.5.

  Er waren vier mensen in het huis die niets afwisten van hetgeen zich gedurende het laatste uur had afgespeeld. Het waren miss Brigmore, Mary Peel en de kinderen. Miss Brigmore was in de laatste paar uur bijna menselijk geworden, vond Mary. Ze zei tegen zichzelf dat ze nooit in haar leven iemand zo snel had zien veranderen en toen miss Brigmore haar terzijde nam en haar vertelde wat ze die dag voornemens was te doen, nu, toen kon ze haar oren niet geloven, werkelijk niet. En dit had miss Brigmore bedacht. Zij, Mary, moest naar de salon beneden gaan of naar de eetkamer, welk van de twee vertrekken ze leeg aantrof en zonder dat iemand er iets van wist, moest ze kleine zilveren voorwerpen wegnemen, zoals zilveren servetringen en een antiek olie-en-azijnstel. Eén ervan zou niet worden gemist, omdat er de meeste dagen drie op tafel stonden. Dan was er het kleine, antieke zilveren theeservies in de kast van de salon, zes stuks op een blad. Ze moest grote spelden meenemen en alles met handvaten en oren aan haar onderrok spelden - wie had er ooit van zoiets gehoord? En miss Brigmore had zelfs laten zien hoe ze het moest doen. Als ze dan zoveel mogelijk kleine stukken zilverwerk had verzameld, moest ze hier en daar uit de vitrines cameeën en snuifdozen wegnemen. Ze had miss Brigmore werkelijk staan aangapen toen deze haar precies had verteld waar de voorwerpen precies te vinden waren; zelf was ze bijna driemaal zo lang in dit huis als miss Brigmore en ze zou niet hebben kunnen zeggen wat zich in de vitrines bevond, laat staan waar ieder stuk precies was. Toen ze weer op adem was gekomen, had ze gevraagd: "Maar wat moeten we met al die spullen doen? Ze zullen hier alles komen opnemen." "Doe niet zo dom, Mary," had miss Brigmore gezegd en nu weer op haar gebruikelijke toon. "Ze zullen hierboven niet lang blijven." "Maar hoe krijgen we die dingen het huis uit en waar laten we ze?" "Mary" - de stem van miss Brigmore had traag en geduldig geklonken - "de kinderen gaan in hun eigen huis wonen, nietwaar? Ik zal vrijwel zeker met hen meegaan en jij waarschijnlijk ook en het zou me niet verbazen als mijnheer daar niet een poos komt wonen..." "De meester in dat huisje!" "Ja," zei miss Brigmore, "de meester in dat huisje, Mary. Als deze mannen nu beginnen een inventaris op te maken, prenten ze op het ogenblik waarop ze een kamer binnenkomen, bijkans alles wat ze zien in hun geheugen, want deurwaarders hebben ogen als lynxen en niets ontgaat hun, dus zou het dwaas, heel dwaas zijn, vind je niet, als we die voorwerpen voor hen achterlieten of met het bijeenbrengen tot later zouden wachten?" "Ja, miss," had Mary geantwoord. "Dus ga je met de kinderen wandelen, zoals je iedere dag doet, maar vandaag zal ik je gezelschap houden en zullen we zoveel voorwerpen meenemen als maar mogelijk is. Wat niet kan worden vastgespeld of vastgenaaid, moeten we in onze keursjes verbergen. De kinderen zullen helpen. We kunnen hun mantels met cameeën vastmaken... Luister nu goed..." Miss Brigmore vertelde Mary vervolgens waar de voorwerpen in kwestie zich bevonden en eindigde met: "Ga eerst naar de salon en als daar niemand is, neem dan de miniaturen en snuifdozen mee en als iemand mocht vragen wat je doet, verwijs je hem naar mij; je zegt eenvoudig dat hij naar de vertrekken van de kinderen moet gaan en met miss Brigmore moet spreken." Mary deed precies wat haar was gezegd. Ze had er zelfs plezier in, omdat ze die kerels te slim af was, die deurwaarders die alles bedierven, het einde betekenden van de Hall, de meester en alles. Maar o, was die miss Brigmore geen verrassing? Wie zou dat hebben gedacht? Ze gedroeg zich bijna als een gewoon mens. Mary maakte vier tochten van de kinderkamers naar de benedenverdieping en slechts één persoon vroeg haar wat ze deed. Dat was Waite. "Wat voer je daar uit, Mary?" vroeg hij. "Dat gaat zo maar niet. Wil je in de gevangenis terechtkomen?" "Ik doe wat mij is opgedragen, Harry," antwoordde ze bits. "Ga maar naar miss Brigmore." "Dus, dat is het," zei hij. "Dat is het," antwoordde ze. "Die weet wat ze wil. Wat gaat ze ermee doen?" vroeg Waite. "Ze voor mijnheer naar het huis van de kinderen brengen." "Nu, hij zal wat ze meenemen wel hard nodig hebben, denk ik. Wacht, ik zal je een handje helpen," zei hij. Maar op dit voorstel antwoordde ze: "Nee, ik weet wat ik moet weghalen, maar jij kunt opletten of de kust veilig is en hoesten als er iemand naar dit vertrek of naar de eetkamer komt." En zo gingen miss Brigmore, de kinderen en Mary Peel vóór het middaguur wandelen. Ze liepen langzaam tot ze uit het gezicht van het huis waren en liepen toen vlugger door de tuin. Maar hun snelheid werd afgeremd door het gewicht van hun ondergoed. Ze gingen door de hoofdpoort en langs de koetsweg naar het huis, waar miss Brigmore, omdat er geen kelder was, Mary opdracht gaf in de bijgebouwen een hamer en een beitel te gaan zoeken. Toen deze gevonden waren, rolde miss Brigmore het vloerkleed in de eetkamer op tot aan de zware klauwpoten van de tafel en, alsof dit voor haar een dagelijkse bezigheid was, gebruikte ze de hamer en de beitel om de dikke vloerplanken open te breken. Nadat ze haar hand in de donkere diepte had gestoken, zei ze: "Dit zal heel goed voldoen; er trekt een luchtstroom door en de bodem is van ruwe steen. Geef mij nu een voor een de voorwerpen aan, Mary en jullie, kinderen. Het is niet nodig ze in te wikkelen, want ze zullen hier niet lang liggen." Constance giechelde terwijl ze miss Brigmore de voorwerpen overhandigde. Ze vond het allemaal erg opwindend, terwijl Barbara daarentegen niets verraadde. Hoewel miss Brigmore had geprobeerd het hele geval als een spelletje voor te stellen, wist Barbara dat het een heel ernstige kant had. Ze voelde zich overweldigd door een gevoel van onzekerheid en ze herinnerde zich dit gevoel uit de tijd toen oom Thomas haar naar de Hall had meegenomen. Miss Brigmore voelde aan wat er in haar pupil omging en nadat ze de vloerplank op zijn plaats had gelegd en het vloerkleed teruggerold en de huisdeur had gesloten, nam ze Barbara's hand en zei: "Kom, jij en ik zullen tegen Mary en Constance om het hardst naar de hoofdweg lopen." Barbara zag ook dat miss Brigmore was veranderd, maar ondanks dit en de nieuwe zachtheid in haar, zag ze haar nog steeds zoals ze de vorige avond had gedaan toen ze kreunend op het bed had gelegen en ze wist dat ze slecht was. Ten slotte leidde miss Brigmore haar gezelschap piraten met een zeker gevoel van triomf na hun bezoek aan het kleine huis door de hoofdingang. Het werd al donker, het was bitter koud en het regende, maar het weer deerde haar niet. De laatste maal dat ze zich met een dergelijke manoeuvre had beziggehouden, had ze gefaald, althans haar moeder, en alleen de hulp van een vriend op het juiste ogenblik had voorkomen dat haar moeder met de justitie in aanraking kwam. Maar ditmaal had ze succes gehad. Volgens een ruwe schatting hadden ze voor een waarde van ongeveer duizend pond aan voorwerpen gered, waarvan de miniaturen het kostbaarst waren. Natuurlijk, bekende ze zichzelf, had ze misschien overijld \ gehandeld, want de meester had een goede vriend in mr. Armstrong. Bovendien zou het probleem zijn opgelost als het huwelijk tussen miss Fanny en master Dick tot stand kwam en inderdaad zou haar handelwijze misschien worden veroordeeld - of belachelijk gemaakt, hetgeen moeilijker te verdragen zou zijn. Maar, zoals mr. Brown haar de vorige dag nog had verzekerd, twijfelde hij ernstig aan de bedoelingen van master Dick. Om zijn eigen woorden te gebruiken, was master Dick nogal een lastige hengst en hij zag nog niet dat miss Fanny Armstrong hem zou temmen. Volgens de mening van mr. Brown was ze niet alleen veel te oud voor hem, maar ook zijn type niet. Sommige hengsten hadden, ondanks al hun vurigheid en vertoon van kracht een zachte mond en hij verwachtte dat miss Fanny te hard aan het bit zou trekken. De gelijkenissen van mr. Brown hadden altijd betrekking op de stallen. Ze vroeg zich wel eens af, waarom hij het beroep van lakei had gekozen, terwijl zijn kennis, en blijkbaar ook zijn sympathie, zo zeer de viervoeters betroffen. Niettemin was ze geneigd de mening van mr. Brown niet zonder meer te verwerpen, want bij andere gelegenheden had hij het wat master Dick betrof aan het rechte eind gehad. Terwijl ze de oprijlaan overstak en de kinderen en Mary snel voor zich uit liet lopen om aan de regen te ontkomen, zag ze zichzelf van haar handelwijze tekst en uitleg geven aan de meester, natuurlijk op het geschikte ogenblik en het geschikte ogenblik, zoals haar dat voor de geest stond, verleende haar lichaam een warme, opwindende gloed, want nu kon ze een eindeloos aantal geschikte ogenblikken zien. Als de zaken van de meester in orde waren, konden zulke ogenblikken met tussenpozen voortduren; als hij door omstandigheden werd gedwongen zich in het kleine huisje terug te trekken, zouden ze zeker voortdurend en talrijker zijn. Welke loop de dingen ook mochten nemen, ze had het gevoel dat ze ditmaal niet kon verliezen. Haar opgesloten, non-achtig bestaan was voorbij. Ze was niet in de wieg gelegd om vrijgezellin te blijven. Toch had haar opvoeding het voor haar onmogelijk gemaakt om lichamelijk contact te krijgen met die mannen die in de hiërarchie van de staf geclassificeerd stonden als geschikte levensgezellen voor de gouvernantes, zoals lijfbedienden en majordomussen. Ze leidde de kinderen niet naar de voordeur en ook niet de hoek om en het erf op naar de achterdeur, maar koos de tegengestelde richting en nam ze mee langs de zijkant van het huis en het hele achterterras, waarna ze het erf aan de kant van de stallen betrad. Ze opende een smalle deur en duwde de kinderen de gang in, volgde hen en werd op haar beurt gevolgd door Mary. Mr. Tweedy, de majordomus, mr. Dunn, de butler en de huishoudster mrs. Brydon, die in een diep gesprek waren gewikkeld, wendden hun verbaasde gezichten naar haar toe en de uitdrukking op hun gezichten was van dien aard dat ze bleef staan en vroeg: "Wat is er gebeurd?" Mrs. Brydon nam het woord. "Iets verschrikkelijks, iets verschrikkelijks, miss Brigmore. U zult het niet geloven; niemand van ons kan het geloven. Master Dick... master Dick heeft een van de deurwaarders aangevallen, het hoofd van het stel. Hij, ik bedoel master Dick, wilde Waite neerschieten en de deurwaarder wilde hem dit beletten. Het is allemaal de schuld van Waite; de moeilijkheden ontstonden door hem. Ze hebben iemand gestuurd om de dokter te halen. De deurwaarder is er slecht aan toe, heel slecht. Het kan zó met hem gedaan zijn." Ze knipte geluidloos met haar vingers. Mr. Dunn zei heel zacht: "Als dat gebeurt, kan master Dick ervoor hangen, omdat het een deurwaarder is." "Kalm! Zo is het genoeg." Miss Brigmores stem klonk luid en bracht hen tot zwijgen. Ze wendde zich van hen af en duwde de verbouwereerde kinderen door de gang en de trap op. Mary bleef achter. Ze stond haar superieuren aan te gapen en mompelde toen: "Waite? Wat is er met hem gebeurd?" De stem van de majordomus was nu een en al gezag; hij stond rechtstreeks onder de meester en was het hoofd van de huishouding. "Hij pakt zijn spullen en vertrekt... nu." "Maar... maar Daisy; ze staat vlak voor een bevalling; ze kunnen toch niet..." "Peel!" Mrs. Brydon maakte een einde aan Mary's protest. "Zo is het genoeg. Het gaat je allemaal niets aan. Wat jou wel aangaat, is dat je naar de appartementen van de kinderen gaat en dat doe je nu onmiddellijk." Na een ogenblik van aarzeling ging Mary, maar langzaam en ze dacht daarbij niet aan de meester of master Dick en zelfs niet aan de deurwaarder, maar aan Daisy Waite en haar moeilijkheden. Het kind kon iedere dag komen, ze was over tijd en kijk eens wat een weer. Ze bleef voor een raam op de eerste overloop staan en keek naar buiten. Door de nevel van regen kon ze de gezinshuisjes, zoals ze werden genoemd, zien. Ze waren toegewezen aan diegenen van de staf die kinderen hadden en hun werk binnenshuis hadden. De drie huisjes waren tegen de stallen gebouwd. Terwijl ze stond te kijken, ging de deur van het middelste huisje open en kwam een man naar buiten en hoewel ze de gedaante door de regen niet kon herkennen, wist ze dat het Harry Waite was, want hij tilde een doos op een platte handkar die voor de deur stond. De handkar die niet veel meer was dan een beter soort kruiwagen, had heel wat gelach veroorzaakt, toen hij vijf jaar geleden met zijn bezittingen was aangekomen. Niemand had ooit gehoord van een lakei die in dienst kwam, terwijl hij een handkar duwde. Maar hij had zich van het gelach niets aangetrokken, want blijkbaar had zijn vader de handkar voor hem gemaakt toen hij voor het eerst in betrekking ging en gezegd: "Als je genoeg bagagè hebt om dit ding te vullen, is alles goed met je, jongen." En nu, dacht Mary met tranen in de ogen. nu had hij meer dan genoeg bagage met twee kinderen en een vrouw die gereed was voor het kraambed. Wat zou er met hen gebeuren? Waarheen zouden ze gaan? Ze voelde de behoefte naar buiten te lopen om afscheid te nemen, want Daisy was haar vriendin. Maar mrs. Brydon bevond zich nog steeds in de gang; ze kon haar stem horen. Ze beklom moeizaam de trap en zei tot zichzelf: "O, wat er vandaag allemaal is gebeurd; het lijkt wel het einde van de wereld, heus."