25
I, THE JURY
Lang voordat de kantoren van Health World Wide hun deuren openden, had Thomas zich opgesteld op de Napoleonskaai, vanwaar hij tussen de masten van de stijlvolle zeiljachten in het Willemdok door de toegang tot het Rubens-Noord Pakhuis aan de overkant ongehinderd kon gadeslaan. Ongewild kwam hij onder de indruk van het panorama. De vroege ochtendzon weerkaatste van het rimpelloze water van de jachthaven en wierp een gouden licht over de monumentale bak- en natuurstenen trapgevel van het Rubens-Noord Pakhuis en het imposante nabijgelegen Sint-Felixpakhuis, waar sinds enige tijd de Antwerpse stadsarchieven gevestigd waren. Lang zou het niet meer duren en dan zou op de Hanzestedenplaats, tussen het Willemen het Bonapartedok, de nu in opbouw zijnde zestig meter hoge spiraaltoren van het MAS, het nieuwe museum aan de stroom, zijn deuren openzetten en wat tot voor kort een verkrotte en pokdalige havenbuurt was, omtoveren tot een modern en hip stadsdeel van internationale allure.
Katja had nog niet teruggebeld. Tegen beter weten in probeerde hij zelf nog maar eens:
‘Ej, ja-Katja. Zajavl'ajoe…’
Halfnegen.
De weinige parkeerplaatsen aan de Godefriduskaai waren sinds lang ingenomen door vroege beginners en in de Zeevaartstraat bij de inrit van de ondergrondse parking onder het Felixhuis vormde zich een file van auto's die naar binnen wilden. Thomas wist dat Health World Wide vanuit het Rubens-Noord Pakhuis directe toegang tot die parking had. Dat, en nog wat geroffel op de borst over de geslaagde renovatie van hun door Monumenten en Landschappen beschermd pand, was zowat het enige wat hij aan de weet was gekomen toen hij de vorige avond laat nog naar het internetcafé van Gabbe was gegaan om te zoeken naar informatie over Vianco en diens greep op de farmaceutische wereld. Correctie: in een artikel over outsourcen had hij gelezen dat Health World Wide een van de eerste farmaceutische bedrijven was geweest om het uittesten van geneesmiddelen naar arme landen in Azië en Afrika te verplaatsen, omdat daar bijna alles mocht en de goedkope artsen en menselijke proefkonijnen er voor een krats in de rij stonden. Hoe ethisch dat was, liet hij in het midden, maar het had hem geen hogere dunk gegeven van hun bedrijf.
Om kwart over negen was de file bij de parking verdwenen. Tijd om aan de slag te gaan.
Thomas zette een donkere zonnebril op en slenterde over de Nassaubrug naar de overkant. Gedurende de nacht had hij lang nagedacht over de aanpak. Telefoneren en naar Vianco vragen, of een brief schrijven en een ontmoeting organiseren? In het eerste geval konden ze hem gemakkelijk met een kluitje in het riet sturen en in het tweede geval kon het antwoord op een brief lang uitblijven. Te lang misschien. Daarom had hij voor de frontale aanval gekozen.
Thomas was halverwege de brug toen bij de uitrit van de ondergrondse parking een man verscheen met een fiets aan de hand. Hij herkende hem aan de bodywarmer met de kraag van namaakbont en het warrige haar dat aan alle kanten onder een wollen puntmuts vandaan kwam.
Professor doctor Tobias Palfijn.
Wat deed de excentrieke laatslaper zo vroeg in de ochtend bij Health World Wide? Speelde hij dubbel spel? Was hij in alle vroegte bij Vianco geweest om hem te waarschuwen voor de komst van Thomas Leerdam? Waarom? Voor geld? Zo zag hij er niet uit. Er moest meer achter zitten. Thomas versnelde zijn pas. Voor hij de brug over was, stapte Palfijn op zijn fiets en verdween in het drukke verkeer rond de Hanzestedenplaats.
Thomas verwierp het idee om hem achterna te lopen of op zijn mobiel te bellen. De professor was het soort man dat zijn gsm niet mee zou nemen of niet zou antwoorden. Hij stapte resoluut naar de ingang van het Rubens-Noord Pakhuis.
De beveiliging bij Health World Wide was meer dan indrukwekkend. Draadloze camera's sloegen hem gade nog voordat hij de met pantserglas afgeschermde balie van de bezoekersregistratie bereikt had. Daar werd hij, na een korte wachttijd, te woord gestaan door een portier in een lichtblauw uniform met een logo op de borstzak waarop een hermesstaf zich als een liaan om een microscoop slingerde. Thomas werd begroet met een beleefde glimlach.
‘Goedemorgen. Wat kunnen we voor u doen?’
‘Ik kom voor meneer Vianco.’
Er verscheen een waakzame blik in de ogen van de portier. ‘Meneer wie?’
‘Meneer Claude Vianco.’ Thomas beeldde zich in hoe de digitale camera's op hem inzoomden.
‘Ogenblikje.’
De portier raadpleegde zijn scherm. Hij schudde het hoofd. ‘Het spijt me. Geen meneer Vianco.’
‘Onmogelijk. Hij is de CEO van Health World Wide.’
Een sceptische blik. ‘De CEO, zei u?’
‘Precies. De Chief Executive Officer.’ Thomas glimlachte verontschuldigend. ‘Tegenwoordig moet het allemaal in het Engels, nietwaar?’
De portier schudde het hoofd. ‘Weet u zeker dat u niet aan het verkeerde adres bent?’
Die vraag had Thomas eerder gehoord. Hij bewaarde zijn kalmte. ‘Er is niet de minste twijfel.’
‘Hoe is uw naam ook weer?’
‘Leerdam. Thomas Leerdam.’
De portier raadpleegde nogmaals zijn scherm. Mogelijk zag hij daar iets wat hem van mening deed veranderen, want een afwijzend antwoord bleef uit. ‘Ik zal u in verbinding stellen met meneer Verloon, onze CSO.’
‘CSO?’
‘Engels voor Chief Security Officer’, antwoordde de portier met uitgestreken gezicht. ‘Hebt u iets waarmee u zich kunt identificeren? Uw paspoort? Uw rijbewijs is ook goed.’
Thomas overhandigde hem zijn ID-kaart.
‘Als u nu nog even uw zonnebril wilt afnemen?’
Hij nam gehoorzaam zijn zonnebril af en glimlachte naar de lens van een toestel dat de irissen van zijn ogen fotografeerde. De portier scande zijn ID-kaart en legde een gele badge met krokodillenklemmetje voor hem neer.
‘U mag dit opspelden. Zo dadelijk komt men u halen.’
Thomas vatte post voor een beveiligingstourniquet van glanzend edelstaal, waar een ramkraker met behulp van een Russische T-90-tank niet voorbij zou komen. Hij wachtte. Bij een bezoeker die het gebouw wilde verlaten, weigerde het kruisvormige draaihek plotseling dienst. Boven de kaartlezer ging een lichtje branden en een computerstem verzocht hem zich te wenden tot de toegangscontrole. Met een blos op zijn wangen voldeed de geschoffeerde bezoeker aan het verzoek.
‘Komt u maar mee, meneer Leerdam.’
Hij volgde een hostess in uniform voorbij de tourniquet. Ze gingen met een lift naar de derde verdieping, waar hij in het kantoor van de CSO werd afgeleverd. Alle deuren die hij passeerde, waren op dubbel slot en lieten zich slechts ontgrendelen via een kaartlezer en de tag van zijn begeleidster.
Verloon zag er niet uit zoals Thomas zich had voorgesteld. Hij had een oud-admiraalachtige figuur als sir Miles Messery verwacht, beter bekend als M., de baas van James Bond, of een flegmatieke zestiger in een driedelig pak met als knoopsgatversiersel een of andere ridderorde, maar niet een dokwerker of een zetbaas van een jaar of vijfenveertig, met een grote, ronde kop, kort en gedrongen, brede hangende schouders en slagershanden met vingers als halfopgerookte sigaren, zoals je die in de jaren zestig veelvuldig op de dokken van Antwerpen zag rondlopen.
‘Gaat u zitten, meneer Leerdam.’
Thomas nam plaats in een van de bezoekersstoelen. De werkkamer van Verloon was mooi ingericht met een oosters tapijt in tinten blauw en rood en aan de wand ingelijste posters van de verfilming van Mickey Spillanes boeken My gun is quick en I, the Jury.
‘Mooie posters’, zei Thomas.
Verloon knikte. Aan zijn gezicht was te zien dat hij geen zin had om over posters te praten. ‘Wat kan ik voor u doen?’
‘Een gesprek regelen met meneer Vianco. Liefst meteen.’ Thomas glimlachte om zijn directe toon te compenseren.
Verloon bleef Thomas even aanstaren. ‘U zei toch “menéér Vianco”?’
‘Inderdaad.’
‘En u hebt geen afspraak?’
‘Nee.’
‘Mag ik de reden kennen van uw bezoek?’
‘Die is privé.’
Verloon legde zijn handen op zijn borst en zette zijn sigarenstompen tegen elkaar. ‘Dan vrees ik dat ik u moet teleurstellen. Onze CEO ontvangt alleen op uitnodiging. U kunt beter een brief schrijven.’
‘Met alle plezier’, zei Thomas. ‘Hebt u een blad papier voor mij?’
De Security Officer legde zijn slagershanden op het bureaublad en boog naar voren. ‘Hoor eens…’ Hij bedacht zich, klapte zijn mond dicht, trok een la open, pakte er een blocnote uit en legde die voor Thomas neer.
‘Hebt u ook een pen?’
Thomas kreeg een balpen.
Hij schreef:
Waarde heer Vianco, een gunstige wind uit het hiernamaals bezorgde me het manuscript van de roman ‘Applaus voor Noa’, geschreven door Holy. Het is de bedoeling het naar een uitgever te brengen. Als u hem vooraf wilt lezen, kan dat. Ik wacht bij uw CSO op uw bericht.
Getekend: Thomas Leerdam.
Hij legde de pen neer. Verloon, die geprobeerd had ondersteboven mee te lezen, wendde de ogen af. Thomas draaide de blocnote om.
‘U mag het gerust lezen.’
Verloon wierp een vluchtige blik op de tekst. Hij trok een grimas.
‘Wat is dit? Een grap? Dit is de geneesmiddelensector. Onze CEO heeft belangrijker zaken aan het hoofd dan manuscripten van romans te lezen.’
‘Geef hem de brief nu maar’, zei Thomas sussend. ‘Hij zal begrijpen waar het om gaat. Ik weet zeker dat hij me zal te woord staan.’
Verloon scheurde het beschreven blad af en legde het dubbelgevouwen naast zich neer. ‘Goed. We laten u weten wanneer. We hebben uw adres.’
‘Kan dat niet meteen?’
‘Het spijt me. De CEO zit momenteel in een vergadering in Londen.’
Thomas was niet van plan zich zo gemakkelijk te laten afschepen. Verloon loog. Al de hele tijd had hij het gevoel dat hij meer wist dan hij liet blijken. Hij zou hem anders moeten aanpakken. Op hetzelfde ogenblik voelde hij tegen zijn dij het trilsignaal van zijn mobieltje.
Katja!
Hij had de toets al ingedrukt voordat Rihanna Unfaithful begon te zingen.
‘Ja?’
‘Ja-Katja.’ Ze sprak zo stil dat hij haar met moeite kon verstaan. ‘Ze hebben de helft op de rekening gestort. Ga meteen naar de bank en neem het op in cash. Dat kunnen ze ons niet meer afnemen. Daarna kun je me komen halen.’
‘Waar?’
‘Dat weet ik niet.’ Hij hoorde hoe vlakbij een wc werd doorgetrokken. Haar stem kwam nauwelijks uit boven het gorgelende geruis van het water. ‘Niet ver van het Rubens-Noord Pakhuis. Een hoog gebouw vlak bij water. De bovenste verdieping. Vraag het aan doctor Palfijn. Die staat aan onze kant.’
De verbinding werd verbroken. Hij klapte het toestel dicht en stak het in zijn zak. Verloon zat hem van de andere kant van het bureau aan te staren. Zijn ‘my gun is quick'-gezicht was donker van wantrouwen.
Had hij iets opgevangen?
Nee. Uitgesloten. Katja had te zacht gesproken en hij had geen enkele keer haar naam genoemd.
‘Problemen?’ vroeg Verloon.
‘De kat werd aangereden. Ze moet naar de dierenarts gebracht worden.’
‘Wat erg.’
‘Tja. Het leven zoals het is.’
Verloon stond op. ‘Ik zorg ervoor dat onze CEO uw brief krijgt. U hoort van ons.’
Achter zijn rug hoorde Thomas de deur opengaan. Einde van het gesprek.
‘O ja’, zei hij. ‘Toen ik hier aankwam, ving ik een flits op van een oude schoolkameraad. Tobias Palfijn. Hij lijkt op Einstein. Werkt hij hier?’
‘Niet meer…’ Verloon trok een gezicht alsof hij een stuk van zijn tong beet. ‘Ik bedoel, niet dat ik weet.’
‘Dan kan ik zeker niet vragen waar hij woont?’
‘Nee. Het spijt me.’
‘Jammer.’
Een paar minuten later stond Tobias op de Godefriduskaai. De badge had hij bij het naar buiten gaan moeten inleveren bij de toegangscontrole. De zon had zich teruggetrokken achter wolken en er viel een lichte regen. Het water van de jachthaven zag er opeens minder feestelijk uit.