie, maar ook met mij. En ik waarschuw jullie, want ze zal zorgen dat ik beneden moet blijven en dan kunnen jullie hier iedereen verwachten, Nancy Wright of Kate Steel." "O nee! nee!" Ze grepen beiden haar handen en riepen zacht: "We plaagden je alleen maar een beetje, Mary." Barbara keek op naar het ronde, alledaagse gezicht dat haar zowel oud als jong leek, want zevenentwintig was voor iedereen een hoge leeftijd en ze zei: "Wij houden van jouw manier van spreken, Mary, wij vinden die leuk, veel beter dan die van miss Brigmore." Marry knikte grimmig van de een naar de ander. "Nu, ik kan je wel vertellen dat miss Brigmore het niet met jullie eens zou zijn. En hoe weten jullie dat van die... van dat duivelse gedoe, bedoel ik?" "O," ze keken elkaar aan en grijnsden schelms, "- we staan wel eens op en sluipen dan naar de galerij. De vorige week hebben we ons in de wapenkist verstopt. Gelukkig was die leeg." "O, mijn God!" De woorden kwamen als een zacht gefluister door Mary's vingers die ze stijf tegen haar mond gedrukt hield. Vervolgens schonk ze al haar aandacht aan Barbara en fluisterde: "Hoor eens, miss Barbara, hoor eens, beloof me nu dat je het niet weer zult doen. Beloof je het?... In de wapenkist! Hoe heb je in godsnaam het deksel omhoog gekregen, kind?" "Het was ook erg zwaar, maar het lukte ons erin te kruipen. Maar eruit komen, konden we niet." "Konden jullie er niet uit komen?" Mary had haar hand van haar mond laten zakken en gaapte hen een ogenblik aan voor ze fluisterend vroeg: "En wat hebben jullie toen gedaan?" "We hebben tegen het deksel geklopt en geroepen en toen heeft Waite de kist opengemaakt." "Waite?" "Ja." Ze knikten beiden tegen haar. "Wat zei hij?" "Hij zei precies wat jij zei." Mary trok haar wenkbrauwen op en probeerde zich te herinneren wat ze had gezegd en toen dat moeilijk leek te zijn, kwam Con-stance haar glimlachend te hulp. "Hij zei: 'O, mijn God.'" Mary ging plotseling op de derde stoel aan de tafel zitten, nam de punt van haar lange witte schort en streek ermee over haar gezicht voor ze zich weer naar hen toe boog en opnieuw zei: "Beloof me bij de ere Gods dat jullie nooit meer zoiets zullen doen... Vooruit, beloven jullie het?" Connie gaf onmiddellijk met een hoofdknik haar belofte, maar Barbara bleef zwijgen en Mary zei: "Nu, miss Barbara." "Ik kan het niet beloven, Mary, want ik weet dat ik mijn belofte zal breken. Ik kijk graag naar de spelletjes van de dames en de heren, weet je." Opnieuw drukte Mary haar hand tegen haar mond. Toen maakte het geluid van een deur die werd gesloten dat ze weer opsprong en alles wat ze tegen Barbara kon zeggen was: "O, miss! miss!", voor de gouvernante binnenkwam. Miss Brigmore was van middelbare lengte. Ze zou heel knap zijn geweest als ze er niet zo preuts had uitgezien. Haar ogen en haren waren bruin en haar mond was goedgevormd. Ze had een fraaie huid en een goed ontwikkeld figuur, ja, haar buste was voor haar lengte zelfs te zwaar. Miss Brigmore was dertig jaar oud. Ze stamde uit de gegoede burgerij en had tot haar zestiende jaar haar eigen gouvernante gehad. Het feit dat het salaris van deze gouvernante evenals de lonen van de acht andere personeelsleden die haar vader in zijn huis in een buitenwijk van York had gehouden en de woning van zijn maïtresse in het hart van die stad door de clientèle van zijn   bank werden betaald, kwam pas aan het licht toen Anna Brigmore bijna zeventien was. Haar moeder kon de schok van de gevangenzetting van haar man niet verwerken, maar Anna wel. Toen ze haar moeder begroef, begroef ze tevens haar vader en toen ze naar haar eerste betrekking als gouvernante solliciteerde, zei ze dat ze een wees was. Ze was daadwerkelijk een wees toen ze, vierentwintig jaar oud, in dienst trad van mr. Thomas Mallen van High Banks Hall in Northumber-land, om de zorg over zijn beide nichten op zich te nemen. Bij haar eerste ontmoeting met Thomas Mallen had ze niet gedacht: wat een grof, gewichtigdoend persoon, want haar hart had in haar borst gebonsd. Ze wist niet dat de harten van de meeste vrouwen sneller klopten als Thomas Mallen naar hen keek. Hij had een bijzondere manier om naar een vrouw te kijken; door lange oefening overtuigde zijn blik hen ervan dat ze mooi en belangwekkend waren en vooral dat ze begeerlijk waren. Gedurende haar zes jaar in de Hall had miss Brigmore geen kennissen gemaakt. Haar opvoeding bracht mee dat ze bedienden als ondergeschikten beschouwde en het feit dat ze nu haar eigen brood verdiende, verlaagde haar volgens haar begrippen niet tot hun niveau. Miss Brigmore keek nu naar het borduurwerk van de kinderen en haar korte commentaar luidde: "Jullie hebben geluierd, ga je gereedmaken om naar bed te gaan." Ze wendde zich tot Mary Peel en voegde eraan toe: "Breng hen naar bed." Daarna liep ze door de kinderkamer naar het leslokaal. Ze nam drie boeken van de planken, ging aan de langwerpige tafel zitten en begon de lessen voor de volgende dag gereed te maken. Een ogenblik later schoof ze de boeken weg, stond op, liep naar het raam en tuurde in de duisternis. Toch zag ze door de duisternis het meer zoals ze het eerder op de dag had gezien. Ze kon hen allen in paren met gekruiste armen heen en weer zien zwenken, ze kon de kinderen zien tuimelen, ze kon het lachen horen waaraan ze niet deelnam. Zij behield, evenals de kinderen, een levendige herinnering aan het schaatsen, want de heer des huizes had vanaf het ijs naar haar gekeken. Hij had niet alleen naar haar gekeken, hij had tegen haar gelachen. Maar hij had haar niet gevraagd te schaatsen. En ze kon schaatsenrijden, eens was ze een uitstekend schaatster geweest. Maar nu was ze dertig. Toch had de heer des huizes naar haar gekeken alsof ze nog jong was... Langzaam ging ze van het raam weg en terug naar de tafel. Het was ongeveer elf uur toen de eerste vreugdekreten zwakjes van de hal aan de andere zijde van het huis naar de kinderkamer opstegen en maakten dat Barbara rechtop in bed ging zitten. Ze sloeg haar armen om haar knieën en spitste haar oren om te luisteren. Wat voor spelletjes speelden ze vanavond? Zou oom Dick miss Fanny door de galerij achterna zitten en haar achter de gordijnen trekken als hij haar te pakken kreeg, zoals zij met Connie deed als ze met Mary verstoppertje speelden? Of zou een van de dames weer langs de trapleuning omlaag glijden? Ze had werkelijk gezien hoe er een bovenaan de trap begon, maar was niet in staat geweest te zien wat er gebeurde toen ze beneden aankwam; de lachende kreten had ze echter wel gehoord. Ook was het een keer gebeurd dat drie heren in hun nachtkleding iemand op schouderhoogte langs de hoofdtrap omlaag droegen. Ze had niet kunnen zien of het een dame of een heer was die ze droegen, alleen dat de voeten en benen van die persoon tot de knieën bloot waren. Als mr. Armstrong en zijn familie morgen vertrokken, zouden oom Dick en zijn vrienden korte tijd daarna weggaan en zou ook oom Thomas zich aan zijn zaken gaan wijden. Van dat ogenblik af zou het huis weer rustig worden, behalve dan het lachen van de bedienden en zou er alleen maar miss Brigmore zijn met Mary om haar te helpen. Op dit ogenblik leek de toekomst Barbara erg saai. Ze keek door de flauwe gloed van het nachtlicht naar het andere bed en zag dat Connie vast sliep. Connie had Mary beloofd niet naar beneden te gaan, maar zijzelf had dat niet beloofd, nietwaar? Ze duwde de dekens stilletjes van zich af en stapte uit bed; daarna trok ze haar sloffen en peignoir aan en liep op haar tenen naar de slaapkamerdeur die toegang gaf tot de kinderkamer. Nadat ze al tastend haar weg door de donkere kamer had gevonden, draaide ze nu geruisloos de knop om van de deur die op het trapportaal uitkwam. Het trapportaal werd verlicht door één kaars die in een driear-mige kandelaber stond. Ze tuurde eerst naar de ene en toen naar de andere kant en liep op haar tenen naar de trap toen ze het geluidje hoorde. Ze bleef staan en keek achter zich naar het einde van het   trapportaal, naar de deur tegenover de plaats waar hun slaapkamerdeur zou zijn geweest als deze op het trapportaal was uitgekomen in plaats van op de kinderkamer. Het geluid kon een lach zijn geweest of een gekreun en het was afkomstig uit de slaapkamer van miss Brigmore die naast haar zitkamer lag. Daar was het weer, een zacht kreunend geluid, niet ongelijk aan het geluid dat ze zelf voortbracht als ze kiespijn had en haar hoofd onder de dekens verborg. Zou miss Brigmore ziek zijn? Ze was niet erg op miss Brigmore gesteld, maar ze moest bedenken dat de gouvernante altijd aardig voor hen was als ze zich ziek voelden en nu had ze misschien hulp nodig; misschien moest ze een of ander preparaat hebben uit de witte fles in het medicijnkastje, hetzelfde dat ze hun toediende als ze kiespijn hadden. Ze draaide zich om en liep op haar tenen over het trapportaal, tot ze zich tegenover de deur van miss Brigmore bevond. Het geluid was nu duidelijker hoorbaar, maar nog steeds zacht. Ze merkte op dat de deur van miss Brigmore op een kier stond. Langzaam ging haar hand omhoog en duwde ze de deur open, maar slechts zover dat ze haar hoofd naar binnen kon steken en in de kamer kon kijken. Wat ze zag, maakte dat ze haar adem zo lang inhield dat ze meende dat haar ademhaling geheel had opgehouden. Miss Brigmore lag in haar bed; het beddegoed was tot haar middel omlaag getrokken en haar bovenlichaam was naakt. Naast haar en over haar heengebogen, lag oom Thomas. Hij leunde op zijn elleboog en keek naar het gezicht van miss Brigmore, terwijl zijn hand haar borsten streelde. Ze merkte op dat miss Brigmore haar ogen gesloten hield, maar dat haar mond open was en daaruit het zachte gekreun kwam dat geen echt kreunen was. Terwijl ze diep ademhaalde, werd ze zich bewust van een beweging achter zich en draaide zich snel om en zag Connie over het trapportaal naderen. Met snelle, onhoorbare passen liep ze naar haar zuster toe, greep haar hand en trok haar mee naar de kinderkamer. Daar, in het donker, draaide ze zich om en sloot zachtjes de deur. Ze duwde Connie voor zich uit naar het schemerige licht dat uit de slaapkamer kwam. "Wat is er?" Connie wendde zich naar haar toe. "Ik werd wakker en jij was niet in bed. Wat... wat is er aan de hand? Is miss Brigmore ziek?" Barbara schudde heftig haar hoofd, voor ze kon zeggen: "Nee, nee." "Ik hoorde een geluid." "Ze... ze snurkte." "O." Constance giechelde nu. "Snurkt miss Brigmore? Dat wist ik niet. Misschien weet Mary het ook niet. Je moet het Mary vertellen. Doet ze het zoals de varkens op de boerderij, zó?" Het snurkende geluid maakte dat Barbara snel een "Sst!" liet horen. Ze duwde Constance voor zich uit, terwijl ze zei: "Ga terug in bed." "Ga jij niet naar de galerij?" "Nee, nee. Terug in bed." "Wat scheelt eraan, Barbie?" "Niets, niets; ga nu maar naar bed. Vooruit." Ze duwde haar in bed en stopte haar in. "Je bent van streek, Barbie." "Nee, dat ben ik niet. Ga slapen." "Wel te rusten, Barbie." "Wel te rusten." Ze stapte nu zelf in bed en lag verstard te kijken naar de roze figuren op het plafond die werden voortgebracht door het rode glas waarin het nachtlichtje was geplaatst. Oom Thomas deed dat met miss Brigmore en miss Brigmore hield hem niet tegen. Het was zondig. Miss Brigmore zou zelf hebben gezegd dat het zondig was. Maar ze had heel stil en met gesloten ogen gelegen. Plotseling draaide ze zich met een ruk in bed om en verborg ze haar gezicht in het kussen. Maar nadat ze haar oom en miss Brigmore uit haar gedachten had verdreven, werden dezen nu vervangen door de spelletjes van de dames en heren die ze vanaf de galerij en het balkon had gadegeslagen en ze wist dat er verband bestond tussen deze en het toneel waarvan ze zojuist getuige was geweest. Haar oom was slecht; miss Brigmore was slecht; alle dames en heren waren slecht; de enige mensen die niet slecht waren, waren Mary Peel, Connie en zijzelf. Ze wenste dat het ijs die dag was gescheurd en dat ze erdoor was gezakt en verdronken.