Hoofdstuk vier
Agnes Browne was bestand tegen alle vormen van mishandeling. Ze had op dat gebied heel wat ervaring opgedaan. Haar vader sloeg haar regelmatig, ze werd op school geslagen en Redser sloeg haar natuurlijk ook, al deed hij dat alleen maar als hij meende daar een goede reden voor te hebben!
Ze praatte nooit met iemand over het feit dat Redser haar sloeg. Ze had het één keer geprobeerd - na de eerste keer. Ze waren pas in de flat in Larkin Court komen wonen en ze was zo gelukkig als wat. Ze kregen een bed van Redsers oma uit Ringsend (dat had ze nog op zolder staan) en ze hadden bij Cavendish in Grafton Street een nieuwe tafel met een formica bovenblad, vier stoelen en een bank besteld - drie jaar lang twee pond en tien shilling per week en ieder jaar met kerst een week dat ze niet hoefden te betalen. De tafel en de stoelen werden op vrijdag bezorgd. Agnes was teleurgesteld geweest dat de man met de vrachtwagen de bank niet had meegebracht, maar hij had beloofd dat hij die de volgende dag, zaterdag, zou komen brengen. Die avond at Redser zijn avondmaaltijd aan de nieuwe tafel. Hij had het amper in de gaten en het enige wat hij zei, voordat hij zijn bord opzij schoof en zich ging omkleden voor zijn dartwedstrijd, was: 'Het eten smaakt er niet beter door.'
Agnes stond 's zaterdags altijd vroeg op. Ze hoefde niet te werken, want ze had met Marion afgesproken dat zij op vrijdag voor beide kramen zou zorgen en dat Marion dat op zaterdag zou doen, maar ze was toch al om zeven uur op. Op die bewuste zaterdag kookte ze een ketel water en liet de kuip vollopen om een warm schuimbad te maken. Ze deed Mark in bad en kleedde hem aan. Om precies halfnegen droeg ze Mark en zijn wandelwagentje de trap af, maakte zijn riempjes vast en ging op weg naar de tweedehandsmarkt op George's Hill. Haar zaterdagse speurtocht door de bergen met kleren, schoenen en curiosa op deze markt was voor Agnes het hoogtepunt van de week. Ze kende de bijnaam van alle marktkooplui en wist ook waarom ze zo genoemd werden. Zo was 'de Bungalow' een geestelijk gehandicapte man die allerlei boodschapjes voor de kooplui deed. Ze stuurden hem erop uit om patat of sigaretten te halen. Hij werd zo genoemd omdat hij, net als een bungalow, geen bovenverdieping had. Daarentegen maakte de Maarschalk, die ledikanten, emmers en naaimachines verkocht, juist de indruk een geleerd man te zijn: hij werd zo genoemd omdat hij iedere zin die hij zei begon met 'maar eh...'.
Vandaag liep Agnes snel langs de kraampjes. Ze bleef nergens staan om in stapels te wroeten of te kletsen, want ze wilde op tijd terug zijn voor de man met haar nieuwe, haar splinternieuwe bank. Ze was rond elf uur weer terug bij de flat. Bij de ingang kwam ze de oude mevrouw Ward, die op de begane grond woonde, tegen.
'Die vent van je is weg', liet ze Agnes weten. Mevrouw Ward zag zichzelf als de Opperpoortwachter en alle bewoners van het gebouw zeiden dat je nog geen scheet kon laten zonder dat zij er achter kwam en tegen de tijd dat ze dat aan iemand anders had doorverteld, was die scheet een drol geworden! Agnes keek haar niet eens aan terwijl ze moeizaam met kind en wandelwagentje naar boven liep. Ze antwoordde alleen maar: 'Weet ik.'
'Overuren, zeker?'
'Nee.'
'Naar z'n moeder toe?'
Agnes antwoordde niet, deels omdat ze buiten adem was en deels ook omdat ze daar gewoon geen zin in had. Dat weerhield mevrouw Ward er niet van de conversatie voort te zetten, want terwijl Agnes twee verdiepingen hoger haar deur openmaakte, hoorde ze die oude tang beneden gewoon doorgaan: 'Die jonge jongens zijn gewoon niet bij hun moeder weg te slaan.' Toen Agnes de deur achter zich dichtdeed, hoorde ze nog een gedempt: 'O ja, ze houden van hun moeder ... ze houden zoveel van d'r!'
Ze smeet het wandelwagentje op de grond en deed haar hoofddoek af. Ze trok de baby zijn jasje uit en keek ondertussen naar haar nieuwe tafel en stoelen ... prachtig! Op de tafel was het een rommeltje omdat Redser na zijn ontbijt alles had laten staan. Een vuile mok, de suikerpot, een fles melk en de theepot stonden er nog, de verpakking van de boter was helemaal opengevouwen, zodat het leek of er een vetvrije vlinder op de tafel zat, en er lag een half brood. Agnes besloot eerst de kleine Mark in bed te stoppen, voordat ze de rommel op de tafel zou opruimen. Als het kind eenmaal sliep, had ze verder de hele middag voor zichzelf. Op zaterdag kwam Redser nooit terug van de bookmaker voordat de laatste race was afgelopen.
De frisse lucht had Mark goed gedaan, want hij sliep vrijwel meteen en lag nu met blozende wangetjes tevreden in bed. Agnes ging terug naar de enige andere kamer in de flat en liep naar haar platenwisselaar - een koopje voor drie pond bij de Maarschalk. Ze koos zes platen uit haar stapeltje, allemaal van Cliff Richard natuurlijk, en legde deze op de as, stelde het apparaat in op 45 toeren en draaide aan de 'play'-knop. De pickup-arm ging omhoog, en één van de platen viel met een plofje op de draaitafel. Agnes begon haar haar op te steken, terwijl Cliff begon aan 'English Summer Garden.' Ze was, net als Redser, gek op Cliff. Op de avond dat ze elkaar voor het eerst ontmoet hadden, waren de letters C.L.I.F.F., die op zijn knokkels getatoeëerd waren, het eerste geweest dat haar aan hem was opgevallen, zelfs nog voordat ze zijn gezicht had gezien. Toen ze haar haar had opgestoken, ging Agnes de rommel op haar nieuwe tafel te lijf. Toen de tafel was opgeruimd en de boter in de bijkeuken en het brood in de broodtrommel lag, pakte ze een vochtige doek om de tafel af te nemen. Toen ze begon te wrijven, zag ze ze: vier lange rechte sneden, afkomstig van het broodmes waarmee Redser zijn boterhammen had gesneden. Het hart zonk haar in de schoenen. Ze ging zitten en ging langzaam met haar vingers over de sneden, alsof dat op de een of andere manier de wonden in het formicablad van haar splinternieuwe tafel kon genezen. Wat niet het geval was. Toen Cliff 'In The Country' inzette, begon Agnes stilletjes te huilen. Haar tafel was nu niet nieuw meer.
Toen Redser thuiskwam, zat Agnes op haar nieuwe bank. Mark lag voor de haard met een kussen onder zijn hoofd en een deken uit zijn wiegje over hem heen. Hij was wakker, maar vond het fijn in de hitte van de haard te liggen en naar de flikkerende vlammetjes te kijken die van het ene kooltje naar het andere leken te dansen. Normaal zou Agnes gemerkt hebben dat Redser een slechte bui had, maar vandaag kon het haar niets schelen. Hij zei niet gedag en praatte niet tegen de baby, maar deed zijn jas uit, wierp die over één van de nieuwe keukenstoelen en opende de deur van de oven. De oven was koud, en leeg.
'Waar is m'n eten?' zei hij tegen de oven.
'Je hebt in m'n tafel gesneden', zei Agnes op rustige toon.
'Watte?' De deur van de oven knalde dicht.
'Je hebt in m'n tafel gesneden.' Agnes' stem verhief zich. 'Moet je 'ns kijken!'
'Verrek met je tafel. Waar is m'n eten, mens?'
'Dat is niet meer te maken, dus. Je kunt formica niet repareren!'
'Word je doof of zo ... Waar is mijn eten verdomme?'
'Ik heb verdomme geen eten voor je klaargemaakt. Bekijk m'n tafel nu eens, wil je?'
'Dus je hebt geen eten klaargemaakt? Geen eten voor me klaargemaakt?' Redser liep op Agnes af en zij zag de voortekenen. Zijn onderlip werd wit en begon te trillen, zijn voorhoofd werd rood en de aderen bij zijn slapen begonnen te kloppen. Ze bleef staan. Hij stond stil. Er sprak waanzin uit zijn blik, zijn ogen leken rond te draaien in zijn hoofd. Ze deed haar mond open. Toen de klap viel, kwam die haar ergens bekend voor. Hij gebruikte de rug van zijn rechterhand, de hand met de letters C.L.I.F.F. op de knokkels. Zijn hand raakte met volle kracht de rechterkant van haar gezicht, haar hoofd draaide naar links in de richting van de haard, waar haar inmiddels hevig geschrokken zoon met wijdopen ogen lag te kijken. Toen wist ze het weer. De klap kwam haar bekend voor. Het was net zo'n klap als van haar vader. Ze vroeg zich af of haar vader Redser apart had genomen en hem had laten zien hoe het moest, of leerden jongens dat op school? Ze proefde bloed in haar mond. Ze huilde niet. Een klap van een man was voor Agnes allang geen reden meer om te gaan huilen. Langzaam draaide ze haar hoofd weer zijn kant uit. Hij glimlachte flauwtjes, net als haar vader.
'En nu verdomme geen woord meer voordat er verdomme vreten op tafel staat.' Hij liep snel naar de tafel. Hij sloeg met zijn vlakke hand op het tafelblad. 'Hier! Hier en nergens anders ... op deze tafel ... op mijn tafel godverdomme. Ja?'
Ze zei niets. Ze liep naar het gasstel en maakte wat klaar in de koekenpan. Hij zette de radio aan en draaide net zo lang aan de knop tot de voetbaluitslagen en de uitslagen van de rennen luid en duidelijk uit het toestel kwamen.
Die avond ging Agnes bij haar moeder langs. Ze moest het tegen iemand vertellen. Ze deed haar verhaal, terwijl haar moeder de overhemden van haar vader stond te strijken. Haar moeder keek nauwelijks op terwijl Agnes aan het woord was. Toen ze klaar was met haar verhaal, wachtte Agnes op wijze raad of desnoods alleen maar een blijk van medeleven van haar moeders kant. Langzaam keek haar moeder op, en in haar ogen zag Agnes de blik van een ziel die de strijd lang geleden had opgegeven.
'Meid, je hebt A gezegd, nu moet je ook B zeggen!', zei haar moeder.
Agnes praatte er nooit meer met iemand over, maar in de loop van de jaren leerde ze hoe ze moest voorkomen dat Redser haar sloeg. Ook maakte ze een stilzwijgende maar daarom niet minder duidelijke afspraak met hem: haar blik zei hem, op een manier zoals alleen een vrouw dat kan: 'Ik kan er tegen ... maar kom nooit aan mijn kinderen.' En dat heeft Redser ook nooit gedaan.