Hoofdstuk zeventien
Snikkend deed Agnes haar verhaal.
Het was snel gegaan met Marion. Iedereen had zich voorbereid op een langdurig, pijnlijk sterfbed als gevolg van de kanker die haar langzaam verteerde, maar haar hartaanval had hen allemaal, geheel in Marions stijl, volkomen verrast. Het was nu drie dagen geleden dat Marion begraven was. Agnes zat in het zitgedeelte van Foley's café te schokschouderen van verdriet.
'Ik was van plan Lourdes voor haar te regelen', zei ze tegen Monica Foley, de vrouw van de eigenaar en de enige andere aanwezige, want het was één uur in de ochtend en de andere klanten waren al lang naar huis. Monica knikte alleen maar en antwoordde: 'Weet ik ... weet ik ... vreselijk.'
'Ik ... ik hoopte op een wonder ... een soort wonder, Monica, weet je wel?
'Ja, Agnes, ja. Maar misschien is het jou wel overkomen', probeerde Monica bij wijze van troost. 'Marion heeft niet lang hoeven te lijden, ze is in alle rust gestorven en als puntje bij paaltje komt willen we dat toch allemaal.' Ze vond het ontzettend sneu voor Agnes, maar het was al laat en ze wilde eigenlijk het liefst dat Agnes opstond en vertrok.
'Nooit aan gedacht. Ja ... ik snap wat je bedoelt, Monica ... een wonder ... zou best kunnen!' Agnes nam een slok van haar cider. Monica keek naar het glas, er zat goddank nog maar één slok in. Agnes ging dichter bij Monica zitten. Haar stem had nu iets samenzweerderigs.
'Monica ... ik zal je wat vertellen ... iets raars ... maar je moet me beloven dat je het tegen niemand vertelt, oké?'
'Wordt het een lang verhaal, Agnes? Weet je hoe laat het is?'
'Welnee, Monica, maar het is zo ... een beetje ... beloof je me dat?'
'Ja, Agnes, dat beloof ik echt.'
'Oké ... moet je luisteren.' Agnes pakte haar glas beet voor de laatste slok, maar veranderde toen van gedachten en zette het glas weer terug. Tot teleurstelling van Monica haalde ze haar sigaretten en lucifers te voorschijn. Een halve minuut later zat Agnes te paffen en kon het verhaal beginnen.
'Oké! Luister, Monica, vijftien jaar geleden ...'
'Vijftien jaar? ... Maar Agnes, dan wordt het wel een erg lang verhaal.'
'Stil nou, stil. Dat wordt het niet ... en trouwens het is best de moeite waard! Dat zweer ik je.'
'Nou, vooruit dan maar, ik luister.'
'Mooi, waar was ik gebleven? O ja. De afgelopen vijftien jaar zag ik Marion Monks iedere ochtend. Iedere ochtend liepen we met onze karren door The Jarro. Soms kletsten we, soms hadden we niets om over te praten en dan zeiden we ....' Agnes hield even op.
'Niets?' probeerde Monica.
'Precies!' zei Agnes en liet een boer. 'Maar goed', ging ze verder, 'één ding was altijd hetzelfde ... als we bij de kerk van St. Jarlath waren, liep Marion de trap op en duwde de deur open ...' Agnes was even stil bij de herinnering. Ze voelde een brok in haar keel. 'En dan riep ze...' Agnes zweeg weer, maar nu was het Monica die zei: 'Hallo, God, ik ben het, Marion.'
'Ja ... precies! Hoe weet je dat?' vroeg Agnes.
'Dat weet iedereen in The Jarro, Agnes. Is dat het verhaal? Als dat zo is ken ik het al.'
Monica ging, bij wijze van zachte wenk, staan. Agnes klopte op de plaats waar Monica had gezeten.
'Ga zitten! ... Ga zitten ... dit weet je nog niet... ga, ga zitten!'
Monica nam met een zucht plaats. 'Toe nou, Agnes, het is laat. Schiet dan alsjeblieft op.'
'Jaja ... Maar goed, ik heb haar dit dag in dag uit en jaar na jaar zien doen. Ik vond het eigenlijk stom! ... Dat zei ik ook tegen haar ... maar toch stond ze daar iedere ochtend bovenaan die trap: "Hallo God, ik ben het, Marion!" Weer was het even stil. Tenslotte dronk Agnes haar glas leeg en maakte haar peuk uit in de asbak.
'Toen ik drie dagen geleden achter haar kist die trap opliep hoorde ik haar in gedachten weer roepen ... Hoe kun je zoiets doen, God? dacht ik. Ze heeft altijd aan je gedacht. En wat is haar beloning? Maar terwijl we door de deur van de kerk naar binnen liepen, het gangpad op ... toen kreeg ik antwoord! Ze speelden een heel lage noot op het orgel en toen hoorde ik ineens duidelijk een heldere stem zeggen: 'Hallo Marion, ik ben het, God!' en toen wist ik dat ze haar bestemming had gevonden!'
Agnes keek op. Monica zat met haar mond open. Niet van verbazing, maar omdat ze sliep. Agnes grinnikte. Ze boog zich voorover en duwde zachtjes tegen Monica's arm.
'Monica, meid ...'
Monica schrok op. 'Wat? Wat! Agnes, waar had je het over?... Ik heb het eind niet gehoord ... hoe liep het af?'
'Ach, Monica, niks bijzonders, ik zat eigenlijk maar wat te kletsen. Kom op meid, laat me d'r uit, graag, en ga dan naar bed.'
Agnes pakte haar sigaretten en haar handtas en trok haar jas aan. Monica liep met haar mee naar de zij-uitgang,
deed de deur open en keek eerst of er geen politie in de buurt was. Ze wenste Agnes zachtjes welterusten. Agnes haalde diep adem toen ze de nachtlucht inliep. De deur ging zachtjes achter haar dicht, maar toen de grendel er op werd geschoven, klonk dat als de knal van een geweer!
'Jezuschristus - Monica!' gilde Agnes. Haar woorden kwamen als wolkjes stoom in de koude nachtlucht uit haar mond. Achter de deur hoorde ze Monica zeggen: 'Sssst!'
'Sssst m'n reet, ik schrik me godverdomme een ongeluk', antwoordde Agnes kwaad. Ze vermande zich en ging op huis aan.
Dat was echter minder eenvoudig dan anders. Er bleken nogal wat oneffenheden in het wegdek te zitten, zodat Agnes zigzaggend moest lopen. En ook haar tred was een beetje onvast. En het trottoir lag ineens veel hoger dan anders. Maar Agnes hield vol. Na een meter of honderd werd ze misselijk. Zeker iets verkeerds gegeten, dacht ze, ook al had ze al dagenlang geen behoorlijke maaltijd gegeten, alleen nu en dan een paar boterhammen. Ze bleef staan en leunde tegen een muur. Haar maag begon op te spelen en ze wist wat er ging gebeuren. Toen ze het plaatje met de twee valse voortanden uit haar mond had genomen, was ze overal op voorbereid. Ze boog zich voorover en begon hartgrondig te kotsen.
'Ies U niet koed, de mooie Agnes Browne?' vroeg een stem achter haar. Iemand legde een hand op haar schouder. Ze had duidelijk een Frans accent gehoord. Agnes wist dat het die Pierre uit de pizzeria was. Waar zijn verdomme m'n tanden? dacht ze. Ze had ze daarnet nog in haar hand. Ze keek in haar hand, maar daar zag ze alleen het papieren zakdoekje dat ze uit haar jaszak had gepakt. Ze had natuurlijk haar tanden in haar zak gestopt toen ze het zakdoekje pakte. Ze draaide zich niet om. Ze stond onbeweeglijk.
'Mademoiselle Agnes, met die stralende hogen! 'Oe haat 'et met U?'
Agnes durfde niet te antwoorden, want zonder haar voortanden zou 'uitstekend' als een scheet van een zeug hebben geklonken. Dus bromde ze 'Nah' en knikte bevestigend. Ze voelde in haar jaszak en vond haar tanden. Ze probeerde het zakdoekje te laten vallen om vervolgens in één vloeiende beweging haar tanden te pakken, wat niet lukte. Het zakdoekje zat nu om haar tanden heen.
'Draai iens om! lek wil jou bekaiken.' Hij begon aan haar schouder te trekken. O nee! dacht Agnes, zonder mijn twee voortanden lijk ik net een vampier! Hij pakte haar beet en draaide haar naar zich toe. Snel pakte ze de tanden uit haar jaszak en deed alsof ze hoestte. Ondertussen stopte ze snel het plaatje in haar mond. Ze stonden nu tegenover elkaar. Ze probeerde iets te zeggen, maar dat ging niet. Het zakdoekje stak uit haar mond. Ze zei: 'Het gaat prima, dank je', maar het klonk als 'Mwafffmwafffmwaff'. Ze draaide zich om en liep weg. Hij ging voor haar lopen.
'lek ben pas in Doeblin, wil jai mai de stad laten zien?', vroeg hij.
'Nee joh, daar heb ik echt geen zin in', antwoordde ze.
Hij hoorde alleen maar: 'Mwwaffmwwaffff!'
'Ah, fantastique, ies aanstaande weekend dan koed? Vraidag?'
'Mwwffmwwf!'
'les goed. Om acht oer bai Foley?'
'Mwwaffmwaf!' Agnes' hoofd liep rood aan van frustratie.
'Au revoir en toet vraidag', zei hij en liep er vandoor. Agnes wilde hem naschreeuwen dat ze geen afspraakje hadden gemaakt! Ze riep hem na: 'MwwaffmwwaffMMWWAAFF!!' Er kwamen twee mannen langs en één van hen riep naar haar: 'Koest, Bello, koest!' De mannen liepen lachend verder.
Agnes Browne had een afspraakje voor vrijdagavond. Of ze het nu wilde of niet!