3

 

Waar is de hoffelijkheid toch gebleven? De vraag kwam bij Sabrina Carver op terwijl ze met haar linkerhand aan de lus in het gangpad van de afgeladen metro stond, die door de donkere tunnels onder New York raasde. Haar houding tegenover het feminisme was ambivalent. Ze geloofde vast in de gelijkheid van de sexen, zeker op het werk, maar ze vond dat er in een maatschappij die steeds onverschilliger werd altijd nog wel plaats was voor beleefdheid en goede manieren. Terwijl ze in het rond keek voelde ze zich even een beetje treurig worden, omdat in een wagon waar zeventig procent van de passagiers mannen waren, vijf vrouwen zich genoodzaakt zagen in het gangpad te staan. Ze had het vage vermoeden dat ze wist waarom de mannen hun plaatsen niet hadden afgestaan. Vanuit hun zittende positie konden ze de vrouwen aandachtig bestuderen. Speciaal haar. Ze was achtentwintig jaar en had de soort adembenemende aantrekkelijkheid die gewoonlijk in verband wordt gebracht met omslagfoto's van glanzende modebladen. Haar trekken waren van een klassieke schoonheid: volmaakt gevormde hoge jukbeenderen, een kleine neus, een sensuele mond en hypnotiserende, ovale, groene ogen. Haar schouderlange, blonde haar met hier en daar wat kastanjebruin geverfde plukjes was strak naar achteren gekamd en werd op haar achterhoofd door een wit lint op zijn plaats gehouden. Haar kleren waren echt terug te vinden op de foto's van glanzende modebladen. Een witkatoenen Jacquard jas van Purificación Garcia, haar favoriete ontwerper, een op de knieën vallende, zwarte, katoenen rok en een paar zwarte, suède schoenen met hoge hakken van Kurt Geiger. Ze had een hekel aan overdadige make-up en ze had juist genoeg gebruikt om haar aantrekkelijke uiterlijk te accentueren. Fitness was haar enige fixatie en ze hield zich lichamelijk in topconditie door drie keer per week aerobic trainingen te volgen bij de Rivereast Sportschool op Second Avenue, waar ze ook hielp om huisvrouwen de grondbeginselen van karate bij te brengen. Ze had zelf vier jaar geleden met succes examen gedaan voor de zwarte band. Hoewel ze erop lette dat ze haar benijdenswaardig slanke figuur behield, was ze er niet door geobsedeerd en ze vond het heerlijk om in de stad te gaan eten. Eens in de twee weken ging zij met een stel vrienden dineren in één van hun favoriete restaurants. Ieder betaalde voor zichzelf. Ze aten dan biefstuk bij Christ Cella, genoten van de haute cuisine bij Lutèce of gingen naar Gaylord, haar lievelingsrestaurant, voor een tandoori gerecht met allerlei soorten geroosterd vlees. Daarna gingen ze steevast naar Ali's Alley in Greenwich Village om naar een laat jazzoptreden te luisteren. Wat haar vrienden betrof, werkte ze als vertaalster bij de Verenigde Naties. Het was een geloofwaardige dekmantel. Ze was afgestudeerd in de Romaanse talen in Wellesley en nadat ze haar postdoctorale studie aan de Sorbonne had afgerond, had ze door heel Europa gereisd voordat ze terugkeerde naar de Verenigde Staten. Daar werd ze gerecruteerd door de FBI, waar ze zich specialiseerde in het gebruik van vuurwapens. Ze was twee jaar geleden voor de UNACO gaan werken. Ze stapte bij Central Park Noord uit de trein en floot zachtjes voor zich uit terwijl ze honderd meter de Lenox Avenue opliep, de afstand die haar vrijgezellenflat op de begane grond scheidde van het metrostation. De conciërge lichtte zijn hoed voor haar terwijl ze de zwartwit betegelde hal doorliep. Ze glimlachte tegen hem, maakte de deur van haar kleine flat open en kwam gelijk in de spaarzaam gemeubileerde zitkamer. Ze schopte haar schoenen uit, hurkte vervolgens voor de stereo-installatie, liet haar nagel langs de indrukwekkende verzameling cd's lopen, zocht er een uit en liet hem in het apparaat glijden. Een David Sanbornplaat. Het herinnerde haar onmiddellijk aan de onvergetelijke avond in Ali's Alley toen ze Sanborn, haar jazzidool, had ontmoet. Hij had toen discreet bij haar vrienden geïnformeerd welke van zijn nummers ze het mooist vond en was toen spontaan het podium opgegaan om het speciaal voor haar te spelen. De telefoon begon te rinkelen. Ze zette de muziek zachter en nam de hoorn op. Haar enige bijdrage aan het gesprek bestond uit een paar eenlettergrepige woorden. Nadat ze de hoorn had teruggelegd, ging ze op de hoek van de koffietafel zitten en keek glimlachend voor zich uit. Een opdracht. Het team moest zich paraat houden en er was voor later op de middag een instructiebijeenkomst gepland. Met één van de andere agenten waaruit het team bestond, de flegmatische C.W. Whitlock, had ze altijd een speciale verstandhouding gehad. Zijn gelijkmoedigheid was legendarisch onder zijn collega's en toen ze pas bij de UNACO was, had hij erg zijn best gedaan om te zorgen dat ze zich in het team thuisvoelde. Bovendien was hij altijd op intellectueel niveau met haar omgegaan, terwijl de meeste mannen die ze kende alleen maar oog hadden voor haar uiterlijk en nog wel eens wat met haar wilden proberen. Hoewel zij en Whitlock privé geen contact onderhielden en elkaar alleen maar af en toe op het werk troffen, was ze hem als een van haar weinige, echte vrienden gaan beschouwen. Nadat ze het volume weer had opengedraaid, verdween ze in de keuken om een roggeboterham met pastrami voor zichzelf klaar te maken.

*** 

New York baadde in het zonlicht en de hitte zou verstikkend zijn geweest als er niet een zacht oostenwindje vanaf de Atlantische Oceaan landinwaarts had gewaaid. Het perfecte weer voor een barbecue. C.W. Whitlock liep in zijn appartement op de zesde verdieping in Manhattan vanuit zijn woonkamer het balkon op. Hij pakte de tang die naast de draagbare barbecue hing en porde tussen de spijlen van de grill de zachtjes knetterende houtskoolbriketten op. Ze waren heet genoeg. Hij legde de gemarineerde koteletten en worstjes op de grill, stapte toen achteruit en veegde met de handdoek die om zijn nek hing het zweet van zijn voorhoofd. Een wilde bulderlach klonk op uit de zitkamer en hij wierp een blik door de deuropening naar binnen, blij dat hij uit de buurt was. Dr. Charles Porter was zoals gewoonlijk het middelpunt van de belangstelling. Hij had geen hekel aan de man; hij vond hem alleen maar vervelend. Porter, een van de meest gerespecteerde autoriteiten op het gebied van de kindergeneeskunde, had twintig jaar geleden een verlegen co-assistente, Carmen Rodriguez genaamd, onder zijn hoede genomen en haar het zelfvertrouwen gegeven om een eigen praktijk te beginnen vlak nadat ze haar medische studie had voltooid. Nu was ze een van de populairste en meest gevraagde kinderartsen van New York. Zes jaar geleden was ze Carmen Whitlock geworden. Whitlock keek naar zijn vrouw die binnen zat zodat haar gezicht van opzij zag. Iemand had haar eens beschreven als 'gracieus', een beschrijving die haar volgens hem volmaakt paste. Haar ogen schoten in zijn richting en ze stak speels haar tong uit. Whitlock glimlachte naar haar en keek toen naar het echtpaar dat op de bank tegenover haar zat, Carmens zuster Rachel en haar Duitse echtgenoot Eddie Kruger. De zusters hadden dezelfde trekken, maar Rachel was kleiner en dikker. Kruger was een typische Germaan. Blond haar en blauwe ogen. Ze waren trouwe vrienden geworden vanaf het moment dat ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet. Whitlock richtte zijn aandacht weer op de barbecue en prikte met zijn vleesmes in de koteletten om te voelen of ze al goed gaar waren. Nadat hij de worstjes had omgedraaid en de briketten nog een keer had opgepord, legde hij zijn armen weer op de balustrade en keek uit over Central Park. Hij kneep zijn ogen half dicht tegen de zon, hoewel zijn zonnebril van perfecte kwaliteit was. Zo'n schitterende dag was het. Hij was vierenveertig jaar en had voor een in Afrika geboren zwarte een lichte huid, omdat zijn grootvader, die tijdens de eeuwwisseling in Kenia was gestationeerd, officier in het Britse leger was geweest. De scherpe neus en dunne lippen gaven zijn hoekige gezicht een strengheid die werd verzacht door de keurig onderhouden, zwarte snor die hij al had laten groeien toen hij voor in de twintig was. Hij was in Engeland opgevoed en nadat hij in Oxford met lof zijn kandidaats in de letteren had gehaald, keerde hij terug naar zijn geboorteland Kenia waar hij, na een korte periode in het nationale leger, bij de Inlichtingendienst was gaan werken. In zijn tien jaar bij de geheime dienst bereikte hij de rang van kolonel, maar het vooroordeel van zijn superieuren tegen zijn Britse afkomst en opvoeding werd ondraaglijk en hij nam ontslag toen hij een baan bij de UNACO aangeboden kreeg. Voor de buitenwereld was hij attaché van de Keniaanse delegatie bij de Verenigde Naties. De enige persoon buiten de UNACO die de waarheid wist, was zijn vrouw en zelfs zij was in de vaagst mogelijke termen ingelicht. Hij besprak de aard van zijn werk nooit met haar. 'Ik dacht dat de chef wel een biertje zou lusten?' Whitlock glimlachte en pakte de Budweiser van Kruger aan. 'Niet liegen, je had gewoon genoeg van dokter Kildare.' Hij was zijn duidelijke particuliere kostschoolaccent nooit kwijtgeraakt. 'Ik begrijp niet hoe Carmen hem kan verdragen.' 'Carmen?' snoof Whitlock. 'Denk ook eens aan mij. Gelukkig heb ik een excuus om het college van vandaag te missen.' Hij pakte de tang op om het vlees te controleren. 'Carmen beschouwt hem als een soort goeroe en ik zal de eerste zijn om toe te geven dat hij een stimulerende invloed op Carmens carrière heeft gehad, maar ik wou dat hij over iets anders kon praten dan geneeskunde.' Kruger grinnikte en liep toen naar de balustrade waar hij beneden zich twee vrouwelijke joggers zag passeren die hun gebronsde benen in ritmische harmonie bewogen. Toen ze waren verdwenen, richtte hij zijn aandacht op een paar meisjes die elkaar lachend en giechelend een oranje frisbee toewierpen. 'Je moet zien dat je een telescoop krijgt, C.W. Je zou hier de hele dag met sterrenkijkerij kunnen doorbrengen.' 'Ik zal heel wat meer sterren zien als Carmen me ermee op mijn hoofd slaat. Trouwens, die twee zijn niet veel ouder dan Rosie.' 'We worden er geen van allen jonger op,' antwoordde Kruger weemoedig. 'Hoe gaat het met Rosie? We hebben haar de laatste tijd niet veel meer gezien.' Kruger legde een hand op Whitlocks schouder. 'Dat weet ik. We hadden erop gerekend dat ze vandaag met ons mee zou komen, maar ze had al plannen gemaakt om een paar vrienden te ontmoeten op Times Square.' 'Kom nou, Eddie, het is toch niet eerlijk om van een vijftienjarige te verwachten dat ze haar zaterdag opgeeft, om bij een stelletje oude sokken rond te hangen? Zeker met dit mooie weer. Het is niet meer dan normaal dat ze bij kinderen van haar eigen leeftijd wil zijn.' Carmen verscheen in de deuropening met haar handen in de zakken van haar rok. 'Hoe staat het met het eten?' 'Nog een paar minuten. Is de school al uit?' Ze liet haar ogen rollen en ging weer naar binnen. Kruger staarde haar na. 'Het is vreemd, een kinderarts die zelf geen kinderen heeft.' 'Dat zie ik niet in,' antwoordde Whitlock zonder van de grill op te kijken. 'Je kan toch ook te veel van het goede hebben.' De telefoon rinkelde in de zitkamer en Carmen nam aan op het toestel in de keuken. 'C.W., het is voor jou,' riep ze met haar hand over het mondstuk. Hij liep de kamer door naar de keuken en zag aan de ongeruste blik in haar ogen onmiddellijk wie er had gebeld. Ze reikte hem de hoorn aan, ging zonder een woord te zeggen de keuken uit en sloot de deur zachtjes achter zich. Toen hij weer terugkwam stond Carmen de chrysanten in de vaas op het tafeltje in de gang opnieuw te schikken. Terwijl hij naar haar toeliep dacht hij aan Mike Graham, het derde lid van het team, die op zo'n tragische wijze zijn gezin had verloren in het jaar voordat hij door de UNACO was gerekruteerd. Als Carmens leven nu eens op het spel werd gezet als een direct gevolg van een opdracht van de UNACO. ZOU hij net zo reageren als Graham had gedaan? Hij zette de vraag uit zijn gedachten omdat hij veel te hypothetisch was, maar toen hij probeerde haar ter geruststelling te omarmen, wrong ze zich los en liep naar het balkon om zich bij de anderen te voegen.

*** 

'Gooi die zak eruit!' grauwde Mike Graham toen de radiocommentator de tweede gemiste slag van de batsman aankondigde. Hij leunde met zijn onderarmen op zijn knieën en zijn ogen gefixeerd op de draagbare radio aan zijn voeten, terwijl hij op de derde poging van de werper wachtte. 'Slag drie, uit,' schreeuwde de commentator boven het honende gejoel van de supporters uit. 'Waarom hebben ze je verdomme niet aan de Rangers verkocht toen ze de kans hadden?' siste Graham woedend. Het was een middelmatig seizoen geweest voor de New York Yankees, het team dat hij gedurende dertig jaar trouw had gevolgd. Met een 4-1 achterstand tegen de Detroit Tigers, met nog twee slagbeurten voor de boeg, leek een derde nederlaag in successie er dik in te zitten. Terwijl de commentator de slaggemiddelden van de Yankees over het seizoen begon te analyseren, liet Graham langzaam zijn blik over de vredige omgeving dwalen. Zover het oog reikte, strekte Lake Champlain zich in serene rust voor hem uit en overal om hem heen lagen de welige, groene bossen van zuidelijk Vermont. De panoramische pracht van de plek gaf hem het gevoel dat New York, de stad waar hij tot twee jaar terug had gewoond, aan de andere kant van de aardbol lag. New York lag driehonderdzeventig kilometer ver weg en behalve als hij er voor zaken moest zijn, kwam hij er alleen nog maar om aan de zware marathon deel te nemen. Hij woonde alleen in een blokhut bij het meer, met als enig gezelschap een draagbare radio en televisie. De dichtstbijzijnde stad was Burlington, dat acht kilometer verderop lag, en iedere maandagochtend reed hij er in zijn gedeukte, witte Ford pick-up uit '78 heen om genoeg voorraad in te slaan om de week mee door te komen. Hij gedroeg zich altijd vriendelijk maar gereserveerd tegenover de mensen in het stadje, die zijn teruggetrokken manier van leven over het algemeen zonder meer accepteerden. Hij sprak nooit over de tragedie die hem in zijn isolement had gedreven. Hij was zevenendertig jaar en had warrig kastanjebruin haar dat tot op zijn boord hing en een jeugdig knap gezicht waarbij de cynische uitdrukking in zijn doordringende blauwe ogen niet leek te passen. Zijn stevige, gespierde lichaam hield hij in conditie door iedere morgen een uur hard te lopen en daarna een zwaar trainingsprogramma af te werken in de schuur naast de hut die hij kort nadat hij uit New York was aangekomen tot een klein sportzaaltje had omgebouwd. Sport had in zijn leven een belangrijke rol gespeeld. Hij had dankzij zijn footballkwaliteiten een beurs gekregen om aan het UCLA te studeren en toen hij zijn bul in de politieke wetenschappen had gehaald, werd zijn droom bewaarheid toen hij als quarterback tekende bij de New York Giants, het team waarvan hij sinds zijn jeugd supporter was. Een maand later werd hij opgeroepen om naar Vietnam te gaan, waar een schouderwond een abrupt einde aan zijn veelbelovende footballcarrière maakte. Daarna raakte hij betrokken bij de training van de leden van de Meostam in Thailand en na zijn terugkeer in de Verenigde Staten nam hij dienst bij Delta, een anti-terroristische elite-eenheid. De toewijding en bekwaamheid die hij bij Delta ten toon spreidde, werden eindelijk na elf jaar beloond toen hij werd bevorderd tot leider van Eskader-B, waar hij zestien man onder zijn bevel kreeg. Toen hij echter op een missie in Libië was, werden zijn vrouw en vijfjarig zoontje in New York door Arabische terroristen ontvoerd. Ondanks een intensieve, landelijke zoekactie van de FBI zag hij hen geen van beiden ooit terug. Hij kreeg onmiddellijk voor onbepaalde tijd verlof om een psychiatrische behandeling te ondergaan, maar hij weigerde met de medische staf mee te werken en een maand nadat hij weer aan het werk was gegaan werd hij op eigen verzoek uit zijn functie bij Delta ontheven. Op aanraden van de commandant van Delta solliciteerde hij naar een post bij de UNACO , waar hij ten slotte zes weken later na een reeks uitputtende vraaggesprekken werd aangenomen. De dobber dook onder water. Hij had beet. Terwijl hij de vis binnenhaalde, luisterde hij met groeiende verbijstering en vertwijfeling naar het honkbalcommentaar op de radio. De score was onveranderd en de Yankees waren aan de negende en laatste slagbeurt. Hij kreeg de vis zonder problemen op het droge. Een snoek van nog geen tweeëneenhalve kilo, nauwelijks de moeite waard. De pieper aan zijn riem liet plotseling zijn doordringende geluid horen. Nadat hij het had afgezet, haalde hij voorzichtig de haak uit de bek van de snoek die wild bewegend aan zijn voeten lag en schoof hem met de zijkant van zijn laars voorzichtig terug in het water. De wedstrijd eindigde met gejouw en beledigende spreekkoren. Hij weerstond de verleiding de radio achter de vis aan te schoppen en sprintte toen de veertig meter naar de hut, waar hij opbelde om te bevestigen dat hij het signaal van de pieper had ontvangen. De telefoon ging maar één keer over voor er aan de andere kant werd opgenomen en een vriendelijke, maar formele vrouwenstem zei: 'Llewelyn en Lee, goedemiddag.' 'Mike Graham, legitimatienummer 1913204.' 'Ik verbind u door, meneer Graham,' werd er onmiddellijk geantwoord. 'Mike?' baste een diepe stem een ogenblik later over de lijn. 'Ja, meneer.' 'Code Rood. Ik heb een Cessna van Nash gecharterd, dat spaart ons de moeite om helemaal hiervandaan een vliegtuig te sturen. Hij wacht op je bij de landingsstrook in Burlington. Sergei zal bij JFK op je wachten.' 'Ik vertrek direct, meneer.' 'En Mike, pak wat warme kleren in. Die zal je nodig hebben.' Hij legde de hoorn op de haak en haastte zich toen terug naar de waterkant, waar hij zijn vistuig bij elkaar raapte voordat hij naar de hut terugging om te pakken.

*** 

Sergei Kolchinsky was het prototype van een kettingroker. Hij was voor in de vijftig, had dunner wordend, zwart haar, een beginnend buikje en zwaarmoedige trekken die de indruk wekten dat hij het leed van de wereld op zijn schouders torste. Het vreemde was dat hij geen genoegen aan het roken beleefde. Het was alleen een dure en verslavende gewoonte geworden. Toch ging achter die melancholieke ogen het briljante verstand van een groot tacticus schuil. Na een succesvolle loopbaan bij de KGB, onder meer als militair attaché in een reeks westerse landen, werd hij tot onderdirecteur van de UNACO benoemd nadat zijn voorganger wegens spionage met schande overladen naar Rusland was teruggestuurd. Hij was nu drie jaar bij de UNACO en hoewel hij nog steeds af en toe een aanval van heimwee had, stond hij nooit toe dat zijn werk onder die gevoelens leed. Zijn klinische benadering van zijn werk was altijd volkomen professioneel geweest. 'Is deze taxi vrij, tavaritsj?' Kolchinsky draaide zijn hoofd met een ruk om naar het gezicht dat door het open raampje aan de kant van de passagiersplaats tuurde. Hij glimlachte en stapte toen uit de witte BMW 728, terwijl hij de halfopgerookte sigaret onder zijn voet uitdrukte. 'Hallo, Michael. Ik verwachtte je pas over een minuut of twintig.' Kolchinsky was de enige onder Grahams bekenden die hem Michael noemde. Niet dat hij zich eraan stoorde. Tenslotte heette hij zo. 'Ik heb tegen Nash gezegd dat hij er vaart achter moest zetten. De baas klonk nogal opgewonden toen ik hem vanmorgen aan de telefoon had.' 'Daar heeft hij ook reden voor,' antwoordde Kolchinsky, terwijl hij de achterbak opendeed om Graham gelegenheid te geven zijn twee zware reistassen erin te zetten. 'Wanneer krijgen we onze instructies?' 'Zodra we in het VN-gebouw zijn aangekomen,' antwoordde Kolchinsky en schoof toen met een ruk zijn veiligheidsriem op zijn plaats. 'Sabrina en C.W. moeten er al zijn.' 'Heb jij al gehoord waar het over gaat?' Kolchinsky startte de motor, wierp een blik in de zijspiegel en trok toen op. 'Natuurlijk. En nee, ik vertel je niets.' 'Heb ik je dat dan gevraagd?' 'Dat was ook niet nodig. Zet maar wat muziek op. De cassettes liggen in het handschoenkastje. Graham vond drie bandjes en hij hield ze om de beurt omhoog. 'Dat is allemaal Mozart. Heb je niets anders?' 'Mozart is perfect om op te rijden,' antwoordde Kolchinsky, terwijl hij een nieuwe sigaret opstak. Met tegenzin drukte Graham een van de cassettes in de recorder en wuifde geïrriteerd de sigarettenrook uit zijn gezicht. De rest van de vlucht zwegen de mannen en na enige tijd richtte Mike zijn aandacht op de skyline van New York en begon toen om de tijd te doden in zichzelf de namen van de talrijke wolkenkrabbers op te noemen.

*** 

Officieel bestond de UNACO niet. De naam was op geen van de richtingsborden in de hal van het VN-gebouw terug te vinden en zijn dertig telefoonlijnen stonden in geen enkele telefoongids vermeld. Als de beller zich kon legitimeren door zijn nummer of codewoord te noemen, werd hij doorverbonden met het desbetreffende toestel. Als iemand verkeerd was verbonden was er nog niets aan de hand. Zoals te verwachten was stond 'Llewelyn en Lee' ook niet in de stedelijke telefoongidsen vermeld. De receptioniste zetelde in een klein kantoor op de tweeëntwintigste verdieping van het VN-gebouw achter een deur zonder enige aanduiding, die te allen tijde was gesloten en slechts voor bevoegd personeel werd geopend. Naast haar bureau en haar draaistoel was het enige meubilair een donkerrode bank en twee bijpassende leunstoelen. Drie van de wanden hadden een crèmekleurig behang en waren versierd met een serie ingelijste foto's van de Dag Hammarskjold Plaza, die in opdracht van de secretaris-generaal zelf waren gemaakt. De vierde was bekleed met een latwerk van teakhout waarin twee naadloze schuifdeuren waren ingebouwd die met het blote oog niet waren te zien en die alleen met behulp van sonische miniatuurzendertjes geopend konden worden. De deur rechts leidde naar het Beleidscentrum van de UNACO dat dag en nacht werd bemand door teams van onderzoekers die de ontwikkelingen in zaken van wereldbelang analyseerden. Indrukwekkende, veelkleurige elektronische kaarten en grafieken brachten de politieke verschuivingen in de bekende onrusthaarden in beeld; computeruitdraaien vulden het bestaande materiaal met recente gegevens aan en door alleen op een knopje te drukken lieten beeldschermen gedetailleerde informatie over bekende misdadigers zien, die werd betrokken uit de centrale geheugenbank van het systeem waarin duizenden namen waren opgeslagen. Het was het zenuwgestel van de complexe, wereldwijde organisatie van de UNACO. De linkerdeur kon maar door één man worden geopend. Erachter was de werkkamer van de directeur. Malcolm Philpott was al vanaf het begin directeur van de UNACO. De zeven daaraan voorafgaande jaren had hij aan het hoofd gestaan van Special Branch van Scotland Yard. Hij was een jaar of vijfenvijftig en had een broodmager gezicht en dunner wordend, golvend, rood haar. De UNACO had tweehonderdnegen medewerkers. Hieronder bevonden zich dertig streng geselecteerde agenten die in het veld werkten en die waren overgeheveld uit veiligheidsdiensten en politie-instellingen van over de hele wereld. Er waren tien teams die elk uit drie agenten bestonden. Ze konden internationale grenzen overschrijden zonder bang te hoeven zijn de wet te breken of internationale verdragen te schenden. Er was geen hiërarchie; ieder team was zelfstandig en had zijn eigen aanpak. En zeker bij Eenheid Drie was dat het geval. Philpott had Whitlock persoonlijk aangeworven voor MI 5 toen deze nog aan de universiteit van Oxford studeerde en hij kende hem het langst van alle operationele agenten. Als zijn supervisor had hij nauw contact met Whitlock onderhouden tot hij werd overgeplaatst naar de afdeling Voorbereiding Operaties, maar Whitlock had het nooit goed met zijn nieuwe supervisor kunnen vinden en hij had de kans om weer met Philpott te kunnen werken met beide handen aangegrepen. Whitlock was het geduld zelf, niets leek hem ooit van zijn stuk te brengen, wat goed uitkwam gezien de sluimerende spanning tussen Sabrina en Graham. Toen hij Sabrina's dossier van de directeur van de FBI had ontvangen was hij aanvankelijk sceptisch geweest over haar kwaliteiten, maar hij was snel van gedachten veranderd toen hij haar had ontmoet. Ze was zowel vriendelijk als intelligent en had niets van de ijdelheid die zo vaak met mooie vrouwen wordt geassocieerd. Vervolgens was hij vergast op een staaltje van haar schietkunst waarbij zowel op bewegende als stilstaande doelen werd gevuurd. Ze was ongetwijfeld de beste scherpschutter die hij ooit had gezien. Hij had er nooit spijt van gehad dat hij haar bij de UNACO had binnengehaald. Graham daarentegen was hem bijna door de vingers geglipt. De commandant van Delta had hem direct bij de secretaris-generaal voorgedragen in plaats van eerst contact met Philpott op te nemen. De secretaris-generaal had Graham afgewezen op grond van zijn psychiatrisch rapport. Daarna had Graham op advies van de Delta-commandant persoonlijk contact met Philpott opgenomen. Philpott was woedend geweest dat de secretaris-generaal hem niet had geraadpleegd en na een paar ontmoetingen had hij het besluit teruggedraaid. Hij had Graham op proef tot het team toegelaten, op voorwaarde dat hij zich periodiek aan een heronderzoek zou onderwerpen. Graham droeg nog steeds de geestelijke littekens van de tragedie, maar hij had bewezen een uitstekend agent te zijn en Philpott was niet van plan hem te laten gaan. Philpott drukte een knopje van de intercom op zijn bureau in. 'Sarah, stuur hen maar door.' Hoewel hij als kind zijn geboorteland Schotland had verlaten droeg zijn spraak nog steeds de sporen van zijn achtergrond. Hij richtte de miniatuurzender op de deur en drukte de knop in. De deur gleed open. Toen ze allemaal binnen waren sloot hij hem weer. Hij wees op de twee zwartleren banken tegen de muur. Kolchinsky ging als eerste zitten en stak onmiddellijk een sigaret op. 'Als jullie thee of koffie willen, moet je maar pakken,' zei Philpott met een gebaar in de richting van de automaat rechts naast zijn bureau. 'Melk, geen suiker,' zei Graham tegen Sabrina en liet zich vervolgens naast Kolchinsky op de bank zakken. Sabrina staarde hem woedend aan met haar handen in haar zij. 'Ik ben je dienstmeisje niet.' Whitlock zag de woede in Philpotts ogen opkomen en stapte met een verzoenende glimlach naar voren. 'Laat oom Tom het maar doen. Mijn voorouders hebben er heel veel op geoefend. Het is een tweede natuur geworden.' 'Laat maar, C.W. Ik doe het wel,' mompelde ze. 'Sabrina!' Ze wendde zich naar Philpott die op de bank achter haar wees. Ze ging zonder een woord zitten en schudde haar hoofd toen Whitlock vroeg of ze koffie wilde. Whitlock schonk twee kopjes koffie in en ging met zijn eigen kopje zitten nadat hij Graham het andere had gegeven. Philpott opende het dossier dat voor hem lag. 'Zoals ik jullie allemaal al over de telefoon heb verteld, is het een Code Rood Operatie. We hebben de tijd niet aan onze kant. Er is niet veel om op af te gaan, maar dit zijn de feiten zoals we ze kennen. Gisteren is er in Linz een zwerver ontdekt met ernstige brandwonden aan handen en gezicht. Het leek alsof de wonden door vuur waren veroorzaakt, maar bij nader onderzoek in het ziekenhuis bleek dat hij het grootste deel van zijn tanden en zijn haar had verloren en dat zijn maag en ingewanden, evenals zijn centrale zenuwgestel, onherstelbare schade hadden opgelopen. De artsen waren eenstemmig in hun diagnose. Stralingsvergiftiging. Een in één keer opgenomen dosis van vijf grays is binnen twee weken dodelijk. De lijkschouwing heeft aan het licht gebracht dat hij drie maal die hoeveelheid heeft binnengekregen. 'Wat zijn grays?' vroeg Graham. 'Een gray is de internationale eenheid om opgenomen hoeveelheden straling te meten,' antwoordde Whitlock zonder hem aan te kijken. Philpott knikte en ging toen verder. 'Hij kon de autoriteiten voor hij stierf nog een paar oppervlakkige details geven. Hij was in Wissembourg aan de Frans-Duitse grens op een goederentrein gesprongen en vond in de wagon zes biervaten, maar toen hij er een van openbrak werd hij bestoven met een fijn poeder. Hij bedekte toen de vaten met een zeildoek en verliet de trein in Straatsburg. Drie dagen later werd hij in Linz gevonden.' 'Hebben de artsen de radioactieve stof kunnen identificeren?' vroeg Whitlock. 'Plutonium IV.' 'Gebruikt bij de fabricage van kernwapens,' voegde Whitlock er somber aan toe. 'Dus de vaten zouden nu overal in Europa kunnen zijn,' zei Sabrina. Philpott drukte de pluk tabak in zijn bruyèrepijp aan voordat hij naar Sabrina opkeek. 'Nog erger. De vaten kunnen nu overal in de wereld zijn. Ze moeten gevonden worden en vlug.' Kolchinsky stond op en liep de hele kamer op en neer voordat hij zich naar de anderen omdraaide. 'Dat beschadigde vat is een tijdbom. Jullie hebben gehoord wat er is gebeurd nadat er een paar deeltjes in contact zijn gekomen met de zwerver. Stel je voor wat de gevolgen zouden zijn als de gehele inhoud in de atmosfeer terecht zou komen. Tsjernobyl ligt iedereen nog vers in het geheugen. Het is absoluut noodzakelijk dat we voorkomen dat er weer een kernramp komt.' Philpott zweeg even voordat hij verder ging om Kolchinsky's woorden te laten bezinken. 'Mike, Sabrina, jullie werken samen om die vaten op te sporen. En begraaf in 's hemelsnaam de oorlogsbijl.' Ze knikten allebei somber. 'Kunnen we niet uitzoeken wie de vaten heeft verzonden?' vroeg Graham, de korte stilte verbrekend. 'Jouw enige zorg is het plutonium te vinden.' Philpott prikte met de steel van zijn pijp in Whitlocks richting. 'Trouwens, met een beetje geluk komt C.W. wat dat betreft wel met iets op de proppen. We hebben een serie programma's afgedraaid in de computer van het Beleidscentrum en het is bijna zeker dat het plutonium afkomstig is uit de nucleaire opwerkingsfabriek buiten Mainz, in West-Duitsland. Het is de enige opwerkingsfabriek die zich specialiseert in de productie van plutonium IV. Ik heb gezorgd dat jullie je gebruikelijke dekmantel van freelance journalist kunnen gebruiken. Kijk maar wat je boven water kunt krijgen. Het eerste onderzoek bij de fabriek heeft tot dusver niets opgeleverd. Uit de administratie blijkt niets over eventuele verzendingen of diefstallen, dus we hebben duidelijk met een professionele groep te maken.' Kolchinsky pakte drie enveloppen van manillapapier van Philpotts bureau en deelde ze uit. Ze bevatten het standaardpakket voor iedere UNACO-operatie. Een samenvatting van de opdracht die na lezing vernietigd moest worden, vliegtuigtickets, kaarten van hun uiteindelijke bestemming, bevestigingen van hun hotelreserveringen, de namen van eventuele contactpersonen en een geldbedrag in de vereiste valuta. Er kon bij iedere opdracht een ongelimiteerd geldbedrag worden gebruikt, maar na afloop moest iedere agent bij Kolchinsky rekenschap afleggen van zijn of haar uitgaven, die in tabelvorm moesten zijn opgeteld en voorzien van de bijpassende bonnetjes om het cijferwerk te ondersteunen. Kolchinsky's pietepeuterige benadering van de onkostenrekeningen had aanleiding gegeven tot het grapje onder de operationele agenten dat je beter je leven kon verliezen dan een bonnetje. Graham hield zijn envelop omhoog. 'C.W. gaat naar Mainz. Waar gaan wij heen?' Philpott ademde uit en blies de rook naar het plafond. 'Straatsburg.'