HOOFDSTUK 20
Brieven
„ ... Velen zult gij een krachtige steun zijn...”
Mevrouw,
Gaarne en uit het diepst van mijn hart betuig ik u mijn oprecht gemeende dank voor al uw hulp en leiding, die u mij geeft.
Ik ben een persoon, die heel goed zijn gebreken kent, ik ben bazig van aard maar heb toch behoefte aan steun, speciaal op geestelijk gebied.
In u heb ik gevonden de mens die mij — zoekende — dit verschaft en hier ben ik, meer dan in woorden is uit te drukken, dankbaar voor.
Indien uw meisjesnaam mij niet was opgevallen, zou ik niet bij u gekomen zijn in mijn moeilijke omstandigheden.
De eerste keer kwam ik bij u in januari 1947 en door de cursus die ik volgde bij prof. Tenhaeff, had ik mij voorgenomen zonder bepaalde voornemens, bij u te komen en zo zat ik in de wachtkamer...
Bij het behandelen van mijn voorwerp zei u o.m. iemand bij mij te zien, een oudere heer, die in hevige mate aan arterie-verkalking leed. Ik antwoordde daarop: „Neen, dat is rheumatiek,” maar u bleef bij uw verklaring dat het aderverkalking zou zijn.
Na nog verschillende mededelingen, zei u: „U houdt veel van tin.” Mijn ogen gingen steeds wijder open want bijna dagelijks stond ik voor een winkel van kunstartikelen naar de uitgestalde tinnen voorwerpen te kijken, maar ik had geen moment dat ik bij u was aan deze voorliefde gedacht.
Bij het afscheid nemen zei u spontaan: „Tot ziens”, waar ik met kennissen om heb gelachen, maar veertien dagen nadien stond ik opnieuw voor uw deur, want hetgeen u mij vertelde, was in de tussenliggende veertien dagen uitgekomen en ik voelde hoe langer hoe meer de interesse voor uw werk. Mijn omstandigheden waren in die tijd niet zo prettig zodat ik om de twee of drie weken wel bij u verscheen.
Hetgeen u de laatste keer tegen mij zei vergeet ik nooit en vertel
het aan ieder met wie ik hierover spreek: U zond mij voor een half jaar weg, want, zei u, „Ik krijg toch geen nieuwe visie op uw geval en ik vind dat geld weggooien.”
Hoewel deze geste voor mij persoonlijk niet aangenaam was, vond ik het zeer sympathiek en hoop dat collega's van u hier een voorbeeld aan nemen.
Mijn dokter had ik verteld welke mededeling u had gegeven i.z. de gezondheid van mijn vader, maar hij vertelde dat uw diagnose hem niets zei, maar de toestand van vader ging achteruit en de dokter zei: „Er komen nog een paar zware maanden voor u.”
Begin september kwam ik weer bij u en na enige waarnemingen die later precies juist bleken te zijn, zei u: „De dood ligt angstvallig dicht bij u en ik kan het niet goed vinden dat u de gehele dag van huis bent, want de toestand van uw vader gaat zienderogen achteruit.”
Thuiskomende trof ik de arts aan en vroeg hem wat vader nu eigenlijk scheelde, waarop hij antwoordde: „Zware aderverkalking.” Ik wees hem prompt op uw diagnose, maar daarop reageerde de dokter niet.
4 September woonde ik een séance van u bij en uw medische controle prof. Bolk was aanwezig. Ik waagde hem te vragen naar zijn visie op vader en wanneer ik honderd jaren oud word, dan zal ik zijn antwoord nooit vergeten want hij zei: „Het is een kwestie van enkele dagen, misschien uren, houdt goede moed, er is geen dood... het zal een rustig einde zijn.”
In de pauze vertelde ik u datgene wat prof. Bolk had gezegd en u zei mij: „Ga liever naar huis...”
Ik kwam huilende thuis en telefoneerde de dokter en aan hem vertelde ik het verloop van de avond bij u, waarop hij verklaarde zelf een leerling van prof. Bolk te zijn geweest.
Maandag 8 september kreeg vader last van een hevige benauwdheid; de dokter kwam onmiddellijk en gaf hem een injectie.
De dag tevoren had de dokter mij gezegd, dat mij nog enkele zware weken zouden wachten, echter om half vier in de ochtend is vader overleden.
Dokter kwam 's morgens en zijn eerste woorden waren: „Prof. Bolk heeft toch gelijk gehad, naar mijn overtuiging zou dit nog enkele weken moeten duren en dat heb ik echt niet als een soort troost gezegd, maar het was mijn visie op dit geval.”
De dokter zei ook nog: „Uw vader heeft niet geleden.”
Na de begrafenis, waar u in de aula de afscheidsrede verzorgde, kwam na enige weken op een séance het bericht: „Ik ben gelukkig, wij zijn met ons drieën, en dit begreep ik volkomen, want vaders beide echtgenotes waren zusters van elkander.
Hij bracht ook dank aan mij, voor alles wat ik gedaan had. Dat deed mij pijn, want ik ben lang niet altijd hartelijk geweest. Kortgeleden bij de psychometrische behandeling van een foto van vader, zei u opnieuw: „Wij zijn met ons drieën” en noemde u de naam „Marie”, die volkomen juist was.
Uw laatste woorden die in de aula door u werden uitgesproken: „Dit is geen afscheid, dit is een tot weerziens,” geven mij kracht in mijn eenzaamheid, want ik bleef geheel alleen achter, zoals u weet.
Van u ontving ik de kracht, de liefde en de hartelijkheid en ik ben u zeer dankbaar, een dank die intens innig is.
Ook mijn dokter is overtuigd van uw werk en met al mijn kennissen spreek ik over uw werk.
Met innige dank voor alle kracht en steun in mijn eenzaamheid van u ontvangen,
M. ter M.
Haarlem
Zeer Geachte Mevrouw,
Het is met grote blijdschap en dankbaarheid, dat ik u heden deze brief schrijf.
Hier volgen mijn ervaringen op de ethische séance van 12 februari 1948, gehouden in de Nederlandse Vrouwenclub, Keizersgracht 580 te Amsterdam.
Hoewel overtuigd van een bewust voortbestaan na de dood, was er de laatste tijd toch dikwijls enige twijfel ontstaan, of de occulte waarnemingen niet op telepathie zouden berusten.
Na mijn ervaringen op 12 februari, weet ik echter dat mijn twijfel geen enkele grond bezat en dat diegenen, naar wie ik nooit een gedachte zou uitzenden toch tot ons kunnen komen met hun boodschappen en lessen.
Op genoemde séance kwam een jonge mannelijke intelligentie door, die de naam „Han” noemde waarna hij u als medium, vertelde dat hij mij „tante” heeft genoemd.
De intelligentie zei: „Ik kon er niet meer tegenop, Birma spoorweg 1943. Groet hen die achterbleven, zij mogen niet treuren, ik ben gelukkig.”
Ik beloofde moeder en Ans te zullen groeten waarop hij als antwoord gaf: „Zij heet Johanna.”
U begrijpt welk een grote emotie dit alles voor mij was, het was de eerste keer dat een intelligentie iets voor mij bracht en nu waren het niet diegenen waar ik zoveel aan dacht, naar wiens contacten ik verlangde, maar een neef, waarvan ik nooit meer iets had vernomen na zijn zestiende jaar en die na een jarenlang verblijf in Indië in Japanse krijgsgevangenschap was overleden.
Eerlijk gesproken was ik hem, na al mijn eigen zorg en leed vergeten.
Hier was het dus niet mogelijk dat u als medium mijn gedachten zou hebben opgevangen en weergegeven, eenvoudig omdat zij er niet geweest waren.
De gegevens van de intelligentie waren mij niet bekend en ik schreef aan zijn moeder wat mij was overkomen.
Hier volgt haar antwoord:
Beste B.
Je brief van 17 februari j.l. heb ik ontvangen en daarvoor mijn hartelijke dank. Ja, B. ik ben overgelukkig en dankbaar voor je wonderbaarlijke boodschap, door God gezonden.
Het is een antwoord op mijn avondgebed waarin ik altijd vraag: „Heer is mijn jongen in vrede heengegaan en is hij gelukkig?”
Nu weet ik dat het zo is en dit geeft een geweldige troost en rust, mijn kind is veilig!
Wat zal het voor jou een gewaarwording zijn geweest toen dit alles op je af kwam. Ik ben er vast van overtuigd dat het Han was, alles wijst erop. Han had een gaaf en sterk gebit en Ans heet eigenlijk Johanna naar oma S.
Volgens bericht van Ds. Mak, is Han 1 januari 1943 aan uitputting en dysentrie overleden.
Ds. Mak heeft de dienst bij zijn begrafenis geleid.
Han heeft inderdaad moeten werken aan de Birma-spoorweg, dat heeft zijn dood tengevolge gehad.
Hij had blauwe ogen en heeft zijn haar gedragen precies zoals jij het beschreven kreeg; hij was slank en knap, dus B. ik twijfel er geen moment aan dat het Han was.
Tot dusver over dit onderwerp.
Ik wil er zelf nog aan toevoegen dat ik mijn schoonzuster in zeven maanden gesproken noch geschreven had.
Van harte hoop ik dat door het lezen van deze ervaring, velen opgewekt zullen worden, deze dingen nader te onderzoeken, opdat ook zij tot de overtuiging zullen komen, er is geen dood!
Met hartelijke groet, steeds gaarne
Uw B.S.-v.G.
Barnay, France
Geachte mevrouw Mulder,
Het is een maand of tien geleden, dat ik bij u was en sinds januari woon ik inderdaad bij een Franse familie in Normandië.
U heeft dit dus heel goed gezien.
(Daarna volgde een beschrijving van het landschap en het verzoek nog een foto te willen behandelen.)
Met vriendelijke groeten,
C. B.
Naarden
Geachte mevrouw,
Ik gevoel behoefte u nogmaals mijn oprechte dank te betuigen voor de hulp die ik van u heb mogen ondervinden.
Zoals ik u reeds vertelde had ik bij geen enkele arts baat gevonden en het is werkelijk te betreuren dat de officiële wetenschap u niet gedoogt, alle lijdenden met uw kruiden te helpen, zoals u mij heeft willen helpen.
Ik zal niet aarzelen tegenover anderen te getuigen van de baat die ik, dank zij uw vriendelijke en belangloze hulp bij de bestrijding van de Ischiasaandoening bij uw kruiden heb gevonden.
Met de meeste hoogachting,
L. J. C. D.
Amsterdam
Geachte mevrouw Mulder-Schalekamp,
Zoals ik u beloofde, zou ik u mededelen of mijn verloofde bij u komt of niet.
Hij komt niet, want hij heeft besloten dat wij zo spoedig mogelijk
zullen gaan trouwen; u heeft het dus goed gezien.
Mw. R. zei, dat ik hem moest loslaten daar door een hogere macht beschikt was, dat hij missionaris zou worden; ik was daar erg van onder de indruk.
Gelukkig liet ik het er niet bij en met uw hulp heb ik voor ons beiden gevochten want wij waren in een ontzettende crisis.
Ik vind het prettig u dit te laten weten.
Ere wie ere toekomt...
Uw zeer gelukkige T. v. H.
Bussum
Geachte mevrouw,
Met grote spanning heb ik dinsdag j.l. uw avond gevolgd.
't Was voor mij een openbaring, niet omdat ik niet bekend was, maar ik vond het hoogst merkwaardig dat u van iedere persoon zulke juiste dingen kon mededelen.
Toen u onze foto in handen kreeg, zei u: „Ik kom met muziek in aanraking en zie prachtige kleuren,” daarbij leefden wij in een geestelijke harmonie, niet slechts lichamelijk en met de muziek moest ik blijven doorgaan.
Het was frappant en 't is zo ook volkomen juist...
(Verder volgden nog enige vragen omtrent spreekuren enz.)
Hoogachtend,
K. G. D. R.
Breda
Geachte mevrouw Mulder,
Hiermede meld ik u de voorspoedige geboorte van onze dochter. Toen u in Breda was, had ik 's ochtends een afspraak met u waarbij u mij een dochter toedacht. Het is een knap kindje en zowel moeder als vader zijn er erg mee in hun schik.
Wij hopen nu nog het beste voor ons spoedig vertrek naar Zuid-Afrika, dat vlugger zal komen dan wij hadden verwacht, daar alles veel gunstiger is geworden juist zoals u zei.
Hopende u geïnteresseerd te hebben, verblijf ik,
Hoogachtend, J. J. A.
Amsterdam
Geachte mevrouw Mulder,
Het is mij een behoefte u met een paar woorden heel hartelijk dank te zeggen voor de grote zorg en liefde, waarmede u de viering van Allerzielen voorbereid en geleid heeft, waardoor deze avond voor mij en vele anderen onvergetelijk is geworden.
't Is mij tevens een grote vreugde u eens te kunnen schrijven hoeveel levensmoed en kracht het spiritualisme, zoals u dit opvat, mij heeft geschonken, niet alleen, omdat het mij zoveel verklaard heeft, maar ook omdat ik nu weet dat onze doden leven, omdat het heeft bevestigd datgene wat ik al jaren lang als een brandend licht in mijn hart draag, n.l. dat alleen de liefde de wereldomvattende liefde, deze wereld van haat zal kunnen overwinnen.
Werkelijk één van hart en ziel was ik met u, en van harte hoop ik dat het u gegeven zal zijn nog vele jaren uw mooie werk voort te zetten met Gods Hulp en Zegen, tot troost en steun van velen. Met een hartelijke groet,
Uw
B. S. v. G.
Bilthoven
Geachte mevrouw,
Door bemiddeling van de voorzitter van „Harmonia” de heer M. werd mij uw naam en adres medegedeeld.
Op de wijdingsbijeenkomst van „Harmonia” te Utrecht, op 20 april, richtte u zich als helderziende in het bijzonder tot mij.
Frappant waren uw mededelingen des te meer wijl ik tot dusverre vrijwel schouderophalend tegenover dergelijke waarnemingen stond. Het werd voor mij a.h.w. een overtuigend bewijs van voortbestaan van onzichtbare krachten.
Zou het mij vergund zijn bij een bezoek aan Amsterdam u eens te spreken?
Bij voorbaat dank en met beleefde groeten,
Mw. Z.
Tot zover deze brieven, die ik heb gesorteerd uit een onafzienbare veelheid, uit alle windstreken van de wereld.
Het bovenstaande is door mij niet gebruikt om er ook maar enige reclame mee te maken; maar wel om aan te tonen, hoe het werk dat ik onder leiding van Emed begonnen was, zich verspreidde en begon als een sneeuwbal om een lawine te worden van brieven en dankbetuigingen, dikwijls vergezeld van een persoonlijk aandenken. In de loop der jaren is deze lawine niet opgehouden, integendeel, zonder adresaanduiding, komen de brieven toch wel in mijn brievenbus terecht.
Ik ben ervan doordrongen, dat deze spontane reacties mij veel meer moed om door te gaan hebben gegeven, dan ik nu kan overzien, want het is immers menselijk dat men door dergelijke reacties steun ontvangt en ons werk is zo zwaar, dat een vriendelijk briefje, spontaan geschreven, heel veel steun met zich brengt en ik dank allen die mij ooit schreven voor deze, voor hen ongeweten steun.