5


In het vuur van mijn verontwaardiging kostte het me geen enkele moeite om tot de volgende stap over te gaan. Ik had toen ik naar Scotland Yard ging half en half een plan in mijn hoofd. Een plan dat ik ten uitvoer zou brengen indien het onderhoud daar onbevredigend zou verlopen - en het was wel heel erg onbevredigend verlopen. Dat wil zeggen, als ik de moed zou hebben het door te zetten.
Dingen waarvoor je onder normale omstandigheden terug zou deinzen, durf je heel gemakkelijk aan in een vlaag van woede. Zonder me zelfs de tijd te gunnen om na te denken liep ik regelrecht naar het huis van Lord Nasby.
Lord Nasby is de schatrijke eigenaar van de Daily Budget. Hij heeft ook nog andere kranten, maar de Daily Budget is zijn troetelkindje. Iedere huisvader in het Verenigd Koninkrijk kent hem als de eigenaar van de Daily Budget. Dankzij het feit dat kort geleden een beschrijving van de dagelijkse werkzaamheden van de grote man was gepubliceerd, wist ik precies waar ik hem op dat ogenblik kon vinden. Hij dicteerde op dit moment in zijn eigen huis zijn secretaris.
Natuurlijk veronderstelde ik niet dat de eerste de beste jonge vrouw die dat wilde en naar hem vroeg, zonder meer tot zijn verheven tegenwoordigheid zou worden toegelaten. Maar voor dat deel van de zaak had ik gezorgd. In het kaartenbakje in de hal van het huis van Mr. Flemming had ik het visitekaartje zien liggen van markies Loamsley, Engelands beroemdste sportieve edelman. Ik had dat kaartje weggenomen, het zorgvuldig schoongemaakt en er met potlood op geschreven: 'Geef miss Beddingfield een paar minuten'.
Avonturiersters mogen niet al te gewetensvol zijn.
Het lukte. Een bepoederde lakei nam het kaartje in ontvangst en bracht het weg. Daarna verscheen er een bleke secretaris. Ik bond de strijd met hem aan. Verslagen droop hij af. Daarna verscheen hij weer en verzocht mij hem te volgen. Dat deed ik. Ik ging een groot vertrek binnen en een verschrikt uitziende stenotypiste vloog langs me heen de deur uit. Toen ging de deur dicht en stond ik oog in oog met Lord Nasby.
Een grote man. Groot hoofd. Groot gezicht. Grote snor. Grote buik. Ik riep mezelf tot de orde. Ik was hier niet gekomen om kritiek te leveren op de buik van Lord Nasby. Hij bulderde trouwens al tegen me.
'Nou, wat is er? Wat wil Loamsley? Bent u zijn secretaresse? Wat heeft dit allemaal te betekenen?'
'Om te beginnen,' zei ik zo kalm mogelijk, 'ken ik Lord Loamsley niet en kent hij mij beslist niet. Ik heb dit kaartje weggenomen uit het bakje in de hal van het huis waar ik logeer. Ik moet u dringend spreken.'
Even vroeg ik me af of Lord Nasby een beroerte zou krijgen of niet. Uiteindelijk slikte hij twee keer en was het te boven.
'Ik bewonder uw koelbloedigheid, jongedame. Nou, hier bent u dan. Als het iets van belang is, kunt u precies twee minuten blijven.'
'Dat is ruim voldoende,' antwoordde ik. 'En u zult het belangrijk genoeg vinden. Het gaat over het mysterie van Mill House.'
'Als u "de man in het bruine pak" hebt gevonden, schrijft u dat dan aan de redactie,' viel hij me haastig in de rede.
'Als u me in de rede valt, duurt het langer dan twee minuten,' zei ik streng. 'Ik heb "de man in het bruine pak" niet gevonden, maar dat zal waarschijnlijk wel gebeuren.'
In zo weinig mogelijk woorden gaf ik hem de feiten van het ongeluk in de ondergrondse en de conclusies die ik daaruit had getrokken. Toen ik uitgesproken was, vroeg hij onverwachts:
'Wat weet u van brachycefale schedels?'
Ik noemde papa's naam.
'De man van de "Apen"? Op uw schouders zit ook een hoofdje, jongedame. Maar het is een mager verhaal. Niet veel houvast... niets voor ons... zoals het er nu voor staat.'
'Dat weet ik ook wel.'
'Wat wilt u dan?'
'Ik wil een baantje bij uw krant, en dan de zaak verder onderzoeken.'
'Dat kan ik niet doen. Een van onze mensen zit er al achteraan.'
'Maar ik heb mijn speciale kennis.'
'Die heb ik zojuist van u gehoord, nietwaar?'
'O nee, Lord Nasby. Ik heb nog iets achtergehouden.'
'O, zo, iets achtergehouden. U lijkt mij een pienter meisje. Wat is het?'
'Toen deze zogenaamde arts de lift instapte, verloor hij een stukje papier. Ik raapte het op. Het rook naar mottenballen. De jas van het slachtoffer ook, en de arts niet. Ik begreep dus meteen dat de arts het weggenomen moest hebben toen hij het lichaam onderzocht. Er stonden twee woorden en een paar cijfers op.'
'Laat me eens kijken?' Lord Nasby strekte onverschillig zijn hand uit.
'Ik denk er niet aan,' zei ik glimlachend. 'Ik heb het gevonden, begrijpt u?'
'Ik heb het goed gezien. Een pienter meisje. Groot gelijk om het te houden. Geen gewetensbezwaren omdat u het niet aan de politie hebt gegeven?'
'Ik ben er vanmorgen heen gegaan om dat te doen. Maar ze bleven bij hun mening dat die hele zaak niets met de geschiedenis in Marlow te maken had, dus meende ik dat ik onder die omstandigheden wel het recht had dat papiertje achter te houden. Die inspecteur maakte me bovendien kwaad.'
'Kortzichtige kerel. Wel beste meid, laten we dit afspreken: u gaat op uw eigen houtje met die zaak verder. Als u iets ontdekt, iets dat gepubliceerd kan worden, stuurt u het ons en krijgt u uw kans. De Daily Budget heeft altijd plaats voor talent. Maar dat moet u eerst tonen. Begrepen?'
Ik bedankte hem en maakte mijn excuses voor de manier waarop ik bij hem was binnengedrongen.
'Dat is wel is orde. Ik houd wel van een beetje brutaliteit bij een aardig jong meisje. Tussen twee haakjes: u sprak over twee minuten en u bent drie minuten gebleven, de interrupties meegerekend. Dat is voor een vrouw een opmerkelijke prestatie. Het zal wel aan uw wetenschappelijke vorming liggen.'
Weer op straat gekomen, hijgde ik alsof ik hardgelopen had. Ik vond Lord Nasby nogal vermoeiend voor een nieuwe kennis.