23
(Vervolg van Annes verhaal)
Ik heb van de reis naar Rhodesie uit de grond van mijn hart
genoten. Er was iedere dag iets nieuws en opwindends te zien. Eerst
dat prachtige dal van de Hex River, daarna de desolate grootsheid
van de Grote Karoo en ten slotte de oneindige uitgestrektheid van
Beetsjoeanaland en de schattige speelgoeddieren die de inheemse
bevolking te koop aanbood. Suzanne en ik werden op ieder station
bijna achtergelaten, als je het tenminste stations kunt noemen. Het
leek of de trein stopte waar het hem inviel en zodra dat was
gebeurd, verscheen er een horde inboorlingen uit het niet en liet
ons maiskommen en suikerriet zien en kleedjes van bont en werkelijk
schattige gesneden houten dieren. Suzanne begon er meteen een
verzameling van aan te leggen. Ik volgde dat voorbeeld, de meeste
kostten een 'tiki' (vijftien cent) en ze waren allemaal
verschillend. Er waren giraffen en tijgers en slangen en een
melancholiek kijkende eland en dwaze, kleine zwarte krijgslieden.
We genoten geweldig.
Sir Eustace probeerde ons tegen te houden, maar tevergeefs. Ik
geloof nog steeds dat het eigenlijk een wonder is dat we niet in
een van die oases langs de spoorlijn achter zijn gebleven.
Zuid-Afrikaanse treinen blazen en puffen niet als ze weer gaan
rijden. Ze glijden heel kalm weg en dan kijk je op van je
bezigheden en moet je rennen of je leven ervan afhangt.
De verwondering van Suzanne toen ze me in Kaapstad ineens op de
trein zag klimmen, is begrijpelijk. De eerste avond onderweg hebben
we de situatie uitvoerig besproken. We praatten zowat de hele
nacht.
Het was duidelijk dat zowel de aanvallende als de verdedigende
tactiek gebruikt moest worden. Zolang ik met het gezelschap van Sir
Eustace Pedler reisde, was ik betrekkelijk veilig. Zowel hij als
kolonel Race was een machtige beschermer, en ik was van mening dat
mijn vijanden zich om mij niet in een wespennest zouden steken. En
ook was ik, zolang ik bij Sir Eustace in de buurt was, min of meer
in contact met Guy Pagett en Guy Pagett was de spil van het hele
mysterie. Ik vroeg Suzanne of zij dacht dat Pagett zelf die
geheimzinnige 'kolonel' zou kunnen zijn. Zijn ondergeschikte
positie pleitte natuurlijk tegen die veronderstelling, maar het was
me een paar keer opgevallen dat Sir Eustace zich, ondanks zijn
autocratische optreden, erg door zijn secretaris liet beinvloeden.
Hij was een gemoedelijk man. Een handige secretaris kon hem
gemakkelijk om z'n vinger winden. Zijn betrekkelijk onopvallende
positie kon hem waarschijnlijk van veel nut zijn, omdat hij
natuurlijk achter de schermen wilde blijven.
Maar Suzanne was het hier helemaal niet mee eens. Ze weigerde te
geloven dat Guy Pagett de auctor intellectualis was. De echte
leider, de 'kolonel' bleef ergens op de achtergrond en was
waarschijnlijk al in Afrika voor wij aankwamen.
Ik gaf toe dat er veel voor haar standpunt te zeggen viel, maar ik
was niet helemaal voldaan. Want in alle verdachte omstandigheden
was Pagett de leider gebleken. Zijn persoonlijkheid mocht dan die
zekerheid en beslistheid missen die men van een meestermisdadiger
verwacht, afgaande op wat kolonel Race had verteld, nam deze
geheimzinnige aanvoerder alleen het hersenwerk voor zijn rekening,
en een scheppende geest gaat vaak samen met een zwak lichaam.
'Daar spreekt de dochter van de professor,' viel Suzanne me in de
rede, toen ik zover was gekomen met mijn argumentatie.
'Toch is het zo. Maar Pagett kan bij wijze van spreken ook best de
grootvizier zijn van de Allerhoogste.' Ik zweeg enkele ogenblikken
en zei toen peinzend: 'Ik wou dat ik wist hoe Sir Eustace aan zijn
geld is gekomen.'
'Verdenk je hem toch weer?'
'Suzanne, ik ben op het ogenblik zover dat ik iedereen wel moet
verdenken. Ik verdenk hem niet echt, maar per slot van rekening is
hij de werkgever van Pagett en de eigenaar van Mill House.'
'Ik heb altijd horen vertellen dat hij zijn geld heeft verdiend op
een manier waar hij liever niet over praat,' zei Suzanne
nadenkend.
'Maar dat hoeft nog geen misdaad te betekenen, het kan wel iets met
blikjes wezen, of een haargroeimiddel.' Met enige spijt gaf ik dat
toe.
'Ik hoop niet,' zei Suzanne weifelend, 'dat we het mis hebben. Ik
bedoel, dat we op een dwaalspoor zijn gebracht door Pagett als
medeplichtige te beschouwen. Veronderstel eens dat hij ten slotte
toch een eerlijke kerel is.'
Ik dacht er even over na en schudde toen mijn hoofd.
'Dat kan ik niet geloven.'
'Hij heeft overal een verklaring voor.'
'Ja, maar dat klinkt niet altijd even overtuigend. Neem
bijvoorbeeld die nacht dat hij probeerde me overboord te gooien.
Hij zegt dat hij toen Rayburn naar het dek is gevolgd en dat
Rayburn zich omdraaide en hem neersloeg. Wij weten dat dat niet
waar is.'
'Nee,' zei Suzanne onwillig, 'maar we hebben dat verhaal alleen uit
de tweede hand van Sir Eustace. Als we het rechtstreeks van Pagett
hadden gehoord, was het misschien wel anders geweest. Je weet toch
hoe de mensen een verhaal altijd een beetje anders
doorvertellen.'
Ik bekeek dat van alle kanten.
'Nee,' zei ik eindelijk, 'ik kan het niet anders zien. Pagett is
schuldig. Je kunt niet onder het feit uit dat hij probeerde me
overboord te gooien en alle andere dingen kloppen ook precies.
Waarom hou je zo vast aan dat nieuwe idee van je?'
'Om zijn gezicht.'
'Zijn gezicht? Maar...'
'Ja, ik weet watje wilt zeggen. Hij heeft een onsympathiek
uiterlijk. Maar dat is het hem juist. Een man met zo'n gezicht kan
gewoon geen misdadiger zijn. Dat zou een grap van Moeder Natuur
zijn.'
Ik stelde niet erg veel vertrouwen in dat argument van Suzanne. Ik
weet aardig wat af van Moeder Natuur uit voorbije eeuwen. Als ze
gevoel voor humor heeft, toont ze dat toch niet vaak. Suzanne is
net iemand om de natuur alle eigenschappen toe te dichten die ze
zelf bezit.
We gingen door met het bespreken van onze directe plannen. Het was
duidelijk dat ik een of andere status moest hebben. Ik kon niet
blijven voortgaan met verklaringen te ontwijken. De oplossing voor
al mijn moeilijkheden lag voor de hand, al duurde het dan even voor
dat tot me doordrong. De Daily Budget! Mijn zwijgen of spreken kon
Harry Rayburn geen kwaad meer doen. Hij was al gebrandmerkt als 'de
man in het bruine pak' en niet door een fout van mij. Ik kon hem
het beste helpen door te doen of ik tegen hem was. De 'kolonel' en
zijn bende mochten er geen vermoeden van hebben dat er tussen mij
en de man die zij als zondebok voor de moord in Marlow hadden
gekozen, vriendschappelijke gevoelens bestonden. Voor zover ik
wist, was de vrouw nog steeds niet geidentificeerd. Ik zou naar
Lord Nasby telegraferen en het idee opperen dat zij niemand anders
was dan de beroemde Russische danseres 'Nadina', die in Parijs
zoveel succes had gehad. Het leek me ongelofelijk dat ze nog steeds
niet geidentificeerd was. Maar toen ik later meer van de
geschiedenis te weten kwam, zag ik dat het niet meer dan natuurlijk
was.
Gedurende haar succesvolle carriere in Parijs was Nadina nooit in
Engeland geweest. Voor het Londense publiek was ze onbekend. De
foto's in de kranten waren zo vlekkerig en onherkenbaar dat het
geen wonder is dat niemand haar kon thuisbrengen. Daar kwam nog bij
dat Nadina haar plan om naar Engeland te gaan voor iedereen geheim
had gehouden. De dag na de moord had haar impresario een brief
ontvangen, die van de danseres afkomstig heette te zijn en waarin
ze zei dat ze voor dringende privezaken naar Rusland terugkeerde en
dat hij met haar verbroken contract maar naar beste vermogen moest
handelen.
Dit alles kwam ik natuurlijk pas veel later te weten. Met de
volledige instemming van Suzanne stuurde ik vanuit De Aar een lang
telegram. Het kwam op het psychologisch juiste moment binnen (ook
dat hoorde ik natuurlijk later). De Daily Budget was hard aan iets
sensationeels toe. Mijn vermoeden werd gecontroleerd en juist
bevonden en de Daily Budget had de primeur van zijn leven:
Slachtoffer van mill house geidentificeerd door onze speciale
verslaggever. Onze reporter maakt reis met de moordenaar.
De man in het bruine pak, zoals hij werkelijk is.
De hoofdzaken werden natuurlijk weer naar de kranten in Zuid-Afrika
getelegrafeerd, maar mijn eigen lange artikelen las ik pas veel
later. In Bulawayo ontving ik per telegram een complimentje en
volledige instructies. Ik maakte nu deel uit van de staf van de
Daily Budget en ik kreeg een gelukwens van Lord Nasby in eigen
persoon. Ik was officieel gemachtigd de moordenaar op te sporen en
alleen ik wist dat die moordenaar niet Harry Rayburn was. Maar de
wereld moest geloven dat hij het was, dat was op dat moment het
beste.