11
Twintig meter achter de meteorologische post sneed de ijzige wind ongenadig tussen de elzenbosjes door. De boompjes boden nauwelijks enige dekking, maar het was de beste en dichtstbijzijnde plek die de omsingelende mannen konden vinden. Gelukkig voor hen scheen er geen maanlicht en het was erg donker. In het besneeuwde landschap doemden de gebouwtjes als zwarte blokken op. Dik als beren in hun poolkleding keken de overvallers zwijgend naar een naderende figuur, die op handen en voeten stukje voor stukje vlak tegen de grond naar hen toe kroop. Eenmaal in de beschutting van de bosjes ging John Carmody op zijn knieën liggen. 'Ze zijn er,' fluisterde hij. 'Reynolds en de twee dames. De vrouwen zijn aan elkaar vastgeboeid, maar ze lijken me oké. Ze zien er niet uit of ze slecht zijn behandeld. Er zitten daar binnen vijf mannen. Ze roken en drinken, maar ze drinken niet veel. Naast het grote vertrek is een kleiner kamertje. Het is mogelijk dat daar iemand ligt te slapen, maar dat geloof ik niet. De deur staat op een kier en het licht brandt. Iemand die wil slapen zou het licht hebben uitgedaan.' 'Uitstekend werk, jongen,' zei Brady. 'Nog een paar dingen, meneer. Ten minste drie van de mannen zijn bewapend, hoewel ze niet met een wapen in hun hand zitten. Het hele stel zit om de tafel naar een radio te luisteren. Ze luisteren heel aandachtig, alsof ze op een bepaald bericht zitten te wachten. Daarom denk ik dat er niémand in het kleine kamertje is, want die man zou anders ook wel meeluisteren.' 'Misschien zitten de twee meteorologen in dat kamertje,' zei Dermott. 'Vastgebonden, bedoel ik.' 'Daar heb ik ook aan gedacht,' zei Carmody. 'Ik weet waar ze naar zitten te luisteren,' fluisterde Brady. 'Ze zitten te wachten op het bericht dat een zeker jetvliegtuig vanmiddag in Alberta in brokken naar beneden is gekomen. Wat heb je nog meer gezien?' 'Alle vijf de mannen dragen kousmaskers.' Dermott zei: 'Dat zouden ze niet doen als ze van plan waren de gegijzelden om het leven te brengen.' Hij liet zijn toch al zachte stem tot een gefluister dalen. 'Dekken! Stil zijn.' Een rechthoek scherp licht verscheen aan de zijkant van de barak. Een mannenfiguur kwam naar buiten en liep naar de kleinste barak toe. Even later ging daar het licht aan. 'Eén van de vijf, dat is zeker,' zei Brady. 'Het lijkt me onwaarschijnlijk dat ze één van de meteorologen rustig naar buiten laten wandelen om een S.O.S. uit te seinen. Prachtig! Kom, George, nu ga jij je Amerikaanse eremedaille of wat dan ook verdienen.' Brady, Dermott en Mackenzie liepen naar de deur, waarbij ze de kleinste barak in de gaten bleven houden. Het licht brandde daar nog en de deur was dicht. Brady liep naar de deur van de grootste barak toe. Hij greep de deurknop, opende de deur en liep naar binnen, de .38 in zijn hand. Dermott en Mackenzie, eveneens met getrokken revolvers, volgden hem op de voet. Brady liep naar de vier gemaskerde mannen om de tafel. 'Leg jullie handen op tafel,' zei hij. 'Als jullie niet volslagen gek zijn, dan snappen jullie wel dat ik niet de minste aanleiding wil hebben om je door je kop te schieten. En jij daar, doe die radio uit. Het goede nieuws, waar jullie op zitten te wachten, is zo juist gekomen.' 'Jim! Jim!' Jean Brady sprong op. 'Jim! Je bent gekomen!' 'Natuurlijk ben ik gekomen!' Zijn toon was een eigenaardig mengsel van irritatie en zelfvoldaanheid. 'Had je soms gedacht van niet? "Brady Enterprises" lost altijd alles op.' Hij hief zijn linkerhand, om te verhinderen dat zijn vrouw naderbij kwam. 'Wacht even, Jean. Niet dichterbij komen. Dit zijn nietsontziende kerels. Meneer Reynolds, Stella, sorry dat het even moest duren, maar...' 'Paps! Paps!' Stella sprong overeind. Er klonk wanhopige schrik in haar stem. 'Paps! Een man...' 'Wapens laten vallen.' De stem kwam van de kant van de buitendeur. 'Niet omkeren, of je bent er geweest.' 'Doe wat de man zegt.' Brady gaf het voorbeeld. Binnen een seconde hadden ook Dermott en Mackenzie hun revolvers op de vloer laten vallen. 'Blijf staan waar je staat,' beval de stem weer. 'Billy.' Billy liet zich dat geen tweemaal zeggen. Hij fouilleerde hen snel, maar grondig. Hij stapte achteruit en zei: 'Schoon, baas.' 'Goed zo.' De deur ging dicht en een grote, zwaargebouwde man ging voor het drietal staan. Evenals de anderen was hij gemaskerd. 'Ga op die bank zitten.' Hij wachtte tot zijn bevel was opgevolgd, ging zelf aan de tafel zitten en zei: 'Hou ze onder schot.' Drie van zijn mannen trokken pistolen en richtten die op de drie zittende mannen. Zelf borg hij zijn revolver weg. 'Ik moet zeggen dat de dames er erg teleurgesteld uitzien. Geen reden voor, eigenlijk.' Brady keek zijn vrouw en dochter aan. 'Wat hij bedoelt is dat het erger had kunnen zijn. Als de plannetjes van onze vriend hun juiste beloop hadden gehad, dan waren we nu alle drie dood. Zoals de zaak er nu voorstaat, ligt Ferguson op sterven en twee anderen zijn ernstig gewond.' Brady keek naar de aanvoerder. 'Hebt u de bom in het vliegtuig geplaatst?' 'Daar kan ik niet alle eer voor opeisen. Dat heeft één van mijn mannen gedaan.' Hij stak een sigaret op en schoof het mondstuk daarbij door een gaatje in zijn kousmasker, dat daar kennelijk voor dat doel was gemaakt. 'Nu heb ik dus meneer Brady en zijn twee waardevolle medewerkers óók nog. Alle troeven dus.' Brady vroeg: 'Was het de bedoeling om ons staartstuk op tienduizend meter hoogte weg te blazen?' 'Wat anders? Het is wel interessant om te horen hoe het komt dat jullie nog leven.' ' Wij drieën leven nog, ja. Maar één man gaat waarschijnlijk dood en twee anderen zijn zwaar gewond. God, man, wat ben jij voor iemand - een psychopatische moordenaar?' 'Niet psychopatisch. Gewoon een zakenman. Hoe is het mogelijk dat jullie niet dood zijn?' 'Omdat we konden landen voor de bom afging.' De stem van Brady klonk heel moe. 'We hoorden van een boswachterspost dat er in deze streek een witachtige helikopter was waargenomen. Niemand besteedde daar enige aandacht aan, maar wij wel. We wisten dat jullie een witte helikopter hebben.' 'Hoe weten jullie dat?' 'Een heleboel mensen hebben de machine op het terrein van Athabasca gezien.' 'Kan geen kwaad meer.' Hij maakte een handgebaar. 'We hebben alle azen.' Brady zei sarcastisch: 'De kerel die de bom in mijn vliegtuig heeft geplaatst, heeft er niet veel van terechtgebracht toen hij hem goed vast moest zetten.' 'Ja, dat kan ik toevallig bevestigen. Hij werd in zijn werkzaamheden gestoord.' 'De bom is gaan schuiven en kwam klem te zitten tussen de kabels van de rolroeren. De piloot was genoodzaakt te landen. Toen we daalden, vingen we een glimp op van jullie helikopter. We hebben een crashlanding gemaakt op een ander meer. De piloot zei dat we uit ons vliegtuig moesten stappen. Zelf probeerde de piloot de bom te verwijderen en onze twee andere passagiers bleven bij hem. Ik denk dat ze dat wel moesten. Het waren politiemannen.' 'Dat weten we ook, ja.' 'Die konden dus ook wel worden opgeruimd. Had je geen schuldgevoelens om ook die twee agenten te vermoorden?' 'Schuldgevoelens komen niet in mijn vocabulaire voor. Waarom zijn jullie hier gekomen?' 'Voor jullie helikopter, natuurlijk. We moeten die drie gewonde kerels naar het ziekenhuis brengen.' 'Waarom kwamen jullie dan hier met getrokken blaffers binnenrennen?' 'Klets niet zo stom, man. Omdat wij die vervloekte helikopter niet kunnen vliegen.' De aanvoerder keek naar één van zijn gemaskerde handlangers. 'Is dat effe rot voor je, Lucky! Heb ik je van een pleziervluchtje beroofd.' 'En jouw mensen hebben Crawford natuurlijk vermoord.' 'Crawford?' De gangsterbaas wendde zich naar een andere handlanger. 'Hé, Fred, die knaap die jij voor je rekening zou nemen, was dat...' 'Ja baas. Dat was hem.' 'En jullie hebben meneer Grigson levensgevaarlijk verwond,' vervolgde Brady. 'Dat is de president-directeur van Sanmobil. En jullie hebben ook nog een politieman genaamd Jones in zijn long geschoten, nietwaar?' 'Héél wat dingen die jullie nog niet wisten, hè?' 'En jullie hebben natuurlijk de aanslag gepleegd op het oliewinningsbedrijf van Athabasca én de dragline in de afgraafput laten donderen. Jammer, dat jullie daarbij zoveel slachtoffers aan doden en gewonden moesten maken.' 'Kijk es, vrindje, wij doen geen kwajongenswerk. Het is vervelend als iemand ons voor de voeten loopt, snap je? Dit is een mannenwereld en we spelen om te winnen.' Brady boog zijn hoofd alsof hij dat feit aanvaarden moest. Hij hief zijn handen om die achter in zijn nek te leggen. Zijn vingers raakten elkaar. Het gerinkel van verbrijzelend glas ging totaal verloren in het gedreun van drie razendsnel op elkaar volgende schoten, die bijna als één schot klonken. De drie gemaskerde mannen met de pistolen schreeuwden het uit in hevige pijn en staarden verbijsterd en ongelovig naar hun verbrijzelde schouders. De deur werd woest opengetrapt en John Carmody sprong naar binnen met een machinepistool stevig in zijn grote handen. Hij deed een paar passen naar voren. Achter hem kwam Willoughby de barak binnenrennen met een revolver in zijn hand. George Dermott zei: 'Je eigen woorden! Dit is een mannenwereld en we spelen om te winnen.' Carmody liep naar de gemaskerde aanvoerder toe en stootte de nog hete loop van zijn machinepistool hard tegen de tanden van de gangster. 'Je blaffer. Netjes aanreiken aan de loop. Weet je wat op dit moment mijn enige vurige wens is?' De man wist het kennelijk. Carmody stak het wapen in zijn zak en keerde zich om naar het enige overgebleven en niet gewonde lid van het kwintet, dat zijn pistool al op tafel legde nog voor Carmody iets had gezegd. Brady zei: 'Tevreden, meneer Willoughby? Het woord is nu aan u.' 'Een Oscar voor u, meneer Brady. Ze hebben prachtig gezongen.' Hij liep naar de tafel. 'Ik geloof dat jullie me allemaal wel kennen?' Iedereen zweeg. 'Jij daar.' Willoughby wees naar de man, die zo haastig zijn pistool had neergelegd. 'Handdoeken, pakken watten, verband. Het zal niemand van ons veel kunnen schelen of je drie makkers hier doodbloeden, maar ik zie ze liever na veroordeling door de rechtbank sterven. Laat jullie gezichten maar eens even zien.' Hij liep om de tafel heen en rukte de kousmaskers weg. De verwrongen gezichten van de drie gewonde mannen zeiden hem kennelijk niets, maar de vierde man, die zo juist tot ehbo-er was aangesteld, kende hij wel. 'Lucky Lorrigan,' zei Willoughby. 'Voormalige helikopterpiloot, sinds kort voortvluchtige moordenaar uit Calgary. Je hebt bij je uitbraak uit de gevangenis een paar mensen ernstig gewond, niet, Lucky? Zullen die even blij zijn jou terug te zien!' Hij scheurde het masker weg van het hoofd van de aanvoerder. 'En wie hebben we hier! Tjonge jonge, dat zou je toch niet geloven. Niemand minder dan Frederick Napier in eigen persoon, derde man van de bewakingsdienst van Sanmobil. Je bent wél een eindje van huis geraakt, niet Freddy boy?' Willoughby keek de kring rond en vervolgde: 'Jullie staan alle vijf onder arrest onder verdenking van moord, poging tot doodslag, vrijheidsberoving en de vorm van bedrijfssabotage, die in ons land industriële sabotage wordt genoemd. Ik hoef jullie doorgewinterde misdadigers niet te wijzen op jullie juridische rechten, waaronder het recht tot zwijgen als er geen juridische verdediger bij is. Niet dat het jullie ook maar een steek zal helpen. Niet na de prachtige wijze, waarop Napier voor ons gezongen heeft.' Brady zei: 'Vindt u werkelijk dat Napier van het hele stel de beste bekentenis heeft afgelegd, commissaris?' Willoughby betastte zijn kin. 'Dat valt inderdaad nog te bezien, meneer Brady.' Hij had er geen notie van wat Brady bedoelde, maar door ervaring gerijpt had de commissaris geleerd goed te luisteren als Brady iets aanvoerde. Brady keek de verraderlijke bewaker aan. 'Je bent werkelijk een bijzonder naïef mannetje, Napier. Ik heb je verteld dat meneer Willoughby en meneer Carmody ernstig gewond waren geraakt nadat ons vliegtuig een noodlanding moest maken. Toch schijnt het je nauwelijks te verbazen dat die twee mannen hier ongedeerd voor je staan. Misschien ben je gewoon stom, of misschien zijn de gebeurtenissen voor je beperkte intellect een beetje te snel gegaan. Ons vliegtuig heeft natuurlijk helemaal geen noodlanding gemaakt. Geen enkele boswachter aan de grond of in de lucht heeft jullie gezien. En wij zagen jullie helikopter ook pas toen we hier kwamen. Toen wij uit Fort McMurray vertrokken was onze bestemming van meet af aan Deerhorn, dat meertje aan de andere kant van de waterscheiding, want wij wisten de hele tijd precies waar jullie zaten. De commissaris noemt een bekentenis afleggen "zingen". Nou, je hebt als een leeuwerikje gezongen, Napier. Maar ik kan je wel vertellen dat Brinckman en Jorgensen als engeltjes gezongen hebben! Ze gaan allebei voor de rechtbank getuigenis tegen jullie afleggen. Ik denk dat ze er met vijf jaar afkomen.' 'Brinckman en Jorgensen!' Napier sprong op, maar viel met een rochelend geluid weer in zijn stoel terug toen de loop van Carmody's machinepistool hem in zijn maag trof. Hij zat even naar adem te snakken. 'Brinckman en Jorgensen!...' herhaalde hij hijgend. Napier uitte enige levendige krachttermen en wilde gaan vertellen wat hij uit het verleden van beide genoemde heren wist, maar hij kreeg van Carmody's wapen een tikje tegen de zijkant van zijn hoofd. 'Er zijn dames bij!' zei Carmody opgewekt. 'Getuigenis tegen ons!... gromde Napier hees. 'Vijfjaar! Goeie genade, man, Brinckman is mijn baas! Jorgensen is zijn naaste assistent. Ik ben maar nummer drie op de totempaal. Brinckman is de kerel die alles fikst, die alles regelt, die alle bevelen geeft! Ik doe gewoon wat hij zegt. Getuigenis tegen ons! Vijf jaar! Hij, Brinckman!' Willoughby vroeg: 'Ben je bereid daarop in de rechtszaal te zwéren?' 'Om de donder wel! Die vuile schoft van een verrader!' Napier staarde woedend voor zich uit en perste zijn lippen opeen. 'En ik neem aan óók voor al deze getuigen,' zei Willoughby weer. Napier kneep zijn ogen even dicht en keek daarna de commissaris strak aan. Hij scheen nog steeds niet goed te begrijpen waar hij was ingeluisd. 'Meneer Brady had volkomen gelijk, Napier,' besloot Willoughby. 'Je bent inderdaad wat simpel van geest, maar als zanger behoor je tot de rang van engel verheven te worden. Tot wij hier kwamen konden wij Brinckman en Jorgensen bij gebrek aan bewijs helemaal niets maken. Maar dank zij jou gaan ze vanavond samen met jullie achter de tralies. Dat zal me even een boeiend onderonsje worden!' De grote witte helikopter landde om kwart voor zes die middag op het bevroren meer van Deerhorn. Lucky Lorrigan, met de loop van Carmody's machinepistool in zijn oor geschroefd, had het sprongetje van zeven minuten vlekkeloos volbracht. De twee meteorologen van de post Crowfoot Lake waren uit hun boeien bevrijd en beloofden in het belang van het verdere onderzoek voor de komende vierentwintig uur graag geheimhouding. Brady stapte het eerst uit, gevolgd door Dermott met de eerste van de drie gewonde mannen. Een van nieuwsgierigheid brandend ontvangstcomité, aangevoerd door luitenantvlieger Brown, stond op hen te wachten. 'Dat was snel, meneer Brady!' zei Brown. 'Gefeliciteerd! Geen problemen gehad?' 'Gewone gang van zaken,' zei Brady achteloos. 'Maar we hebben er een paar voor dr. Kenmore. Drie domme jongens, die in de weg van rondvliegende kogels gingen staan.' De politiearts stapte naar voren. 'Dat kunt u wel aan mij overlaten, meneer Brady.' 'Dank u. Maar eh... bent u niet een beetje aan de jeugdige kant voor orthopedisch chirurgisch werk?' 'O, ligt de zaak zó?' 'Weet u wat, dokter, verbind ze maar zo goed mogelijk. Niemand zal u uit uw ambt ontzetten als de heren vannacht ontijdig de geest mochten geven.' 'Juist, ja.' Kenmore sperde zijn ogen wijd open, toen hij de twee vrouwen ongedeerd uit de witte helikopter zag komen. 'Kijk eens aan!' Met een zelfvoldaan glimlachje sprak Jim Brady: 'Mijn firma, dokter, associeert zich uitsluitend met het beste en het mooiste.' Hij wendde zich naar Lowry, de verantwoordelijke man voor de Finncats. 'Ja, we moeten ook nog zorgen dat die mooie voertuigjes van u weer terugkomen. En nu, heren, als u mij wilt excuseren.. . ik heb nog wat dringende zaken te regelen.' Hij liep naar zijn jetvliegtuig, maar Brown kwam achter hem aan en zei: 'Het is erg koud in uw toestel geworden, meneer Brady. Ik ben zo vrij geweest om wat noodzakelijke levensmiddelen uit uw toestel naar onze heerlijk warme Sikorsky over te brengen. Zonder enig tempo te verliezen keerde Brady zich negentig graden om en wandelde doelbewust naar de Sky-crane. Hij klopte Brown op diens schouder. 'Schipper, er ligt een grote toekomst voor u.' Dermott liep naar de radioman in de Sikorsky toe en vroeg: 'Is het gelukt?' 'Ik heb ze alle drie te pakken gekregen, meneer,' zei Bernie. 'New York en twee nummers in Anchorage. In New York en door één van de mensen in Anchorage - ene Morrison - werd gezegd dat ze nog geen nieuws voor u hadden en dat het nog wel vierentwintig uur kon duren. Het andere nummer in Anchorage, dr. Parker, vroeg of u hem meteen wilde terugbellen.' 'Wil je dat alsjeblieft doen, Bernie?' 'Geen enkele moeite,' glimlachte Bernie. 'En daarna wilt u zeker wel een beetje rusten, hè?'
***
Brady moest in het voorste gedeelte van het reusachtige laadruim in de Sikorsky genoegen nemen met een grote pakkist als zetel, maar hij leed er niet erg onder. Hij sprak met een geheel tot bewustzijn gekomen Ferguson. 'Je hebt het gehaald, jongen. Je hebt verdomd veel geluk gehad, maar niet zoveel geluk als wij, dank zij jou. We zullen daar later onder vier ogen nog wel nader over praten. Erg vervelend dat je last hebt met zien.' 'Een beetje hinderlijk is 't wel, meneer Brady. Maar ik kan zonder enige moeite best de jet vliegen.' Dr. Kenmore kwam tussenbeide. 'Jij vliegt voorlopig helemaal niks, Ferguson. Het kan twee of drie dagen duren voor met zekerheid kan worden gezegd dat je gezichtsvermogen weer normaal is. Ik ken een specialist in Edmonton.' 'Bedankt. Hoe gaat het trouwens met onze drie gewonde revolverhelden?' 'Ze halen het.' 'O. Nou ja, het kan ons niet allemáál meezitten.'
***
Tweeëneenhalf uur later zat Brady weer aan het hoofd van een opgewekt gezelschap, maar ditmaal heel wat prettiger genesteld in de beste fauteuil van het Peter Pond Hotel. Ongetwijfeld geinspireerd door de gedachte aan het omvangrijke honorarium dat hij ging toucheren, was hij bepaald mecenas-achtig in zijn gastvrijheid. De vrouw van Reynolds, Mary, had zich bij haar man gevoegd. De hele sfeer was feestelijk, alleen leken Dermott en Mackenzie zich niet zo uitgelaten te voelen. Dermott stapte op Brady af, die daar stralend in zijn stoel zat met de hand van zijn vrouw in zijn linker- en een goed glas daiquiri in zijn rechterhand. 'Donald en ik willen er graag even tussenuit,' zei Dermott. 'Geen bezwaar, Jim?' 'Natuurlijk niet. Heb je me nodig?' 'Alleen wat kleinigheden.' 'Ga gerust je gang, George.' De opgewekte glans op zijn gezicht, die even was verdwenen, keerde weer terug. Brady had de zaal nu geheel voor zichzelf en het was niet uitgesloten dat hij een lichtelijk andere versie van de gebeurtenissen ging geven dan wanneer zijn twee luitenants aan zijn zijde hadden gezeten. Hij keek op zijn horloge. 'Halfnegen. Een halfuurtje, of zo?' 'Zo iets, ja.' Dermott en Mackenzie bleven nog even staan bij de stoel waarin Willoughby zat. Dermott glimlachte naar Mary Reynolds wier ogen betraand waren en vroeg aan Willoughby: 'Brinckman en Jorgensen?' Willoughby glimlachte tevreden. 'Gasten van de Canadese regering, hoorde ik een kwartiertje geleden. Kijk eens, heren, ik weet niet hoe ik u... 'Wacht even!' Mackenzie glimlachte. 'We zijn er nog niet.' 'Nog wat andere dingen te doen?' 'Niet in Alberta. Maar wij moeten ons net weer uitgooien. Kunnen we u in de loop van de avond even spreken?' 'Hoe laat?' 'Later. Kunnen we bellen?' In de kamer van George Dermott zaten hij en Mackenzie geen half uur, maar anderhalf uur te praten, te overleggen en veel te telefoneren. Toen ze eindelijk in de foyer terugkeerden, werden ze uitbundig door Brady begroet. Hij had er geen enkele notie van hoeveel tijd er inmiddels was verstreken. Het aantal mensen in het gezelschap was toegenomen. Dermott en Mackenzie werden voorgesteld aan de burgemeester en diens echtgenote. Jay Shore was voor de gelegenheid uit zijn directiekantoor gekomen en ook hij was in gezelschap van zijn vrouw. Nog een charmante dame: de vrouw van Willoughby. En verder nog twee echtparen, maar Dermott en Mackenzie verstonden hun namen niet. Brady spreidde zijn gastvrije vleugels wijd uit. Terwijl Dermott en Mackenzie een beetje houdingloos terzijde stonden, kwam Willoughby naar hen toe. 'Nóg iets, al is het niet meer dan een extra nagel aan hun doodkist. We hebben de vingerafdrukken uit het huis van Shore vergeleken met de afdrukken van de kidnapvrachtwagen. Twee overeenkomende sets: die van Napier en van Lucky Lorrigan.' Om elf uur die avond gingen Dermott en Mackenzie weer naar Brady toe. Hij was nog steeds in sprankelende vorm; zijn opnemingsvermogen van daiquiri's ging alle menselijke begrippen te boven. Dermott zei: 'We hebben het gehad, Jim. We zijn afgepeigerd.' 'Wat, nu al? Naar bed? Schei toch uit!' Hij keek op zijn horloge. 'De avond begint pas!' Hij maakte een weids armgebaar. 'Moet je dié mensen eens zien! Denken die soms aan naar bed gaan?' Jean glimlachte moedeloos naar Dermott en hij begreep dat ze juist nergens anders aan dacht. 'Die mensen amuseren zich. Ze hebben plezier. Kijk dan!' De vermoeide mannen keken gedwee. Brady had zonder twijfel gelijk. De mensen amuseerden zich, niet in de laatste plaats John Carmody die zich bescheiden uit het grote gezelschap met Stella in een hoekje had teruggetrokken. 'Geluk ermee,' zei Dermott. 'Moeten we misschien op dramatische wijze ten overstaan van al die mensen in elkaar zakken?' 'Dat is het probleem met de jeugd van tegenwoordig. Geen pit in hun donder.' Als het Brady zo uitkwam, vergat hij graag dat zijn assistenten en hij van dezelfde generatie waren. 'Geen uithoudingsvermogen. Geen goede conditie!' Brady scheen zelf niet in de gaten te hebben hoe belachelijk zijn verwijten klonken. 'We willen graag morgen met je spreken.' 'O ja?' Hij keek hen achterdochtig aan. 'Hoe laat?' 'Zodra je in goede conditie bent, onbeperkt uithoudingsvermogen hebt en in een opperbeste stemming verkeert.' 'Krijg het heen en weer, jullie. Hoe laat, vraag ik.' 'Twaalf uur.' Brady ontspande zich. 'In dat geval: waarom blijven jullie niet?' Dermott en Mackenzie kusten Jean Brady welterusten, waarna ze op vormelijke wijze van alle gasten afscheid namen. Twee uur achtereen zaten ze vervolgens op Dermotts kamer aan de telefoon, voor ze eindelijk in bed stapten. George Dermott werd om halfacht wakker. Om acht uur zat hij alweer met een ontbijt achter zijn kiezen aan de telefoon. Een uur later kwam Mackenzie bij hem. Om tien uur hadden ze met Willoughby een gesprek achter gesloten deuren. Om twaalf uur troffen ze Brady aan diens ontbijttafel en legden hem uit wat ze van plan waren. Brady werkte het laatste stukje van zijn uitsmijterham weg, die aan het begin van zijn bestaan de omvang van een soepbord had gehad. Daarna schudde Brady vastberaden zijn hoofd. 'Geen sprake van,' zei hij. 'Het is allemaal achter de rug. Goed, goed, er zijn in Alaska misschien nog wat losse eindjes aan elkaar te knopen, maar waarom zou ik mijn kostbare tijd aan dat soort kleinigheden verkwisten?' 'Is het dan goed dat Donald en ik ontslag nemen?' 'Ontslag nemen?!' Gelukkig had Brady op dat moment niets eet- of drinkbaars in zijn mond, anders was hij erin gestikt. 'Waar hebben jullie het verdomme over?' 'Het is eigenlijk de schuld van Donald. Hij is van Schotse afkomst, weet je wel? Hij heeft er de pest aan om goed geld over de balk te zien gooien.' 'Geld over de balk...' Brady keek even ontsteld. 'Ontslag nemen...?' 'Hoeveel ga je bij Sanmobil voor onze diensten declareren?' 'Tja, ik ga geen misbruik maken van de tegenslagen van andere mensen. Een half miljoen, denk ik. Plus onkosten, natuurlijk.' 'In dat geval denken Donald en ik dat er in Alaska nog een kwart miljoentje te halen valt uit die losse eindjes en andere kleinigheden.' Brady zweeg. Hij vestigde zijn blik op iets in oneindige verten. 'Met de naam die je al hebt gemaakt,' hield Dermott aan, 'bestaat er geen enkele reden waarom de oliemaatschappijen van Prudhoe Bay óók niet met een half miljoen op tafel komen. Plus, uiteraard, onkosten.' De blik van Brady keerde terug van een ver punt in de oneindige ruimte naar de eettafel vóór hem. 'Jullie denken misschien dat ik vanmorgen niet in al te beste vorm ben. Dat is niet het geval. Het komt alleen omdat ik steeds zoveel aan mijn hoofd heb. Hoe laat is die bijeenkomst, morgenavond?'