HOOFDSTUK 6

 

 

‘Zeg, Rietje, ben jij wel eens in Scheveningen geweest?’ Rietje schrikt van de waag van Nora Fonteyn, want ze weet dat Gerard daar in de gevangenis zit. Toen hij nog niet zo lang gevangen zat, heeft zij overwogen om er eens met Kors heen te gaan. Kors had het er steeds over dat Gerard maar in zijn eentje in een bak aan de kust zat en dat hij graag eens naar hem toe zou gaan. Met zijn simpele verstand begreep hij niet waarom de mensen moesten lachen als hij het over Gerard had. ‘Hij zit daar waarschijnlijk in een zandbak te spelen, hè Kors?’ schaterden ze en dan begreep Kors niet wat er nou te lachen viel. Hij vond het al erg genoeg dat zijn grote vriend weg was, dat was zeker niet iets om vrolijk van te worden. Daarom drong hij er bij zijn zuster op aan samen Gerard te bezoeken. Maar Rietje kon er niet toe komen. Zij durfde de confrontatie niet aan, ook niet nadat Nora Fonteyn haar verzekerd had dat noch zij, noch Kors enige schuld heeft aan de arrestatie van haar zoon.

Rietje moet even slikken alvorens te reageren op de vraag van haar mevrouw. Ze schudt beschaamd haar hoofd en zegt dat ze wel overwogen heeft samen met Kors op bezoek te gaan bij Gerard, maar dat ze er toch niet toe gekomen is. ‘Eerlijk gezegd heb ik er een beetje angst voor Gerard te ontmoeten,’ zegt ze. ‘Maar dat bedoel ik helemaal niet,’ reageert Nora verbaasd, ‘ik wil gewoon weten of jij wel eens in Scheveningen geweest bent.’ En dan vertelt ze dat ze elk jaar samen met Gerard in de maand juni naar de badplaats aan de kust ging. Daar mag ze het zomerhuis van haar zwager, Herman Fonteyn, gebruiken. ‘Nu Gerard niet mee kan, zou ik graag hebben dat jij meegaat, Rietje. Hoe denk jij daarover?’

‘Ja, hoe denk ik daarover?’ herhaalt Rietje de vraag van haar bazin. De vraag overvalt haar nogal. Stel je voor, zij, die nooit verder geweest is dan de stad en dan nog maar voor enkele uren, een maand lang helemaal in Scheveningen. Een maand lang weg van huis en van Chris. Dat kan ze niet in haar eentje beslissen. ‘Daar moet ik thuis en met Chris over praten,’ zegt ze dan ook. ‘Natuurlijk, dat begrijp ik best,’ reageert Nora. ‘Het duurt nog enkele weken voordat ik vertrek; je hebt dus de tijd er rustig thuis en met Chris over te praten. Maar ik zou het heel jammer vinden als je het niet zou doen, want in mijn eentje in dat grote zomerhuis vind ik niet zo’n aantrekkelijk vooruitzicht.’

Als Rietje dat weekeinde thuis is, begint ze over het verzoek van haar mevrouw. Haar moeder kijkt bedenkelijk. Rietje een maand niet zien vindt ze maar niks. Maar vader Nelis denkt daar heel anders over.

‘Ook ik zal je wel missen, meissie, maar zo’n kans moet je niet laten lopen. Een maand vakantie aan zee, wie doetje dat na?’ ‘Maar ik moet gewoon werken, hoor!’ haalt Rietje hem uit de droom. ‘Het is een groot huis en er moet ook gegeten en gedronken worden, dus veel rustiger dan hier zal ik het niet krijgen.’ ‘Heb je er geen zin in dan?’ verwondert Neüs Garven zich.

‘Ja, dat wel, maar ik zal jullie en Chris erg missen. Met Chris wil ik er straks ook over praten.’

‘Dat kun je dan meteen doen, want hij komt eraan,’ constateert moeder Bep, die moet glimlachen als ze haar dochter naar de deur ziet snellen. In het begin heeft ze erg aan de gedachte dat de zoon van zo’n rijke boer met haar dochter verkeerde, moeten wennen. Ze kon bijna niet geloven dat het lang zou duren. Nu Chris alle weekeinden over de vloer komt, heeft ze hem beter leren kennen. Als ze ziet hoe die twee naar elkaar kijken, dan weet ze dat het wel goed zit. Toch maakt ze zich zorgen om de toekomst. Uit de uitlatingen van zowel Chris als Rietje heeft ze begrepen dat vader Mart Kwakel zijn zoon zal onterven als hij de verkering met Rietje doorzet. Kan die jongen tegen een sober leven, zoals zij het gewend zijn? Gaat de liefde dan niet over en kiest Chris op het laatste moment toch nog eieren voor zijn geld en laat hij Rietje schieten? Zo kan zij nog wel honderd vragen bedenken. De antwoorden liggen verborgen in de toekomst. Ook haar man Nelis weet het niet. Wel weet hij dat Chris geen spelletje met zijn dochter speelt en ook verbergt hij niet dat hij veel waardering voor zijn aanstaande schoonzoon heeft.

‘Chris is een kerel als zijn grootvader, schele Chris, en daar moeten wij blij om zijn, vrouw,’ is de mening van Nelis Garven en ondanks haar zorgen voor de toekomst, is Bep het met haar man eens.

Het duurt al tien minuten en nog zijn Chris en Rietje niet binnengekomen. Voor Kors duurt het veel te lang. Net als zijn zuster kijkt hij altijd uit naar de komst van de jonge boer, want Chris heeft altijd wel een verrassing voor hem bij zich. De ene keer is dat een peer, dan weer een blozende appel en laatst kwam hij zelfs met een stuk boterkoek aanzetten. ‘Ik ga maar even kijken waar Chris blijft,’ oppert Kors, maar dat staat vader Nelis niet toe.

‘Koerende duiven moet je niet storen,’ reageert hij in voor Kors raadselachtige termen.

‘Ik wil niet naar de duiven, maar naar Chris,’ verduidelijkt deze zijn opmerking, maar ook dan blijft pa onverbiddelijk.

‘Je wacht maar rustig af tot ze binnen zijn,’ vermaant hij zijn zoon. Kors begrijpt er niets van en gaat mokkend in een hoekje zitten. Hij was zo blij toen hij Chris zag komen en nou moet hij een hele tijd wachten.

‘Zou Chris het er niet mee eens zijn dat Rietje een maand naar Scheveningen gaat?’ vraagt Bep zich hardop af. Het antwoord op die vraag laat niet lang op zich wachten. Het blijkt dat Chris zijn meisje wel erg zal missen, maar dat hij er in feite net zo over denkt als vader Neüs. Voor Kors heeft hij een reep chocola bij zich en dat levert hem enthousiaste reacties op.

 

‘Ik heb er thuis en met Chris over gesproken en het is goed, ik ga met u mee naar Scheveningen.’

‘Daar ben ik blij om,’ reageert Nora Fonteyn. ‘Vinden je ouders en Chris het leuk voor je?’

‘Mijn moeder en Chris gunnen mij een maand aan zee van harte, maar ze zeggen mij wel erg te zullen missen. Mijn vader vindt dat ik zo’n kans met beide handen moet aangrijpen en daar zijn de anderen het ook wel mee eens.’

‘Jij ook?’

‘Ja, het lijkt me heerlijk aan de kust. Zelf ben ik er nooit geweest, maar ik heb er wel plaatjes van gezien. Het is alleen jammer dat Chris en ik elkaar al die tijd moeten missen.’

‘Waarom vraag je hem dan niet halverwege de maand een weekeind naar Scheveningen te komen?’ In de kringen waarin Nora Fonteyn doorgaans verkeert, is logeren bij elkaar de gewoonste zaak van de wereld. Als Rietje haar jongen dan zo gaat missen, dan is een weekeind overkomen de beste oplossing. Maar Rietje ziet nogal wat bezwaren.

‘Lief van u dat u dat voorstelt, maar ik denk niet dat dat kan. In de eerste plaats mag de vader van Chris niet eens weten dat wij nog steeds met elkaar omgaan en in de tweede plaats vraag ik mij af waar hij dan zou moeten slapen.’

‘Over het eerste kan ik niet oordelen, maar wat dat slapen betreft zie ik helemaal geen probleem. Het zomerhuis van mijn zwager is groot genoeg; er zijn drie slaapkamers en wij gebruiken er maar twee van.’

‘Chris en ik in hetzelfde huis slapen? Dat vinden mijn en zijn ouders nooit goed.’

Nora Fonteyn moet glimlachen en zij realiseert zich eens te meer hoe bekrompen de mensen op het platteland leven. ‘Voor één nacht is dat toch niet zo erg en bovendien slapen jullie toch in aparte kamers.’ Nora maakt er niet zo’n punt van. Besloten wordt dat onderwerp te laten rusten tot Chris woensdagavond langskomt. Al geruime tijd is het de gewoonte dat Chris midden in de week even ‘een zoentje komt stelen’ zoals hij het noemt. Nora heeft geen enkel bezwaar tegen de visite van de jonge boer, integendeel, zij kan het met de jongen van Rietje goed vinden.

‘En, hoe reageerde mevrouw Fonteyn toen jij vertelde dat je meegaat naar Scheveningen?’ vraagt Chris die woensdagavond aan Rietje. Hij weet dat hij zijn meisje erg zal missen, maar hij wil zeker niet degene zijn die roet in het eten gooit. Ook al niet omdat hij Nora Fonteyn haar verzetje van harte gunt.

‘Ze is erg blij dat ik het doe en ze had ook nog een voorstel.’

‘Wat dan?’

‘Omdat wij beiden het erg vinden elkaar zo’n lange tijd te moeten missen, stelt zij voor dat jij halverwege de maand een weekeinde overkomt.’

‘Ik een weekeinde naar Scheveningen?’ Chris kijkt zijn meisje ongelovig aan. ‘Dat kan toch niet! Pa mag het niet weten, hij kan me zomers bij het werk niet missen en waar zou ik dan moeten slapen?’ Het zijn dezelfde overwegingen die Rietje zelf ook al uitgesproken heeft.

‘Kom je een weekeind in Scheveningen logeren, Chris, of heeft Rietje het er nog niet met je over gehad?’ vraagt Nora als Chris de kamer binnenkomt.

‘Ja, het was het eerste dat ze zei. Het is erg aardig van u, maar ik denk niet dat het gaat.’ Het slapen in hetzelfde huis waarin Rietje is, vindt hij niet zo bezwaarlijk en hij glimlacht dat dat later ook wel eens kan gebeuren.

‘Steek jij er de draak maar mee,’ pruilt Rietje. Ze is het met Chris eens dat het voorstel van mevrouw Fonteyn niet geaccepteerd kan worden, maar jammer vindt ze het wel. Een heel weekeind samen met Chris aan de kust zou toch heerlijk zijn. Samen wandelen langs het strand en misschien zelfs pootjebaden. Maar enfin, wat niet kan, kan niet! Toch laat het onderwerp hen niet los. ’s Avonds bij het afscheid begint Chris er weer over.

‘Het zou toch wel heerlijk zijn samen een weekeind aan zee,’ spreekt hij de gedachte die Rietje eerder op de avond had, uit. ‘Als ik jou tussendoor twee dagen zie, dan zal het veel minder moeilijk worden de volgende week afscheid te moeten nemen.’

‘Je hebt gelijk, jongen, zo denk ik er ook over, maar je weet dat het niet gaat en dus heeft het weinig zin er langer op door te gaan.’

‘Toch zal ik thuis een keer de knoop moeten doorhakken. Tegenover mijn vader net doen of ik jou vergeten ben, kan ik niet veel langer volhouden. Hij weet waarschijnlijk wel dat ik jou geregeld zie, maar er wordt thuis nooit openlijk over gesproken en dat staat me toch hoe langer hoe meer tegen.’

‘Maar wat wil je dan?’

‘Nog eens nadenken over het voorstel van mevrouw Fonteyn. Ik neem nooit een dag vakantie en die twee dagen, een weekeinde nog wel, moeten kunnen. Herrie zal het wel geven thuis, maar het moet er toch eens van komen.’

‘Neem nou geen overhaaste stappen, Chris.’ Rietje vreest dat het besluit in te gaan op het voorstel van haar mevrouw mogelijk verstrekkende gevolgen zal hebben.

Twee dagen later staat Chris ’s avonds weer bij Nora Fonteyn voor de deur. Rietje is verrast maar ook verbaasd, want er moet iets aan de hand zijn. Hij komt nooit twee keer in de week langs. ‘Is er iets?’ vraagt ze dan ook bezorgd.

‘Nee, niets om je zorgen om te maken. Ik wil nog eens met jou en met mevrouw over dat weekeind praten. Het onderwerp is de laatste dagen niet uit mijn hoofd geweest en eigenlijk heb ik besloten het te doen, tenminste als jij het ermee eens bent.’

‘Heb je er thuis al over gesproken?’

‘Alleen met mijn moeder, want zoals je weet heb ik voor haar geen geheimen.’

‘Hoe reageerde zij?’

‘Zij raadt het mij af, omdat ze bang is dat er ruzie met pa over ontstaat.’

‘Daar ben ik ook bang voor.’ Rietje voelt met de boerin mee.

‘Maar jij wil toch ook graag dat ik kom?’

‘Dat weet jij best, maar ik heb ook een hekel aan herrie, net als jouw moeder.’

‘Moetje luisteren, Rietje, beiden vinden wij het heerlijk samen een weekeind door te brengen aan zee en zodoende de tijd die wij elkaar moeten missen, zo kort mogelijk te maken. Iedereen gunt het ons, alleen mijn vader zal er waarschijnlijk tegen zijn.’ ‘Waarschijnlijk? Dat is wel zeker!’ Rietje kent de boer van ‘Molenzicht’ goed genoeg om te weten dat hij zich tegen het weekeind zal verzetten.

‘Goed, hij zal er zeker tegen zijn, maar dat betekent nog niet dat ik me maar in alles wat mijn vader wil moet schikken. Mijn besluit staat vast, ik doe het!’ Met die boodschap komt Chris de huiskamer binnen en Nora Fonteyn is er blij om.

‘Jullie zijn vrij om te beslissen wat je zelf wilt, maar het zal de stemming van Rietje zeker ten goede komen als ze weet dat jij halverwege onze vakantie een weekeind overkomt,’ is haar mening en daarin kan Rietje haar geen ongelijk geven. ‘Maar ik heb nog een verzoek aan jou, Chris. Vooral Rietje heeft ervoor gezorgd dat de tuin er prachtig bij ligt. Als het droog weer blijft, moet de tuin af en toe water hebben en ook het onkruid moet gewied en geschoffeld worden. Zou jij dat, als wij weg zijn, voor je rekening willen nemen?’

‘Natuurlijk wil ik dat,’ reageert Chris spontaan. ‘Als ik hulp nodig heb, haal ik Kors wel op. Die broer van Rietje kan bergen werk verzetten, tenminste als ik erbij ben.’ Dat laatste heeft hij met een knipoog naar Rietje gezegd. Hij weet nu al dat Kors met veel plezier de ene gieter na de ander uit de sloot zal tappen en over de tuin uit zal gieten. Maar hij weet ook dat Kors snel afgeleid is en dat hij hem de gieter weer in zijn handen moet drukken als dat het geval is. Met Kors gaat hij al zó lang om, dat hij voor deze onnozele maar zo sympathieke jongen geen gebruiksaanwijzing meer nodig heeft.

 

‘Hebben we nou alles?’ vraagt Rietje zenuwachtig als het rijtuig van de wagenmaker voor de deur staat om mevrouw Fonteyn met haar dienstbode en een vracht aan pakken en koffers naar de tramhalte in de stad te brengen. Naast het maken van karren en rijtuigen fungeert de wagenmakerij als taxibedrijf. Niet met auto’s zoals zijn collega’s in de stad, maar met rijtuigen. Nee, aan auto’s begint de wagenmaker niet. ‘Die rookbommen halen mij het brood uit de mond,’ is zijn mening en dus moeten mevrouw Fonteyn en Rietje het doen met een rijtuigje.

‘Als we iets vergeten hebben, moet Chris het maar meebrengen als hij over een paar weken komt,’ bedenkt Nora, terwijl ze de wagenmaker bedankt omdat deze haar galant bij het instappen heeft geholpen. Rietje hoeft hij niet te helpen, want zij neemt twee treden van het opstapje tegelijk en ploft zuchtend in de verende kussens. Samen met Nora heeft zij de afgelopen dagen druk werk gehad aan het inpakken van alles wat zij gedurende de maand aan zee nodig hebben.

‘Weet je wat ik nou vergeten heb?’ vraagt Nora aan Rietje als ze al halverwege de stad zijn.

‘Nee, wat dan?’ reageert Rietje verschrikt.

‘Mijn badpak. Heb jij er een voor jezelf ingepakt?’

‘Een badpak? U denkt toch niet dat ik in een badpak ga lopen?’ Op een foto heeft zij wel eens een meisje in badpak gezien, maar er zelf een aantrekken zou ze nooit durven.

‘Maar we gaan toch af en toe naar het strand, lieverd, en dan houd je toch niet al je kleren aan!’

‘Ik wel, hoor! Als de mensen me in een badpak zien, schaam ik me dood.’ Het is wel duidelijk dat Rietje de gewoonten in een mondaine badplaats als Scheveningen niet kent.

‘Maar aan het strand in Scheveningen dragen alle mannen en vrouwen een badpak,’ denkt Nora haar wereldvreemde dienstbode gerust te stellen.

‘Als er mannen aan het strand zijn, zou ik het al helemaal niet durven,’ reageert Rietje daarentegen en dus laat Nora het onderwerp maar rusten voor het moment. Ze houdt veel van haar spontane dienstbode, maar ze beseft tegelijkertijd dat ze in Scheveningen nog wel eens voor verrassingen kan komen te staan. Rietje is niets gewend, ze spreekt het dialect van het dorp en kennelijk is ze zo preuts als een oude vrijster. Hoe kan zij brokken voorkomen als ze samen in contact komen met haar Haagse familie. Dat die contacten er zullen komen, is wel zo goed als zeker.

‘Zo, dames, de tram naar Scheveningen staat al klaar, dus een lange wachttijd blijft u bespaard.’ De wagenmaker tilt, geholpen door Rietje, de pakken en koffers in de tram, rekent af en keert dan terug naar het dorp. De tram rijdt tot aan het Kurhaus en daar, zo weet Nora, staan altijd voldoende taxi’s gereed om hen naar het zomerhuis van zwager Herman te rijden.

‘Wat een mooi huis!’ Rietje slaat haar handen ineen van verbazing als ze de villa ziet, waarin zij de komende maand zullen wonen. Toen haar bazin het had over een zomerhuis, dacht zij eerder aan een soort grote keet van hout, maar dit is een complete villa. De villa, die de naam ‘Sol y sombra’ draagt, is slechts van de zee gescheiden door een brede boulevard. Hij is groot met een ruime veranda en een groot balkon dat gedragen wordt door ronde marmeren zuilen.

‘Als u de deur opendoet, zal ik de bagage naar binnen dragen,’ zegt de taxichauffeur gedienstig en als Rietje een deel van de bagage wil aanvatten, steekt hij daar beleefd een stokje voor. ‘Laat maar staan, hoor, juffrouw, dat doe ik wel,’ zegt-ie. Een vette fooi wil hij maar al te graag verdienen en aan de villa te oordelen kan de dame wel wat missen. Of hij hem krijgt is niet zeker, want zijn ervaringen met ‘kouwe kak’ zijn niet onverdeeld gunstig. Het valt mee en hij buigt dan ook ais een knipmes voordat hij vertrekt.

Rietje valt van de ene verbazing in de andere. Ze komen in een ruime hal, waarin grote potten met vreemde planten staan. De salon is heel deftig gemeubileerd en in de keuken blinkt alles haar tegemoet. ‘Het valt niet tegen, zo te zien,’ glimlacht Nora. Ze heeft schik in de eerlijke verbazing van haar dienstbode.

‘Het lijkt wel een paleis,’ stamelt Rietje. ‘Zoiets moois heb ik nog nooit gezien; die zwager van u moet wel schatrijk zijn.’

‘Mijn man en zijn broer Herman hebben er beiden hard voor gewerkt. Zij hebben het bedrijf van mijn schoonvader eigenlijk pas echt groot gemaakt en dus kunnen wij ons nu het een en ander permitteren.’ Met Rietje praat Nora zelden over haar privé-leven, maar zij vindt dat zij Rietje nu toch een verklaring schuldig is. Met haar moet zij een maand te midden van veel luxe doorbrengen en dan is het goed dat het meisje iets weet van haar omstandigheden en die van haar familie.

‘Ik durf me hier amper te bewegen, zo mooi is het.’ Rietje gaat dan ook door de vertrekken alsof ze op eieren loopt. Nora moet lachen om haar beteuterde gezicht en vindt dat ze maar net moet doen alsof ze thuis is. Als Rietje op de eerste verdieping haar slaapkamer ziet, kan zij een kreetje van verrassing niet onderdrukken. Er staat een groot tweepersoonsbed in en op de vloer ligt een dik tapijt. Het lijkt wel een huiskamer, want er staat ook een lage tafel in met aan de ene kant een grote lederen bank en aan de andere kant twee fauteuils. Een grote kast biedt ruimschoots voldoende plaats voor het opbergen van haar kleren. Naast haar kamer is er nog een en ook die is deftig gemeubileerd. Mevrouw Fonteyn slaapt beneden. In een zijvleugel van het huis is een slaapkamer ingericht die nog een stukje groter is dan die van Rietje.

‘Ik heb zin in een wandelingetje, ga je mee?’

‘Moet ik dan niet eerst boodschappen doen en zorgen voor het eten?’ Rietje is het kennelijk niet gewend ’s morgens al aan de wandel te gaan.

‘We zullen het nuttige met het aangename verenigen,’ reageert Nora, ‘onderweg zal ik je de winkels wijzen en als er dan iets nodig is, weet jij tenminste waar het te vinden is.’ In die uitleg kan Rietje zich wel vinden en als zij naast haar mevrouw in het zonnetje op de boulevard loopt, geniet zij met volle teugen van de wandeling. Hoewel het een gewone doordeweekse dag is, lopen er veel mensen op de boulevard. Deftige dametjes met parasols en mannen met witte pakken. Ze vangt ook woorden op die ze niet kan thuisbrengen. ‘Dat zijn buitenlandse toeristen,’ weet Nora.

‘Kunt u ze dan verstaan?’ Rietje valt van de ene verbazing in de andere.

‘Als ze Frans, Duits of Engels spreken wel, maar verder ook niet.’ Nora vertelt dan dat ze als jong meisje op kostschool geweest is en dat zij later Frans is gaan studeren. ‘Mijn liefste wens was lerares Frans te worden, maar dat is er niet van gekomen. Ik ben jong getrouwd en ik ben al vroeg weduwe geworden.’ Ze zucht, maar schudt dan snel de nare herinneringen van zich af en stelt voor even een kijkje te nemen op het wandelhoofd Koningin Wilhelmina, dat nog niet zolang geleden door Prins Hendrik geopend is. Het wandelhoofd strekt zich tientallen meters uit in zee en het is een genot om erop te lopen. Op het strand zien ze kleed-hokjes en rieten stoelen en... badgasten. Rietje ziet zowel mannen als vrouwen in badpak. Wat mevrouw haar vertelde ziet ze nu met eigen ogen.

‘Ik krijg trek van de zeelucht,’ merkt Nora op. ‘Hoe zit het met jou?’ ‘Maar we hebben niks bij ons om de boodschappen in te doen,’ schrikt Rietje.

‘We gaan geen boodschappen doen maar een restaurantje opzoeken.’ Nora geniet van de verraste uitdrukking op het gezicht van haar dienstbode. ‘Op de eerste dag van onze vakantie heb ik geen zin in koken, dus gaan we ergens gezellig eten.’ Achter de boulevard zijn straatjes met winkels en algauw heeft Nora een leuk restaurantje gevonden.

‘Mevrouw Fonteyn, wat een verrassing!’ zegt een buigende ober. Het is wel duidelijk dat Nora Fonteyn hier geen vreemde is, maar ook blijkt dat de ober er niet van op de hoogte is dat Gerard in de gevangenis zit. Hij veronderstelt dat Gerard verhinderd is en Nora laat het maar zo.

‘Tijdens mijn verblijf in Scheveningen kom ik hier vaak, want ik weet dat het eten hier goed is en dat geldt ook voor de bediening.’ Dat Nora gelijk heeft, merkt Rietje al gauw. De in haar ogen overdreven beleefdheid van de obers maakt haar een beetje verlegen, maar het eten smaakt er niet minder om. Dat haar bazin soms thuis wijn drinkt bij haar eten als er gasten zijn, is haar bekend. Zelf doet ze er nooit aan mee. Ze vindt het maar een rare gewoonte wijn bij het eten te drinken. ‘Ik heb, in verband met mijn studie Frans, een poosje in Frankrijk gewoond en daar is wijn de volksdrank nummer een. Jonge kinderen krijgen er zelfs een glaasje van bij het eten. Veelal wordt de wijn dan verdund met water.’ Het blijkt dat Nora uit die periode de gewoonte af en toe een glas wijn bij het eten te drinken heeft overgehouden.

‘Kan ik u ook een glas wijn serveren, juffrouw?’ vraagt de ober aan Rietje. ‘Ik heb een fruitige en lichte Bordeaux.’

Ze krijgt een kleur en weet niet goed hoe ze het voorstel van de ober op een nette manier kan afwijzen. Nora ziet haar aarzeling en maakt de ober dan maar duidelijk dat wijn aan Rietje niet besteed is.

‘Mijn nichtje is niet gewend wijn bij het eten te drinken,’ zegt ze met een knipoog naar Rietje, die in een lach schiet.

‘U jokt tegen de ober,’ giechelt ze.

‘Wacht maar, het wordt nog wel erger, misschien vertel ik iemand nog wel datje mijn dochter bent.’

‘Een dochter met een plat boers taaltje, dat gelooft niemand.’

‘Op school heb je toch geleerd goed Nederlands te praten. Als ik visite heb doe je dat toch ook!’

‘Ja, als ik mijn best doe, dan gaat het wel, maar als ik er even niet aan denk, dan praat ik weer het taaltje van ons dorp. Dat ben ik al twintig jaar gewend en dat gaat vanzelf.’ Als ze haar met een schuldig gezicht aan kijkt., is het de beurt van Nora in de lach te schieten.

‘Doe jij je maar voor zoals je werkelijk bent, dan ben ik dik tevreden, hoor!’ Nora kan niet vermoeden dat Rietje het daarmee diezelfde avond al moeilijk zal krijgen.

 

Als er die avond gebeld wordt, roept Nora: ‘Rietje, wil jij even kijken wie er is?’ En ais Rietje aan dat verzoek voldaan heeft, kan ze haar ogen nauwelijks geloven. Het lijkt wel of ze oog in oog staat met Gerard Fonteyn, maar algauw ziet ze het verschil. Deze jongen is knapper, wat jonger en bovendien heeft hij een rechte rug, maar dat het familie van Gerard is, staat voor haar wel vast.

‘Mag ik u de hand kussen, jongedame?’ vraagt de knul nogal bekakt. ‘Mijn naam is Joost Fonteyn en ik kom even kijken of mijn tantetje goed aangekomen is.’

‘Zo je ziet, Joost,’ begroet Nora haar neef en ze staat hem toe dat hij haar kust. ‘We zijn vanmorgen aangekomen en we hebben al een fikse wandeling gemaakt, hè Rietje?’

‘Ik wilde u juist vragen mij uw gezelschapsdame voor te stellen, maar nu weet ik tenminste dat zij Rietje heet. Aangenaam kennis te maken, juffrouw, of mag ik Rietje zeggen?’

Rietje knikt, ze durft haar mond nauwelijks open te doen na de bekakte spraakwaterval van de haar onbekende neef van mevrouw. ‘Goed, als jij mij Joost noemt dan kunnen wij zonder plichtplegingen met elkaar omgaan,’ concludeert Joost, die duidelijk onder de indruk is van Rietjes verschijning. Wat een mooi meisje heeft tante Nora bij zich. Daar moet hij eens gauw nader kennis mee maken, het liefst zonder tante erbij.

‘Hoe is het met de studie, Joost, of heb je alweer vakantie?’

‘Goeie vraag, tante,’ reageert Joost, ‘ik zit in het bestuur van zoveel gezelligheidsverenigingen dat ik noch voor de studie noch voor vakantie tijd kan vrijmaken.’

‘Maar je wilt toch ingenieur worden?’

‘Dat wil ik ook wel, maar ik kijk niet op een jaartje, hoor! De boog kan niet altijd gespannen zijn en gezelligheid kent geen tijd.’ Het is wel duidelijk dat Joost niet uit een arm nest komt.

‘Denkt je vader er ook zo over?’

‘De ouwe heer bemoeit zich zo min mogelijk met mijn leven en dat staat mij wel aan. Zolang hij niet op mijn zakgeld bezuinigt, heeft hij aan mij geen kind.’

‘Zal ik kaaike (kijken) of we nog koffie in de pot hebben, mevrouw, misschien belieft Joost ook wel ’n bakkie?’ Zonder erbij na te denken heeft ze de vraag in haar ‘doordeweekse taaltje’ gesteld en ze krijgt er een kleur van.

‘Jij komt vast uit de streek waar tante woont,’ stelt Joost glimlachend vast en als Rietje zich verontschuldigt stelt hij zich nogal aan door te beweren dat hij het enig vindt.

Rietje is blij als hij na een uur weer vertrokken is. Nora ziet het en ze probeert het voor Joost op te nemen. Ze vertelt dat Joost de enige zoon van haar zwager Herman Fonteyn is en dat hij daardoor wat te veel verwend wordt. ‘Het is een aardige jongen, maar veel te veel over het paard getild en dat is ook de reden waarom hij zijn studie niet zo serieus neemt. Als erfgenaam en opvolger van zijn vader is zijn kostje toch al gekocht.’ Ze vertelt ook dat zij het erfdeel van haar man beheert en dus weet wat het bedrijf, waarvan haar zwager Herman nu directeur is, jaarlijks oplevert. Zonder dat er bedragen genoemd worden, begrijpt Rietje wel dat zowel zwager Herman als Nora Fonteyn hun schaapjes op het droge hebben.

 

Twee dagen later staat Joost weer op de stoep. ‘Ik heb kaartjes voor het concert van zaterdagavond,’ zegt hij met een stralend gezicht. ‘Voor u, tante, voor Rietje en voor mijzelf.’

‘Jij gaat er dus van uit dat wij aanstaande zaterdagavond nog vrij zijn,’ plaagt Nora haar neef, die duidelijk schrikt van de opmerking van zijn tante.

‘Hebben jullie al plannen gemaakt?’ Er klinkt duidelijk teleurstelling door in zijn vraag en dus stelt Nora hem maar gauw gerust.

‘Ik plaag je maar een beetje, Joost, ik vind het heel lief van je dat je aan ons gedacht hebt. Maar natuurlijk weet ik niet of Rietje zin heeft. Wat wordt er eigenlijk gespeeld?’

‘Als Rietje hoort wat er gespeeld wordt, dan zal ze zeker zin hebben,’ veronderstelt Joost. ‘Het hele programma ken ik niet uit mijn hoofd, maar wel weet ik dat er beroemde ouvertures gespeeld worden. Wat zou u denken van Lohengrin van Wagner, Coriolan van Ludwig van Beethoven en niet te vergeten Wilhelm Teil van Gioacchino Rossini. Het Haags Symfonieorkest weet daar wel iets moois van te maken.’ Hij kijkt Rietje met een verheerlijkt gezicht aan. ‘Dat staat jou zeker wel aan, Rietje?’

‘Die stukken zeggen mij niet zoveel, ik ga nooit naar een concert.’ Ze zegt maar eerlijk wat zij denkt. Maar Joost is zo gauw niet van zijn stuk te brengen. Hij vindt dat eens de eerste keer moet zijn en dat ze het programma zeker wel mooi zal vinden. Dus wordt besloten die zaterdagavond met z’n drieën naar het concert te gaan. Joost gaat tevreden naar huis. Nora en Rietje praten nog wat na. ‘Wat kijkje bedenkelijk, Rietje, vind je het niet leuk?’

‘Ja, dat wel, maar ik weet niet wat ik aan moet trekken. Het lijkt me niet goed dat ik daar in een gewoon jurkje heen ga.’ Nora denkt na. Rietje is min of meer voor het blok gezet. Joost en ook zijzelf zijn ervoor verantwoordelijk en dus moet zij ook een oplossing voor Rietje bedenken. Het is wel duidelijk dat dat kind geen kleding heeft om naar een concert te gaan. Het meisje die avond voor schut te laten zitten mag in geen geval gebeuren.

‘Wij gaan morgen samen naar Den Haag om voor jou wat kleren te kopen,’ hakt Nora de knoop door.

‘Maar ik heb geen cent bij me,’ protesteert Rietje. Maar dan zegt Nora haar wat ze zojuist gedacht heeft en legt uit dat zijzelf de consequenties van hun gezamenlijke uitstapje accepteert en dus ook voor de kosten opdraait. Het klinkt logisch en na enig heen en weer gepraat heeft Rietje er ten slotte vrede mee. Nora beseft eens te meer dat ze niet te maken heeft met een zielig en arm arbeiderskind, maar met een zelfbewuste en trotse jonge vrouw, die er een hekel aan heeft iets te ontvangen zonder tegenprestatie.

 

Het winkelen in Den Haag is voor Rietje weer een nieuwe ervaring. De winkels zijn er nog groter en mooier dan in de stad, waar zij af en toe inkopen doet. Nora heeft haar uitgelegd dat ze in het lang gaan en dat bij dat uitgaanstoilet een boa en een hoed horen. Dus gaan ze naar een zaak waar deze kledingstukken verkocht worden. Een lange lichtblauwe en in de taille strak zittende japon heeft de voorkeur van zowel Rietje als haar bazin. ‘Hij staat u beeldig,’ zegt ook de winkeljuffrouw. Een bijpassende boa en hoed worden, na enig passen en meten, ook gevonden en dan blijft er nog tijd over om ergens een kopje thee te gaan drinken.

‘Ik stel voor dat we een kopje thee bij mijn zwager gaan drinken. Hij staat mij een maand lang zijn zomerhuis af en dus is hem met een bezoek vereren wel het minste wat ik kan doen.’

‘Nora,’ zegt Herman Fonteyn verrast als hij de vrouw van zijn overleden broer in het deurgat ziet staan, ‘en dit is je gezelschapsdame Rietje waarschijnlijk,’ glimlacht hij. ‘Zij komt tenminste overeen met de beschrijving die mijn zoon zo enthousiast van haar gaf.’ Hij neemt haar aandachtig op en geeft haar een hand. Nora omhelst hij en kust haar op beide wangen. ‘Fijn dat jullie ons komen bezoeken.’ In de grote salon wordt het begroetingsritueel voortgezet, maar nu is Thea, de vrouw van Herman aan de beurt. De dienstbode maakt een lichte kniebuiging als zij de beide dames begroet. Zij heeft een kapje op en een kort wit schortje voor. Bij Rietje komt het vreemd over dat de dienstbode voor haar een kniebuiging maakt en haar met ‘juffrouw’ aanspreekt. Ze laat het maar zo, ook al omdat ze weet dat er haar in de komende weken nog wel meer verrassingen te wachten zullen staan. Zij gaat op het puntje van een grote fauteuil zitten en neemt zich voor correct Nederlands te spreken als er iets aan haar gevraagd wordt. Uit zichzelf een gesprek beginnen durft ze niet in dit deftige huis. Hoe anders is het hier dan bij haar thuis en op de hoeve. Bij mevrouw Fonteyn is het ook erg netjes met mooie meubelen, maar niet zo overdadig chic als hier en in het zomerhuis. Je kunt goed zien dat de twee woningen van dezelfde eigenaar zijn, want er zijn veel overeenkomsten.

‘Hoe gaat het in de villa?’ wil Herman weten. ‘Meer “sol” dan “sombra” de laatste dagen, hè?’ Rietje begrijpt wat de man bedoelt, want Nora heeft haar uitgelegd dat de naam van de villa, ‘Sol y sombra’ Spaans is en ‘zon en schaduw’ betekent. Nora bevestigt het en vindt dat ze het de eerste dagen van hun vakantie maar goed getroffen hebben. ‘Heb jij het ook naar je zin, Rietje?’ vraagt Thea, de vrouw van Herman.

‘Ik ben nog nooit aan zee geweest en daarom vind ik het heerlijk,’ doet Rietje haar best niet in haar streektaal te vervallen en ze is blij dat het zonder haperen lukt.

Na de thee stappen ze weer vlug op, want het is te mooi weer om binnen te zitten.

‘Zal ik een taxi bellen?’ vraagt Herman, maar Nora vindt het plezieriger naar de tramhalte te lopen en Rietje is het ermee eens. Ze vindt het erg leuk etalages te kijken in de lange winkelstraten en zo komt Nora onderweg ook nog op het idee voor zichzelf en voor haar een paar schoenen te kopen. Sierlijke schoentjes met hoge hakjes, die onder de lange japon zeker heel elegant zullen staan. Eenmaal thuis vindt Nora dat Rietje alles nog eens aan moet trekken, dan kunnen ze meteen zien of de schoentjes inderdaad leuk onder de lange japon staan. Dat blijkt het geval te zijn.

‘Nu nog een beetje lippenstift, dan zie je eruit als een prinses,’ meent Nora. Op de volle lippen van Rietje komt het licht aangezette rood van de lippenstift goed uit. ‘Prachtig!’ prijst Nora, maar Rietje denkt daar toch anders over. Ze is niet gewend zich op te maken en vergelijkt het met het schminken van een clown. Maar Nora is het daar niet mee eens. ‘Het staatje echt erg goed. Doe het dan voor mij.’

‘Voor u?’ Rietje kijkt haar mevrouw verbaasd aan.

‘Nou ja, ik heb zelf altijd graag een dochtertje willen hebben. Nu jij er bent wil ik een beetje met je pronken. De mensen denken dan dat jij mijn dochter bent en dat vind ik leuk.’

‘Of uw nichtje,’ lacht Rietje. Aan de ene kant voelt ze zich een beetje opgelaten door de fantasieën van haar mevrouw, maar aan de andere kant gunt zij haar dat pleziertje wel. Een dochter heeft ze nooit gehad en haar enige zoon zit in de gevangenis. Geld is wel makkelijk om te hebben, maar gelukkig maakt het niet. Die wetenschap gaat hier weer eens op. Toch wil ze wel graag zichzelf blijven, want straks thuis gaat het leven weer zyn gewone gangetje zonder lange japonnen en rode lippen.

 

‘De taxi staat voor, dames,’ roept Joost die zaterdagavond. Hij kust de hand van Rietje, die hem gauw terugtrekt. ‘Je ziet er beeldig uit.’ Met dezelfde woorden als de winkeljuffrouw complimenteert Joost zijn gaste. Hij laat hen eerst instappen en neemt dan zelf plaats. Bij het gebouw waar het concert gegeven wordt, houdt de chauffeur het portier galant open en dan helpt Joost de dames uitstappen. Vervolgens geleidt hij ze naar binnen. Hij heeft plaatsen besproken in een van de loges, zodat ze een goed overzicht hebben. Het is een prachtige zaal en Rietje kijkt dan ook haar ogen uit. De muziek vindt ze wat rommelig. Ze zegt het ook en dan moet Joost glimlachen. Met haar licht aangezette rode lippen en de prachtige japon, die als gegoten om haar slanke taille zit, ziet ze er betoverend uit. Hij kan zijn ogen niet van haar af houden en haar opmerking ontroert hem. Evenals de rest van de familie weet ook hij dat Rietje uit het dorp komt waar tante Nora woont, maar ze ziet eruit als een stadse dame. Wel blijkt dat zij het luxe leven zeker niet gewend is. Voorzichtig legt hij haar dan ook uit dat de muzikanten hun instrumenten aan het stemmen zijn en dat dat inderdaad een naar geluid is. Nadat hij haar enkele dagen tevoren voor het eerst gezien heeft, kan hij haar maar moeilijk uit zijn gedachten zetten. Nu ze naast hem zit en er zó mooi uitziet, kan hij al helemaal aan niets anders meer denken. ‘Zitje goed?’ vraagt hij en zij knikt. Praten kan niet meer, want de dirigent komt op en het wordt muisstil in de zaal. Voor Rietje is het allemaal vreemd. De eerste flater heeft ze al geslagen met haar opmerking over de muziek, dus neemt ze zich voor niet meer te zeggen dan strikt noodzakelijk is. Als de dirigent met zijn stokje begint te zwaaien, zet de muziek in en stromen er prachtige klanken de zaal in. Ze luistert met volle aandacht en vindt het schitterend. ‘Dit is Lohengrin van Wagner,’ fluistert Joost haar in het oor. Als de muziek stopt draait de dirigent zich om naar het publiek en krijgt dan een daverend applaus. ‘Wat vind jij van de dirigent?’ vraagt Joost.

Rietje is op haar qui-vive en denkt na voordat ze antwoordt: ‘Lijkt me een aardige kerel.’ Maar weer is het mis.

‘Ik bedoel wat jij van zijn dirigeren vindt,’ verduidelijkt Joost.

‘Oh, daar heb ik geen verstand van hoor; ik vind de muziek mooi dus hij zal wel goed dirigeren.’

‘Dat zou ik ook denken,’ meent Joost, ‘hij is een van de beste dirigenten van Europa.’ Veel tijd om op het onderwerp door te gaan krijgen ze niet, want de beroemde dirigent heeft alweer een volgend muziekstuk ingezet en zo gaat het de hele avond, onderbroken door de pauze, door.

Terug in de taxi wil Joost graag even naast Rietje op de achterbank zitten. ‘Ik wil nog even napraten over het concert met Rietje,’ verduidelijkt hij. Rietje voelt zich een beetje opgelaten, want Joost schuift steeds dichter naar haar toe. ‘Ga je volgende week zaterdagavond met me mee naar de bioscoop, Rietje?’ De vraag overvalt haar, maar zij is niet van plan erop in te gaan.

‘Nee, Joost, dat gaat niet, want ik heb verkering.’ Dat is voor Joost wel een streep door zijn rekening, maar hij geeft de moed niet op en zegt:

‘Dat geeft toch niets, jij moet hier toch ook je verzetje hebben.’ Maar dan is hij bij Rietje toch aan het verkeerde adres. Met mevrouw erbij wilde ze deze avond wel mee naar het concert en ze heeft er geen spijt van, want het was prachtig, maar de opdringerige Joost is ze nu maar liever kwijt dan rijk en ze is dus blij als de taxi voor villa ‘Sol y sombra’ stopt. Het is al laat, dus nemen ze afscheid, zodat Joost zich met dezelfde taxi thuis kan laten brengen.

Eenmaal in bed laat Rietje alles wat zij die avond beleefd heeft, nog eens in gedachten voorbijgaan. Het was een mooie avond. Zij is mevrouw Fonteyn er dankbaar voor dat zij de mooie uitgaans-kleren voor haar gekocht heeft. Alle dames waren zo chic gekleed. Zij was een van hen en zij voelde zich daar wel bij. Alleen de verwarrende vragen van Joost brachten haar terug tot de werkelijkheid en tot het besef dat concerten bestemd zijn voor de rijkelui en niet voor armoedzaaiers zoals zij. Niettemin heeft ze van de avond genoten en die ervaring kan niemand haar meer afnemen. Wel begint ze hoe langer hoe meer naar Chris te verlangen. Het volgende weekeind komt hij zo goed als zeker over, maar afgesproken is dat hij het nog even in een briefje zal bevestigen, omdat je nooit kimt weten of er soms wat tussenkomt. In haar avondgebed vraagt ze haar Schepper ervoor te zorgen dat er niets tussenkomt en dan valt ze in slaap.

 

Thuis in het dorp aan de Wijde Made mist Chris zijn meisje ook en hij telt de dagen die hem nog van haar scheiden. Om er zeker van te zijn dat er zich geen dingen voordoen waardoor zijn aanwezigheid tijdens het volgende weekeind vereist is, stelt hij het gesprek erover met zijn vader zolang mogelijk uit. Maar nu kan een gesprek geen langer uitstel meer velen en dus begint hij erover als de kleinen in bed liggen en de meid naar haar kamer vertrokken is. Hij is er bijna zeker van dat zijn mededeling over een weekeind in Scheveningen tot heibel zal leiden en daar hoeven de kinderen en buitenstaanders geen weet van te hebben.

‘Pa, ik denk je geen geheim te verklappen als ik zeg dat ik nog steeds omgang heb met Rietje Garven.’ Mart Kwakel, verdiept in de ‘Katholieke Illustratie’, kijkt zijn zoon verstrooid aan.

‘Jij met Rietje Garven? Ik dacht datje daar inmiddels wel een punt achter gezet had, want ik meen je duidelijk gemaakt te hebben wat de consequenties voor jou zijn als je eigenwijs blijft.’

‘Ik heb weinig zin het hele verhaal weer van voren af aan te bespreken, pa, maar er is nog iets anders. Rietje is met mevrouw Fonteyn voor een maand naar Scheveningen en mevrouw Fonteyn heeft mij uitgenodigd een weekeind over te komen.’

‘Wat?’ Mart slaat het blad dicht en staart zijn zoon in opperste verbazing aan. ‘In de drukste tijd van het jaar wil jij een weekeind naar Scheveningen en mij met de boel laten zitten? Man, waar zitten jouw hersens? Het wordt steeds zotter.’

‘Ik werk het hele jaar zonder één dag vrij. Nu ik er een keertje uit wil, kom je met bezwaren.’

‘Het gaat niet zozeer om die paar dagen, jongen, ik wil dat je een streep zet onder die omgang met Rietje. Je overvalt me met je verhaal, want ik had echt gedacht dat het al over was, omdat ik je er nooit meer over hoor.’

‘Natuurlijk houd ik mijn mond, want ieder woord over Rietje is aanleiding tot ruzie en niet alleen ik heb daar een gloeiende hekel aan, maar ook moeder heeft dat.’

‘Ik zeg jou maar twee dingen, jongen, ik ben tegen jouw omgang met Rietje en natuurlijk ook tegen jouw bezoek aan Scheveningen. Nou weet je precies hoe ik erover denk!’ Dat het standpunt van vader Mart niet strookt met dat van zijn zoon is wel duidelijk. Chris had niet anders verwacht, gaat naar zijn slaapkamer en schrijft een brief aan Rietje, per adres villa ‘Sol y sombra’, Scheveningen.

 

Rietje heeft iedere morgen de postbode in de gaten gehouden en haar geduld wordt wel erg op de proef gesteld. Het is al donderdag en nog is er geen bericht van Chris, maar dan komt de postbode en brengt haar het langverwachte goede nieuws. Zaterdag rond een uur of tien denkt Chris er wel te kunnen zijn en hij zit er niet ver naast. Om precies dertien minuten over tien sluit hij zijn meisje in zijn armen. Rietje weet heel goed hoe laat het is, want na tien uur heeft ze de minuten afgeteld, waarbij ze niet in de gaten had dat Nora Fonteyn haar glimlachend in de gaten hield.

‘Kon je makkelijk wegkomen of is er herrie van gekomen?’ Ze stelt hem de vraag die haar de hele week beziggehouden heeft.

‘Laat ik het zo zeggen,’ glimlacht Chris, ‘mijn vader was er niet voor, maar ik wel en daarom ben ik hier, zo goed?’ Rietje beseft wel dat Chris haar niet wil vermoeien met het echte verhaal, maar ze vraagt niet verder door; ze is veel te blij dat hij er is. Ook Nora Fonteyn begroet Chris hartelijk en ze wijst hem zijn kamer. ‘Daar kan mijn hele familie in slapen,’ lacht Chris. Ook hij is onder de indruk van de mooie villa en Rietje legt hem uit dat ‘Sol y sombra’ zoveel betekent als ‘zon en schaduw’.

‘Als wij ons eerste eigen huis hebben dan zetten wij dat er ook op, want dat klopt altijd. Maar dan natuurlijk wel de Nederlandse vertaling, want Spaans spreken ze bij ons niet.’

Maar dan is er koffie en worden de laatste nieuwtjes uitgewisseld. In de ruime salon van villa ‘Sol y sombra’ heerst een vrolijke stemming en die blijft tot mevrouw Fonteyn roept dat het tijd is om te eten.

‘Nu Chris mijn gast is, ben jij dat ook, Rietje, dus bedien ik zelf en zorg ik ervoor dat het jullie aan niets ontbreekt.’

‘Maar ik mag toch wel helpen,’ veronderstelt Rietje en dan geeft Nora Fonteyn zich maar gewonnen. Hoe ze ook probeert Rietje in een andere dan haar dagelijkse rol te duwen, het lukt haar niet. Rietje blijft het dienstbare meisje en dat is misschien maar goed ook. Welke toekomst is er voor haar weggelegd? Chris wordt door zijn vader onterfd en zal zich dus zonder financiële middelen een toekomst moet verwerven. Het is een flinke kerel, maar zonder geld begin je niets. Zij neemt zich voor deze twee lieve jonge mensen te zullen steunen als dat echt nodig is. Ze zal hun haar steun niet opdringen, maar het hun ook niet weigeren als er om gevraagd wordt.

‘Nou wil ik ook wel eens langs de boulevard flaneren,’ zegt Chris als hij het goed verzorgde middagmaal achter zijn kiezen heeft. ‘Ga maar!’ dringt Nora aan als Rietje met alle geweld alles tot het laatste stukje bestek wil meehelpen afwassen. Dus gaan Rietje en Chris samen Scheveningen verkennen. Ze hebben de hele middag voor zich en de zon schijnt nog steeds vanuit een wolkeloze hemel. Als ze op de boulevard zijn, wil Chris wel eens weten wat zij die eerste twee weken in Scheveningen heeft meegemaakt.

‘In Scheveningen niet zoveel,’ zegt Rietje, ‘maar in Den Haag des te meer.’ En dan vertelt ze van de kaartjes die de neef van mevrouw Fonteyn voor het concert gekocht heeft en van het winkelen en de dure aankopen en ten slotte van de verrukkelijke concertavond. De details over de opdringerige Joost laat zij wijselijk achterwege. ‘Wie is die Joost Fonteyn eigenlijk en waarom moest hij zo nodig met jullie naar een concert?’ wil Chris weten. Zijn vraag is niet geheel ontdaan van een kritische ondertoon.

‘Mevrouw Fonteyn zit in de villa van de vader van Joost en daarom kwam Joost vragen of alles naar wens was en toen heeft hij ons uitgenodigd voor een concert.’

‘Oh.’ Chris haalt zijn schouders op en holt naar een opening in de muur waardoor hij het strand op kan. Hij wil liever niet verder praten over die Joost, want, hoewel hij die knul niet kent, is hij toch een beetje jaloers. Een rijke jonge kerel die een arm meisje misschien het hoofd op hol zou kunnen brengen. Hij heeft alle vertrouwen in zijn Rietje, maar hij neemt liever het zekere voor het onzekere en een knaap als Joost Fonteyn past niet zo in zijn kraam. ‘We gaan pootjebaden,’ roept hij en meteen trekt hij zijn kousen uit en rolt hij zijn broekspijpen op. ‘Kom, Rietje,’ roept hij, ‘trek ook je kousen en schoenen uit en trekje rok maar een beetje omhoog anders wordt die nat.’ Omdat Nora Fonteyn haar zelfs in badpak op het strand wil hebben, durft Rietje aan het verzoek van Chris te voldoen met als gevolg dat ze even later samen tot aan hun knieën in het water staan. Maar dan moeten ze snel achteruit lopen, omdat het teruggelopen water weer komt opzetten.

‘Kijk uit, je broek wordt nat!’ gilt Rietje, maar het is al te laat. Chris kan niet snel genoeg wegkomen met alle gevolgen van dien. Als hij later aan de boulevard op een bankje zit en zijn broekspijpen uitrolt, zijn ze helemaal doorweekt. ‘Die slaan morgen wit uit van het zoute water,’ weet Rietje. ‘Heb je nog een reservebroek meegebracht?’

Chris schudt zijn hoofd. ‘Nee, dit is de enige broek die ik bij me heb.’

‘Dat is mooi, dan loop je morgen voor gek.’

‘Zijn de winkels nog open?’

‘Hoe laat is het?’ vraagt Rietje, want zij weet dat de winkels niet zo laat openblijven. Gelukkig is er nog tijd over om een nieuwe broek te kopen en dat lukt goed. Tevreden keren zij huiswaarts en ze komen dan net op tijd om samen met Nora Fonteyn de middag-thee te drinken. Na de thee wil Nora nog even langs het strand wandelen, zodat Chris en Rietje de hele villa voor zichzelf hebben. Ze nestelen zich samen op de grote bank achter het huis in de zon en kunnen onbespied van elkaars aanwezigheid genieten. Maar zij zijn niet zonder problemen. De manier waarop Chris van huis vertrokken is, baart vooral Rietje zorgen. ‘Wat ga je doen als je vader dwars blijft liggen, Chris?’ vraagt ze.

‘Als pa merkt dat het ons ernst is, trekt hij misschien nog wel bij.’ ‘Als dat niet zo is, moet je dan van de hoeve af?’

‘Daar is nooit over gesproken, dus dat denk ik niet.’

‘Ook niet als we trouwen?’

‘Als hij me onterft, wil ik zelf niet langer op de hoeve blijven, dan moeten we maar iets verzinnen.’ Wat ze dan zullen moeten verzinnen, moet later maar eens aan de orde komen, want Nora is terug van haar wandeling en dat betekent dat er voor het avondeten gezorgd moet worden.

Het wordt een gezellig diner. Heel feestelijk! Nora heeft een boel heerlijke dingen gekocht en het is dus wel duidelijk dat ze iets anders gedaan heeft dan een strandwandeling maken. Tegen zijn gewoonte in accepteert Chris zelfs een glas fonkelend rode wijn en hij klinkt met Nora Fonteyn op een gezegende toekomst. Na het diner is er koffie. Op aandringen van de gastvrouw accepteert Rietje een zoet likeurtje. Chris heeft liever een glaasje cognac en weer wordt er geproost op een goede toekomst.

‘Wat doen we morgen, mensen?’ vraagt Nora. ‘Er is om negen uur een mis, maar dan moeten we toch wel om zeven uur op.’

‘Dat red ik nooit!’ lacht Chris, die gewend is om deze tijd van het jaar ’s morgens om halfvier op te staan.

‘Zal ik de wekker dan maar zetten?’ vraagt Nora, maar als ze dan de twee lachende gezichten tegenover zich ziet, beseft ze dat ze in de maling genomen wordt. ‘Ach, jullie apenkoppen,’ scheldt ze, maar dat pikt Chris niet. Een beetje overmoedig door de glaasjes tilt hij de vrouw des huizes met stoel en al op en verhuist haar naar de keuken. Zowel Nora als Rietje liggen slap van het lachen. Het is een vrolijk slot van een feestelijke maaltijd. Maar als het elf uur is begint Chris te gapen en wordt besloten te gaan slapen. Nora gaat naar haar slaapkamer beneden en Chris en Rietje zoeken hun slaapkamers boven op. Nadat Chris zich in de badkamer wat heeft opgefrist kleedt hij zich uit en besluit nog even een nachtzoentje bij Rietje te gaan halen.

Zachtjes doet hij de deur van haar slaapkamer open en fluistert: ‘Slaap je al?’

‘Nee, nog niet,’ hoort hij de zachte stem van Rietje.

‘Dan kom ik nog even een zoentje stelen,’ zegt hij, neemt in de schemerige kamer het gezicht van zijn meisje tussen zijn handen en drukt een voorzichtig kusje op haar mond. Dan slaat Rietje haar armen om zijn nek en trekt hem naar zich toe. Later weet geen van beiden meer wie het initiatief genomen heeft, maar even later liggen ze samen onder de dekens in een innige omstrengeling. ‘Blijf nou maar even bij me,’ fluistert Rietje hem in het oor en dan drukt zij zich stevig tegen hem aan. De zachtheid van haar warme lichaam windt hem danig op en terwijl zijn lippen zich vastzuigen op haar mond streelt hij de zachte rondingen van haar bovenlichaam. Strelend en kussend blijven ze zo tegen elkaar aan liggen en uiteindelijk beleven zij de sensatie die alleen verliefde mensen elkaar bieden kunnen. Als Chris met Rietje in zijn armen wakker wordt, voelt hij dat het rond halfvier moet zijn en zonder zijn lieveling wakker te maken vertrekt hij stil naar zijn eigen kamer. Nora Fonteyn hoeft niet te weten dat zij de nacht samen doorgebracht hebben.

De slaap kan hij niet meer vatten en om halfzes heeft hij er genoeg van. Hij staat op, wast zich geruisloos in de badkamer, kleedt zich aan en sluipt het huis uit. Eenmaal buiten ademt hij de frisse zeelucht in en besluit een wandeling langs het strand te gaan maken. Het is een prachtige juni morgen en de zon zendt zijn eerste stralen al over het aardoppervlak. De nachten zijn kort en de dagen lang. Voor de boer is het de drukste tijd van het jaar, maar voor Chris Kwakel zijn er twee dagen van rust. Nog kan hij niet helemaal verwerken wat hem deze nacht is overkomen. Zijn bedoeling was het niet de nacht in het bed van Rietje door te brengen, maar het ging allemaal vanzelf. Hij ging nog een nachtzoentje halen en Rietje trok hem naar zich toe. Onbewust wilden zij beiden kennelijk hetzelfde en zij hebben van de nacht in elkaars armen met volle teugen genoten. Een beetje onvoorzichtig is hij wel geweest. Stel je voor dat hij Rietje zwanger gemaakt heeft, wat dan? Voor hemzelf zou het het proces alleen maar versnellen, maar voor een vrouw is het niet fijn zo het huwelijk in te gaan. Enfin, er is nu toch niets meer aan te doen. Ze moeten er samen over praten en er in ieder geval alles aan doen schande voor Rietje te voorkomen. Trouwen als het nodig is, met of zonder toestemming van vader. Aldus piekerend loopt hij over het strand en hij heeft zodoende niet genoeg aandacht voor de geboorte van een nieuwe dag aan zee. Het is al bijna zeven uur als hij terug is bij de villa en daar Nora Fonteyn aantreft. ‘Waar kom jij nou vandaan?’ vraagt zij verbaasd. ‘Ik dacht dat jij nog in bed lag.’

‘Ik ben gewend om halfvier op te staan en dus kon ik het om halfzes niet meer uithouden in bed. Toen ben ik maar langs het strand gaan kuieren.’

‘Dan zul je inmiddels wel rammelen van de honger. Wil je ontbijten of ben je van plan ter communie te gaan?’

‘Laten we maar gezellig ontbijten dan ga ik de volgende week in het dorp wel weer ter communie of denk jij daar anders over?’ Die laatste vraag heeft hij tot Rietje, die ook naar beneden gekomen is, gericht.

‘Nee, ik vind het goed, laten we maar gezamenlijk ontbijten. We hebben nog tijd genoeg voordat de mis begint.’ Nora is het met de jongelui eens en dus zitten ze even later aan het ontbijt en laten zich de broodjes die zij de vorige middag ook nog gekocht heeft, goed smaken. Naar de kerk gaan ze te voet. Het is een kwartiertje lopen wat met dit mooie weer alleen maar plezierig is. De dienst is als in elke andere katholieke kerk, maar in de beleving van Chris en Rietje is het hier toch anders. De kerk is veel groter dan die in hun eigen doip en ze kennen er niemand. Als de mis afgelopen is en ze onder de donderende klanken van het orgel de kerk verlaten zijn ze het erover eens dat het zangkoor wel een pluim verdient. Prachtige zuivere stemmen, mooier dan die in hun eigen dorp. Enfin, de keus is hier natuurlijk veel groter. Hier kunnen ze de beste stemmen voor de zondagse mis selecteren. In het dorp aan de Wijde Made moeten ze roeien met de riemen die ze hebben. ‘Waarom ga jij niet in Den Haag naar de kerk, Joost?’ vraagt Nora verbaasd als zij haar neef op het kerkplein ontmoet.

‘Het was zulk mooi weer vanmorgen dat ik besloot even een strandwandeling te gaan maken en toen heb ik het nuttige maar met het aangename verenigd en hier mijn zondagse plicht vervuld.’ Het is een wat doorzichtige smoes en Chris heeft meteen in de gaten dat deze Joost dezelfde knaap is die zijn meisje naar het concert begeleid heeft, want aan de manier waarop hij naar Rietje kijkt leidt hij af dat hij met een gevaarlijke rivaal te maken heeft. Een rijk en verwend mannetje dat een meisje alle weelde en luxe kan bieden die er is. Ook hem valt de gelijkenis met Gerard Fonteyn op. Gerard heeft iemand gedood, maar als blikken konden doden dan waren die van Joost voor hem zeker dodelijk. Het wordt een wat houterige kennismaking en Chris is blij als ze afscheid van Joost kunnen nemen. Rietje ziet niet alleen de smachtende blik in de ogen van Joost, maar ook de flikkering in de ogen van haar lieve jongen. Op dat moment heeft ze in de gaten dat de aanwezigheid van Joost Chris jaloers maakt. Als ze thuis even alleen zijn begint zij erover. ‘Je denkt toch niet dat er ook maar iets tussen die neef van mevrouw en mij is, hè, Chris? Dat hij meer dan gewone notitie van mij neemt is niet mijn schuld, hoor!’ Ze wil de jongen die haar in de afgelopen nacht nog dierbaarder geworden is wel heel duidelijk laten merken dat er maar één man op de hele wereld is waaraan zij zich wil geven. Chris voelt dat goed aan, want hij neemt haar in zijn armen en overlaadt haar gezicht met innige kusjes.

‘Ik weet wel, lieveling, dat er niets of niemand tussen ons kan komen. Vooral na vannacht weet ik dat. Ben je er niet boos om?’ ‘Boos? Het was heerlijk, Chris. Ik zal de dag prijzen waarop wij getrouwd zijn en zo elke nacht in elkaars armen kunnen inslapen.’ ‘Maar ik was erg onvoorzichtig.’

‘Ik ook! Laten we maar hopen dat alles goed afloopt en zo niet, dan zien we wel weer.’ Ze lacht hem toe en zegt dat ze het jammer vindt dat dit heerlijke weekeind alweer bijna om is. Nog maar enkele uren kunnen zij van elkaars aanwezigheid gemeten en dan duurt het weer twee weken voordat zij elkaar weer zien. Bij het afscheid pinkt zij dan ook een traantje weg en ze spreekt de hoop uit dat zijn vader het hem niet al te moeilijk zal maken.