HOOFDSTUK 26

 

Emed gunt mij een kijkje in het Zomerland

 

... Laat de kinderkens tot Mij komen...

 

 

Het was een eigenaardige gewaarwording te worden opgenomen en te worden meegevoerd, terwijl het stoflichaam moest achterblijven in een diepe, droomloze slaap. Het is een van de mooiste ervaringen die ik heb beleefd én een van de onbegrijpelijkste.

Het was naar aanleiding van een vraag, dat Emed mij meenam om de oplossing daarvan te aanschouwen.

Het was de vraag, hoe de sferen er zouden uitzien en ik kon daar, wanneer mij deze vraag gesteld werd, moeilijk antwoord op geven. Vooral wanneer Emed niet aanwezig was, voelde ik een dergelijk verslag te geven als een zware opgave.

Ik moest mij dus wel vol vertrouwen aan mijn gids overgeven, toen ik mijn stoflichaam achterliet en de brug der overgang betreden moest.

Wij gingen door een onmetelijke ruimte met een niet te beschrijven snelheid en ik verloor onmiddellijk alle besef van tijd, iets wat niet zo verwonderlijk was, want tijd is een menselijk begrip en wij gingen met de snelheid van de gedachte, die niet te meten is!

Ik volgde Emed, die mij alles toonde en uitlegde wat ik niet begreep. We kwamen door een gebied waar alles grauw en troosteloos was, alsof mistige laaghangende wolken alle uitzicht belemmerden; Emed maakte mij duidelijk dat in dit mistige, stille gebied de geest in staat werd gesteld, zichzelf in diepe eenzaamheid te zien zoals hij op aarde was geweest, opdat hij zich zou kunnen concentreren op zijn ware wezen en zo het geneesmiddel zou vinden voor zijn geestelijke kwalen.

Het was het oord van zelfbeschouwing, met de mogelijkheid van het verlangen goed te maken, wat men misdreven heeft.

Nadien betraden wij een oord, waar grote bedrijvigheid heerste, maar het was er zeker niet onrustig. De een hielp de ander: ik kreeg de indruk, dat men bezig was door magnetiseren, genezing te brengen en inderdaad vertelde Emed dat hier allen geholpen werden, die zich in de geestenwereld nog verminkt of ziek waanden. „En allen die u hier ziet helpen, zijn broeders en zusters, die deze taak vrijwillig op zich hebben genomen.

Door hen ook, volgt de herkenning van hen die reeds aan Gene Zijde leefden, maar die deze zieken en ongelukkigen niet konden bereiken door de gedachten aan hun ellendige toestand. Zodra zij hun ziekten of verminkingen kunnen loslaten, is er geen enkele belemmering meer om diegenen op te zoeken, die hen waren voorgegaan, al kunnen zij dikwijls niet direct blijvend in hun omgeving vertoeven. Door het aanschouwen van de hen omringende schoonheid, zal de drang om daar te mogen leven in hen spoedig ontwaken. Wanneer deze geesten zich dat eenmaal bewust zijn, dan is het tijd om hen reeds in een veel mooiere omgeving te brengen, waar zij ook gestoken worden in het geestenkleed.”

Emed maakte een beweging die ik niet kan omschrijven. Waarna wij meteen stonden in een ander deel van het wonderschone land der sferen.

Hetgeen ik nu waarnam zal misschien menig ouderpaar, dat een kind moest afstaan tot steun en troost zijn.

Het is bijna onmogelijk de schoonheid van kleuren en geuren te beschrijven die mij omringden. Een ongekende bloemenweelde, bloemen die wij op aarde helemaal niet kennen, noch in kleur, vorm of geur, was voor mij waarneembaar. Iedere poging dit te beschrijven, kan dit alles alleen maar kleurloos maken.

Vriendelijke intelligenties verzorgden de kinderen, die vrolijk speelden en zongen en in hun witte kleertjes, met kleurige sjerpen en met bloempjes in de glanzende haren, rondhuppelden of ernstig verdiept waren in hun lessen, die de komende taak, later, zouden moeten ondersteunen.

Er was zo'n oneindige schoonheid, zo'n geluk, dat ik de kleine wezentjes wel stuk voor stuk had willen omarmen, maar ik kon ze niet aanraken en ik kreeg heel sterk de indruk, dat zij Emed zien konden, maar mij niet. Emed verklaarde direct, dat ik nog in de stof thuishoorde en dat mijn uitstralingen daardoor een belemmering voor hen waren.

Wanneer mijn geest het stoflichaam werkelijk zou hebben verlaten, dan kwamen de verhoudingen heel anders te liggen. Hoewel ik graag nog enige tijd in deze sfeer zou zijn gebleven, moesten wij verder, maar ik had gezien met welk een enorme liefde deze kinderen omringd werden en hoe de kleinsten de tederste verzorging ontvingen. Het was uitgesproken een sfeer van hoogste liefde en ik begreep ineens de woorden van Christus „Hunner is het Koninkrijk” veel beter.

Emed voerde mij weer mee en vertelde onderwijl hoe de kinderen alle leed, dat zij op aarde zouden hebben kunnen meemaken, hier bespaard werd en zij kunnen ook nooit afdalen naar de lagere gebieden van strijd en eenzaamheid. Zij zouden verschrikt worden en hun geest zou bedroefd zijn, daarom gaan zij uitsluitend op bezoek bij hen, die door hun liefde en vriendelijkheid hun geest alleen maar hoger kunnen ontwikkelen.

Ik hoop, dat dit heel veel ouders een steun mag zijn, die hun kindje reeds in de eerste bloei van het leven moesten afstaan. Troost u bedroefde ouders: uw kind is veilig en gelukkig en groeit op in louter liefde!

In hun leerschool hoort thuis, dat zij zullen weten hoe het hen vergaat, die hun stofleven verknoeid hebben, maar eerst din wanneer zij geestelijk geheel volwassen zijn en hun taak bij de op aarde levende mensen gaan vervullen.

Wij hadden nu een gebied betreden, waar Emed mij liet zien op welke wijze de mensen de inspiratie ontvangen van schone kunsten. Het was alsof ik in een zaal stond, waar het mooiste orkest dat ik ooit hoorde, muziek liet klinken en de melodieën waren als het zachte ruisen van de wind en als het kabbelen van vrolijk stromend water. Het was mij alsof ik zelf in een zachte zomerwind stond in een niet te beschrijven licht, dat vrede en behagen schiep.

Ik vroeg Emed of zij dat licht steeds rondom zich hadden en hij gaf ten antwoord: „Indien wij dat wensen, kunnen wij dit licht steeds om ons heen hebben, maar wij kunnen ons ook omringen met een zachte schemer, indien onze geesten rust behoeven.”

Hij toonde mij vruchten, die ik echter niet mocht aanraken en verklaarde dat zij zich daarmee geestelijk voeden.

Voor de laatste keer betraden wij een ander gebied. Hier klonken orgeltonen van zo'n overweldigende schoonheid, dat ik mijn ontroering niet kon bedwingen.

Het was een zeer hoge intelligentie, die deze unieke klanken aan het orgel wist te ontlokken, met zulk een edel gelaat en fijn gevormde trekken en zulke prachtige handen, dat ik gefascineerd bleef kijken. „Dit is de muziek die velen op hun sterfbed kunnen beluisteren,” zei Emed. Toen raakte hij met zijn prachtige handen mijn hoofd aan: ik heb nooit zulke volmaakte handen gezien en terwijl hij dat gebaar maakte, zat ik met een schok... in mijn bed. De slaapkamer was donker en in mijn teleurstelling voelde ik mij diep ongelukkig en in mij was diep het leed, omdat ik alle doorleefde schoonheid had moeten verlaten, of was dit alles een droom geweest?

Ik dronk een glas water, nadat ik licht had gemaakt en toen ik weer in bed stapte en het licht uit deed, zag ik Emed, die mij vertelde dat ik werkelijk een reis door het Zomerland had gemaakt, maar dat ik nu weer de mij opgelegde taak moest zien te vervullen. Hij beloofde mij, dat ik nog meer zou mogen zien, nu mijn werk met veel meer overtuigingskracht gebracht kon worden en, omdat ik geestelijk doodmoe was en de troost van zijn woorden dankbaar in mij opnam, viel ik in een lange, droomloze en verkwikkende slaap.