HOOFDSTUK 10

 

 

In gedachten gaat Rietje Kwakel een kwarteeuw terug. Zo lang is het al geleden dat de oude pastoor het huwelijk tussen Chris en haar inzegende. De oude pastoor is al vele jaren dood; nu staat er een jonge pastoor op het altaar, maar de woorden en de plechtigheid zijn nog dezelfde. Ook nu weer vraagt de pastoor of Martinus Kwakel Engelina Komberg tot zijn wettige huisvrouw wil nemen. Als zowel de bruidegom als de bruid hun jawoord gegeven hebben, verenigt de pastoor hen in de echt. Rietje kijkt naar het gezonde en gebruinde gezicht van haar zoon en vergelijkt hem met de bleke tengere Lientje. Onwillekeurig moet ze terugdenken aan Neeltje Laterveer, het vroegere meisje van Chris. Die was ook zo broos. Het lijkt wel of de geschiedenis zich herhaalt maar dan wel met een andere afloop. Martien was gek op Kaatje de Winter, maar toen hij hoorde dat die vaste verkering gekregen had met Gert Borgman, is hij doorgegaan met de dochter van zijn baas. Samen zijn zij op de bruiloft van Frans Kokshoom geweest en daarna zijn ze ook samen gebleven. Ze vraagt zich af of dat wel zo’n goede beslissing van Martien was. ‘Je krijgt je zin, pa,’ zei hij op een keer, ‘ik heb vaste verkering met Lientje Komberg.’ Het leek wel een zakelijke mededeling. Ze betwijfelt of haar jongen nu echt gelukkig is. Lientje is een mooi en lief meisje en zij houdt zeker veel van Martien, maar is dat omgekeerd ook het geval? Als ze op visite zijn, zitten ze keurig naast elkaar en vormen zij op het oog een gelukkig paartje, maar ze ziet geen verliefde blikken van Martien en ze ziet hem Lientje ook nooit eens aanhalen, zoals Chris dat vroeger deed en nog steeds doet trouwens. Enfin, laat ze zich nou maar geen al te grote zorgen maken. Martien heeft voor Lientje gekozen en hij heeft er ook alles aan gedaan een warm nestje voor hen beiden te scheppen.

Samen met zijn baas heeft hij een huis gebouwd en er het afgelopen halfjaar al zijn vrije uren in gestopt. Hij had er de tijd voor, want de avondschool heeft hij na vier jaar met een diploma afgesloten. Daar waar Chris kon heeft hij Martien geholpen, maar financieel zat dat er niet in. Dat laatste stuitte hem wel tegen de borst, vooral omdat Bram Komberg wel royaal over de brug kwam en ook de kosten voor de bruiloft voor zijn rekening genomen heeft. Die bruiloft wordt gehouden in de grote zaal van ‘De Driesprong’, het dorpscafé, waar Ben Voordam, de zoon van de oude Gijs, nu de scepter zwaait. Het is een vrolijk feest, waarover in het dorp nog lang nagepraat wordt.

 

‘Nog gefeliciteerd met je huwelijk, jongen,’ zegt Kee Kwakel als Martien op ‘Molenzicht’ een timmerklus moet klaren. ‘Het spijt me dat ik niet bij je trouwerij aanwezig kon zijn, maar de laatste tijd voel ik me niet zo goed. Was het een mooi feest?’

‘Het was een prachtig feest, opoe,’ zegt Martien en vraagt dan of hij haar even naar buiten moet rijden. ‘Het is stralend weer en als u zich niet zo lekker voelt, doet buitenlucht u zeker goed.’

‘Nee, laat me hier maar zitten en blijf jij ook nog maar even hier.’ De boerin van ‘Molenzicht’ schenkt haar kleinzoon nog een kop koffie in. Ze is blij de jongen weer eens te zien en te spreken. Hij komt zelden langs en zelf kan ze niet uit de voeten. ‘Is bij pa en moe thuis alles goed?’

‘Alles is een groot woord, opoe. Pa tobt nog steeds met het drassige land en er is de laatste tijd ook wat ziekte onder het vee.’

‘Ik dacht datje ome Henk dat onder controle had.’

‘Hij doet zijn best, maar ook hij kan geen ijzer met handen breken. De schapen hebben last van leverbot en om herinfectie tegen te gaan is regelmatig verweiden noodzakelijk, maar daar heeft pa niet voldoende land voor en dus is de ziekte moeilijk te bestrijden.’ ‘Je vader is een flinke kerel, Martien, en je moeder heeft vroeger, net nadat ik van de stalzolder gevallen was, het huishouden hier in haar eentje draaiende gehouden. Haar was ook niks te veel.’

‘Zo is moe nog,’ vindt Martien. ‘Ondanks haar zorgen is ze meestal opgeruimd en erg hef voor pa en voor mij.’

‘Houd jij ook veel van je ouders?’

‘Het zijn de liefste mensen die er op aarde bestaan,’ zegt Martien uit de grond van zijn hart. ‘Maar nou moet ik weer aan het werk, opoe, want anders komt het karwei niet op tijd klaar.’

Als Martien weg is blijft Kee nog even in gedachten verzonken zitten. Een fijne knul, die Martien, vindt ze. Maar hoe kan het ook anders met ouders als Rietje en Chris. Jammer alleen dat zowel Mart als Chris zulke harde koppen hebben. Als die jongen problemen heeft dan zijn die toch makkelijk te verhelpen. Neem nou het verweiden van de zieke schapen. Zelf hebben zij land in overvloed, maar noch haar zoon, noch haar man zoekt de juiste oplossing.

Waar leven zij nog voor? Henk heeft een bloeiende praktijk als veearts, Gomde zit met haar man Kees op een grote hoeve in een naburig dorp en Trees is getrouwd met een jongere collega van Henk. Haar ziet zij ook niet vaak, want haar man Bart heeft de praktijk van een oude veearts in Brabant overgenomen. Mart loopt naar de zeventig en zelf is ze er ook niet ver meer vanaf. Hoe het straks moet, is haar een raadsel.

‘Opoe voelde zich niet erg lekker,’ vertelt Martien als hij even bij zijn ouders in de ‘rooie buurt’ aanwipt. ‘Ik stelde voor haar met dit mooie weer even naar buiten te rijden, maar ze bleef liever binnen en ik moest ook een tijdje bij haar blijven zitten. Ze feliciteerde me nog met mijn trouwen.’

‘Zo, dan was ze er ook niet vroeg bij, dat is al zes weken geleden,’ zegt zijn moeder. ‘Waar hebben jullie het zoal over gehad?’

‘Och, je kent opoe, die heeft het vaak over vroeger. Ze is op jou ook erg gesteld hoor, moe!’

‘Dat is andersom ook zo, jongen. Daarom vind ik het jammer dat we elkaar bijna nooit zien.’

‘Ik loop een dezer dagen even bij haar langs,’ kondigt Chris aan. ‘Ja, doe dat, het is van jou ook alweer een poos geleden datje op “Molenzicht” geweest bent. Hoe oud is je moeder eigenlijk?’ Rietje weet het wel ongeveer maar niet precies.

‘Moe is midden zestig en pa loopt tegen de zeventig.’

‘Maar ik heb nog een belangrijk nieuwtje,’ zegt Martien geheimzinnig.

‘Een nieuwtje? Als het maar geen roddelpraatje is.’

‘Hoor je mij wel eens roddelen, moe? Nee, het is iets heel anders, Lientje is in verwachting.’

‘Jij hebt er ook geen gras over laten groeien,’ laat Chris zich ontvallen en hij schrikt van zijn eigen uitspraak, maar gelukkig moet Martien erom lachen.

‘Hoe lang is dat dan al?’ schrikt Rietje. Op een ‘moetje’ zit ze niet te wachten en daarmee zou de trouwpartij ook in een heel ander daglicht komen te staan. Maar Martien, die in de gaten heeft waar zijn moeder aan denkt, stelt haar gerust en zegt dat het nog erg pril is, maar dat hij het voor hen niet langer geheim wilde houden. ‘Maar praat er nog niet met anderen over,’ voegt hij eraan toe, ‘want dan wordt het met recht een roddelpraatje.’

‘Wat zeg je van onze zoon, opoe,’ plaagt Chris, maar hij is wel onder de indruk van de boodschap van Martien. Zevenenveertig is-ie en binnenkort al opa en Rietje opoe met zesenveertig.

‘Ja, jongen, de tijd gaat snel. Opa en opoe, dat klinkt zo oud, hè? En toch voel ik me nog jong.’

‘Je voelt je niet alleen jong, je bent het nog!’ Chris vindt zesenveertig nog niet oud en zelf voelt hij zich ook nog prima. Het is wel erg wennen weer samen te zijn. Martien heeft een erg lege plek achtergelaten. Hij mist de jongen nog elke dag en hij is blij dat hij vaak langskomt. Ook Rietje mist Martien, maar nu zij weet dat Lientje in verwachting is, verheugt zij zich wel weer op een kleinkind. Ze zeggen wel eens dat kleinkinderen je weer jong maken. Martien wordt vader. Ze kan het zich nog nauwelijks voorstellen. Alsof het gisteren was, herinnert zij zich de dag waarop zij merkte weer zwanger te zijn. Het was nog maar een jaar na de dood van Beppie. Angst hebben zij en Chris toen samen gehad dat het kindje weer afwijkingen zou hebben. Blij waren ze toen bij de geboorte alles, voor zover het al zichtbaar was, in orde bleek te zijn en toen Martientje zich als een gezond en normaal kind ontwikkelde, waren ze helemaal gelukkig. Nu wordt die peuter van toen zelf alweer vader. Waar blijft de tijd toch? Fijn ook dat Martien een goed vak kon leren en in de toekomst het bedrijf van zijn schoonvader kan overnemen. In die zin heeft ze geen zorgen om hem. Als hij al niet dol verliefd op zijn vrouw is, dan zal de geboorte van een kindje ze wel dichter bij elkaar brengen. Maar voordien kan hij nog wel eens op de proef gesteld worden. Ze neemt zich voor hem ervoor te waarschuwen dat zwangere vrouwen vaak zeurderig en veeleisend kunnen zijn, zodat hij daar rekening mee kan houden. Maar misschien valt dat allemaal wel mee, Lientje is een lief en meegaand vrouwtje.

Lientje blijft inderdaad lief en meegaand tijdens haar zwangerschap, maar zij voelt zich vaak erg zwak. Dokter Van der Schaag, die de oude huisarts Bovenkerk is opgevolgd, wil daarom zelf bij de bevalling aanwezig zijn. Dat blijkt niet overbodig te zijn als de bevalling zich aandient en zeker niet als blijkt dat er zich complicaties voordoen. Het is zo ernstig dat de dokter besluit een ziekenwagen te bestellen. En dan gebeurt het vreselijke, Lientje haalt het ziekenhuis nog net om daar haar kindje geboren te laten worden, maar zelf sterft zij in het kraambed. De voorzorg van de huisarts is tevergeefs geweest. Met tranen in zijn ogen komt Martien met de onheilstijding bij zijn ouders aan. Het zoontje, dat naar de vader van Lientje vernoemd is en dus Bram heet, maakt het goed. De geboorte van de kleine Brammie verzacht het ondraaglijke leed van Martiens schoonouders enigszins, maar toch zijn zij ontroostbaar. Hun enige dochter dood. Ze kunnen het nauwelijks vatten en ze vragen zich in vertwijfeling af waarom juist hen dit lot moet treffen. Ook Martien loopt als een verdoolde in zijn lege huis rond en vraagt zich af hoe het nu verder moet. Lientje is dood, maar Brammie leeft. Het kind blijft enkele dagen in het ziekenhuis, maar na de begrafenis van Lientje moet iemand zich over hem ontfermen. Het is wel duidelijk dat Martien de verzorging van de kleine niet aankan en dus wordt besloten dat zijn schoonmoeder, Eva Komberg, de zorg van Brammie op zich zal nemen. Wel is het dan nodig dat ook Martien zijn intrek in de timmermans woning neemt. Dat het noodlot moeder en kind gescheiden heeft, is al erg genoeg. Zijn huis houdt Martien wel aan, temeer daar er een grote moestuin bij is die hij ook graag wil aanhouden. Het werken in die tuin verzet zijn zinnen en dat heeft hij wel nodig. Nog geen jaar was hij getrouwd en nu is hij, met zijn eenentwintig jaar, al weduwnaar. Door hard te werken probeert hij de ellende een beetje te vergeten maar als hij weer geconfronteerd wordt met het verdriet van zijn schoonouders, dan komt alles weer boven. Echt dol verliefd is hij nooit op Lientje geweest, maar in zijn eerste huwelijksjaar zijn ze toch naar elkaar toegegroeid en dat kwam zeker ook doordat zij samen toe leefden naar de geboorte van een kindje. Dat dit hoogtepunt een dramatisch dieptepunt zou worden, konden zij toen nog niet vermoeden. Toch merkt Martien dat de scherpe kantjes van zijn verdriet slijten en als kleine Brammie zijn eerste verjaardag viert is er voor het eerst weer een beetje feest in huis, zeker als zijn eigen ouders ook op bezoek komen.

 

Kaatje de Winter heeft, ondanks haar verkering met Gert Borgman, Martien Kwakel nooit uit het oog verloren. Haar omgang met Gert is eerder een sleur dan dat zij er vreugde aan beleeft. Zij is de enige dochter van Koos en Sjaan de Winter en die twee zijn al aardig op leeftijd. Zij hadden zich er destijds al bij neergelegd dat er geen kinderen zouden komen, toen Sjaan toch nog zwanger werd en later Kaatje werd geboren. Blij waren ze met hun mooie dochtertje. Jong waren zij niet meer, maar plotseling kregen zij weer een doel in hun leven. De grote hoeve zou een opvolger krijgen in de persoon van hun dochter die daartoe met een flinke boerenzoon zou moeten trouwen. Gert Borgman voldoet in alle opzichten aan hun wensen. Na anderhalf jaar verkering achten zij de tijd gekomen hun dochter eens tot trouwen aan te sporen. Kaatje kent de wensen van haar ouders en ze weet ook dat de twee een huisje bij de kerk kopen als zij met Gert hier op ‘De wijde blik’ gaat boeren. Maar wil zij dat wel? Het overlijden van Lientje Komberg vond zij verschrikkelijk, maar dat is inmiddels al weer ruim een jaar geleden en Martien is weer vrij man. In haar hart verlangt zij nog steeds naar hem. Zou dat andersom ook zo zijn? Ze weet het niet en ze durft het hem ook niet te vragen. Een jongen uit de ‘rooie buurt’, waar haar vader zo op neerkijkt, is hij niet meer. Martien, zo weet ze, is al meteen na het overlijden van Lientje bij zijn schoonouders ingetrokken. Daar is nu ook zijn zoontje.

 

In de ‘rooie buurt’ steken de problemen de kop weer op. Hoewel het bij Chris en Rietje Kwakel geen vetpot was, is het de laatste jaren redelijk goed gegaan. Chris melkt negen koeien en er lopen ook wat pinken en kalveren rond. Het bedrag aan rente en aflossing van de lening bij Gerard Fonteyn kon telkenjare worden opgebracht, maar nu komen ze weer wat krap te zitten. Het voer is duur, de ziekte onder de schapen is nog steeds niet bedwongen en laatst lagen er zomaar twee varkens dood in hun hok. Tot overmaat van ramp stond er een koe veertien dagen over, waardoor de veeverloskundige het kalf moest afsteken. Het was nog een koekalf ook. Zorgen genoeg. De zorgen blijven echter niet beperkt tot de ‘rooie buurt’, ook op ‘Molenzicht’ is het mis. ‘Ik zal straks Chris gaan waarschuwen,’ zegt Henk Kwakel als hij zich met zijn vader even terugtrekt van het bed van zijn moeder. Kee Kwakel is stervende en uit de woorden en gebaren van zijn moeder heeft Henk begrepen dat niet alleen Chris, maar dat ook Rietje moet komen.

Op zijn motorfiets heeft Henk de afstand tussen ‘Molenzicht’ en de ‘rooie buurt’ vlug afgelegd. ‘Het is niet goed met moeder, Chris,’ is de onheilsboodschap van Henk. ‘Moe heeft speciaal gevraagd of Rietje meekomt.’ Chris schrikt van de boodschap en Rietje moet zenuwachtig slikken. Na ruim zevenentwintig jaar zal zij hoeve ‘Molenzicht’ weer betreden.

‘Bedankt dat je mijn kind gelukkig hebt gemaakt,’ zijn de laatste gefluisterde woorden van Kee Kwakel tot haar schoondochter als deze zich over haar heen gebogen heeft. Tranen druppen uit de ogen van Rietje en als de boerin even later haar laatste adem uitblaast, verbergt zij haar gezicht in haar handen en huilt zij met de anderen van verdriet. Als zij haar schoonvader condoleert, houdt deze haar hand even vast. Hij ziet er slecht uit. Henk ziet zij vaak, maar Gonnie en Trees wonen niet meer in het dorp en die ziet ze bijna nooit. Ondanks hun verdriet zijn ze tegenover haar erg attent. Ze weten wat zij heeft moeten doormaken en wellicht juist daarom zijn ze allerhartelijkst. Gonnie gaat de andere morgen weer naar huis, maar Trees blijft tot na de begrafenis. Maar voordien wordt er ’s avonds in de kamer waar de boerin ligt opgebaard, gebeden. Ook Rietje is erbij. Het valt haar op dat haar schoonmoeder zachte en vredige trekken op haar gezicht heeft en ze is er blij om dat zij nog net voor haar dood een paar woorden met haar schoonmoeder heeft kunnen wisselen. Lief vindt ze het dat die lieve vrouw haar bedankte omdat zij Chris gelukkig gemaakt heeft. Nog net heeft ze terug kunnen fluisteren dat dat omgekeerd zeker ook het geval is. Toen zag ze al de tevreden trek op het gezicht van haar schoonmoeder komen. Eigenlijk dezelfde trek die er nu nog op ligt. Onder het doodshemd liggen haar verlamde benen. Zij herinnert zich haar kermende bazin op de stalvloer onderaan de zoldertrap nog erg goed. Al die tijd is de vrouw aan haar rolstoel gekluisterd gebleven. Nu maakt het niets meer uit of de benen krachtig of verlamd geweest zijn. Met de dood houdt alles op, althans het aardse leven en lijden. Voor de zielenrust van de overledene wordt gebeden. ‘Heer, geef haar de eeuwige rust, en het eeuwige licht verlichte haar.’ Zware en lichte stemmen prevelen de gebeden. Rietje kijkt even naar haar schoonvader en ziet dan een smartelijke trek om diens mond. Hij speelt zenuwachtig met de rozenkrans in zijn grote eeltige handen.

Dat smartelijke en zenuwachtige zien zij en Chris enkele maanden later ook als Mart Kwakel op een avond plotseling en onaangekondigd voor hun neus staat. ‘Ik wil eens met jullie praten,’ valt de boer met de deur in huis. ‘Moe is dood, de kinderen zijn het huis uit en ik zit dus in mijn eentje op “Molenzicht”. Mijn gezondheid begint mij in de steek te laten en dus ben ik op zoek naar een oplossing voor de hoeve.’

‘Hoe kom je daar zo plotseling op, pa?’ vraagt Chris, die nog niet helemaal van zijn verbazing bekomen is. Nooit heeft zijn vader zich om hen bekommerd en nu komt hij zomaar praten.

‘Ik loop sinds de dood van je moeder met het probleem rond, jongen, en eerlijk gezegd hoop ik al jaren datje mijn hulp voor je problemen inroept.’

‘Je hebt me meer dan vijfentwintig jaar geleden duidelijk gemaakt dat ik niet op hangende pootjes terug moet komen en daar heb ik me aan gehouden.’

‘Tussen op hangende pootjes terugkomen en wat ondersteuning vragen zit wel enig verschil, dunkt mij.’

‘Als kleinzoon van Chris en als zoon van Mart Kwakel heb ook ik mijn trots. Laten we elkaar niet te veel verwijten, pa!’

‘Ik verwijt je niks, jongen. Eerlijk gezegd heb ik er eerder bewondering voor hoe je je er al die jaren doorheen geslagen hebt en dat geldt natuurlijk ook voor Rietje. Nu ik oud ben, zie ik in dat ik een te grote dwarskop geweest ben. Het spijt me heel erg dat ik jullie zo slecht behandeld heb en het spijt me nog meer dat het nu te laat is het nog goed te maken. Nu kom ik eerder uit eigenbelang, althans daar zal het in jullie ogen op lijken.’

‘Wat probeer je ons te zeggen, pa?’ Chris zit op het puntje van zijn stoel. Aan de ene kant vindt hij het prijzenswaardig dat zijn vader zijn spijt betuigt, maar aan de andere kant zint het hem niet dat de sterke en wilskrachtige grote boer van ‘Molenzicht’ zich zó voor hen in het stof buigt.

‘Ik vraag jou, Chris, en ik vraag jou, Rietje, of jullie boer en boerin op “Molenzicht” willen worden. Geef niet meteen antwoord, maar denk er samen rustig over na. Als jullie tot een besluit gekomen zijn, laat het me dan weten.’

 

‘Ik heb de man niet eens een kom koffie aangeboden,’ schrikt Rietje als haar schoonvader weg is, ‘maar wie denkt er bij zo’n verhaal nou aan koffie!’ verontschuldigt zij zichzelf. Chris kijkt zijn vrouw glimlachend aan. ‘Ja, wat een verhaal, hè? Wat moeten we daar nou mee aan? Ik wil hier helemaal niet weg!’

‘Wil je niet of is het je eer te na nu nog het aanbod van je vader te accepteren?’

‘Wat pa nu voorstelt, had hij ruim vijfentwintig jaar geleden moeten bedenken, dan had hij ons een boel armoe bespaard.’

‘Heeft het je ongelukkig gemaakt?’ Ze kijkt hem vragend aan. En dan pakt Chris haar hand, trekt haar op zijn knie en knuffelt haar als waren ze pas getrouwd. ‘Joh, hou op! Je bent al opa en nog zit je met me te vrijen of ik een jonge meid ben.’

‘Ik voel me ook nog jong en we hebben ook nog heel wat jaartjes voor de boeg om ons geluk te rekken. Maar wil je geloven dat ik gehecht geraakt ben aan ons armoedje hier. Hier hebben wij lief en leed gedeeld en al met al ben ik hier toch erg gelukkig geweest.’ ‘Ik ook, jongen, maar nu alles weer zo tegenzit zou een oplossing, zoals je vader die voor ogen heeft, wel heerlijk zijn. Eindelijk eens verlost te zijn van die geldzorgen lijkt mij een ongekende weelde.’ ‘Wil jij boerin worden op “Molenzicht” of moeten we weer kruis of munt gooien om uit te maken wie als eerste een antwoord moet geven?’

‘Nee, dat hoeft niet, Chris, ook zonder dat kan ik je wel zeggen dat het aanbod van je vader mij wel aanstaat. Naast jou wil ik graag boerin worden op de hoeve van je vader.’

‘Dan doen we het, lieverd, maar voordat ik er met pa over ga praten, wil ik eerst de mening van Martien horen.’

‘Denk je dat Martien er iets tegen zal hebben?’

‘Nee, dat niet, maar hij is onze enige zoon en ik wil hem niet voor een voldongen feit stellen.’

‘Dus nu word ik de zoon van de boer van “Molenzicht”,’ concludeert Martien als zijn vader hem over het verzoek van opa Kwakel informeert. ‘Ik vind het fijn voor jullie, pa, niet alleen omdat jullie nu gaan boeren op die grote hoeve, maar ook omdat het contact met opa nu gewoon wordt. Je moet weten dat ik het altijd erg naar gevonden heb, dat we nooit eens met z’n drieën bij opa en opoe op bezoek gingen. Bij de ouders van moe deden we dat wel en dat vond ik altijd erg gezellig. Jammer dat opoe niet meer leeft.’

Als zijn vader weg is moet Martien nadenken over de nieuwe situatie. Jammer dat opa pas nu met zijn voorstel komt. Had hij dat eerder gedaan, dan had Kaatje de Winter waarschijnlijk voor hem in plaats van voor Gert Borgman gekozen, dan was hij immers de zoon van een rijke boer geweest. Als zoon van een armoedzaaier uit de ‘rooie buurt’ had hij bij Kaatje geen kans. Als kind van zes heeft diezelfde Gert Borgman hem dat al ingepeperd en jammer genoeg heeft Kaatje nog voor die hufter gekozen ook. Net als vroeger zou hij die knaap nu nog wel eens een bloedneus willen slaan. ‘Ik moest deze week nog aan jou denken,’ zegt Martien, als hij Kaatje de Winter toevallig in het dorp tegen het lijf loopt.

‘Aan mij?’ lacht Kaatje. ‘Hoe kwam dat zo?’

‘Oh, zomaar! Of eigenlijk niet zomaar, het kwam door een gesprek dat ik met mijn vader had. Mijn ouders gaan boeren op “Molenzicht” moetje weten en toen bedacht ik dat ze dat eigenlijk een paar jaar eerder hadden moeten doen, dan was ik ook de zoon van een rijke boer geweest toen we samen zo’n beetje aan de scharrel waren.’ Voor Kaatje is dat een ‘doordenkertje’ en ze vraagt Martien spontaan of ze elkaar ergens kunnen ontmoeten waar ze eens rustig kunnen praten. ‘Dat kan natuurlijk altijd, maar wat zal Gert daarvan zeggen?’ Martien weet dat Kaatje en Gert zo’n beetje op het punt van trouwen staan.

‘Dat is mijn zorg, Martien!’ Ze kijkt hem met een liefdevolle blik aan en ze zou de jongen die tegenover haar staat wel om de hals willen vallen. Voor het eerst in drie jaar voelt ze weer vlinders in haar buik.

‘Goed dan, ik zit op de avondschool voor mijn middenstandsdiploma en aanstaande dinsdagavond kom ik om half tien terug uit de stad.’

‘Kunnen we elkaar op hetzelfde plekje ontmoeten als vroeger?’ ‘Het is dan al wel een beetje schemerig, hoor!’

‘Des te beter,’ lacht ze en met een ‘tot dinsdagavond’ vervolgt ze haar weg. Ze is er zeker van dat het met Martien weer ‘aan’ komt, want dat heeft zij in zijn ogen gezien.

Als zij die zaterdagavond alleen niet Gert is zegt ze dat het uit moet zijn tussen hen.

‘Uit?’ Gert Borgman kijkt het meisje op wie hij al sedert de schoolbanken smoorverliefd is en dat op korte termijn zijn vrouw zal worden, stomverbaasd aan. ‘Hoe bedoel je dat?’

‘Precies zoals ik het zeg, ik heb er geen zin meer in en dan is het maar beter er een punt achter te zetten.’

‘Maar dat kan toch niet, Kaatje, wij gaan hier binnenkort toch boeren op ‘De wijde blik’?’

‘Wij gaan hier niet boeren, Gert, ik heb me bedacht.’

‘Dat vindt je vader nooit goed!’

‘Luister Gert, ik besef dat ik je veel verdriet doe maar ik besef ook dat ik niet van je hou. Ik heb Martien Kwakel, mijn vroegere vriendje, ontmoet en met hem wil ik verder.’

‘Met Martien Kwakel uit de “rooie buurt”?’ Gert weet donders goed dat Kaatje vroeger met Martien scharrelde, want hij heeft hem zelf eens met haar betrapt, maar waarom Kaatje nu weer met die knul aanpapt is hem een raadsel. ‘Martien is weduwnaar met een kind,’ zegt hij nog.

‘Ik weet dat Martien een kind heeft, maar hij woont niet in de “rooie buurt” en zijn ouders gaan binnenkort boeren op “Molenzicht”.’ En vooral die laatste mededeling slaat Gert alle troeven uit handen. Als de ouders van Martien gaan boeren op ‘Molenzicht’, dan is hij zijn gelijke. Het wordt een bitter afscheid. ‘Ik heb het zojuist uitgemaakt met Gert, pa,’ zegt Kaatje, als ze terug in de huiskamer van ‘De wijde blik’ komt. Koos de Winter zit een beetje te suffen en zijn vrouw Sjaan zit ook al te knikkebollen. De mededeling van hun enige dochter valt hen dan ook rauw op hun dak.

‘Uitgemaakt?’ Vader Koos kijkt zijn dochter verbaasd aan. ‘Hoe kom je daar zo bij?’

‘Ik had het al veel eerder willen doen, maar ik wilde jullie geen verdriet doen. Maar ik denk jullie er een groter verdriet mee te doen door verder te gaan met Gert. Ik heb mijn best gedaan, maar ik geef echt niks om Gert en ik wil niet trouwen met een jongen waar ik niks om geef.’

‘En wij dan?’

‘Laat mij zelf nou eens kiezen, pa, dat is beter dan iemand opgedrongen te krijgen.’

‘Maar wij hebben je Gert toch niet opgedrongen?’

‘Nee, niet letterlijk, maai' een eigen vrije keuze had ik toch niet.’ Er wordt die avond niet verder over gesproken, want het is bedtijd.

 

Kaatje telt dan de dagen af die haar scheiden van de ontmoeting met Martien en eindelijk is het zover. Thuis heeft ze gezegd dat ze naar het dorpshuis zou gaan, maar in plaats daarvan staat ze nu met Martien op het plekje waar ze enkele jaren eerder ook geregeld stonden te knuffelen. ‘Daar staan we dan weer,’ zegt Kaatje en Martien knikt.

‘Ja, daar staan we dan weer.’ Beiden voelen ze zich onwennig en eigenlijk weten ze met de situatie niet goed raad.

‘Er is heel wat gebeurd sedert we hier de laatste keer samen stonden,’ zucht Kaatje. ‘Vooral jij hebt heel wat meegemaakt, Martien, maar je bent nooit uit mijn gedachten geweest.’

‘Ik heb eigenlijk nooit begrepen waarom jij zo plotseling verkering kreeg met Gert Borgman,’ zegt Martien.

‘Toen jij met Lientje van de timmerman ging, was ik zó teleurgesteld dat het me niet kon schelen met wie ik verkering zou krijgen.’

‘Maar ik ging toen helemaal niet met Lientje. Ze vroeg me alleen een keer bruiloft met haar te houden en ik vond het toen tegenover haar en ook wel een beetje tegenover mijn baas ongepast te weigeren.’

‘Dus je hield helemaal niet van haar?’

‘Nee, toen niet; toen we eenmaal getrouwd waren en Lientje van Brammie in verwachting was, groeiden we naar elkaar toe of liever gezegd ik naar haar toe, want zij hield al wel erg veel van mij.’ ‘Maar ik begrijp nog steeds niet waarom jij verkering nam met Lientje zonder echt van haar te houden.’

‘Om dezelfde reden waarom jij verkering nam met Gert.’

‘Dus wij waren beiden in elkaar teleurgesteld en daarom gingen we liefdeloze verhoudingen aan.’ Kaatje moet haar opkomende tranen terugdringen, maar dat lukt niet helemaal, zeker niet als Martien een arm om haar schouder legt en haar zacht tegen zich aantrekt. Ze laat dan haar tranen de vrije loop en slaat haar armen om Martiens nek. ‘Oh, lieve jongen, wat vind ik het erg dat het zo gelopen is. Ik hou zoveel van je.’ Hun monden sluiten zich op elkaar en zo staan ze minutenlang. ‘Ik heb je zo gemist, lieverd.’ ‘Ik jou ook, lieveling. Maar hoe moet het nou met ons? Ik heb een zoontje van ruim een jaar.’

‘AI had je tien zoontjes, ik hou van je en ik laat je niet meer gaan. Nu je vader gaat boeren op “Molenzicht” kunnen mijn ouders in ieder geval geen bezwaar meer maken.’

 

‘Martien Kwakel en ik zijn het eens geworden, pa, we hebben verkering.’

Kaatje is er zó vol van dat ze er diezelfde avond thuis meteen over begint.

‘Jij loopt wel erg hard van stapel, zeg,’ schrikt Koos de Winter. ‘Eerst zet je Gert aan de dijk en nog geen week later kom je met een weduwnaar op de proppen. Heb je je wel gerealiseerd dat hij een kind heeft en dat zijn vader in de “rooie buurt” boert?’

‘Dat laatste duurt niet lang meer, pa. Chris Kwakel gaat binnenkort boeren op “Molenzicht”, een hoeve die even groot is als de onze.’ ‘Chris met Rietje Garven op “Molenzicht”? Daar hoor ik van op. Is dat wel zeker?’

‘Ik heb het uit de mond van Martien en die zal het wel weten.’ ‘Maar wat gebeurt er dan met het kind van Martien?’

‘Daar hebben wij nog niet over gesproken. Brammie is nu bij zijn grootouders, maar dat lijkt me geen goede plaats voor een kind, zeker niet als het opgroeit. Ik heb tegen Martien met een kind geen bezwaar.’

‘Geef ons de tijd aan het idee te wennen,’ zegt vader Koos. ‘Ik wil er ook eens met Mart Kwakel over praten.’ Waar dat laatste voor nodig is, begrijpt Kaatje eigenlijk niet, maar ze laat het maar zo. Haar besluit staat vast en ze is meerderjarig.

 

‘Wat hoor ik, Mart, ga je de zaak overdragen aan Chris?’ Koos de Winter is na de opzienbarende mededeling van dochter Kaatje de andere dag meteen naar ‘Molenzicht’ gegaan.

‘Hoe weet jij dat, Koos?’ Mart Kwakel heeft er tot nu toe alleen met Chris en Rietje over gesproken en begrijpt dus niet goed hoe Koos de Winter aan die wijsheid komt.

‘Mijn dochter Kaatje vertelde het. Zij heeft haar verkering met Gert Borgman verbroken en zegt dat zij en jouw kleinzoon Martien het eens geworden zijn.’

‘Je dochter ken ik niet zo goed, Koos, maar Martien des te beter. De jongen heeft een moeilijke tijd achter de rug, maar hij slaat zich er goed doorheen. Het is een knul met karakter.’

‘Dat weet ik, want ik heb hem meegemaakt tijdens de brand bij mij en toen heeft hij met gevaar voor eigen leven vee uit de vlammen gered. Toen had Kaatje al een oogje op Martien, maar ik was het daar niet mee eens.’

‘Geef kinderen de ruimte, Koos. Doe je dat niet dan werkt het als een boemerang. Van mijn dwarse houding heb ik veel verdriet gehad, vooral ook omdat mijn vrouw het terugkomen op mijn eerdere besluit niet meer heeft mogen meemaken. Dat spijt me heel erg, maak dus niet dezelfde fout, Koos!’

Op de terugweg naar huis moet Koos de Winter nadenken over de woorden van Mart Kwakel. Strak en star heeft de oude boer altijd aan zijn standpunten vastgehouden en daar heeft hij nu spijt van. Status en geld waren zijn drijfveren. Hij realiseert zich dat voor hem hetzelfde gold en eigenlijk nog geldt. Hij kijkt om zich heen en laat de grootsheid van het wijde polderland op zich inwerken. Een paar hazen rennen in wilde vaart achter elkaar aan. In de natuur bestaan geen armen en rijken; de natuur kent ook geen status. Wie is hij dat hij het geluk van zijn enige dochter in de weg zou staan? Al lopend en piekerend is hij de ‘rooie buurt’ genaderd en besluit even bij Chris Kwakel langs te gaan. Zij worden tenslotte binnen niet al te lange tijd familie van elkaar.

‘Wat voert jou naar de “rooie buurt”, Koos?’ vraagt Chris verbaasd als Koos de Winter bij hem achterom komt.

‘Omdat we binnenkort familie van elkaar worden kom ik maar eens even buurten.’

‘Familie?’

‘Jouw enige zoon en mijn enige dochter zijn het toch eens geworden.’

‘Mijn Martien met jouw Kaatje? Daar weet ik niks van! Schat, kom eens, heeft Martien met jou over Kaatje de Winter gesproken?’ Rietje komt, de handen aan haar schort afdrogend, het achterhuis uit, begroet Koos en kijkt haar man verbaasd aan.

‘Over Kaatje heeft Martien het met mij niet gehad, maar wat is er dan met Kaatje?’ Dat laatste vraagt zij aan Koos de Winter. ‘Martien en Kaatje zijn het eens geworden,’ herhaalt hij en bij het zien van Rietje is hij er blij om. Ze is nog steeds een knappe vrouw en zij wordt door haar man met ‘schat’ aangesproken. De mening van de oude Mart Kwakel dat je je kinderen de ruimte moet geven, krijgt nu meer betekenis voor hem. Ondanks hun armoedje zijn Chris en Riet nog steeds gelukkig met elkaar, dat zie je en dat voel je.

‘Waarom Martien er nog niets over verteld heeft, is mij een raadsel,’ reageert Rietje, ‘maar morgen komt hij weer langs en dan zullen we het wel horen.’

Als Martien de volgende dag komt, wordt hij overstelpt met vragen van zowel zijn vader als zijn moeder. ‘Mochten wij het niet weten?’ vragen ze.

‘Voor jullie heb ik geen geheimen, maar ik wilde eerst zekerheid. Het onderwerp is hier al eerder ter sprake geweest en de mening van pa ligt mij nog vers in het geheugen. Niet dat ik me daardoor heb laten leiden, maar ik wilde wel graag weten hoe de ouders van Kaatje over onze omgang denken.’

‘Van De Winter heb ik begrepen dat hij geen bezwaar heeft en waarom zou hij ook.’ Rietje voelt zich al een beetje de boerin van ‘Molenzicht’.

‘Ik heb de boodschap ook een beetje voor me uitgeschoven, want ik schaam me er voor al zo gauw na de dood van Lientje met een ander meisje aan te komen.’

‘Onze zegen heb je, jongen,’ zegt Chris mede namens Rietje. ‘Praat er nu maar gauw met je schoonouders over of heb je dat al gedaan?’

‘Nee, nog niet. Zeker tegenover hen schaam ik me een beetje.’ Dezelfde dag vertelt Martien het dan toch ook aan zijn schoonouders en dan valt de reactie van zijn schoonvader hem mee.

‘Ik begrijp datje een moeder voor Brammie zoekt, Martien. Het zal ons zwaar vallen afstand van het kind te doen, maar hij gaat gelukkig de wereld niet uit. Wie is de gelukkige?’

‘Kaatje de Winter.’

‘Oh, dat is een lief meisje. Ik herinner me nog goed dat ze ons koffie en thee bracht toen wij een karwei op ‘De wijde blik’ onder handen hadden. Waar ben je van plan te gaan wonen als jullie getrouwd zijn?’

‘In mijn eigen huis als u het goedvindt.’

‘Ja, natuurlijk vind ik dat goed. Ik vraag het je omdat Kaatje de enige dochter van Koos en Sjaan de Winter is. We blijven toch wel samenwerken?’

‘Ik ben een vakman timmerman en geen vakman boer,’ reageert Martien glimlachend. Toch betwijfelt hij zelf of dat altijd zo zal blijven. In zijn hart is hij nog steeds meer boer dan timmerman, maar dat vertelt hij Bram Komberg niet.

 

De tijd gaat snel, zeker voor Martien Kwakel en Kaatje de Winter, want zij zijn erg gelukkig met elkaar. Er staat bovendien een volledig ingericht huis voor hen klaar, zodat een lange verkeringstijd onnodig is. Dat vinden ook de wederzijdse ouders en de ouders van Lientje, die twee jaar lang de kleine Brammie verzorgd hebben. Het valt hen wel zwaar afstand van de kleine te moeten doen, maar langer uitstel is niet zinvol. Dus trouwen Martien en Kaatje op een mooie dag in april en gaan daarna wonen in het huis dat Martien destijds voor Lientje en hemzelf heeft ingericht. Daar moet vooral Kaatje erg aan wennen, want veel spulletjes zijn niet door haarzelf maar door Lientje uitgekozen. Omdat alles nog splinternieuw is, is het te gek om ze weg te doen, dus leert Kaatje zo goed en zo kwaad als het gaat ermee te leven. Martien heeft het echter in de gaten en verhuist dan het een en ander naar de zolder, zodat Kaatje zich uit eindelijk hoe langer hoe meer omringd weet door dingetjes, die ze zelf gekocht heeft. Het montert haar op en samen met Martien is ze gelukkig, zeker als ze op een dag merkt dat ze in verwachting is. In het begin van haar zwangerschap is ze vaak misselijk en dan is ze blij als Eva Komberg zich even over Brammie ontfermt. Deze doet dat met veel liefde, want ze mist de kleine jongen nog steeds heel erg. Omgekeerd moest ook Brammie in het begin erg aan zijn nieuwe omgeving wennen en huilde hij om opa en opoe. Hoewel opoe Komberg dan vaak een traantje wegpinkte, gaven ze toch niet toe. ‘Hij moet in jou zijn moeder zien,’ benadrukte Eva Komberg dan en Kaatje was haar dankbaar.

Brammie kreeg zodoende de gelegenheid aan zijn nieuwe omgeving en aan zijn nieuwe moeder te wennen en toen het zoontje van Kaatje en Martien geboren werd, was Brammie net zo gelukkig met zijn broertje als alle anderen. Ze noemen hem Koos en daar is vooral opa Koos de Winter erg blij mee. Het is weliswaar geen stamhouder, maar wel een kind van zijn dochter dat zijn naam draagt. Hij leeft weer een beetje op, want deze winter kwakkelt hij met zijn gezondheid.

‘Wat vind jij van pa?’ vraagt Kaatje op een dag aan Martien. Ze heeft medelijden met haar vader en ze wil van Martien graag weten hoe die de situatie thuis beoordeelt. ‘Ik zou er wel eens met pa over willen praten om te weten wat zijn plannen voor de toekomst zijn, want zo gaat het niet langer.’ Martien heeft in de gaten dat zijn lieve vrouwtje zich zorgen om haar vader maakt en hij vindt het goed dat ze er eens thuis over gaat praten.

‘Wil je een eerlijk antwoord?’ vraagt Koos de Winter als zijn dochter hem naar zijn plannen voor de toekomst vraagt.

‘Anders zou ik het je niet vragen,’ is de logische reactie van Kaatje. ‘Jullie hadden allang het plan een huisje bij de kerk te kopen als ik getrouwd zou zijn met Gert, maar de situatie is nu heel anders.’

‘Heb jij Martien wel eens op de man af gevraagd wat hij liever is: boer of timmerman?’

‘Nee, dat niet, maar hij heeft vier jaar op de avondschool gezeten om het vak onder de knie te krijgen en dan blijf je toch timmerman.’

‘Dat weet ik zo net nog niet. Als ik Martien gadesla en zie met hoeveel liefde hij hier met de beesten omgaat, dan kon hij wel eens bever boer zijn.’

‘En als dat zo is, wat dan?’

‘Dan had ik graag dat jullie hier als boer en boerin op de hoeve komen, zodat je moeder en ik onze plannen voor een huisje bij de kerk kunnen doorzetten.’

‘Pa wil ons als boer en boerin op “De wijde blik”, Martien,’ zegt Kaatje als ze weer thuis is. Ondanks de woorden van haar vader is zij ervan overtuigd dat Martien er niet voor voelt, anders had hij al wel eens een balletje opgegooid. Maar tot haar verbazing kijkt haar man haar met een blij gezicht aan.

‘En hoe heb jij op dat verzoek van je vader gereageerd?’

‘Dat jij er waarschijnlijk niks voor voelt, je hebt het er tenminste nog nooit over gehad.’

‘Zou jij daar boerin willen zijn?’

‘Ja, ik wel, maar het gaat om jou.’

‘Nee, het gaat om ons samen. Ik heb het er nooit over gehad, omdat jij met een timmerman getrouwd bent en niet met een boer.’ ‘Maar zou jij ook willen dan?’

‘Ja, dolgraag, ik heb altijd al boer willen zijn, maar ik heb er de kans nooit voor gekregen.’ Dan is Kaatje met stomheid geslagen en vraagt waarom hij het dan nooit gezegd heeft.

‘Omdat ik er altijd van uitgegaan ben dat je vader mij, Martien de timmerman, niet als boer op zijn hoeve zou willen hebben.’

‘Dan heb je dat verkeerd gedacht, want juist mijn vader heeft aan jou gemerkt dat jij in je hart meer boer dan timmerman bent.’

‘Dat heeft hij dan goed gezien en als het aan mij ligt zal dat nu gauw gebeuren ook. Alleen heb ik nog wel een poos de steun van je vader nodig, want ik weet van huis uit wel wat van het boerenleven af, maar de kleine bedoening van mijn vader is natuurlijk niet te vergelijken met “De wijde blik”. Alleen met de boekhouding zal ik weinig problemen hebben, want die blijft voor een timmerfabriek en een boerenbedrijf gelijk.’

Na die dag gaat alles snel. Bram Komberg moppert eerst wel, maar zwicht ten slotte voor de argumentatie van Martien. Zelf is-ie nog geen vijftig, dus aan opvolging hoeft hij voorlopig niet te denken. ‘Misschien voelt Brammie later wel voor het vak van timmerman en dan kan hij me opvolgen,’ lacht hij. De zaak van Komberg staat goed bekend en dus heeft Bram niet veel moeite met het vinden van een nieuwe knecht, die hij bovendien meteen een woning vlakbij de werkplaats kan aanbieden, want Martien en Kaatje verhuizen naar de hoeve. De nieuwe knecht heeft de leeftijd van Martien en hij staat op het punt van trouwen. Het komt hem niet alleen goed uit dat hij over een praktisch nieuwe woning kan beschikken, maar hij heeft ook belangstelling voor onderdelen van de inrichting. Martien is niet gehecht aan hun spulletjes en Kaatje al helemaal niet. Voor niet te veel geld kan de nieuwe knecht veel dingen overnemen en hij is daarmee in zijn nopjes. Kaatje krijgt nu alsnog de gelegenheid alles naar eigen smaak in te richten op de hoeve, want afgesproken is dat zij voorlopig in het zomerhuis gaan wonen. De boer en de boerin blijven nog minstens een jaar op de hoeve om Martien op dreef te helpen.

Martien is erg blij met deze regeling, want vooral in het begin voelt hij zich toch nog onzeker op vele punten. Wie zijn draai erg goed kan vinden is de kleine Brammie. Hij is gek op de beesten en Koos de Winter is gek op Brammie, die hij al helemaal als zijn kleinzoon is gaan beschouwen. ‘Die jongen heeft nu drie opa’s en drie opoes,’ lacht hij' als hij hem bij Kaatje ophaalt. Als nieuwe boerin heeft Kaatje het druk, want ook de kleine Koosje heeft haar zorg nog volledig nodig. Zij is gek op haar eigen kind en ze kan het niet helpen dat ze toch wat meer van Koosje dan van Brammie houdt. Tegenover Martien laat ze daar niets van merken, integendeel, ze is zo overdreven lief voor de jongen dat Martien zegt: ‘Dat je wat gekker op eigen vlees en bloed bent, is natuurlijk. Brammie lijdt er echt niet onder en als hij stout is moet hij gewoon straf hebben.’ Ze is hem om die uitspraak erg dankbaar en ze beseft eens te meer hoeveel ze van haar man houdt en griezelt dan bij de gedachte dat ze hier waarschijnlijk nu met Gert Borgman zou boeren als Lientje niet gestorven zou zijn. En ze schaamt zich dan in plaats van Lientje als vrouw van Martien Kwakel erg gelukkig te zijn.

Martien vindt ook langzamerhand zijn draai op de hoeve en op vrijdag gaat hij samen met zijn schoonvader naar de markt in de stad. Koos de Winter geeft zijn schoonzoon daar de vrije hand, want met schade en schande moet deze wijs worden. Met de boodschap dat hij van zijn eigen fouten het meeste zal leren, moet Martien het doen. Als Koos Chris Kwakel, die inmiddels op ‘Molenzicht’ boert, tegenkomt, vertelt hij hem welke afspraak hij met Martien gemaakt heeft. En Chris merkt dan op dat de geschiedenis zich herhaalt en vertelt Koos het verhaal van de vier pinken die hij zelf als jonge boer mocht kopen, maar dat zijn succes werd overschaduwd door de twee eerste prijzen voor hun kaas.

‘Van die vier pinken weet ik niets af,’ reageert Koos, ‘maar die twee eerste prijzen herinner ik me nog goed en ik herinner me ook dat ik toen danig jaloers was op jouw vader.’

‘Ik liep op de markt Koos de Winter tegen het lijf,’ vertelt Chris aan Rietje als hij thuiskomt. ‘Hij vertelde dat hij Martien de vrije hand geeft bij zijn aankopen op de markt en dat herinnerde mij aan de vier pinken die ik destijds als jonge knul ook zelf van vader mocht kopen.’

‘Dat herinner ik me ook nog wel,’ zegt Rietje en ze weet tot stomme verbazing van Chris dan ook nog dat hij er niet zo gelukkig mee was dat zijn verhaal over die pinken in het niet zonk bij het succes van de twee eerste prijzen voor de kaas. ‘Misschien gaan we wel weer eens eerste prijzen in de wacht slepen,’ mijmert Rietje.

‘Zou je dat graag willen?’

‘Ja, jij toch ook! We hebben het vee, de gereedschappen en voldoende vakkennis om eerste kwaliteit kaas te maken.’ Rietje voelt zich helemaal thuis als boerin op het grote ‘Molenzicht’, waar zij vroeger de meid was. De boerin is dood, maar de boer leeft nog. De geschiedenis herhaalt zich, het beheer van ‘Molenzicht’ is wederom overgedragen van vader op zoon, zoals dat destijds door de oude Chris aan zoon Mart gedaan werd. Nu is het andersom: van Mart naar Chris. En ook Mart blijft op de achtergrond aanwezig voor raad en daad, zeker ook op het gebied van kaasmaken. Maar hij is niet dominant aanwezig, zoals schele Chris, wiens portret nog steeds naast de schouw hangt, dat wél was.

‘Zullen we die portretten maar weghalen?’ vraagt de nieuwe boer aan de nieuwe boerin van ‘Molenzicht’.

Maar Rietje schudt haar hoofd en zegt: ‘Nee, Chris, laat ze maar hangen, misschien kan het oog van de oude boer jou nog eens helpen bij het kiezen van de juiste weg.’