7
‘Daar is ie.’
Kirk Jones, de superintendent van de veerbootkapiteins van Jonson & Jonson, gebaarde met het hoofd naar de deuropening. Ronald Custers, die naast hem zat, nam een slokje van z'n tomatensap en bestudeerde over de rand van zijn glas de vierstreper, die aarzelend bij de ingang van de kleine eetzaal bleef staan. Het was een man van middelgrote gestalte met een kalende schedel en een hoog, rimpelend voorhoofd. Door z'n lange bakkebaarden leek hij meer op een shipmaster uit de stoombotentijd dan een gezagvoerder van een moderne roll-on/roll-off ferry boat.
Jones gaf een teken en Dave Levin kwam de kamer binnen. Hij bleef bij de tafel staan, z'n goudomrande kapiteinspet op de voorgeschreven manier onder de arm.
‘Kapitein Dave Levin. Dit is mister Ronald Custers, onze vice-president,’ stelde Jones hen aan elkaar voor. ‘Of hebben jullie elkaar al ontmoet?’
Custers knikte nauwelijks merkbaar.
‘Gaat u zitten, captain,’ zei hij. ‘Wat wilt u drinken?’
Kapitein Levin overhandigde z'n pet aan een kelner. ‘Graag sherry.’ Hij ging zitten op de rand van een stoel.
‘Hoe oud bent u precies, captain?’ vroeg Custers.
‘Zesenveertig, sir,’ antwoordde Levin. Door z'n uitdunnend haar zag hij er veel ouder uit.
Custers wreef met duim en wijsvinger het beslagen glas van zijn tomatensap helder. Zijn gezicht plooide zich in iets wat op een glimlach moest lijken. ‘Hoelang bent u al gezagvoerder op de Messenger of Freedom?’
‘Sinds de tewaterlating, sir. Dat is nu bijna zeven jaar.’ Levin ging onzeker verzitten. Het was algemeen bekend dat Custers een encyclopedische kennis bezat over alles wat met de vloot te maken had. Incluis de officieren.
De kelner bracht het drankje. Custers nam z'n glas op. ‘Cheers.’
De twee anderen dronken plichtsgetrouw mee.
‘U weet dat captain Jones op het eind van het jaar met pensioen gaat?’ vroeg Custers.
Levin knikte: ‘Zeker, sir.’
‘We weten dat u normaal in aanmerking komt om hem op te volgen.’ Custers trok een bedenkelijk gezicht. ‘Nochtans…’
‘Ja, sir?’
‘Als superintendent bent u dan verantwoordelijk voor de coördinatie. En moet u zorgen dat de voorschriften naar de geest worden toegepast.’
‘Volkomen juist, sir,’ zei kapitein Levin met een ernstig gezicht. Het was een begerenswaardige promotie, die betekende dat hij veel meer tijd aan wal zou kunnen doorbrengen.
‘Daaruit volgt dat u de juiste koers moet kunnen varen tussen zeevaartreglementen en de rentabiliteit van de maatschappij. Bent u het daarmee eens?’
Kapitein Levin knikte aarzelend van ja. ‘Waarom niet?’
Custers keek hem aan met een kille vice-presidentblik. ‘Omdat u de nota vergeet die u ons over de veiligheid van de Messenger gestuurd hebt.’
De terechtwijzing verraste Levin. ‘Maar sir,’ zei hij verongelijkt, ‘ik heb enkel voorgesteld de snelheid van het schip binnen zekere grenzen te houden, zodat het boegwater geen te sterke druk uitoefent op de laaddeuren.’
‘Nee,’ kwam Jones scherp tussenbeide, ‘u stelde dat de kritische snelheid van de ferry boats 15 knopen was. Stel je voor.’
‘Verdraaid, Jones,’ zei Levin verontwaardigd, ‘u weet toch ook dat de boeg van dit soort schepen neiging heeft naar beneden te duiken als men sneller vaart.’
‘Dat is een kwestie van juist ballasten van de tanks, captain,’ zei Custers op een toon die geen tegenspraak duldde. ‘Dat zou u moeten weten. Het heeft niets met snelheid te maken.’
‘Maar sir,’ sputterde Levin tegen, ‘ballasttanks vullen of leegpompen vergt veel tijd. Uw instructies luiden…’
Door de priemende blik in Custers' ogen maakte hij zijn zin niet af. Op een verontschuldigende toon ging hij verder: ‘U hebt natuurlijk gelijk. Het was dom van me.’
‘Dus zijn we het erover eens dat het belang van een snelle overtocht primeert?’ vroeg Custers beminnelijk. Hij wachtte niet op het antwoord van de twee kapiteins. ‘Goed zo. Dan zullen we eerst bestellen.’
Hij ging hen voor naar een met glas afgesloten terrasje, vanwaar ze een uitzicht hadden over de Marine Parade en de Eastern Docks van Dover. De hoge bovenbouwen van de Messenger of Freedom en haar zusterschepen Pride, en Spirit of Freedom, allemaal met het trotse, oranjekleurige monogram van de maatschappij – de dubbele J – op de blauwgroene, gestroomlijnde schoorstenen, domineerden het panorama.
De kelner zette hun een vissla voor. Tijdens het eten werd weinig gesproken. Custers speelde wat met hetgeen op z'n bord lag en mompelde iets over op dieet zijn. Bij het dessert leunde hij achterover en schoof z'n bord opzij.
‘Ik vertrouw erop dat we voortaan wat meer op uw loyaliteit kunnen rekenen,’ zei hij tegen Levin. ‘Kapitein Jones zal een memorandum van dit gesprek opstellen. Bij de koffie kunt u met hem de details bespreken.’
Hij stond op en neerkijkend op Jones zei hij: ‘Om drie uur hebben we een afspraak met Erikson van de ISA. Ik zal tijdig terug zijn.’
Na een korte hoofdknik verliet hij de eetzaal, ongevoelig voor de ontstemde blikken die kapitein Levin hem achterna stuurde.
‘Cognac bij de koffie?’ vroeg superintendent Jones.
Dave Levin knikte nadenkend. ‘Wat is er aan de hand, Kirk?’ vroeg hij.
Die haalde z'n schouders op.
‘Concurrentieslag.’
‘Met Oceanlink?’
‘Nee,’ zei Jones, ‘met de kanaaltunnel.’
‘De chunnel? Het duurt nog jaren voor die onder het Kanaal ligt. Vooropgezet dat hij er ooit komt.’
De superintendent keek Levin afkeurend aan. ‘Zorg jij maar dat je de 22 knopen gebruikt waarvoor je machines gebouwd zijn. En dat je de vertrektijden wat beter respecteert. We moeten klokvast zijn, zoals de treinen.’
‘Er zijn soms omstandigheden…’
‘Die moet je naar je hand zetten. Sigaar?’
Ze kozen een sigaar uit het kistje dat de kelner hun voorhield en staken ze – met veel decorum – aan.
Jones blies met zichtbaar genoegen een rookwolk uit. ‘Er is nog iets,’ zei hij en wees beschuldigend met z'n sigaar naar de ander. ‘De kwestie van de officieren.’
‘Mijn god. Dat dispuut is toch…’
‘Precies. Opnieuw ter sprake. Om te voorkomen dat jouw rapport over de veiligheid van de Messenger in de handen van Erikson – de druktemaker van ISA – terechtkwam, hebben we destijds een extra officier aan het officierenkorps toegevoegd om controle uit te oefenen op het sluiten van de boegdeuren.’
Kapitein Levin trok een ongelukkig gezicht. Hij had een voorgevoel van wat er nu ging komen.
Jones praatte onverstoord verder: ‘Als we dat aantal opnieuw – buiten de kapitein – van 3 tot 2 kunnen terugbrengen…’ Hij ledigde z'n ballonglas en gaf een teken aan de kelner om het bij te vullen. Daarna vervolgde hij, meer tegen zichzelf dan tegen Levin: ‘Iedere veerboot heeft vijf officierenkorpsen om rond de klok te kunnen varen en we runnen de kanaaltrajecten met vijf schepen. Dus kunnen we 25 officieren uitsparen.’
De rimpels in het voorhoofd van kapitein Levin werden dieper.
‘Onmogelijk, Kirk. Zodra ik mijn officieren naar harbour stations* commandeer, wil ik m'n eerste stuurman naast mij op de brug hebben staan. De tweede moet op post zijn op het voordek om los te gooien en het schip uit het puik te manoeuvreren. Dus heb ik nog een dekofficier nodig op het achterdek om te zorgen dat de schroef vrij blijft.’
‘Ja, ja,’ zei Kirk Jones ongeïnteresseerd.
Levin maakte een hulpeloos gebaar. ‘Jouw bezuiniging betekent ook nog dat één officier zowel verantwoordelijk wordt voor het laden, als voor de afvaart. Dat is een onverantwoorde combinatie.’
Jones bestudeerde het vuur van z'n sigaar.
‘Vind je?’
Bedachtzaam nam hij een trekje aan zijn sigaar en met het hoofd lichtjes achterover toverde hij een volmaakt rookkringetje te voorschijn. Toen keek hij Levin aan met een gezicht dat volkomen uitdrukkingsloos was: ‘Herinner je je onze schoolkameraad Bob Mervin. Hij vaart nu op een tramper. Die schepen op de wilde vaart komen natuurlijk maar om de zes maanden naar huis. Maar ze hebben wel een extra stuurman aan boord.’
Kapitein Levin wist wanneer hij zich gewonnen moest geven. ‘Nou ja,’ zei hij, ‘er werd vroeger ook gevaren met een Officer of Watch die de functie van Loading Officer waarnam. Het is altijd goed verlopen.’
Jones blies een rookwolk uit. ‘Je moet weten wat je wilt, Dave. Als je begrijpt wat ik bedoel.’
Levin begreep hem precies.
‘Oké.’
‘Goed,’ zei Jones. ‘Te beginnen met vandaag vaar je de Zeebrugge-route met twee officieren in plaats van drie. En de snelheidsbeperkingen vergeet je maar.’
‘Oké, oké,’ zei kapitein Levin met samengeknepen lippen. Hij stond op en stak z'n hand uit. ‘Ik moet weg. Ik wil tijdig aan boord zijn.’
De ander schudde hem de hand. ‘Uitstekend. Na de bespreking met Custers en Erikson kom ik nog even aan boord voor je afvaart.’ Hij wachtte tot kapitein Levin hem de rug toedraaide. Toen zei hij: ‘O ja. Je krijgt een nieuwe eerste stuurman. Zijn naam is Colin O'Kyle.’
Dave Levin keerde zich met een ruk om.
‘O'Kyle als Chief Officer? Hij is toch de eerste stuurman die de Ionic deed stranden?’
‘Dat is ‘m. Ken je hem?’
‘Min of meer. Verdorie, Kirk. Mijn tweede stuurman Richard Palmers kan O'Kyles bloed wel drinken. Hij beweert dat O'Kyle een Ier is met een al te uitgesproken voorkeur voor andermans vrouw.
Jones drukte zijn sigarenpeukje uit in de asbak en kwam overeind. ‘Andermans vrouw neuken is geen Ierse karaktertrek. Trouwens, O'Kyle is geen echte Ier. Hij is het alleen bij naam.’
De wanden van de kleine vergaderzaal van de Merchant Maritime Club waren met duur mahoniehout betimmerd en versierd met marines en ingelijste oude foto's van beroemde admiraals en vooraanstaande vlooteigenaars, met de bedoeling de bezoekers ervan te overtuigen dat de clubleden van respectabel allooi waren.
Kirk Jones stond naast een vitrinekast met een paar schaalmodellen van veerboten, toen Eugène Erikson, de voorzitter van de ISA, met z'n rolstoel kwam binnengereden. Erikson droeg het uniform van koopvaardijkapitein dat in ruime plooien om zijn sterk vermagerde lichaam hing. Een donkere zonnebril bedekte een deel van zijn gezicht, maar kon zijn ongezonde kleur en holle wangen niet verbergen.
‘Goeie hemel, meneer Erikson,’ zei Jones, ‘u bent toch niet ziek?’
‘Damn it, mister Jones. Ik ben niet speciaal van Oostende gekomen om mijn gezondheidstoestand met u te bespreken. Waar is…?’
Een felle hoestbui deed het magere lichaam bijna dubbel slaan in de rolstoel.
Jones wachtte beleefd tot het geweld bedaarde. Toen zei hij: ‘De vice-president, mister Custers, komt zo dadelijk. Zoals u ziet hebben we gezorgd voor een stenografe om onze besprekingen te noteren en een verslag uit te werken.’ Hij wees op een klein vrouwtje met grijs haar, dat zich aan het einde van de conferentietafel klaar hield om de gesprekken op taperecorder en stenobloc vast te leggen.
Erikson verzamelde zijn krachten om met een nieuw protest van wal te steken, toen Custers z'n entree maakte. De vice-president schreed met een vage hoofdknik voorbij de oude kapitein, zoals een koning een schoonmaakster passeert, die op haar knieën de parketvloer van zijn paleis boent. Hij ging aan het hoofd van de tafel zitten en in één oogopslag nam hij de toestand van de oude man in zich op. Zijn bruine ogen drukten alles behalve medegevoel uit. Hij schraapte z'n keel.
‘Mag ik aannemen dat u documenten bezit waaruit blijkt dat u namens ISA mag onderhandelen?’
Erikson haalde een paar papieren uit een aktetas die op z'n knieën lag en schoof ze over de tafel. ‘Niet alleen ISA, maar ook de International Ship Masters Association. Alles in verband met de veiligheid van de zeelui.’
Custers legde de stukken opzij zonder ze te lezen. Hij keek Erikson onderzoekend aan en om z'n mondhoeken verscheen een vage glimlach.
‘Ik geloof,’ zei hij min of meer vriendelijk, ‘dat we het op een akkoordje kunnen gooien.’
Erikson bleef afwachtend zwijgen.
Custers' stem was nauwelijks hoorbaar. ‘Het zou uw jaarlijks inkomen geen kwaad doen als we op uw medewerking konden rekenen in onze strijd tegen de chunnel.’
‘Ik hoef geen smeergeld,’ kraste Erikson.
‘Ook goed,’ antwoordde Custers onbewogen, ‘maar zoals u tegen ons tekeergaat lijkt het erop alsof u zich door de tegenpartij de hand laat zalven.’
Het antwoord van Erikson smoorde in een hoestbui.
Custers leunde ontspannen achterover. ‘De voorspelling was dat ISA – vanwege het potentieel verlies aan jobs – zich scherp tegen de chunnel zou afzetten. Maar nee, plotseling wordt de veiligheid aan boord van de veerboten belangrijker.’
Erikson maakte een snuivend geluid. ‘Als ik moet kiezen tussen verlies van banen of van mensenlevens, weet ik wat me te doen staat. Een subtiliteit die jou vreemd is.’
Custers haalde verveeld z'n schouders op. ‘Zoals u wenst. Zullen we dan maar ter zake komen?’ Hij legde z'n welverzorgde handen op het gepolitoerde blad van de conferen-tietafel. ‘We hebben uw opmerkingen overgemaakt aan onze studiedienst.’
Erikson knikte ongeduldig.
‘We hebben deze dienst ook de suggesties laten onderzoeken die u had gekregen van de Nederlandse scheepsbouwer Ir. Vos over een mogelijke verhoging van het drijfvermogen van onze schepen.’
Erikson gebaarde driftig om op te schieten.
‘Later hebben we het advies van onze studiedienst voorgelegd aan de Raad van Bestuur, zodat ook de directeuren hun oordeel erover hebben kunnen uitspreken.’ Custers gebruikte veel woorden om weinig te zeggen.
‘Kan me niet schelen,’ kraste Erikson, ‘vertel me maar wat jullie hebben besloten.’
‘We hebben meteen laten berekenen wat het de maatschappij zou kosten om de door u vooropgestelde extra veiligheidsvoorzieningen te laten aanbrengen.’
‘Hoeveel het kost interesseert me niet, mister Custers. Na m'n overtocht van vanmorgen heb ik er trouwens nog een paar desiderata aan toe te voegen.’
De wenkbrauwen van Custers vormden twee delicate vraagtekens.
‘Misschien wel,’ zei hij, ‘maar ik vrees dat het daarvoor te laat is.’
Het gezicht van de oude kapitein werd zo mogelijk nog bleker. ‘Wat wil dat zeggen?’
‘Dat de Raad van Bestuur besloten heeft geen gevolg te geven aan uw rapport,’ zei Custers effen. ‘Met de komst van de kanaaltunnel in het vooruitzicht is de kostprijs ervan niet in verhouding tot de commerciële exploitatiemogelijkheden. Voorlopig althans.’
‘Voor…voorlopig! The hell!’ Erikson begon zich meer en meer op te winden. ‘Om vierentwintig miljoen passagiers veilig naar de overkant te brengen. Laat ik u gerust vertellen dat we het er niet bij zullen laten.’
‘Daar kunnen we niet op ingaan, meneer Erikson.’
‘Dan zal u dat berouwen. Een weigering zal u tien keer meer kosten.’
‘Hemeltje, captain. Wat gaat u doen? Straks gaat u nog vertellen dat u door chunnel wordt betaald om stakingen uit te lokken,’ kwam Jones tussenbeide.
Eriksons adem stokte van boosheid. ‘Hoe durft u…? Uw schepen lamleggen…? Zal niet eens nodig zijn. Met uw management…? Al uw schepen zijn verdomme in gevaar. Tenzij u met geld over de brug komt voor de veiligheidsvoorzieningen.’
Custers schoof z'n stoel achteruit en stond op. ‘Jonson & Jonson laat zich niet chanteren. Ik beschouw dit onderhoud als beëindigd.’
Erikson bleef er een ogenblik verwezen bijzitten. ‘Daarvoor laten jullie me speciaal vanuit Oostende naar hier komen?’ fluisterde hij met schorre stem.
De twee anderen bleven zwijgend voor zich uit kijken.
‘Bastards,’ gromde Erikson en met een driftige ruk aan de wielen reed hij zijn rolstoel door de deur, die de secretaresse haastig voor hem openhield.
‘Volstaat het?’ vroeg Custers toen ze naar haar plaats terugkeerde.
Ze knikte bevestigend. ‘Hij heeft het ons makkelijk gemaakt. Even geduld.’ Ze verliet de vergaderzaal en nam de recorder mee. Tien minuten later keerde ze terug en plaatste de recorder op de tafel.
‘Ik hoefde hier en daar gewoon maar wat te wissen,’ zei ze.
Handig spoelde ze de tape vooruit en drukte de spreekknop in. Ze hoorden duidelijk de stem van Erikson en de antwoorden van de anderen: ‘…the hell! Voor vierentwintig miljoen laat ik u gerust.’
‘Daar kunnen we niet op ingaan, meneer Erikson.’
‘Dan zal u dat berouwen. Een weigering zal u tien keer meer kosten.’
‘Hemeltje, captain. Wat gaat u doen?’
‘Uw schepen lamleggen. Al uw schepen zijn in gevaar… tenzij u met geld over de brug komt.’
Ze schakelde het toestel uit. ‘Niet meer van de originele tape te onderscheiden.’
‘Mooi werk,’ zei Custers.
De secretaresse glimlachte tevreden en verliet de vergaderzaal. Even later werd de deur geopend en Anthony Montagne-Jonson kwam binnen. Hij ging voor het glasin-loodraam staan en warmde z'n handen boven de radiator.
‘Hoe is het onderhoud afgelopen?’ vroeg hij.
Custers glimlachte tevreden. ‘Probleemloos,’ zei hij. ‘De man heeft veel begrip voor ons standpunt.’ De president van Jonson & Jonson keek opgelucht. ‘Gelukkig,’ zuchtte hij. ‘Zolang hij zich maar niet bij vader gaat beklagen.’
‘Uitgesloten,’ antwoordde zijn vice-president met een afgemeten glimlach, ‘hij heeft zopas woorden uitgesproken die hem zuur kunnen opbreken.’
Toen kapitein Levin aan boord van de Messenger of Freedom kwam, ging hij via het voorste trappenhuis naar de brug op het halfdek tussen de A- en B-dekken.
In het stuurhuis was niemand aanwezig. Met de boordtelefoon belde hij naar de hut van de tweede, maar kreeg geen antwoord. Toen hij de hoorn neerlegde, kwam de kwartiermeester op de brug.
Levin vroeg: ‘Waar is de tweede?’
De kwartiermeester zei: ‘In de…eh…Wil ik hem voor u roepen, sir?’
‘Nee. Ik vroeg waar hij is.’
De kwartiermeester keek enigszins gegeneerd. ‘In de kleine bar op het B-dek, sir.’
‘De bars zijn in de havens gesloten.’
‘Natuurlijk, sir,’ antwoordde de kwartiermeester verward. Ze wisten allebei dat niemand zich aan die voorschriften stoorde.
‘Blijf op de brug,’ zei de kapitein. ‘Ik ga hem opzoeken.’
Richard Palmer, de tweede officier, zat met zijn rug naar de deur aan een tafeltje. De kapitein legde hem een hand op z'n schouder.
‘Je weet dat ik niet graag heb dat je drinkt tijdens de diensturen, Richard. Vooral niet in de bar, waar iedereen je kan zien.’
De tweede hield de fles whisky omhoog. ‘Het is geen drank,’ zei hij, ‘maar medicijn. Wil je er ook een?’
‘Nee. Ik heb al twee cognacs bij de lunch gedronken. Wat is er aan de hand?’
De tweede bekeek aandachtig zijn hand. ‘Niets,’ zei hij, ‘zelfs geen trouwring.’ Hij keek hoeveel er nog in de fles zat en wilde z'n glas opnieuw vullen, maar Levin pakte hem de fles uit zijn hand.
‘Kijk niet zo chagrijnig en vertel me waarom je aan de rol bent.’
De tweede stuurman keek omhoog naar zijn kapitein. ‘We zijn altijd vrienden geweest,’ zei hij kwaadgezind, ‘maar dit pik ik niet.’
Levin keek hem verbijsterd aan. ‘Wat bedoel je?’
‘Dat je O'Kyle als Chief Officer aan boord brengt,’ zei Palmer, ‘je weet dat we elkaar niet kunnen luchten.’
‘Dat,’ zei de kapitein lijzig, ‘is een beslissing van Jones, de superintendent. Ik heb er niets mee te maken.’
‘Dan moet je maar zorgen dat ik naar een andere veerboot word overgeplaatst.’
‘Geen enkele kapitein wil jou nog als dekofficier hebben, Richard,’ antwoordde Levin met een flauwe glimlach. ‘Je hebt een natuurlijke gave om de mensen tegen je in te nemen. Als je mijn zwager niet was…’
‘Dan had ik jou niet gedekt toen je vorig jaar order gaf de visboel van het IJslandse vissersvaartuig, de Askja, te overvaren.’
De glimlach vervaagde op het gezicht van Levin. Hij probeerde het wat losjes te houden. ‘Ik vind dat we uit het roer lopen, tweede,’ zei hij sussend.
‘Colin O'Kyle heeft de laatste zeven jaar in Ierland gewoond. Die affaire tussen hem en jouw Winnie is zo lang geleden dat je er nu wel de zeilen voor kunt strijken.’
Richard Palmer kwam met een ruk overeind. ‘Nooit!’ Hij griste de fles uit de hand van de kapitein. ‘Ik waarschuw je, captain. Als O'Kyle ooit nog een poot op Winnie legt, verzuip ik hem. Desnoods met heel het kloteschip erbij.’
Met grote stappen liep hij naar de deur.
Kapitein Levin staarde hem met een bedenkelijk gezicht na. Eigenlijk moest hij het gedrag van de tweede rapporteren. Maar het management aan wal ondersteunde zelden de kapiteins in disciplinaire maatregelen tegen de bemanningsleden.*
Met de punt van z'n tong streelde O'Kyle de areola om haar tepels en hij voelde hoe haar borsten groter werden. De vrouw maakte een zacht kreunend geluid. ‘Jezus, Colin,’ steunde ze, ‘plaag me niet zo. Ik word er gek van.’
Hij kwam boven op haar liggen zonder z'n gewicht te laten doordrukken en duwde z'n tong diep in haar mond. Ze maakte opnieuw kleine geluidjes van opwinding.
‘Kom in me, Colin,’ smeekte ze. ‘Nu.’
Hij kwam langzaam in haar en probeerde om het te laten duren, maar ze reageerde zo fel dat hij zich niet meer kon beheersen. ‘Ik hou het niet uit, Winnie,’ hijgde hij.
‘God, Colin,’ schreeuwde ze. ‘Ja. Ja.’
Later lagen ze uitgeput naast elkaar, genietend van de lome gloed die de aanraking van hun lichamen nog veroorzaakte. Winnie keerde zich naar hem toe. Ze streelde hem over z'n borst. ‘Ik wil weg van Palmer,’ zei ze. ‘Laten we samen gaan wonen.’
Hij keek haar ernstig aan. ‘Waarom,’ vroeg hij, ‘om de seks?’
Ze kreeg een kleur. ‘Ook,’ zei ze, ‘met Richard ben ik zelden klaargekomen.’
Hij ging op de rand van het bed zitten. ‘Waarom zijn jullie nooit getrouwd?’
‘Ik heb op je gewacht,’ zei ze vlug. ‘Ik wist dat je zou terugkomen. Dat is toch zo, nietwaar Colin? Je bent toch voor mij teruggekomen?’
Hij stond op en trok zijn broek aan. Z'n stem klonk afwijzend. ‘Ik moet aan boord,’ zei hij. ‘Ik ben al een uur over tijd.’ Terwijl hij z'n hemd over z'n hoofd trok, rinkelde de telefoon. Winnie ging geschrokken overeind zitten.
‘Wie is dat?’ vroeg ze bezorgd.
Hij haalde de schouders op en nam voorzichtig de hoorn op. ‘Hallo?’
‘Gefeliciteerd,’ zei de stem vrolijk.
‘Waarvoor?’ vroeg O'Kyle op z'n hoede.
‘Voor uw donjuanerie.’
Het was een prettige stem en toch bezorgde ze O'Kyle kippenvel. Hij verkoos niet te antwoorden.
‘Hebt u er al over nagedacht?’
Het was de tweede keer dat de man hem opbelde. O'Kyle probeerde zich te herinneren vanwaar hij de stem kende maar kon er niet opkomen.
‘Je hoeft me niet langer lastig te vallen,’ zei hij botweg, ‘ik ben niet van plan mijn handen aan wat dan ook vuil te maken. Met de besturing van een veerboot valt niet te spotten.’
‘Het zou u nochtans geen windeieren leggen.’
‘Windeieren of gouden eieren, mij niet gezien.’
‘Kom kom kom,’ lachte de ander enigszins afkeurend, ‘u vergeet dat u daarmee de belangen van de maatschappij dient. Als u straks aan boord gaat, zal mijnheer Jones het u uitleggen.’
‘Zijn uitleg zal niets aan mijn opvattingen veranderen,’ antwoordde O'Kyle verbeten.
‘Ook niet als u straks een envelop met een geldsom in uw brievenbus vindt?’
‘Ik heb je geld niet nodig,’ zei O'Kyle uit de hoogte.
‘U vergist u,’ zei de man opgewekt, ‘dat cadeau hebt u nodig om een nieuwe auto te kopen. De uwe is om een onverklaarbare reden uitgebrand.’
‘Hoor eens,’ gromde O'Kyle, ‘je kunt naar…’ Hij hoorde de sirenes van de brandweer. Met een vloek smeet hij de hoorn neer en liep naar het raam, vanwaar hij een uitzicht had op de Sandwich Road. Een zwarte rookwolk steeg op van de plaats waar zijn auto geparkeerd stond.
Langzaam keerde hij terug en nam de hoorn op. Zijn stem was hees van ingehouden woede. ‘Luister, klootzak. Je bent aan het verkeerde adres. Als ik je ooit ontmoet, sla ik je tot moes.’
‘Hoho, wat een zeemanstaaltje,’ lachte de man opnieuw. Opeens was de vrolijkheid uit z'n stem verdwenen.
‘Als het gesprek met superintendent Jones u niet interesseert, kan ik er wel voor zorgen dat u uw hart kunt uitstorten bij de onderzoeksrechter in Belfast. Ik betwijfel of dat net zo plezierig zal zijn als de vrouw van de tweede officier neuken.’
Endnotes
* Harbour stations: officieren en bemanning van een veerboot hebben in de havens specifieke taken in verband met snel ontschepen en inschepen van lading en passagiers. Zodra het schip opnieuw zeewaardig is, worden ze naar hun normale zeevaarderstaak gecommandeerd met het bevel: ‘Harbour stations!’
* Geïnspireerd door par. 21.1 van het rapport van de Wreck commissioner bij het Formal Investigation naar de omstandigheden van de ramp met de Herald of Free Enterprise: ‘… furtheremore the shore management did not always support Masters who found it nessary to discipline members of their crew.’