***
Proloog
Vaarwel, Sailor Girl
Mijn laatste herinnering aan mijn vader was dat ik hem naar
zijn helikopter zag lopen op de Marinebasis Norfolk, waar zijn
leerlingpiloten vol respect in de houding stonden, helmen onder de
arm.
Ze salueerden, en hij salueerde terug. Toen draaide hij zich
om en glimlachte naar me zoals hij altijd deed als mama me meenam
om hem in een helikopter te zien opstijgen. Hij en ik noemden het
een zonnetje op ons gezicht toveren. In de jaren daarop zou die
glimlach langzamerhand vervagen als een oude foto, tol mijn
fantasie het beter deed dan mijn geheugen.
Zijn gezicht klaarde altijd weer blij verrast op als hij
achteromkeek naar mij terwijl ik naast mama stond. De lichtbruine
vlekjes in zijn verder lichtblauwe ogen werden duidelijker. Hij
noemde me altijd Sailor Girl, zijn kleine matroos, en wc salueerden
voor elkaar met slechts twee vingers. Hij deed het die dag voor de
laatste keer. Ik reageerde met mijn militaire groet, en toen
draaide hij zich weer om naar zijn manschappen.
Mijn blik viel op een zeemeeuw die een verloren, verwarde,
zelfs wat wanhopige indruk maakte. Hij zwenkte en dook omlaag,
waarna hij haastig wegvloog naar de zee alsof hij iets gezien had
dat hem angst aanjoeg. Ik keek hem na tot het geluid van de motoren
van de helikopter de stilte verbrak en mijn aandacht zich weer op
papa richtte.
Ik gin dichter bij mijn moeder staan. Iets duisters had zijn
koude vingers achter in mijn nek gelegd. Het hart zonk mij in de
schoenen en mijn maag draaide om. Ik moest mijn moeder naast me
voelen. Zelfs op mijn vijftiende moest ik me binnen dc veilige
muren van haar nabijheid voelen. Zij en papa waren mijn fort. Niets
kon me deren als ik bij hen was.
'Ik snap niet hoe hij dat lawaai kan verdragen,' zei mama. Ze
zag er heel trots en mooi uit met haar schouderlange roodbruine
haar dat rond haar kin en wangen danste. Ze was een meter
vijfenzeventig en stond altijd zelfverzekerd, vorstelijk rechtop.
Iedereen die haar zag bleef haar een paar ogenblikken langer
aanstaren alsof hij of zij gehypnotiseerd was door haar
schoonheid.
Mama's ogen waren bijna marineblauw, en papa zei dat het
bewees dat ze bij hem, een marineman, hoorde. Ze was hem nel zo
trouw als hij trouw was aan de vlag; haar toewijding en bewondering
voor hem waren onwankelbaar. Mijn ogen waren meer turkoois, maar ik
wilde dat ze meer leken op die van mama, zodat papa zou denken dat
ik ook voorbestemd was om altijd bij hem te zijn.
'Kom, Grace,1 zei ze. ik moet nog een paar boodschappen doen,
jij moet studeren en we hebben een gast voor het eten.'
Ze gaf me een por en ik volgde met tegenzin. Iets zei me dat
ik zo lang mogelijk moest blijven. Ik keek nog één keer om toen de
helikopters opstegen. Ik zag papa niet en dat stelde me teleur. Ze
vlogen naar de zee, volgden de meeuw.
Een wolk verduisterde de zon en een lange schaduw viel om ons
heen toen we naar de auto liepen.
Dat zou ik me herinneren.
Ik zou me alles nog heel lang herinneren.
En toen, net als de zeemeeuw, zou het allemaal in de verte
verdwijnen en mij alleen achterlaten, hunkerend naar nog één
glimlach, één militair saluut.