9

Jacobs vond in de badkamer een ouderwetse scheerkwast, scheerzeep en een vlijmscherp scheermes. Shit. Hij was gewend geweest zich elektrisch te scheren en hij voelde er weinig voor zijn gezicht aan repen te snijden. Gelukkig ontdekte hij in de laden onder de wastafel een roestig gilletteapparaat en een paar ongebruikte mesjes. Voor hij zich inzeepte, begon hij zijn baard te kortwieken met een schaar. De voldoening was enorm. Hij was de ruige baard spuugzat. Die herinnerde hem te veel aan de ellendige dagen in Pretoria Central. Met iedere pluk haar die hij wegsneed, voelde hij zich dichter bij zijn uiteindelijk doel: stinkend rijk zijn, leven als Croesus. Liefst met Tamara. Wat hij zou doen als dat niet lukte, wist hij niet. Misschien zou hij dan het record pogen te breken van Simenon, die Belgische schrijver die beweerde meer dan tienduizend hoeren geneukt te hebben. Toen het meeste haar weggeknipt was, zeepte hij zich in en schoor de overgebleven stoppels weg. Zijn huid gloeide, maar hij voelde zich als herboren. Hij vond een flesje Boss en deed wat van de aftershave op.

Nu kleren.

De tweede verdieping telde drie slaapkamers en twee badkamers, gegroepeerd rond een kleine overloop. De grootste kamer aan de straatzijde was die van Keizer. Antieke meubelen: een hoog tweepersoonsbed, een kleerkast met spiegeldeuren en een commode met marmeren blad. Aan de muur hing een lijst met een collage van huwelijksfoto's. In het midden een grote foto van Jaap Keizer gemaakt tijdens het voorlezen van de Ketoeba, het joodse huwelijkscontract Keizer was toen nog een knappe jonge man met rechte schouders en ogen die een onbeschaamde onschuld uitstraalden. De jonge vrouw naast hem had intelligente, zachte ogen. Ze droeg een wit gewaad met lange doorschijnende sluier. Een andere foto toonde de rabbijn die zijn zegen uitsprak over een beker wijn, waarvan bruidegom en bruid beurtelings een slok zouden drinken. Weer een andere foto toonde Keizer die een in papier verpakt glas stuktrapte, een vreugdevol ogenblik dat herinnerde aan de vernieling van de Tempel: Verdorre mijn rechterhand indien ik u vergeet, O Jeruzalem. Jacobs staarde met afkeer naar de gelukkige gezichten. Zelf zag hij in deze handelingen alleen een symbool van de onbestendigheid van het huwelijk. Zijn eigen huwelijk, een daad van opstand omdat Tamara niet meer van hem wilde weten, had geen twee jaar standgehouden en was het begin geweest van zijn ondergang. In een opwelling trok hij de lijst van de muur en gooide hem tegen de grond.

Hij trok de kleerkast open en inspecteerde de kleren. Een drietal ouderwetse confectiepakken, een smoking die naar mottenballen rook, werkbroeken, een winterjas en een demisaison. Er was niets bij dat hij kon gebruiken. De jassen waren te smal en de broeken te kort. In de laden van de commode lagen hemden. Ook die waren hem vele maten te klein.

Op de commode stonden tientallen ingelijste snapshots van Keizer, zijn vrouw en hun twee opgroeiende kinderen, het oudste een meisje, het andere een jongen. In het midden stonden foto's van de kinderen als volwassenen. De ene foto toonde een jonge man in een witte doktersjas voor de ingang van een eerbiedwaardig bakstenen gebouw met aan de gevel een lange smalle wimpel met de tekst: University of Sydney, celebrating 150 years. Zo te zien had hij hetzelfde postuur als hijzelf. De vrouw op de andere foto was het lekker stuk dat hem aan Tamara deed denken. Hij had haar een eerste keer gezien voor het hotel, de tweede keer toen hij in de Voyager zat en ze uit dit huis kwam. Hij schatte haar voor in de dertig. Ook nu weer droeg ze een korte rok die haar lange goedgevormde benen liet zien. Hij bracht zijn gezicht dichter bij de foto en snoof. ‘De derde keer geef ik je een beurt, hoer’, zei hij hardop.

Hij doorzocht de twee andere kamers. Die aan de straatzijde was de kamer van de zoon. Ze zag eruit alsof ze niet meer in gebruik was. Er hingen nog wel posters aan de muren en in de kasten vond hij nog wat souvenirs uit zijn kinderjaren zoals voetbalschoenen, tennisrackets of dof geworden bekers van overwinningen op toernooien, T-shirts van het voetbalteam en sportpetjes maar tot zijn teleurstelling geen kleren.

De derde slaapkamer met een aansluitende kleinere badkamer zag uit op de tuin. Het was de kamer van de vrouw. Lichte meubelen, lichtkleurig kamerbreed tapijt, glanzende roze overgordijnen. Op een kleine schrijftafel lag een transparant hoesje waarin een gebruikt vliegtuigticket en een instapkaart zaten op naam van Samuela Keizer. Op het nachtkastje haar foto samen met de hulk waarmee hij haar op straat gezien had. Meer uit nieuwsgierigheid dan omdat hij hoopte er iets te vinden dat hij kon gebruiken, trok hij de kasten open. In de kleerkast hingen betrekkelijk weinig kleren maar in de ladekast lag des te meer lingerie. Hij rommelde wat tussen het ondergoed. Duur spul. Hij drukte een zijden slipje tegen zijn neus. Het geurde naar lavendel. Het parfum van Tamara. Hij ergerde zich eraan en tegelijk wond het hem op. Hij frommelde het stukje textiel bij elkaar en gooide het op de grond.

Wat nu?

Het werd hoog tijd dat hij tot actie overging. Hij realiseerde zich dat hij niet alleen andere kleren nodig had, maar ook transport. Terwijl hij naar de foto van Keizers dochter staarde, kreeg hij een idee. Hij haalde de foto uit de lijst en keerde terug naar de woonkamer.

De oude man zat half doorgezakt met zijn rug tegen de radiator. Zijn hoofd hing slap op zijn omhooggebonden armen. Een ogenblik vreesde hij dat de oude de geest had gegeven en dat wilde hij niet, hij had hem nog nodig. Hij legde de tas met de diamanten naast zich op de grond en boog zich naar voren om Keizer beter te kunnen zien. Toen hij zag dat hij nog wat ademde, pakte hij hem bij zijn neus en kneep.

‘Wakker worden, ouwe lul.’

Keizer hapte naar adem en sperde de ogen open.

Met een ruk trok Jacobs het plakband van zijn mond. Keizer uitte onwillekeurig een korte kreet.

‘Heb je kleren in huis? Kleren die me passen?’

Keizers oogleden zakten weer dicht. Hij schudde haast onmerkbaar met het hoofd.

Jacobs pakte hem bij zijn haar en trok zijn hoofd recht. ‘Heb je me gehoord? Kleren van je zoon? Hij heeft zowat dezelfde gestalte.’

‘Nee’, mompelde Jacobs, amper hoorbaar.

‘Weet je het zeker?’

Jacobs antwoordde niet. Hij had pijn, dat was duidelijk. ‘Open je ogen.’

Langzaam, haast tegen zijn zin, sloeg Keizer zijn ogen op. Hij toonde geen enkele reactie toen hij zag dat de ander zijn baard had afgeschoren.

‘Heb je pijn?’

‘Wat… wat wil je van me?’

Jacobs liet hem het mes zien. ‘Zal ik je laten voelen wat échte pijn is?’

‘Waarom zou je?’ mompelde Keizer, veeleer verbaasd dan beangstigd.

‘Omdat ik de macht heb. Begrijp je dat?’

‘Nee.’

Hij raakte zijn keel met de punt van het mes. Een druppel bloed rolde omlaag tot in de kraag van zijn hemd. Keizer reageerde amper, zijn ogen vielen dicht. Het leek wel alsof hij zich erbij had neergelegd dat zijn einde nabij was.

Jacobs duwde hem de foto onder zijn neus. ‘Wie is dat? Je dochter?’

Keizer sloeg zijn ogen op. Hij verstijfde. ‘Nee.’

‘Je liegt. Het is je dochter. Haar naam is Samuela Keizer. Waar is ze?’

‘Ze is weg. De stad uit. De hele dag.’

Jacobs hurkte voor hem neer. ‘Moet je luisteren. Ik heb kleren nodig en een auto. Of je zorgt dat ik die krijg of ik blijf hier tot je dochter thuiskomt. Weet je wat ik met haar zal doen?’ Hij bracht zijn mond dicht bij zijn oor en fluisterde. ‘Eerst zal ik haar laten klaarkomen. Het zal haar laatste keer zijn want daarna zal ik haar kittelaar wegnemen. Met dit mes. Dat heet clitoridectomie. In sommige landen is dat een ritueel gebruik. Oké?’

Keizer richtte zich op met een ruk, opeens een en al strijdlust.

‘Je bent walgelijk. Je raakt haar niet aan. Hoor je me?’

Jacobs lachte. ‘Weg clitoris. Weg roze vaginaal orgaantje. Ze zal nooit meer…’ Hij zweeg en hief luisterend het hoofd op. Er was iemand bij de achterdeur. Het klonk alsof hij met zijn nagels of een scherp voorwerp aan de deurpost krabde. Hij trok zijn pistool. ‘Wie is dat?’ vroeg hij zacht.

‘Niemand. Het is Mazzel.’

‘Wie?’

‘De kater.’

Jacobs ging met zijn tong langs zijn lippen. Hij zou laten zien dat het hem menens was. Sommige mensen gaven meer om hun huisdier dan om hun kinderen. Hij opende de deur op een spleet en wilde de kater bij het nekvel pakken maar Mazzel schoot bliksemsnel langs hem heen en zat in een wip boven op de buffetkast.

‘Kom hier, stom beest.’ Hij stak zijn hand uit, maar Mazzel kromde zijn rug en blies, een en al furie. Hij haalde uit met het mes. Het dier ontweek hem met het gemak en de elegantie waarmee een toreador een aanstormende stier uit de weg gaat. Jacobs gromde van woede. Hij stak het mes weg en richtte de Smith & Wesson op het achterlijf.

Keizer rukte aan zijn boeien. ‘Hou op daarmee!’ schreeuwde hij.

Jacobs knipperde furieus met zijn ogen. ‘Het kreng. Ik zal hem mores leren.’

‘Toe nou. Ik zal je helpen.’

Jacobs likte zijn lippen af en er flikkerde iets van besef in zijn ogen. ‘Wat?’

‘Op de zolder’, zei Keizer. ‘Er staat een koffer met kleren van mijn zoon op de zolder. Die zou hij later ophalen.’

‘Waarom zeg je dat nu pas?’

‘Ik… ik dacht er niet aan.’

‘Hm.’ Jacobs kalmeerde zichtbaar. ‘Hoe zit het met de auto?’

‘Ik heb een auto. Een Ford Escort.’

‘Waar is hij?’

‘In de garage. In dezelfde straat. Niet ver van hier. Nummer 34. Garage Vesting.’

Hij herinnerde zich de parkeergarage waar hij het incident had gehad met de automobilist. ‘Oké’, zei hij. ‘Eerst de kleren. Daarna halen we samen de auto.’ Hij verliet de kamer, maar kwam een paar tellen later terug om zijn tas met diamanten te halen. Die wilde hij geen seconde uit het oog verliezen.

In de koffer op zolder vond hij wat hij nodig had. Een nylon windjekker van het merk Tenson. Jeans van Wrangler. Sporthemden die precies de goede maat hadden. Zelfs schoenen met lage hakken en normale zolen zodat hij meteen een paar centimeter kleiner werd. Terwijl hij zich aankleedde en het Bökermes aan de broekriem bevestigde, dacht hij na over de te volgen strategie. Normaal zou hij met de Voyager naar Schiphol rijden, waarna hij als Eric Jager via Rome en Athene naar New York zou vliegen en vervolgens als Shmuel Levitt via Montreal naar Johannesburg zou reizen. Daarvoor had hij niet-aansluitende vluchten uitgezocht, elke keer met verschillende luchtvaartmaatschappijen en om helemaal zijn spoor uit te wissen zou hij van New York naar Montreal de trein nemen. Maar eerst was er een ontmoeting gepland met Chinsky in een parkeergarage aan de President Rooseveltplaats, slechts een paar huizenblokken hiervandaan. Christofer, de financier van de operatie, had erop gestaan dat hij de onbewerkte stenen van de gestolen partij aan Chinsky zou overhandigen zodat die ze door zijn Georgische maffiavrienden aan de man kon laten brengen. Volgens Christofer had het geen zin met een fortuin aan ruwe diamant de halve wereld af te reizen als die uiteindelijk toch weer op de Outside Market van Antwerpen terecht zouden komen. Om maar te zwijgen over het risico dat bij een van de tussenlandingen een al te ijverige douanebeambte hem zou fouilleren en de diamanten in beslag zou nemen. Hij voltooide zijn nieuwe outfit met een honkbalpet. Jacobs vond het een groter gevaar zijn zuur verworven centen in handen te geven van een schoft als Chinsky. Dat was pas met vuur spelen. Hoe meer hij erover nadacht hoe minder hij ervoor voelde. Misschien kon hij beter de buit verbergen en hem later weer ophalen, zodra de storm geluwd was en hij wist wat voor vlees hij met Chinsky in de kuip had. Hij kon ook het risico spreiden. Dat was nog eens een idee. Hij kon de geslepen stenen bij zich houden en de ruwe diamant ergens verbergen.

Waar?

Hij dwaalde over de zolder, zoekend naar een geschikte plaats. Zo te zien was het huis niet zo heel lang geleden gerestaureerd. Sommige dakbalken waren origineel, andere waren vernieuwd. Het dak was geïsoleerd met glaswol en keurig afgewerkt met triplexplaat en latwerk. In een donkere hoek, achter een van de schuin oplopende balken vond hij een plek waar hij de triplexplaat kon wegtrekken. De glaswol liet zich voldoende samendrukken om een holte te maken. Hij aarzelde niet langer. Hij haalde de partijbriefjes met de ruwe diamanten uit de nylon tas en liet de edelstenen uit de gevouwen briefjes in een sportkous glijden. Het was een delicate aangelegenheid die meer dan tien minuten in beslag nam. Toen hij klaar was, bond hij de kous dicht met een veter. Hoewel hij wist dat dit de beste oplossing was, aarzelde hij voor hij de kous in de holte stopte. Stel je voor dat hij de gelegenheid niet zou krijgen om zijn bezit op te halen? Shit. Alles was beter dan dat Chinsky ermee aan de haal ging. Hij duwde de triplexplaat op haar plaats en inspecteerde zijn werk. Men zou het huis moeten slopen wilde men de diamanten vinden. Hij raapte de lege partijbriefjes bij elkaar en stopte ze in de nylon tas. Om geen argwaan te verwekken nam hij ook de tweede sok mee. Hij vond een sporttas en stopte daar de kleren en het gebedshemd in van de orthodoxe jood. Hij was niet van plan het de speurders gemakkelijk te maken.

Terwijl hij de zoldertrap afdaalde, bedacht hij dat de tweede kous kon dienen om het overschot van de buit op zijn lichaam te verbergen. Hij had nu geen tijd om de diamanten een voor een in de holle broekriem te stoppen. Nadat hij in de badkamer de mooiste fancy's had opzijgelegd, vulde hij de kous met de geslepen diamanten en bevestigde ze aan zijn broeksband aan de binnenkant van zijn broek. De voet van de kous hing tussen zijn benen. Het hinderde, maar zijn ballen hadden nog nooit zo'n veelbelovend en kostbaar ongemak gekend. Hij drukte de fancy's die hij opzij had gelegd in zijn navel en kleefde er hechtpleister overheen. Tevreden met het resultaat opende hij een whiskyflesje en sloeg de inhoud in één teug achterover.

Hij keerde terug naar de woonkamer. De muziek speelde nog, dat betekende dus dat hij nog altijd minder dan een uur in dit huis was. Keizer zag er moe uit, maar volgde zijn bewegingen met waakzame ogen. Jacobs bleef dreigend voor hem staan. ‘Ik zal de tape eraf knippen. Geen gezeur. Je doet precies wat ik zeg. Begrepen?!’

Keizer knikte, maar kromp ineen toen Jacobs zijn hand met het mes uitstak. Met één haal spleet hij het plakband waarmee hij aan de buis was vastgemaakt en vervolgens maakte hij dat aan zijn enkels los. Niet meer tegengehouden door zijn boeien viel Keizer opzij.

‘Sta op!’

Keizer kwam kreunend overeind. Zijn gezicht trok samen van de pijn.

Jacobs zag dat hij pantoffels droeg. ‘Trek je schoenen aan en haal je jas. We gaan je auto halen.’ Keizer haalde gehoorzaam zijn jas en schoenen uit de ingebouwde kast die als vestiaire dienstdeed.

‘Ik kan beter eerst de garage opbellen’, zei hij.

Jacobs keek achterdochtig. ‘Waarom?’

‘Vanwege de beperkte ruimte worden de auto's van langparkeerders door een wagenkruier op hun plaats gezet en voorgereden. Het is de gewoonte hem een paar minuten op voorhand op te bellen als je hem komt halen.’

‘Oké. Bel hem dan.’ Hij raakte zijn keel met de punt van het mes, precies op dezelfde plek als waar hij hem eerder had geprikt. Jaap Keizer hapte naar adem. ‘Geen geintjes. Begrepen?’

Keizer knikte. Hij strompelde naar de telefoon en belde de garage op. ‘Met Jaap Keizer’, zei hij toen de verbinding totstandkwam. ‘Kun je alsjeblieft mijn auto voorrijden?’ Hij luisterde. ‘Nee. Ikzelf, met mijn zoon. Dank je.’ Hij legde de hoorn op de haak.

‘Tien minuten.’

‘Wat is dat voor gelul over je zoon?’

‘De wagenkruier wilde weten wie de auto kwam halen. Hij weet dat ikzelf bijna niet meer rijd.’

Jacobs knikte. ‘Goed dan. We gaan er nu naartoe. Ik loop vlak achter je aan. Als je op straat of in de garage ook maar een wenkbrauw durft te bewegen, krijg je dit mes in je rug. Begrepen?’

Keizer slikte. Het was hem allemaal gelijk, het enige wat voor hem telde, was dat hij deze afschuwelijke kerel het huis uit kreeg, nog voor Sam thuiskwam. ‘Wees gerust’, zei hij. ‘Ik zorg wel dat je hier veilig wegkomt.’

Jacobs draaide de voordeur van het slot en stak de sleutel in zijn zak. Hij stak zijn hoofd naar buiten en speurde de straat af, eerst links, dan rechts. Nergens politie. Hij trok de deur open en gaf Keizer een duw in de rug. ‘Vooruit. En geen gezeik.’

Ze stapten naar buiten en sloegen rechtsaf. De garage lag slechts vijftig meter verder. Ze liepen naast elkaar over het smalle trottoir, Jacobs met de sporttas en daarin de nylon tas alsof hij op weg was naar de sportclub. Keizer zag in de galerij van Jewel Palace aan de overkant Daniël Nagib voor de etalage van zijn winkeltje staan. Nagib stak een hand op bij wijze van groet, maar hij deed of hij hem niet zag. Zijn twaalf jaar oude Ford Escort stond klaar bij de uitrit van de garage. De wagenkruier was bezig een auto naar zijn plaats te rijden. Keizer liep naar het loket van de kassa. De kassier, een gepensioneerde conducteur van de Belgische Spoorwegen, gaf hem de sleutel. Hij zei: ‘Dankjewel’, en vroeg zich af waarom de kassier hem aankeek alsof hij op iets wachtte. Hij ging achter het stuur zitten en startte de motor. Jacobs nam plaats op de achterbank en leunde met zijn armen op de voorbank. Weer voelde hij de punt van het mes in zijn nek prikken. ‘Rijden, ouwe.’

Hij schakelde in de verkeerde versnelling en reed weg met kleine schokjes, de straat uit en rechtsaf. De verkeerslichten aan de De Keyserlei stonden op groen. Terwijl hij het kruispunt overstak, wist hij opeens waarom de kassier zo misnoegd had gekeken. Hij had vergeten de gebruikelijke fooi te geven voor het voorrijden van de auto.