HOOFDSTUK 8

 

 

Uit een grauwe donkere lucht valt al dagen achtereen regen. Gestaag vallende regen. Niet zomaar een buitje of een felle stortbui, maar schier eindeloze miezerige regen. Alles ziet er nat en troosteloos uit. En zo voelt Rietje Kwakel zich ook. Achter het lage venster van haar kleine huiskamer in de ‘rooie buurt’ zit zij met een somber gezicht naar buiten te kijken. Even rusten haar handen werkeloos in haar schoot. Er zat nog wat koffie in de pot van gisteravond en die heeft ze maar opgewarmd. Als Chris straks komt, zet ze wel een vers bakje, want die jongen wil ze met dit troosteloze weer geen opgewarmde koffie voorzetten. Zelfs met dit natte en kille weer moet hij buiten werken. Greppels steekt hij in het drassige weiland, want het is weer helemaal mis. Het is als het ware dweilen met de kraan open. Nee, als ze alles van tevoren geweten hadden, dan waren ze er niet aan begonnen. Het heeft in de drie jaren die zij nu getrouwd zijn, niet meegezeten. Met frisse moed zijn ze destijds in de kleine en aftandse bedoening van Hein Bennekom aan de slag gegaan, maar al hun geploeter is niet beloond. Met pijn en moeite hebben zij de rente en aflossing van de lening aan Nora Fonteyn kunnen betalen. Zij heeft Chris al eens aangespoord bij zijn vader voor steun aan te kloppen, maar daar wil hij niets van weten en ze begrijpt dat ook wel. Haar schoonvader schijnt Chris gezegd te hebben nooit met hangende pootjes bij hem aan te komen en dus gebeurt het ook niet. Zij kent haar man goed genoeg om te weten dat hij daar een veel te harde kop voor heeft, net als zijn vader trouwens. Die twee zijn aan elkaar gewaagd. Het ergste vindt hij nog dat zijn vader gelijk gekregen heeft. De koop van het oude spulletje van Hein Bennekom was geen goede beslissing, daar zijn zij beiden nu ook wel achtergekomen. Ze balanceren voortdurend op de rand van de afgrond, er hoeft ook maar iets te gebeuren en ze vallen, figuurlijk dan. Er is één lichtpuntje: ze zijn nog even gek op elkaar als op de dag van hun trouwen, maar ze zijn ook nog steeds samen. Ondanks hun armoedje verlangen zij naar een kindje en iedere maand weer moet Rietje tot haar teleurstelling vaststellen, dat het weer niet is gelukt. Het is een domper op hun geluk, maar ze geven de moed niet op. De huisarts, dokter Bovenkerk, heeft hun verzekerd dat er niets is wat het krijgen van kinderen in de weg staat. Zij heeft de dokter nog gevraagd of misschien het schrale voedsel een oorzaak kan zijn, maar daar heeft de arts om moeten lachen, omdat in de armste gezinnen over het algemeen de meeste kinderen geboren worden. ‘Maar dat neemt niet weg dat u goed moet eten, mevrouw Kwakel, en dat geldt ook voor uw man. Het boerenwerk vergt veel van een mensenlichaam, dus moet dat goed gevoed worden.’ De dokter bedoelt het goed, maar hij vertelt er niet bij waar ze dat goede eten vandaan moeten halen. Van het onlangs geslachte varken hebben zij zelf maar een klein stukje gehouden. Het grootste deel moest verkocht worden om de schulden te kunnen betalen. Zij moeten het ene gat met het andere stoppen. Van huis uit is ze niet veel gewend en dus slaat zij zich er wel doorheen, maar voor Chris liggen de zaken anders. Bij hem thuis was er van alles in overvloed. Als zij het glanzende vee van ‘Molenzicht’ vergelijkt met de koeien die zij zelf hebben, dan zien deze er maar schriel uit. Door het natte weer moesten ze al vroeg op stal en nu staan er al een paar droog, waardoor de opbrengst van de melk ook weer terugloopt. Het minste omkijken hebben ze nog naar de schapen, maar daar kan er niet één van verkocht worden, want de opbrengst van de lammeren in het komende voorjaar kunnen zij al helemaal niet missen. Gelukkig hebben ze een flinke toom kippen en de eieren daarvan brengen een aardig centje op. Zij verkoopt ze aan Piet Blerk, de buurman. Piet is hun steun en toeverlaat en omgekeerd is dat ook zo. Piet is in de ‘rooie buurt’ geboren en getogen. Zijn vader was er schillenboer en hij heeft de handel van zijn vader overgenomen en uitgebreid. Als hij in de naburige stad schillen ophaalt, vent hij tegelijkertijd eieren uit. Dat probeert hij ook te doen als hij in de veenstreek groenteafval ophaalt, maar de Veneers hebben veelal zelf kippen en dus geen boodschap aan Piet. Groenteafval en schillen verkoopt hij aan de boeren. Zo scharrelt Piet Blerk zijn kostje bij elkaar. Op zijn erf heeft hij een grote schuur, waarvan een klein stukje is afgeschermd voor de hit, die dagelijks voor zijn schillenkar loopt. Voor melk heeft hij een geit, die door de boeren grinnikend de ‘werkmanskoe’ wordt genoemd. Piet redt zich wel, hij zorgt er in ieder geval voor dat zijn vrouw en twee kinderen te eten hebben. Voor Chris is Piet Blerk een uitkomst, omdat hij hem vaak helpt. Een knecht voor de hele week kan hij zich niet veroorloven en daarom komt het zo goed uit dat Piet af en toe wat tijd overheeft. Die hulp wordt veelal met gesloten beurzen verrekend, want als het zo uitkomt helpt Chris zijn buurman en bovendien mag diens hit in zijn wei grazen.

Maar Piet heeft iets dat Rietje niet bevalt, hij lijkt wel verliefd op haar te zijn. Hij is in ieder geval bezorgd en laat dat alleen blijken als Chris er niet is, zoals ook nu weer. Door het raam heeft hij kennelijk gezien dat zij somber voor zich uit zit te staren en dus vraagt hij met een bezorgd gezicht of zij zich wel goed voelt. Met een smoesje is-ie achterom gekomen om zogenaamd te zien waar Chris uithangt. Hij heeft zijn hulp nodig bij het spannen van een zeil op een stuk van het schuurdak dat nogal lekt. Rietje vindt hem wel een aardige en behulpzame kerel, maar ze voelt zich toch niet zo gelukkig als zij de verliefde blik in zijn ogen ontdekt. Dat Piet met zijn eigen vrouw niet zo goed overweg kan, weet zij al zo lang als ze hier woont. Hella Blerk is een bazige en slonzige vrouw en ze heeft altijd wat te mopperen. Bij de andere vrouwen in de buurt maakt zij Rietje zwart en dat voornamelijk omdat zij getrouwd is met de zoon van Mart Kwakel, de grote boer van ‘Molenzicht’. Zij wordt afgeschilderd als een groots wijf dat het te hoog in haar bol heeft. Hella vindt ook dat Piet geld van Chris moet eisen voor al zijn hulp. Als Piet dan beweert dat er niets te verrekenen valt omdat de hulp wederzijds is, begint zij smalend te lachen.

‘Je komt er zeker graag,’ sneert ze dan en zegt dat hij eens wat meer aandacht aan zijn eigen vrouw moet schenken in plaats van naar dat grootse wijf te lonken. ‘Ja, beken het maar, mannetje, ik zie heus wel hoe je naar die kakmadam kijkt.’ Als zij merkt dat haar man naar de Kwakels is terwijl zij vermoedt dat Chris niet thuis is, gaat zij poolshoogte nemen. Dat is ook nu weer het geval. ‘Waar zitje nou, man?’ vraagt ze agressief en zonder Rietje te groeten.

‘Ik moet Chris even hebben,’ reageert Piet.

‘Waarvoor dan?’

‘Hij moet me even helpen met dat stuk zeil op het dak van de schuur te spannen.’

‘Dat kan ik toch ook, daar heb je Chris toch niet voor nodig! Kom mee, we moeten zo eten ook.’ De toon waarop ze het zegt duldt geen tegenspraak en dus verlaat Piet schouderophalend de kamer van huize ‘Zon en schaduw’, de naam die Chris destijds aan hun armoedige optrekje gaf. Dat er de laatste jaren meer schaduw dan zon is, kon hij toen nog niet weten.

‘Ik zag Piet en Hella vanuit de verte weggaan. Wat kwamen zij doen?’ vraagt Chris als hij komt eten. ‘Ze maakten nogal heftige gebaren, maar het was te ver weg om te kunnen horen wat ze zeiden. Hebben ze ruzie gehad?’

‘Och, je kent Hella. Ze is zo jaloers als ik weet niet wat en ze heeft haar mening voor in de mond.’

‘Maar waar ging het dan over?’

‘Piet kwam kijken of jij hem even kon helpen bij het spannen van een stuk zeil op het schuurdak. Door de vele regen is dat dak gaan lekken en dat wil hij kennelijk met een zeil verhelpen. En toen Hella dat hoorde, zei ze dat zij hem zelf daar ook wel mee kon helpen en dat-ie jou daar niet voor nodig had.’

‘Ze weten toch dat ik graag help. Als ik alles bij elkaar tel denk ik dat Piet mij meer helpt dan ik hem, dus ga ik straks wel even kijken.’ Chris is blij met een buurman als Piet Blerk, niet alleen voor de hulp maar ook voor de schillen en het groenteafval. Als Piet zóveel heeft opgehaald dat hij het niet kwijtraakt, schiet er voor hem nog wel eens wat over en daar hoeft hij dan niets voor te betalen. In tegenstelling tot zijn vrouw Hella heeft Piet, in de ogen van Chris, een hart van goud. Zorgen heeft Chris genoeg, want met de winter voor de deur is er nauwelijks geld om voer te kopen.

Gelukkig heeft hij deze zomer een redelijke hooioogst gehad en de bieten moeten nog gerooid worden, maar dat kan nog dagen duren, want het is er nu veel te nat voor. Met de koeien zo vroeg op stal zal het weer een hele dobber worden het geld voor de rente en de aflossing aan Nora Fonteyn te kunnen betalen. Zorgen genoeg, maar op de suggestie van Rietje thuis aan te kloppen voor steun kan hij niet ingaan. Als hij een enkele keer thuis is wordt er over zijn bedrijf niet gesproken, zeker niet met zijn vader. Tegenover zijn moeder laat hij wel los dat het een harde dobber is, maar verder wil hij haar niet te veel vermoeien met zijn zorgen. Het lieve mens heeft al ellende genoeg aan haar eigen probleem. Aan Rietje heeft hij de keuze gelaten al dan niet mee te gaan naar ‘Molenzicht’. Wel heeft hij haar heel eerlijk gezegd dat hijzelf, als hij in haar schoenen stond, niet zou gaan. Als vrouw voor hem werd zij terecht bevonden en dus heeft zij er niet veel te zoeken. Hoewel Rietje nog wel eens graag met haar schoonmoeder zou praten, heeft zij toch besloten niet te gaan. Een ontmoeting met haar schoonvader op ‘Molenzicht’ ziet zij niet zo zitten en dus is het tot nu toe bij de eenzijdige bezoeken van Chris gebleven.

‘Kan je niet slapen?’ vraagt Rietje ’s avonds in de bedstee als ze merkt dat Chris maar ligt te draaien.

‘Nee, ik lig nog wat te prakkiseren over dat natte weiland. Ik heb er vandaag greppels in gestoken en ik hoop dat het water wat kan afvloeien, maar als het zo blijft regenen heb ik er niet veel hoop op.’

‘Moet je de koeien dan al op stal houden?’

‘Er zit niet veel anders op; ik kan het hele weiland toch niet stuk laten trappen door die beesten? Maar het komt me wel erg slecht uit, want ze vreten nu al een deel van de wintervoorraad voer op.’ ‘Ga nou eerst maar slapen, anders ben je morgenochtend nog moe als je opstaat.’ Zelf draait ze zich op haar zij en probeert ook de slaap te vatten. Ze merkt het altijd meteen als Chris niet kan slapen en het vervelende is dat ze dan zelf ook wakker blijft.

Chris doet zijn best te gaan slapen, maar het duurt erg lang en dan besluit hij om raad naar het portret van zijn grootvader te gaan. Als hij ervoor staat, vraagt-ie: ‘Denkt u dat mijn kansen zullen keren, opa?’ Maar opa zegt niets terug; wel wordt hij kwaad, zó erg zelfs dat zijn ene loense oog van woede bijna uit zijn kas rolt. Dan komt hij op hem af en grijpt hem in zijn nekvel.

‘Jij had beter naar je vader moeten luisteren, snotneus,’ zegt hij. ‘Het loopt slecht met jou af!’ Chris is te verbaasd om te reageren, maar dan zet hij het op een lopen met opa, die een dik touw in zijn hand heeft, op zijn hielen. ‘Ik zal met jou doen wat er met Bert Fijnhout gebeurd is,’ schreeuwt opa en daar schrikt Chris erg van. Erger nog is dat opa hem inhaalt. Het is net of hij lood in zijn schoenen heeft en hij is dan ook blij als hij bij de deur van zijn huis aankomt. Maar dan kan hij hem niet open krijgen en gilt: ‘Help!’ En dan schrikt hij wakker van zijn eigen stem en zit rechtop in zijn bed.

‘Wat heb jij in hemelsnaam, ik schrik me een ongeluk!’ stamelt Rietje, die eveneens rechtop is gaan zitten. ‘Had je een nachtmerrie?’

‘Zoiets ja.’ Chris wrijft de slaap uit zijn ogen om echt helemaal wakker te worden. Hij is zich ook half lam geschrokken. Hoe hij nou plotseling weer van dat portret van opa moet dromen, is hem een raadsel.

‘Jij maakt je veel te druk om alles,’ vermaant Rietje hem en ze voegt eraan toe: ‘Morgen ga ik wel naar mevrouw Fonteyn om te vragen of wij het betalen van de rente en aflossing even kunnen opschuiven. Ga jij nou maar weer slapen!’

 

‘Aardig van je dat je me weer eens komt opzoeken, Rietje,’ zegt Nora Fonteyn verrast als ze haar vroegere dienstbode in het deurgat ziet staan. ‘Ik heb je gemist, want je bent deze keer wel lang weggebleven. Erg druk zeker op hoeve “Zon en schaduw”.’ Het laatste heeft ze met een glimlach gezegd. Ze vond het destijds een leuke geste van Chris hun kleine hoeve de naam van de villa in Scheveningen te geven. Wel vermoedt ze dat de schaduw overheerst, want Rietje ziet er niet zo goed uit. Van het frisse jonge meisje van weleer is zij een wat zorgelijke jonge vrouw geworden. Het zal een hele dobber zijn genoeg winst uit het bedrijfje te halen om van te kunnen leven. Ze laat echter niets merken en gaat bedrijvig aan de gang met de thee, want daar is het tijd voor.

‘Met de drukte valt het zo vlak voor de winter wel mee, maar het weer is de laatste tijd zo somber dat een mens er chagrijnig van wordt.’

‘Och, dat hoort nu eenmaal bij het jaargetij,’ meent Nora, ‘straks wordt het weer voorjaar en voordat je het weet zit je weer lekker in het zonnetje, zoals wij destijds in Scheveningen. Weet je nog wel?’

Rietje knikt. ‘Ja, die maand vergeet ik niet licht. Als ik aan alle weelde van die maand denk, dan steekt mijn leven van nu daar wel erg schril bij af.’

‘Is het zó erg?’ Nora kijkt Rietje met een bezorgde blik aan.

‘Ja, het drassige land bij de hoeve speelt ons parten. Wij hebben zelfs de koeien op stal moeten zetten en dat kost weer extra voer en het geld daarvoor ontbreekt ons.’ Ze kijkt haar vroegere bazin aan met een paar ogen waar de levensvreugde goeddeels uit verdwenen is. Nora krijgt er een brok van in haar keel. Van de vrolijke en zorgeloze Rietje van vroeger is niets meer over. Het is heel pijnlijk dat te moeten constateren.

‘Kom, vergeet je zorgen even, hier heb je een lekker kopje thee met een versgebakken koekje.’ Maar hoe ze ook probeert, de vrolijke lach die haar gezichtje vroeger zo mooi maakte, keert niet terug. ‘Zitje ergens mee?’ vraagt Nora en dan schrikt ze omdat er tranen uit de ogen van Rietje druppen. Ze gaat naar haar toe en slaat een arm om haar schouder. ‘Wat is er nou? Waarom huil je? Kan ik je soms ergens mee helpen?’

Rietje knikt en bet met een zakdoek haar ogen. ‘U zou ons erg helpen als u het goedvindt dat wij het betalen van rente en aflossing opschorten tot na de winter.’

‘Och kindje, is dat alles? Waarom kwam je niet eerder? Die paar maanden maken mij toch niets uit!’

‘Ik weet wel hoe u over dit soort dingen denkt, maar Chris schaamt zich om misbruik van uw goedheid te maken. U hebt ons destijds geholpen met een lening tegen lage rente en aflossing en zelfs die kunnen wij niet bijtijds opbrengen.’

‘Het zit ons allemaal wel eens tegen, moet je maar denken en dat moet je Chris ook maar vertellen. Ik begrijp best dat je niet zou komen als jullie het geld hadden. Maak je er nou maar geen zorgen om, het komt allemaal best weer voor elkaar.’ Nora Fonteyn doet haar best haar vroegere dienstbode op haar gemak te stellen. Nog steeds heeft zij een zwak voor het meisje en zij kan er niet goed tegen dat ze verdriet heeft. Het liefste zou ze haar de hele lening kwijtschelden, maar zo’n geste zou ze tegenover Gerard niet kunnen verantwoorden.

Rietje is haar vroegere bazin erg dankbaar en voordat ze weggaat vraagt ze nog of ze de krant van enkele dagen oud mag hebben. Chris was vroeger thuis gewend dagelijks de krant te lezen, maar die weelde kunnen zij zich nu niet meer veroorloven. Dan blijkt dat Nora de krant van de vorige dag al uit heeft en ook die mag zij meenemen. ‘Bedankt voor alles,’ zegt Rietje nog als ze weggaat en als ze omkijkt ziet zij dat Nora haar nog staat na te wuiven achter een van de ramen. Ze voelt zich opgelucht. De druk is even van de ketel en de hoop is weer op het volgende voorjaar gevestigd. Als er veel gezonde lammeren komen, brengen die ook weer wat geld op en hopelijk is het dan ook minder nat, zodat de koeien tijdig het land op kunnen.

 

Chris is aangenaam verrast doordat Rietje een paar kranten voor hem meegebracht heeft. Hij pluist ze dan ook uit en daarbij valt zijn oog op een advertentie van een Groningse boer die enkele maanden uitgeschakeld is en voor die tijd een vervanger zoekt. ‘Hoog loon met gratis kost en inwoning’ leest hij. Even laat hij de krant op zijn knieën zakken en denkt na. De winter staat voor de deur en hier kan hij maar weinig verdienen. Er is ook niet veel werk. Met de hulp van Piet Blerk zou Rietje het best in haar eentje afkunnen. Als hij de tijdelijke baan aanneemt, snijdt het mes aan twee kanten: uit de kost en extra inkomen. Doordat de rente en aflossing van de lening van mevrouw Fonteyn enkele maanden opgeschort kunnen worden, is zijn zorg ietsje minder, maar het geld moet er dan wel zijn. Hij reikt Rietje de krant over, wijst de advertentie aan en vraagt of zij die even wil lezen. Rietje kijkt haar man verbaasd aan, maar ze doet wat hij vraagt.

‘En wat wil je dat ik zeg?’ vraagt ze nadat ze de advertentie gelezen heeft.

‘Zou dat niks voor mij zijn?’

‘Voor jou?’ Ze kijkt hem niet-begrijpend aan.

‘Ja, voor mij! Als ik voor drie maanden naar Groningen ga, snijdt het mes aan twee kanten: hier ben ik uit de kost en ik breng nog extra geld mee ook.’

‘En ik dan? Moet ik hier in mijn eentje blijven zitten?’

‘Met de hulp van Piet red jij het denkelijk wel. Veel werk is er in de winterdag niet. En bedenk wel dat we het geld erg goed kunnen gebruiken. Die geldzorgen slopen mij en door op deze advertentie in te gaan komen wij er misschien een beetje bovenop.’

‘Drie maanden zonder jou houd ik niet uit, lieverd!’ Rietje gruwt bij het idee alleen al.

‘Als ik beding dat ik halverwege een keer voor een weekeind naar huis kan, hoefje me maar zes weken achtereen te missen.’

‘Dat vind ik nog zes weken te lang.’

‘Bedenk wel dat ik in hetzelfde schuitje zit; ook ik kan jou niet missen, maar wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Er is nu een kans onze geldzorgen iets te verlichten en die kans moeten wij aangrijpen.’

‘Een kans is een groot woord, je weet toch niet of je aangenomen wordt.’

‘Als jij het goedvindt, schrijf ik een brief waarin ik mezelf zo goed mogelijk verkoop. Ik zal schrijven dat ik als zoon van een grote boer ervaring wil opdoen omdat ik te zijner tijd het bedrijf van mijn vader zal moeten overnemen.’

‘Maar dat is toch niet waar!’

‘Nee, het is een leugentje om bestwil. Als ik schrijf dat ik getrouwd ben en op zo’n armoedige bedoening zit dat ik mijn schulden niet kan betalen, dan weet ik zeker dat ik geen kans maak.’

Hoewel het niet van harte gaat, vindt Rietje het uiteindelijk goed dat Chris een brief schrijft, maar ’s avonds in de bedstee kan zij op haar beurt de slaap niet vatten. Twee keer zes weken alleen in de grote bedstee, ze moet er niet aan denken. Enfin, het is nog niet zover en misschien komt het ook nooit zover, maar daar vergist ze zich toch in. Een week later is er antwoord uit Groningen. Het is een heel positief antwoord. Chris wordt uitgenodigd te komen praten. Rietje schrikt ervan en loopt de hele dag met rode ogen rond. Chris troost haar zo goed en zo kwaad als dat gaat. Ook hijzelf is onder de indruk van het gebeurde. Natuurlijk heeft hij gehoopt op een positief antwoord, maar dat het werkelijk zou komen, had hij niet gedacht.

‘Het lijkt mij het beste dat ik alles wat ik voor zes weken nodig heb, maar meteen meeneem, want als het klikt, hoef ik niet eerst weer terug hierheen, maar kan ik meteen blijven.’ Aldus wordt besloten en dan nemen ze de andere morgen afscheid. Ook Chris kan bij zoveel verdriet zijn ogen niet droog houden. Piet en Hella Blerk komen ook afscheid nemen, wat Chris de uitspraak ontlokt dat hij wellicht de andere dag alweer voor hun neus staat. Daar wordt echter niet van uitgegaan, want met Piet zijn afspraken gemaakt voor het werk. Met zijn vrouw Hella heeft hij er weer genoeg woorden over gehad, maar Piet heeft haar er uiteindelijk van kunnen overtuigen dat zij er zelf geen boterham minder om hoeven te eten.

Het is voor Chris een hele reis naar Groningen. Eerst met de trein naar Groningen stad en dan vervolgens per bus. In de brief van boer Wiert Wobbers is de reisroute nauwkeurig aangegeven. Eenmaal in de bus overziet Chris het vlakke Groningerland. Achter de hoge zeedijk grazen grote groepen schapen op de eenzame kweldergronden. Naar het zuiden liggen de vele wierdedorpen met hun spitse kerktorens in het wijde, open land. Na de vele regendagen is het een verademing weer eens een zonnige dag te mogen beleven. Hij is benieuwd wat hij in Terveld, het dorp waar de boerenplaats ‘Westerheerd’ staat, zal aantreffen. De chauffeur van de bus heeft hem in zijn beste Hollands beloofd dat hij hem zal waarschuwen als hij moet uitstappen. Vanaf die halte is het nog maar een goed kwartiertje lopen naar ‘Westerheerd’. ‘Als je bij de korenmolen bent, kun je de boerenplaats al zien liggen,’ heeft de chauffeur hem verzekerd en Chris merkt tot zijn geruststelling dat het verhaal klopt. Vanaf de halte kon hij de korenmolen zien en nu ziet hij ‘Westerheerd’ in volle glorie liggen. Het is een grote hoeve met een lange stal en een kamphuis. Los van de hoeve staat een grote open pakschuur, waarin honderden strobalen liggen opgeslagen. Statige oude bomen omringen de hoeve en geven aan het geheel een voornaam aanzien.

‘Je hebt nogal wat bij je,’ zegt Wiert Wobbers nadat hij Chris hartelijk begroet heeft. ‘Je rekent er zeker op dat je hier meteen kan blijven.’

‘Als dat zo is, dan hoef ik niet eerst weer terug om mijn spullen op te halen, dus ik dacht: er beter mee dan om verlegen.’

‘Goed zo, jongen. Zo’n praktische en zelfverzekerde instelling mag ik wel.’ Het ijs is hierdoor gauw gebroken en dan maakt hij kennis met de boerin en de dochters Tina van vijftien en Boukje van twintig. Bijzonderheden over zijn thuisfront en dat wat hem hier te wachten staat worden uitgewisseld. Chris herhaalt wat hij geschreven heeft. Gedurende de wintermaanden kan hij op ‘Molenzicht’ gemist worden en daarom wil hij de kans ervaring elders op te doen aangrijpen. Over de werkelijke omstandigheden waarin hij verkeert vertelt hij niets, ook niet dat hij getrouwd is.

Dan vertelt de boer hem dat hij een zware operatie moet ondergaan en dat hij daardoor minstens drie maanden uitgeschakeld zal zijn. Zelf hoeft Chris nauwelijks te werken, want er is personeel genoeg. Hij moet de leiding gedurende drie maanden op zich nemen en zal daarbij kunnen rekenen op de ervaring van de eerste knecht, Ruurt de Jong.

Dan worden de financiële zaken besproken en als Chris ermee akkoord gaat, wordt hun overeenkomst met een ferme handdruk bezegeld. Chris kan wel een gat in de lucht springen. Het vorstelijke weekgeld dat hem geboden wordt, is hoger dan hij verwacht had. Er zitten dertien weken in de drie maanden die hij hier zal doorbrengen en een vlug rekensommetje leert hem dan dat hij er de rente en aflossing van kan betalen en dan nog een flinke som overhoudt. Diezelfde avond schrijft hij een enthousiaste brief aan Rietje, maar als hij daarna in het grote ledikant in de ruime en heldere slaapkamer ligt, voelt hij zich toch eenzaam zonder zijn vrouwtje, wier bestaan hij voor zijn nieuwe huisgenoten verzwegen heeft. Zes weken duurt het nog voordat hij haar weer zal zien en ondanks zijn vreugde over de tijdelijke baan voelt hij zich toch niet zo gelukkig.

 

Er breekt nu voor Chris een wat wonderlijke tijd aan. ‘Het lijkt wel of ik in het buitenland zit,’ schrijft hij aan Rietje. ‘Als die Groningers onder elkaar praten, versta ik er geen woord van.’ Met de eerste knecht Ruurt de Jong kan hij het goed vinden. Ruurt is een rasechte Groninger van voor in de vijftig en hij kent het bedrijf van Wiert Wobbers van voor naar achteren en van boven naar beneden. Voor Chris is hij een hele steun. ‘Westerheerd’ is groot, zeker het dubbele van ‘Molenzicht’. De hoeve wordt omringd door schier eindeloze velden, die deels als bouwland en deels als weidegrond in gebruik zijn. In de ruime stal staan zo’n veertig koeien en dat is wat anders dan de acht schriele beesten die in de stal van ‘Zon en schaduw’ staan. Naast Ruurt zijn er nog drie knechten en twee meiden op de hoeve. De laatsten nemen het zware werk uit de handen van de boerin en van dochter Boukje. Ruurt vertelt Chris dat het boerenpaar ook een zoon gehad heeft, maar dat die als kind aan de een of andere besmettelijke ziekte is overleden. ‘Als die nog geleefd had, zou hij nu vierentwintig geweest zijn en dan zou jouw komst niet nodig geweest zijn,’ vertelt Ruurt.

Gelukkig voor Chris is hij wel nodig en ten bewijze daarvan betaalt de boerin hem ‘met de complimenten van de boer’ aan het eind van de eerste week zijn loon uit. Diezelfde avond gaat er een envelop met een deel van het geld op de bus. ‘Koop er ook iets lekkers voor jezelf voor,’ schrijft Chris. Zelf heeft hij de beste kost die er bestaat voor het kauwen. Al na een week voelt hij dat zijn spieren zwellen en hoewel het niet de bedoeling is dat hij zelf meewerkt, kan hij het toch niet laten af en toe flink aan te pakken. Tegenover Ruurt verdedigt hij zich dat hij na drie maanden niet als een ‘slapjanus’ terug naar huis wil keren.

Die eerste zondag voelt Chris zich pas echt boer op ‘Westerheerd’, want dan rijdt hij de boerin met haar twee dochters in een fraai gerij naar de kerk in Terveld. Hij droomt ervan ooit zelf zo’n hoeve en zo’n prachtig gerij te zullen bezitten.

‘Wij zijn gewend na de kerk even koffie te gaan drinken bij Hommo Dijkhuis,’ zegt de boerin als de mis afgelopen is. Het blijkt dat dochter Reina de vriendin van Boukje, de oudste dochter van Dijkhuis, is. Evenals Boukje telt Reina twintig lentes. Ze slaat haar ogen neer als ze kennis met Chris maakt, maar haar vriendin Boukje vertrouwt ze later toe dat ze wel een beetje jaloers op haar is. Ze zou wel willen dat hij bij hen in huis was. Een leuke en knappe jonge boer en nog vrijgezel ook. Jammer dat hij helemaal in Zuid-Holland woont.

Beide meisjes blijken op de toneelvereniging van het dorp te zitten. ‘Pa reed ons altijd naar de repetitieavonden,’ vertrouwt Boukje Chris toe en ze vraagt hem dan of hij ook die taak van haar vader zou willen overnemen.

‘Maar ik ben jouw pa niet,’ plaagt Chris, maar meteen daarop zegt hij toe te zullen rijden. ‘Het zal mij een eer en genoegen zijn twee schone jonkvrouwen als koetsier te mogen begeleiden,’ zegt hij met zwier en oogst applaus van Boukje.

‘Jammer dat je maar zo kort blijft,’ zegt ze, ‘anders kon je zo een rol krijgen in het toneelstuk.’

‘Maar ik spreek geen woord Gronings,’ verweert Chris zich, maar daar zou Boukje wel raad op weten. Hij zou Gronings moeten leren of er zou een Hollander in het stuk moeten voorkomen. Maar of de regisseur dat zo maar even zou kunnen regelen, is haar niet bekend. ‘Laat ik jullie voorlopig alleen maar rijden,’ besluit Chris en zo gebeurt het ook. Met Boukje in het rijtuig vertrekt hij van ‘Westerheerd’ op weg naar Dijkhuis om Reina op te halen. De hoeve van Dijkhuis staat verder van het dorp af dan ‘Westerheerd’, maar het zou te gek zijn eerst leeg te vertrekken en dan later Boukje op te halen. Om hem gezelschap te houden klimt ze op de bok, maar als ze bij de hoeve van Dijkhuis zijn, kruipt ze gauw samen met Reina in het rijtuig, want op de bok heeft ze het toch koud gekregen.

Die oefenavond vormt Chris in zijn eentje het publiek van de toneelvoorstelling, maar hij heeft geen oordeel over de inhoud van het stuk om de simpele reden dat hij er geen woord van verstaat. Gelukkig is er in het dorpshuis, waar de toneelrepetitie plaatsvindt, voldoende literatuur aanwezig, zodat hij zich niet echt hoeft te vervelen. Tegenover de jonge boerenzoons verklaart hij zijn aanwezigheid door lachend te zeggen dat hij ‘koetsier van de dames is’. De knullen lachen met hem mee, maar echt vrolijk kijken ze niet. Ze vragen zich af wat die vreemde snoeshaan met de twee meisjes voorheeft. Hoewel de literatuur hem boeide, is hij toch blij als de repetitie voorbij is en hij de dames naar huis kan rijden. Eerst levert hij Boukje op ‘Westerheerd’ af en rijdt dan door naar de hoeve van Dijkhuis om Reina veilig thuis te bezorgen. ‘Daag,’ zegt ze zacht als ze thuis is, ‘tot de volgende week.’ Ze zou Chris wel graag een afscheidszoentje willen geven, maar dat durft ze niet. In de komende week is hij wel vaak in haar gedachten en zij is blij als hij haar die woensdag weer ophaalt. Op de weg terug is het rustig en niet al te koud, zodat ze besluit bij Chris op de bok te klimmen als ze Boukje op ‘Westerheerd’ afgeleverd hebben. Eenmaal aangekomen bij haar eigen huis drukt ze Chris voorzichtig een zoentje op zijn wang en fluistert: ‘Bedankt voor het thuisbrengen, tot zondag!’ Reina weet dat Chris met de boerin van ‘Westerheerd’ en dochter Boukje weer op de koffie zal komen. Ze is er blij om, want nu hoeft ze maar drie dagen te wachten. In de korte tijd waarin zij Chris kent, heeft hij een speciaal plekje in haar hart veroverd. Vriendelijk en hartelijk is hij en helemaal niet opdringerig, zoals andere jongens. Juist dat spreekt haar zo in hem aan en ook daarom durfde ze hem een bescheiden zoentje te geven. Als hij haar in zijn armen zou trekken, dan zou zij zeker niet tegenstreven. De volgende keer moet ze hem maar een inniger kusje geven, misschien doet hij het dan wel. De kans om hem een inniger kusje te geven doet zich de andere week voor, want ook dan is het zacht en kruipt ze bij Chris op de bok als ze Bonkje thuis hebben afgeleverd. Het is zo’n tien minuten rijden vanaf ‘Westerheerd’ tot de hoeve van Dijkstra en Reina maakt dan graag gebruik van de deken die Chris haar aanreikt.

‘Het is wel zacht, maar sla die deken toch maar over je heen, anders vat je nog een kou.’ Hij begrijpt eigenlijk niet zo goed waarom Reina uit het behaaglijke interieur van het rijtuig overgestapt is naar de tochtige bok. Reina daarentegen is blij dat ze het gedaan heeft, want nu merkt ze hoe bezorgd Chris voor haar is. Hij moet toch wel iets om haar geven als hij haar met een deken wil beschermen tegen de kou. En het is niet eens erg koud. Misschien wil Chris met zijn gebaar haar wel duidelijk maken dat hij van haar houdt. Als dat eens waar zou kunnen zijn. De afgelopen weken is de jongen geen minuut uit haar gedachten geweest. Dat ze verliefd op de Hollandse boerenzoon is, hebben andere jongens kennelijk al gemerkt, want een vroeg haar al waarom ze zo strak naar die Hollander zat te kijken. Ze beseft dat het steeds moeilijker wordt haar liefde voor Chris Kwakel voor de anderen verborgen te houden. Zelf kan zij die liefde ook nu niet onderdrukken, want als het rijtuig voor haar huis stopt, slaat zij haar armen om de nek van Chris en zoent zij hem vol op zijn mond. Voor eens en voor altijd wil zij hem laten merken dat zij van hem houdt. Zij wil hem desnoods volgen naar Holland als hij daarheen teruggaat. Belangrijk is dat Chris begrijpt dat zij van hem houdt. Zij kijkt hem recht in zijn ogen en fluistert weer: ‘Dag, tot de volgende keer.’ Dan springt ze lenig van de bok, zwaait nog even en is in het achterhuis verdwenen.

Chris moet even bijkomen. Wat gebeurt hier? Achter een zoentje op zijn wang heeft hij niets gezocht, maar dit afscheid was anders. Het lijkt wel of die Reina verliefd op hem is. Zij kuste hem vol op zijn mond. Dat is meer dan een oppervlakkig afscheidszoentje. Hoe moet hij zich hier uit redden? Zij en alle anderen weten niet beter dan dat hij vrijgezel is. Met twee meiden van rond de twintig in een rijtuig loop je dan wel het risico dat er gezoend wordt. Als echte vrijgezel zou hij er ook geen moeite mee gehad hebben, want het zijn beiden knappe meiden, vooral Reina. Maar hij is gelukkig getrouwd en hij verlangt elke minuut van de dag naar zijn Rietje. Een verliefde jonge meid kan hij nu al helemaal niet gebruiken. Enfin, nog een paar weken en hij kan zijn eigen lieve vrouwtje weer in zijn armen sluiten. Die verliefdheid van Reina zal vanzelf wel overgaan. Resoluut keert hij het paard en spoort het aan tot lichte draf. Hij wil niet te laat naar bed, want morgen is het weer vroeg dag. Maar dan merkt hij dat het paard bij het bit gepakt wordt, zodat het rijtuig stil komt te staan. Het is donker, dus kan hij niet goed zien wat er gebeurt. Maar dan verschijnen er enkele jonge knullen in het licht van de lantaarn en die snauwen: ‘Doe, Hollander dijst bist, blief mit dien gore griepvingers van ons wichten af.’

Chris schrikt, maar begrijpt niet goed wat de knullen willen. Eerst denkt hij aan een grap, maar als hij de verbeten koppen van de jonge boeren ziet, denkt hij daar toch anders over. ‘Als je iets van me wil, praat dan Hollands, want dat Gronings versta ik niet,’ reageert hij.

En dan komt een van de knapen naar voren en zegt in onvervalst Hollands: ‘Je moet met je gore poten van onze meiden afblijven!’ Die taal verstaat Chris, maar hij is zich toch van geen kwaad bewust. Het simpele feit dat hij de dochter van zijn tijdelijke baas en haar vriendin begeleidt tijdens hun wekelijkse repetitieavond van de toneelclub maakt van hem toch geen vrouwen verleider. ‘Kom eens van de bok af,’ roept er een en de anderen vallen hem bij: ‘Ja, kom eens naar beneden, we willen praten.’

‘Praten kan altijd,’ vindt Chris en dus daalt hij welgemoed de twee treden van het trapje naar de begane grond af. Daar blijkt van praten geen sprake te zijn, want hij wordt meteen tegen de grond geslagen.

‘Met Hollanders die niet van onze meiden kunnen afblijven, maken we korte metten,’ wordt hem te verstaan gegeven en weer krijgt hij een dreun. Deze is goed raak, want hij voelt het bloed langs zijn mond vloeien. Tegen deze overmacht is hij niet opgewassen en dus is hij geweldig opgelucht als een van de knapen het sein tot de aftocht geeft. Ontredderd blijft hij staan. Ook het paard is onrustig geworden en klauwt met een van zijn voorbenen in de grond. Chris klopt het zenuwachtige dier op zijn hals en spreekt het kalmerende woorden toe. Maar zelf is hij er ook niet al te best aan toe. Met een zakdoek probeert hij het bloed te stelpen en als dat niet goed lukt besluit hij maar vlug naar ‘Westerheerd’ te rijden. Daar is alles om hem te verzorgen en misschien ook een borrel om zijn zenuwen wat te kalmeren, want geschrokken is-ie wel van de primitieve reactie van de Groningse jongelui.

‘Wat is er met jou gebeurd?’ vraagt de boerin ontsteld als Chris de huiskamer binnenkomt. ‘Heb je gevochten?’ vraagt ze nog, maar Chris schudt zijn hoofd. Dan vertelt hij wat hem overkomen is en wat in de hoofden van de boerenzoons de aanleiding voor de afstraffing is. De boerin kan zoveel agressie niet begrijpen en zij is het met Chris eens dat hij er inderdaad beter aan doet de twee meisjes niet meer te rijden. Maar dan komt ze in actie, want Chris heeft een blauw oog en zijn neus is opgezwollen terwijl zijn bovenlip bloedt. Als de wonden schoongemaakt zijn, valt het allemaal nogal mee. Toch vindt Chris het erg vervelend dat dit hem nu overkomen is. Amper tien dagen scheiden hem van zijn vrije weekeind en hoe moet hij de verwondingen en blauwe plekken tegenover Rietje verklaren. Hij hoopt maar dat ze tegen die tijd weggetrokken zijn. Zo niet, dan verzint hij wel iets. Hoewel er niets gebeurd is, zou Rietje alleen maar schrikken als ze de werkelijke toedracht te horen kreeg.

 

Die zondag na de knokpartij moet Chris de boerin en haar dochters weer naar de kerk rijden en daarna wordt er traditiegetrouw weer koffiegedronken bij de familie Dijkhuis. Van haar vriendin Boukje heeft dochter Reina gehoord wat Chris overkomen is en ze is er helemaal van overstuur geraakt. Als Chris haar begroet, houdt ze even zijn hand vast en vraagt of hij nog pijn heeft, maar hij lacht haar zorgen weg en zegt dat het leed allang weer geleden is. ‘Er moeten mannen komen en geen opgeschoten jongens om mij aan het schrikken te maken,’ schept hij op. Tegenover zowel Boukje als Reina wil hij zich niet laten kennen. Wel heeft hij hun duidelijk gemaakt dat het koetsiertje spelen voor de wekelijkse toneelavond tot het verleden behoort. Die taak heeft hij overgedragen aan Ruurt de Jong, die onverdacht is bij de mannelijke jeugd van Terveld, want Ruurt is eerzaam getrouwd en boven de vijftig.

Ze drinken koffie bij de familie Dijkhuis en de gewone dorps nieuwtjes worden uitgewisseld. Bij het afscheid stopt Reina hem een envelop in zijn handen met de boodschap die vlug in zijn zak te stoppen. Chris weet niet wat de envelop bevat, maar doet wat er van hem gevraagd wordt. Eenmaal terug op ‘ Westerheerd’ haalt hij de envelop uit zijn zak en deze blijkt een briefje te bevatten. En dan leest hij:

 

Lieve Chris,

Ik heb gehoord dat de jongens jou in elkaar geslagen hebben en ook dat je ons nu niet meer naar de toneelrepetities zal vergezellen. Dat vind ik erg jammer, want nu zijn wij niet meer samen en dat vond ik juist zo fijn. De kus die ik je gaf was echt gemeend, want ik hou van je. Zeg of schrijf me zo vlug mogelijk waar we elkaar weer kunnen ontmoeten, want ik verlang heel erg naar je.

Je Reina

 

Grinnikend stopt hij de brief in zijn binnenzak en schudt zijn hoofd. Die meiden toch! Als je maar een beetje vriendelijk voor ze bent, worden ze meteen verliefd. Het streelt wel een beetje zijn ijdelheid, maar ook vindt hij het lastig. Steeds moet hij bij de familie Dijkhuis op de koffie en steeds zal daar ook Reina zijn. Wat moet hij in hemelsnaam tegen dat kind zeggen? Haar voor het hoofd stoten wil hij niet. Zeggen dat hij gelukkig getrouwd is, kan helemaal niet, maar wat dan? Het beste is maar dat hij haar zegt dat de liefde niet wederzijds is en dat zij een andere jongen zal moeten zoeken. Hij gaat zich verkleden voor het werk en denkt niet meer aan de brief.

 

Thuis telt Rietje de dagen af die haar nog scheiden van het weekeinde waarop zij Chris weer in haar armen zal kunnen sluiten. Met vandaag mee zijn het nog precies zes dagen en dan komt Chris thuis. Twee dagen blijft hij en dan gaat hij weer voor zes weken weg, maar daarna is het ook voorbij. Dan zitten de drie maanden erop en dan staat het voorjaar voor de deur. Dan komt er aan deze verschrikkelijke winter een einde. Drie maanden lang moederziel alleen in de koude bedstee en dan al het werk. Piet Blerk doet zijn best haar de zwaarste klussen uit handen te nemen, maar ondanks dat blijft het zwaar. Doordat Chris wekelijks wat geld stuurt, heeft ze gelukkig geen grote financiële zorgen, maar de eenzaamheid knaagt aan haar. Af en toe komt Kors langs om haar te helpen, maar het kost haar bijna evenveel tijd hem te zeggen wat hij moet doen en hoe hij het moet doen als de tijd die het haar uitspaart. Fijner vindt zij het als ook haar moeder meekomt. Aan haar heeft ze dan wat aanspraak en met haar kan ze ook haar zorgen bespreken. Ook op aandringen van haar moeder neemt ze zelf wat versterkende middelen, want de eenzaamheid en het verdriet van de tijdelijke scheiding hebben hun sporen op haar gezicht achtergelaten. Ze ziet er afgetobd uit en dat ziet ook Piet Blerk. Hij probeert haar op te beuren en loopt dan zó vaak bij haar binnen, dat er weer een knallende ruzie tussen hem en Hella door ontstaat. Het is dan ook met een zucht van verlichting dat ze op die vrijdagavond na het bekende geluid van het klaphekje niet Piet maar Chris het achterhuis ziet binnenkomen. ‘Eindelijk,’ huilt ze en ze klampt zich onstuimig vast aan haar lieve jongen. Ook hij drukt haar stevig tegen zich aan en even vergeten zij alles en hebben slechts oog voor elkaar. Als zij zijn mond even loslaat en iets wil zeggen, dan drukt hij zijn mond alweer op de hare en verliezen zij zich weer in een schier eindeloze kus. Totdat zij haar hand op zijn mond legt en hem vraagt wat er in hemelsnaam met zijn gezicht gebeurd is. Helaas zijn de blauwe plekken en de gezwollen neus van de knokpartij nog niet helemaal verdwenen. ‘In het donker ben ik met mijn hoofd tegen een balk in de schuur aangelopen en dat is nogal flink aangekomen,’ liegt Chris. Na de knokpartij in Terveld heeft hij zich voorgenomen Rietje niet nodeloos ongerust te maken en dus verzint hij een smoes. Rietje heeft geen enkele reden aan de waarheid van zijn verhaal te twijfelen en ze kust de gekwetste plekken en vraagt of het nog pijn doet. Maar Chris schudt zijn hoofd en zegt dat alle leed inmiddels alweer geleden is. ‘Zo, en nou wil ik eens een rondgang over het bedrijf maken om te zien hoe alles erbij staat,’ zegt Chris en hij hangt zijn goede kleren over een stoel in de kleine kamer en trekt zijn werk kloffie aan. Natuurlijk gaat iedere vergelijking met ‘Westerheerd’ mank, maar dit is zijn eigen spul en er zijn geen veranderingen ten opzichte van zes weken geleden. In de stal heffen de koeien hun koppen op in de hoop nog wat extra voer te krijgen en Chris stelt ze niet teleur. Aan het eind van de voorgang staan twee kruiwagens met schillen en groenteafval. Hij pakt er een paar handen vol van en strooit die uit voor de beesten. Daarna loopt hij het weiland in en stelt tot zijn schrik vast dat het weer erg drassig is.

‘Heeft het hier veel geregend?’ vraagt hij Rietje als hij weer terug in huis is.

Rietje denkt na en haalt haar schouders op. ‘Ik heb meer aan jou gedacht dan op het weer gelet, maar ik geloof niet dat het abnormaal veel geregend heeft.’

‘Ik had de indruk dat er veel regen gevallen is omdat het land weer zo drassig is. Het lijkt wel of we van die ellende nooit verlost worden.’

Maar dan drukt Rietje hem op een stoel, gaat op zijn schoot zitten en slaat haar armen om zijn nek. ‘Nou even geen zorgen, jongen, laten we deze twee dagen dicht bij elkaar blijven, want straks moet ik je weer zes weken missen en ik weet niet goed hoe ik die tijd moet doorkomen.’ Ze neemt zijn gezicht tussen haar handen, kijkt hem diep in zijn ogen en zegt: ‘Als je zo lang weg bent, besef ik pas hoeveel ik van je houd.’ Ze geeft hem geen gelegenheid te antwoorden, want haar mond klemt zich weer vast op de zijne en zo blijven ze minutenlang zitten, totdat er gestommel in het achterhuis is. Net voordat Piet Blerk binnenkomt, is ze van Chris’ knie gesprongen.

‘Ik hoorde dat je thuisgekomen bent, dus kom ik je maar even begroeten,’ zegt Piet. ‘Hoe is het je in het Groningerland vergaan?’ ‘Best!’ reageert Chris. ‘Maar ik raad het je niet aan hetzelfde te doen, want zes weken van huis is geen lolletje.’

Piet kijkt met een schuin oog naar Rietje en zegt: ‘In jouw geval waarschijnlijk niet, maar ik zou er niet zoveel moeite mee hebben. Zes weken weg betekent zes weken geen gekijf en dat is ook wat waard.’ Het is wel duidelijk dat Piet minder gelukkig in de liefde is dan Chris. Dat het gekijf van zijn vrouw Hella alles te maken heeft met zijn veelvuldige bezoeken aan de buurvrouw, vertelt Piet er maar niet bij. Rietje weet het, maar ook zij praat er niet over. Meer dan ooit ziet ze de bewonderende blikken van Piet en dan probeert ze maar er geen acht op te slaan. Zeker nu Chris al die tijd weg is, kan ze de hulp van Piet niet missen en neemt ze zijn gedrag maar op de koop toe. Last heeft ze er nauwelijks van, want handtastelijk wordt hij nooit.

‘Kan ik de komende zes weken weer op je steun rekenen, Piet?’ vraagt Chris voor alle zekerheid. Ook hij weet dat Rietje het niet zal kunnen klaren zonder de hulp van Piet.

‘Zoveel heeft die steun niet om het lijf,’ vindt Piet. ‘Bij gelegenheid doe je maar eens iets terug als het nodig is.’

‘Ik weet al wat,’ bedenkt Chris, ‘als ik terug ben zal ik je schuur een keer teren, want ik weet dat jij daar een gloeiende hekel aan hebt.’ Piet knikt ten teken dat Chris gelijk heeft.

Er breken voor Rietje en Chris een paar heerlijke dagen aan. ‘Het lijkt wel of we net getrouwd zijn,’ giechelt ze als Chris haar in het voorbijgaan steeds even beetpakt en knuffelt. Ze eten er die dagen ook goed van en gaan vroeg naar bed. Maar voordat ze het goed en wel beseffen is het alweer maandagochtend en moet Chris weer terug naar Groningen.

‘Ik loop nog even naar Piet en Hella om gedag te zeggen,’ roept Chris. Hij weet Rietje in het kleine kamertje bezig met het inpakken van de spullen die hij moet meenemen. Over de stoel hangt zijn jasje en ze borstelt de kraag nog even. Dan ziet ze een envelop uit zijn binnenzak steken. Waarschijnlijk een van de briefjes die zij hem geschreven heeft. Ze is benieuwd welke het is, haalt de envelop uit de binnenzak en vouwt de brief open. Dat is haar handschrift helemaal niet! Het is maar een kort briefje en haar ogen vliegen over de regels... in elkaar geslagen... de kus was gemeend... ik hou van je... je Reina. Ze staat als aan de grond genageld, vouwt in een roes de brief op en stopt hem weer in de binnenzak. Ze trilt over haar hele lichaam en ze kan niet goed denken. Het lijkt wel of zij een klap op haar hoofd gekregen heeft. Chris heeft iets met een ander meisje of een andere vrouw in Groningen. Dit besef dringt langzaam tot haar hersens door, maar begrijpen kan zij het niet. Tijd om erover na te denken krijgt ze ook niet, want Chris is weer teruggekomen. ‘Heb je alles klaar?’ vraagt-ie. ‘Ik moet een beetje opschieten anders haal ik de bus van half negen niet.’ Hij schiet in zijn jasje en pakt de grote tas die Rietje voor hem klaargezet heeft. Dan slaat hij zijn armen om haar heen en trekt haar innig tegen zich aan. Zij huilt en hij voelt haar schouders schokken. ‘Stil maar,’ fluistert hij, ‘over zes weken ben ik weer terug en dan ga ik niet meer weg.’ Hij kust haar nog eens en vindt het wat vreemd dat zij hem niet onstuimig terug kust. Dan besluit hij het afscheid niet eindeloos te rekken, omdat dat haar nog maar verder van streek zal maken. ‘Dag hoor!’ zijn zijn laatste woorden en met een laatste zwaai verdwijnt hij om de hoek van de grote schuur van Piet Blerk, Rietje volkomen ontredderd achterlatend.

Zij zakt op een stoel in de huiskamer, verbergt haar gezicht in haar handen en huilt met gierende uithalen. Vertwijfeld vraagt ze zich af hoe hij dat nou kon doen. Hij houdt toch van haar, dat heeft ze de afgelopen dagen wel gemerkt. Of speelde hij toneel? Zij kan het zich niet voorstellen, maar waarom bedriegt hij haar dan met een meisje uit Groningen? ‘Ik hou van je... je Reina.’ Die woorden staan als het ware op haar netvlies gedrukt. Wie is die Reina? Allemaal vragen, ze komt er niet uit en ze kan er ook met niemand over praten.

 

In de weken die volgen gaat ze stil haar gang. Cobie Daalder, een van de buurvrouwen, vraagt of er iets aan de hand is. ‘Je ziet zo bleek, je bent toch niet ziek? Of trekje je het vertrek van Chris zo aan? Meid, kop op, nog een maandje geduld en dan staat hij weer voor je neus.’ Rietje knikt en glimlacht flauwtjes. Ze vindt het fijn als Cobie even langskomt. Dat geeft wat afleiding, want dat heeft ze wel nodig. Gaven de brieven van Chris haar in de eerste zes weken die afleiding, nu is dat anders. De inhoud van de brieven is niet veranderd. Hij schrijft lieve woordjes en beurt haar op, maar zij leest ze met in haar achterhoofd de gedachte dat hij niet echt meent wat hij schrijft. Zijn lieve woordjes beuren haar niet op, maar doen haar twijfels toenemen. In gedachten ziet zij hem in de armen van die Reina.

Als Piet Blerk binnenkomt vindt hij haar in tranen. Wat hij anders nooit doet, doet hij nu: hij slaat zijn arm om haar schouder en vraagt wat eraan scheelt. Zij antwoordt niet, maar laat haar hoofd op zijn schouder zakken en zij snikt het uit. Zij heeft even een schouder nodig om op uit te huilen. ‘Stil maar,’ zegt Piet en troostend streelt hij met zijn vrije hand haar hoofd. Als hij met zijn mond haar wang beroert, komt Rietje tot haar positieven. Waar is zij mee bezig? Wil zij de ontrouw van Chris wreken door hem op haar beurt te bedriegen met Piet? Deze drukt haar vaster tegen zich aan en probeert haar op de mond te zoenen, maar dan weert zij hem af en maakt zij zich los uit zijn omarming.

‘Dat moet je niet meer doen, Piet,’ zegt zij, haar kapsel in fatsoen brengend. Piet trekt een berouwvol gezicht en mompelt een verontschuldiging. Ook hij realiseert zich dat hij te ver gegaan is.

Die avond huilt Rietje in de grote en kille bedstee haar kussen weer eens nat. Zo ver is het al met haar gekomen dat zij zich door de buurman laat troosten en kussen. Ze voelt zich niet goed en moet overgeven zo misselijk is ze. De andere morgen is die misselijkheid nog niet verdwenen. Zij is al bijna drie weken over tijd, maar weet dat aan haar spanningen. Nu beseft zij dat zij waarschijnlijk in verwachting is. Eigenlijk zou ze dolblij moeten zijn, maar dat is ze niet. Ze wacht ook niet tot Chris terug is om het hem als eerste te vertellen, maar zij vertelt het buurvrouw Cobie Daalder.

‘Daar zou ik maar eens een wat zonniger gezicht bij trekken,’ vindt deze. ‘Nou begrijp ik waarom jij er de laatste weken zo belabberd uitzag. Goed nieuws voor Chris als hij thuiskomt.’ Voor Rietje zelf is het kennelijk niet zulk goed nieuws, want zij barst in tranen uit. Eigenlijk zou ze met iemand haar zorgen willen delen, maar dat kan niet. Het ligt wel op het puntje van haar tong Cobie te vertellen wat haar echt dwarszit, maar zij kan er toch niet toe komen. Er volgen weken waarin zij vaak misselijk is, maar er zijn ook dagen waarop ze zich wat beter voelt. Op een van die dagen gaat ze naar het spreekuur van dokter Bovenkerk en die bevestigt wat ze al bijna zeker wist. Na ruim drie jaar is zij in verwachting. De dokter feliciteert haar en geeft haar wat tips voor de komende tijd. Hij vertelt haar wat zij moet doen en vooral wat zij moet laten. Spanningen moet zij vermijden, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. In plaats van te verlangen naar de terugkomst van Chris, neemt de spanning toe naarmate de weken verstrijken en dan is het zo ver.

‘Eindelijk, schatje,’ zucht Chris als hij zijn lieve vrouwtje in zijn armen sluit. Maar dan kijkt hij haar bezorgd aan en vraagt of zij wel goed eet. Als hij haar die eerste dag in de gaten houdt, maakt hij zich hoe langer hoe meer zorgen. Dit is niet de Rietje die hij verwacht had terug te zien. Ze is wat afwezig en reageert niet spontaan op zijn liefdesuitingen. Hij kan niet goed hoogte van haar krijgen, ’s Avonds in bed ligt zij te snikken.

‘Wat is er toch met je, lieveling?’ vraagt hij.

‘Ik ben in verwachting.’

‘Wat?’ Chris gaat rechtop in bed zitten en vraagt of hij haar goed verstaan heeft. ‘Wat heerlijk! Een kindje, dan wordt ons geduld toch nog beloond,’ lacht hij en sluit Rietje in zijn armen. ‘Huil je van blijdschap, lieverd?’ Hij schrikt als dat niet het geval blijkt te zijn.

‘Nee, ik ben niet blij.’ Hij voelt dat haar schouders schokken.

‘Wat is er dan? Waarom ben je niet blij?’ Hij begrijpt er helemaal niets van, maar dan komt het hoge woord eruit.

‘Wat is er tussen jou en Reina?’ vraagt ze snikkend. Chris schrikt van die vraag.

‘Reina?’ mompelt hij, ‘die naam heb ik hier nooit genoemd.’

‘Nee, dat is wel duidelijk. Mij vertel je natuurlijk niks over je avontuurtjes in Groningen.’

‘Maar hoe kom jij dan aan die naam, schat, en over welke avontuurtjes heb je het in godsnaam?’

‘Voordat jij laatst wegging heb ik een briefje van die Reina in jouw zak gevonden en toen wist ik genoeg.’ Dan gaat Chris een licht op. Op die bewuste zondag heeft Reina Dijkhuis hem een briefje gegeven met haar liefdesverklaringen. Hij heeft erom moeten lachen, de envelop in zijn zak gestoken en er niet meer aan gedacht. Wel heeft hij Reina een keer verteld dat het tussen hen niets kan worden.

‘Maar lieveling toch, er is niets tussen mij en die Reina.’ Dan vertelt hij precies wat er in Groningen gebeurd is. Vanaf de eerste rit met de twee meiden naar de toneelrepetitie tot en met de boodschap die hij Reina uiteindelijk gegeven heeft. Hij vertelt er ook bij dat hij haar niet de ware toedracht van de knokpartij heeft verteld om haar niet nodeloos ongerust te maken. ‘En zes weken lang heb jij in de veronderstelling geleefd dat ik je met een ander meisje bedroog. Wat heb jij jezelf nodeloos gekweld, en waar heb ik het aan verdiend dat je mij niet vertrouwde?’ Rietje heeft stil liggen luisteren en ten slotte beseft ze dat ze haar lieve jongen veel onrecht aangedaan heeft. Ze werpt zich snikkend aan zijn borst, overlaadt zijn gezicht met kusjes en stamelt verontschuldigingen. ‘Ik kon het ook niet begrijpen, lieverd, maar het stond er zo duidelijk in dat briefje. Had ik het maar meteen gezegd, dan had ik geen zes weken in de zenuwen hoeven te zitten.’ En weer klampt ze zich aan hem vast en smeekt hem niet boos op haar te zijn. ‘Boos?’ reageert Chris, ‘ik ben niet boos op je, schatje. Zelf had ik er ook met je over moeten praten. De houding van die Reina moet je ook begrijpen, want zij weet niet beter dan dat ik vrijgezel ben. Wij waren het er toch samen over eens dat ik niet zou zeggen dat ik getrouwd ben.’

‘Ik ben dom geweest, jongen,’ zucht ze en zegt: ‘Nou kan ik net als jij gelukkig zijn met het kindje dat ik verwacht.’

‘Dat is waar ook,’ lacht Chris nu onbevangen, ‘door alle commotie over Reina zou ik dat bijna vergeten. Het is niet voor niets geweest dat ik drie maanden in Groningen was, lieveling. Nu kunnen we onze schulden betalen, en er blijft dan nog genoeg over om wat nieuw vee aan te kopen, en het varken dat we gaan slachten kunnen we nu voor het grootste gedeelte zelf houden, want in de komende maanden heb jij krachtvoer nodig!’

‘Maar jij moet ook goed eten, hoor!’

‘Maak je om mij maar geen zorgen, toen ik vandaag mijn werkbroek aantrok, moest ik het bovenste knoopje los laten. Voorlopig kan ik dus even teren op mijn vet.’

In de wetenschap dat de toekomst er goed uitziet en er over zo’n acht maanden een kindje zal komen, vallen zij die avond, met de armen om elkaar heen geslagen, in een droomloze slaap.