Het ziekenhuis in Mutare

De dokter in Mutare is oud – oud voor wie dan ook. Hij is vooral oud voor een dokter en vooral oud voor een Afrikaan. Maar hij heeft niet de luxe van een pensioen om naar uit te kijken. Er zijn niet genoeg dokters in Afrika. Degenen die ervoor kiezen om hier dokter te worden, doen het niet voor het geld maar omdat ze goed willen doen. Ze doen het omdat ze de drang hebben om te genezen, zoals de meeste mensen moeten ademen, eten of liefhebben. Ze kunnen er niet mee ophouden. Zolang ze leven, zullen ze nooit dokter-af zijn. Al zijn ze oud, aan de drank of opgebrand, ze zullen altijd dokter zijn.

Zelfs als een dokter besluit te vertrekken en geen dokter meer te zijn, zullen de mensen toch uit de verre omtrek naar hem toe blijven komen met afgerukte ledematen, in barensnood verkerende zusters of kinderen die zich achterover laten vallen, verstijfd door hersenmalaria.

Een drol, zorgvuldig verpakt in een maïsblad, wordt achter op een fiets in de oktoberhitte meegenomen en met trotse, gekwelde zorg in een kliniek getoond. ‘Kijk eens! Ik heb bloed wanneer ik afga.’

Dit is de plek waar opgeleide achtjarige hoerenkinderen wordt bijgebracht hoe je een gebroken been stabiliseert, reanimatie uitvoert, een baby ter wereld brengt.

De moeder mag niet persen of druk uitoefenen totdat het kind gaat afdalen in het geboortekanaal en ze het gevoel krijgt dat ze moet persen.

Dokter Mitchell, de dokter in Mutare, is oud en gebogen en in- en inbleek, op het grauwe af. Geen enkele Europese Afrikaan kan in Afrika zo’n witte huid houden, tenzij hij voor dag en dauw opstaat, de hele dag in een kantoor werkt en na het donker thuis komt, zeven dagen per week.

Mama begint problemen te krijgen met de zwangerschap. Ze zegt dat haar problemen veroorzaakt worden door de spanning om de onafhankelijkheid. Het verliezen van de oorlog. Het verliezen van de boerderij. Ze heeft hartkloppingen en te veel vocht in haar baarmoeder. Ze heeft een gele kleur gekregen. Haar rode haar is zwart en daarna grijs geworden door alle medicijnen die ze slikt en alle spanning die op haar drukt. Ze bloedt en heeft krampen. En papa zegt: ‘Laat deze gaan.’

‘Wat?’

We horen ze ruziën.

‘Hij heeft geen goed begin gehad.’

Mama snikt: ‘Hie, hiee, hieeee.’

‘Kom op, Tub. Misschien heeft deze niet zo mogen zijn, hè?’ Hij klinkt teder.

‘Hieee, hieeee.’

Papa komt in het donker overeind, ontsteekt een kaars en steekt een sigaret op. Ik hoor hem zuchtend door de gang lopen en de bitter-bijtende geur van tabaksrook kringelt mijn kamer in. Ik doe mijn ogen stijf dicht en bal mijn handen tot vuisten en wil de baby vasthouden in mama’s buik.

‘Laten we deze niet laten gaan,’ zeg ik tegen mezelf.

Dokter Mitchell zegt dat mama, als ze de baby wil, dag en nacht op bed moet liggen en in de buurt van een ziekenhuis moet zijn voor het geval dat. Als ze de baby wil.

Mama wil de baby.

Vanessa en ik willen dat mama de baby krijgt.

Dus gaat ze het ziekenhuis in Mutare in niet haar te-veel-vocht-in-de-baarmoeder en haar hartkloppingen die volgens haar aanvoelen als vlinders die naar haar keel ontsnappen. Ze neemt een stapel boeken mee. Haar vrienden uit het Birmadal brengen haar tijdschriften, chocolaatjes en soms bier. Ze ligt wekenlang in het ziekenhuis op bed.

Elke dag kijkt mama uit haar raam op de kraamafdeling naar buiten.

Hier staat de rij Afrikanen met hun zieke, stervende, aan malaria lijdende kinderen en hun afgerukte, gebroken, bloedende ledematen. Hier zijn ze met hun gezwollen baarmoeders naartoe gekomen. En ze hebben hun als kikkervisjes opgerolde lichamen meegebracht, klein op het verdorrende gazon, waar ze lekken van dysenterie en diarree. Sommigen van hen zijn Afrikanen die naar onze kliniek zouden zijn gekomen. Of naar de Mazonwe-kliniek. Of naar een van de honderden klinieken die vroeger in het hele gebied op afgelegen boerderijen door boerinnen werden gerund. Nu wachten ze op een lift naar de stad en daarna wachten ze in de trage, gele, van vliegen krioelende zon. Er zijn niet voldoende verpleegsters of bedden, en er zijn niet voldoende medicijnen voor hen allen. Mama zucht en draait zich op haar zij en haar gezicht valt verwrongen, oud en geel op de door de regering verstrekte lakens (die nog stammen uit de tijd van Rhodesië, maar nu beginnen te slijten en te scheuren). Ze begint weer te huilen.