***

1. Het leven
Toen ik heel klein was, dacht ik dat iedereen net zo leefde als wij: voortdurend verhuizen van de ene plaats naar de andere. Huis en haard waren als 't ware tussenstations die niet alleen in het land maar in de hele wereld verspreid lagen. Mijn schoolopleiding werd altijd onderbroken en veranderd. Zodra ik me in een nieuwe buurt op mijn gemak begon te voelen, of al eerder, werd ik naar weer een andere plaats gebracht, en begon het hele proces weer van voren af aan. Vriendschappen waren niet voorbestemd om lang te duren en daarom was het altijd beter om maar niet op te vriendschappelijke voet te raken met iemand of te afhankelijk te worden van hem of haar. Het was moeilijk om je daaraan te houden, vooral als het om mijn docenten ging. Ik herinner me dat  ik zo gehecht raakte aan mijn lerares in groep drie dat ik tranen met tuiten huilde op de dag dat mama me van school haalde en me samen met onze bagage en andere dierbare bezittingen in onze auto laadde.
Papa had al dagenlang verteld over de nieuwe marinebasis en onze nieuwe levensomstandigheden, en geprobeerd het zo te laten klinken alsof alles voor ons allemaal veel plezieriger zou worden. Als helikopterpiloot bij de marine was hij vaak weg op zijn vliegdekschep. Bij tijd en wijle kregen we telefoontjes van hem, en hopen brieven, altijd met een aparte brief voor mij ingesloten bij die voor mama. Die van mij begon altijd met 'Lieve Sailor Girl', en dan schreef hij dat hij me zo miste. Hij mocht ons niet vertellen waar hij was, maar we wisten dat waar het ook mocht zijn, het heel ver weg was.
Dus altijd als hij op een basis werd gestationeerd voor wat een langdurige periode aan land leek, was mama dolgelukkig en meer dan bereid om voor de zoveelste keer alles in te pakken, onze auto vol te laden en weg te rijden. De vrouwen met wie ze bevriend was geraakt, waren net als zij vrouwen van marineofficieren, en net als zij gewend aan het nomadenbestaan en de korte vriendschappen en maanden zonder hun man.
Mama was blij omdat papa succes had. Bijna elk van onze verhuizingen was, zoals zij het uitdrukte, een 'verticale stap'. Hij klom omhoog in rang en importantie, en ik geloofde dat ze er niet aan twijfelde dat hij op een dag admiraal zou worden. Ze maakten er voortdurend grapjes over; ze noemde hem admiraal Houston. Eén keer, toen ik zeven was, vertelde ik mijn klasgenootjes dat mijn vader al admiraal was. Ik had het thuis zo vaak gehoord, dat ik het geloofde. Natuurlijk staken de oudere jongens en meisjes de draak met me.
'De enige vloot waarvan je vader admiraal is, is een botervloot,' zei een veel oudere jongen. Ik holde naar huis en vertelde het aan mijn moeder, die me verbaasd deed staan door hard te lachen. Ik weet dat ik keek alsof ik op het punt stond in tranen uit te barsten.
'Het is goed, Grace,' zei ze. 'Trek je niets aan van wat anderen zeggen. Op een dag zal je vader echt admiraal zijn, en dan zullen ze hun spot moeten inslikken of erin stikken.'
'Maar waarom noem je hem admiraal als hij geen admiraal is?' vroeg ik.
Ze nam me mee naar onze kleine zitkamer in een huis dat lag in het complex voor getrouwde marineofficieren en legde me uit dat als twee mensen zoveel van elkaar hielden als zij en papa, ze elkaar vaak liefdevol plaagden.
'Toen ik je vader pas leerde kennen, deed hij trouwens net alsof hij al kapitein was. Ik had toen geen verstand van de strepen en rangen, dus geloofde ik hem.'
'Hij loog tegen je?' vroeg ik verbijsterd. Leugens, bedrog, verraad konden nooit deel zijn van wie en wat hij voor mij was. Hij was volmaakt, een model vooreen marineposter, onkreukbaar, oprecht, zuiver en altijd even sterk.
Fysiek zag hij er zo ook uit. Hij was één meter vijfentachtig, woog tweeëntachtig kilo en had een afgetraind lichaam. Fitnesstraining was net als eten een dagelijkse routine, en ik vond het heerlijk om naar hem te zitten kijken als hij met een paar officieren tenniste of basketbal speelde. Na een goede slag placht hij zich naar mij om te draaien en te salueren. Het leek bijna of zijn glimlach en de mijne met elkaar verbonden waren, zijn lach mijn lach werd. Ik kon evenmin mijn ogen van hem afwenden als een mot zich ervan kan weerhouden rond een kaarsvlam te cirkelen.
Mama rimpelde haar neus en schudde haar hoofd over mijn vraag en mijn verbijstering.
'Het was niet echt een leugen, Grace. Het was een kleine verfraaiing van de waarheid, die hij later beschreef als een van zijn pogingen om mijn aandacht te trekken. Hij was bang dat ik hem geen blik waardig zou keuren als hij geen officier was, maar ik was jong en dwaas, en niets was belangrijk vergeleken bij de blik in zijn ogen.'
'Waarom was dat dwaas, mama?'
Ze zuchtte. 'Je kunt er niets aan doen datje een beetje dwaas bent als je jong bent, Grace. Het wordt bijna van je verwacht dat je een beetje roekeloos bent.' Ze dacht even na en kneep haar ogen samen zoals ze deed als ze heel serieus of verdrietig was, en ging toen verder. 'Weet je wat liefde feitelijk inhoudt, Grace?'
Natuurlijk wist ik dat niet, en ik hield mijn adem in. Ik wist dat het iets heel bijzonders was, maar ik had geen flauw idee hoe ik dat onder woorden moest brengen, vooral niet de liefde tussen een man en een vrouw.
'Het is een investering, en elke investering brengt een zeker risico met zich mee, en iets van een risico betekent iets van een dwaasheid. Diep in mijn hart wist ik datje vader veel succes zou hebben. Alles in me geloofde hel, dus was ik niet bang, ook al waren we getrouwd en moesten we van heel weinig rondkomen en moest ik bereid zijn hem telkens weer te laten gaan, bereid zijn te kampen met de eenzaamheid tot...' Ze glimlachte. 'Tot we jou kregen en ik nooit meer eenzaam was.'
Ze knuffelde me.
En alles was goed. En zo zou het altijd blijven. Zelfs als het regende of sneeuwde, scheen de zon als zij of papa met hun stralende lach naar me keken. Wat mis ik dat gevoel, dat vertrouwen dat ons leven één eindeloze zomerse dag zou zijn. Goed, we waren niet rijk, maar als we iets ontbeerden, dan was ik me daar niet van bewust. Mama kocht altijd nieuwe kleren voor me, vooral als we naar een streek met een ander klimaat verhuisden. We hadden altijd een auto van het nieuwste model, en mijn kamer, waar die zich ook bevond. was voorzien van alle mogelijke poppen en platen en souvenirs die papa meebracht van elk verblijf op zee.
Zoveel daarvan is nu opgeborgen in hutkoffers. Ik kijk er zelfs niet meer naar om. Herinneringen kunnen heel pijnlijk zijn. elk ervan kan een aparte naald zijn die in je hart wordt gestoken, de tranen in je ogen doet springen en pijn in je borst doet. Je kunt ze beter zoveel mogelijk buitensluiten.
Kijk goed uit wie je toestaat je diep te raken, waarschuwde een innerlijke stem me, en blijft me tot aan de dag van vandaag nog waarschuwen. Je hart versteent bij hun woorden, hun beloftes en hun aanrakingen als hand- en voetafdrukken in cement, en je draagt ze tot aan je dood toe mee en misschien zelfs nog daarna. Hoe meer je van iemand houdt, hoe intenser de pijn is als ze er niet meer zijn, en ze zullen er niet meer zijn, houdt de stem vol. Het doet me huiveren telkens als iemand te dichtbij wil komen.
Een paar weken voor mijn vijftiende verjaardag kwam papa thuis met, zoals mama zou zeggen, het mooiste cadeau dat hij ons had kunnen geven. Het jaar daarvoor was papa overgeplaatst naar San Diego. We woonden in een iets kleiner huis dan onze vorige woning. Toch had ik mijn eigen kamer, waar ik zat om mijn huiswerk te maken omdat ik naar een muziekspecial op de tv wilde kijken. En ik had de volgende dag een Engels proefwerk, maar daar was ik niet bang voor.
Toen papa mijn moeder begroette bij zijn thuiskomst riep hij er luid achteraan: 'Waar is mijn Sailor Girl?'
'Je Sailor Girl is bijna vijftien, Roland. Je zuil eens moeten ophouden haar te behandelen alsof ze vijf is,' zei mama, maar papa haalde zijn schouders op.
'Voor mij zal ze altijd vijf blijven,' verklaarde hij. Toen hield hij me een eindje van zich af met zijn handen op mijn schouders en zei: 'Ga zitten, Gracey.'
'O, nee,' riep mama uit, en sloeg met haar hand tegen haar voorhoofd. 'Altijd als je haar Gracey noemt, Roland Stemper Houston, betekent dat Anchors aweigh, het anker lichten.'
'Dit is goed nieuws, heel goed,' beweerde hij, en gebaarde dat ze moest gaan zitten. Toen deed hij met een zelfvoldane grijns een stap achteruit.
'Nou?' vroeg mama. 'Laat ons hier niet dobberen als schepen onder stoom in de haven. Kies zee of gooi het anker uit, zeeman.'
Papa lachte. 'Om te beginnen,' zei hij, 'ben ik ingedeeld op het HC-8 in Norfolk, Virginia. dat  is het Helicopter Combat Support Squadron Hight, de Dragon Whales.'
'Wal doen die?' vroeg mama snel. Ze kneep bezorgd en angstig haar ogen samen.
'Nou, de HC-8 vliegt mei de CH-46 Sea Knight helikopter voor het uitvoeren van verkenningstochten en reddingsacties en verticale bevoorrading, om de Atlantische vloot te ondersteunen,' antwoordde hij trots. 'Maar,' ging hij verder, voordat mama hem kon vragen hoe gevaarlijk dat  allemaal was, 'de HC-8 runt ook Heliops.'
'Wat is dat?' vroeg ik.
'Dal, Sailor Girl, is de Atlantic Fleet Helicopter Operations School, en ondergetekende wordt daar instructeur, en dat betekent,' ging hij in één adem door verder, 'een locatie die zo permanent is als voor ons binnen de mogelijkheden ligt. Misschien zelfs wel voor driejaar!'
Mama staarde hem alleen maar aan. Ze keek alsof ze bang was dat ze de woorden gedroomd had en dat als ze iets zei of hem onderbrak, het allemaal als een zeepbel uiteen zou spatten.
'Natuurlijk houdt het een promotie in.' zei hij, en sprong in de houding. 'Voor je staat nu luitenant-ter-zee 1ste klas Houston, soldijklasse nul-vier.'
Hij hield zijn schouder omlaag om ons zijn nieuwe epaulet te laten zien met de brede band, de smalle band en de brede band. Toen haalde hij een pak papier tevoorschijn en gaf het aan mama.
'Ons nieuwe onderdak,' zei hij.
Ze keek naar de foto's van de huizen op de basis.
'Mooi, hè?'
'Ja,' zei ze. Ze haalde even diep adem, leunde achterover en draaide zich toen naar mij om.
Ze kon het aan mijn gezicht zien. Ik wist dat het weer een vaarwel zou worden, de afscheidswoorden bijna halverwege de zin uit- gesproken. Papa ving de uitdrukking op ons gezicht op.
'Met Sailor Girl zal het prima gaan,' zei papa. 'Het zeegat kiezen zit haar nu al in het bloed, nietwaar, Sailor Girl?'
'Ja, papa.'
'Het spijt me, lieverd,' zei mama. ik weet datje een paar vrienden hebt gemaakt hier.'
'Het geeft niet. Er is niemand met wie ik echt close ben.' Het was waar dat er niemand was, maar ik wist ook dat het meer mijn schuld was dan van iemand anders.
'Je krijgt een grotere kamer,' beloofde papa. 'We krijgen een heel mooi huis en er is een goede school en...'
'Ze weet nu wel hoe het toegaat, Roland,' zei mama. 'Spaar je adem.'
Hij knikte. Ze stond op en gaf hem een zoen.
'Gefeliciteerd, Roland.'
ik kom steeds dichter bij die admiraal,' zei papa trots. 'Wat zou je ervan zeggen als we eens lekker gingen eten om het te vieren?'
Mama keek naar mij.
'Het is goed. Ik ben klaar met mijn huiswerk,' zei ik.
'Mijn matroosjes,' zei papa en omhelsde ons beiden.
Ik keek naar het huis dat ik nauwelijks had leren kennen, het huis dat we nu als een zinkend schip verlieten. Eens, dacht ik, zal ik heel lang op één plek wonen, en zal ik mensen leren kennen en echte vrienden en vriendinnen hebben, en zal dit alles een droom lijken.
Zou ik dan gelukkiger zijn?
Ik verlangde ernaar het antwoord te weten te komen.
We gingen dwars het land door, van Californië naar Virginia. Papa besloot dat we onze auto moesten verkopen, versturen wat we mee wilden nemen, en met het vliegtuig gaan. We zouden in Norfolk een nieuwe auto kopen. Zijn orders vereisten in ieder geval een heel snel vertrek, dus als wij het niet deden, zou hij zelf het vliegtuig nemen en zouden mama en ik zelf door het land moeten rijden. We hadden vroeger al zelf lange afstanden afgelegd, maar deze keer wilden ze beiden meer dan ooit het gevoel hebben van een echt nieuw begin. Bezittingen waren voor ons van tijdelijker aard dan voor de meeste mensen. We hadden geen meubels die we mee moesten nemen. Alle schilderijen en ornamenten die mama had gekocht voor on/e huidige woning zouden we weggeven of verkopen.
De meeste kinderen van marinepersoneel die ik heb leren kennen lijken bijna ongevoelig voor het feit dat ze uit hun 'verblijf', zoals papa het noemde, werden weggehaald. De gezichten van mijn vriendinnen waren stoïcijns, niet bedroefd en niet blij voor me. Ze waren enigszins nieuwsgierig om te horen waar we naartoe gingen en wat mijn vader ging doen, maar voordat ik klaar was met mijn beschrijving, kon ik zien dat hun ogen afdwaalden, hun aandacht werd afgeleid, hun mentale wissers aan het werk waren en mijn naam en gezicht van de pagina's van hun geheugen verwijderden. Ik moest nog daadwerkelijk de school en ons huis verlaten, maar wat hen betrof was ik al weg. Ik kon het ze niet kwalijk nemen.
De telefoon zweeg op de dag dat we zouden vertrekken. Niemand belde om afscheid te nemen of te beloven te schrijven of mij te vragen om te schrijven. Wij marinekinderen zweefden langs elkaar heen als gezichten op ballons, gevangen in een wind die we niet ondercontrole hadden. We waren linten die aan de achterbumpers van onze auto's gebonden waren en hadden net zoveel te zeggen over de richting die de auto zou nemen. Zigeuners verplaatsten zich tenminste in een kleine gemeenschap, bleven bij elkaar alsof de wereld zich onder hun voeten verplaatste en zij nooit weggingen. Een enkele keer was ik iemand tegengekomen van de vorige marinebasis, wier vader kort na of zelfs vóór mijn vader was overgeplaatst, maar dat was meer een uitzondering dan regel, en bovendien had het geen hechtere vriendschap tot gevolg. Ik denk dat we allemaal bang waren voor hetzelfde onvermijdelijke afscheid.
Het had geen mooiere dag in mei kunnen zijn toen we in Norfolk, Virginia, arriveerden. De lucht had mijn favoriete turkooizen kleur, bijna de kleur van mijn ogen, met wolken van geklopte room, die leken aangebracht op schilderslinnen, schijnbaar onbeweeglijk. Het was warm, en er stond een zacht briesje. Ik herinner me dat  ik alles zo nieuw en fris vond.
Papa had gelijk met zijn enthousiasme over ons nieuwe huis. Het lag in een omheinde wijk, en elk huis had een fraai aangelegde tuin. Zodra we arriveerden, kwamen de vrouwen van andere marineofficieren naar ons toe om mama welkom te heten. Een van hen bracht haar dochter mee. Ze heette Autumn Sullivan, en was twee maanden jonger dan ik. Ik zou in dezelfde klas komen als zij en dezelfde lessen volgen. Ik kon zien dat ze me graag alles wilde vertellen over de school, de docenten, de andere leerlingen, en alle activiteiten.
Autumns haar had de tint van amberkleurige herfstbladeren en ze had roestkleurige sproetjes op haar jukbeenderen. Ze vertelde me onmiddellijk dat het niet de reden was waarom haar ouders haar vernoemd hadden naar het herfstseizoen.
'Het is altijd mijn moeders favoriete tijd van het jaar geweest, en ze zou me ook Autumn hebben genoemd als ik zwart haar had gehad. Ze komt uit de staat New York, en ze zegt dat het een schitterend gezicht is als de bladeren verkleuren. Ik heb het een paar keer gezien. We zijn terug geweest om mijn grootmoeder en mijn tantes te bezoeken, en mijn moeder probeert altijd ongeveer half oktober erheen te gaan,' zei Autumn.
Vanaf het begin wilde ze niets liever dan met me praten en me alles vertellen wat ze in één dag kon. Ik denk dat we allemaal zo waren, onzekere marinekinderen, bang dat we, als wc niet alles er haastig uitflapten, het niet alleen zouden vergeten maar zouden moeten verhuizen voordat we de kans ertoe hadden gekregen. Onze vriendschappen, waarvan we wisten dat die kort zouden zijn, moesten volgepropt worden met gebeurtenissen en informatie, bijna alsof we onze levens snel vooruitspoelden op een tv-scherm.
Autumns vader was de luitenant en instructeur bij Heliops, en gaf les op de Landing Signalman Enlisted School. Ze woonden al bijna een jaar in Norfolk. Autumn had een oudere zus, Caitlin. Ze zat in de hoogste klas van high school, en Autumn vertelde me onmiddellijk dat het vriendje van haar zus, Jarvis Martin, de zoon was van vice-admiraal Martin. Hij was al geaccepteerd voor de opleiding in Annapolis.
Autumn was iets langer dan één meter drieënvijftig, mollig en had zwaardere borsten dan ik. Ze had kuiltjes in beide wangen, diep genoeg om een stuiver te kunnen bergen, zoals papa zou zeggen. Ik vond haar meteen aardig omdat ze zo vrolijk en enthousiast was. Voor ik een woord kon zeggen, ratelde ze de lijst van haar cd's af en liet me niet in onzekerheid wie haar favoriete zangers en groepen waren.
'Kun je vanavond bij ons komen eten?' vroeg ze, hijgend naar adem.
Mama hoorde het en glimlachte. 'Vind je niet dat je dat eerst aan je moeder moet vragen, Autumn?'
'O, papa kookt. Hij is er heel goed in.' verklaarde ze.
Mama lachte en keek naar Autumns moeder, die in de keuken stond te praten met twee andere marinevrouwen.
'Ik vind toch dat je het eerst moet vragen,' zei ze met een vriendelijk glimlachje.
'Goed, ik zal het vragen,' riep Autumn, en sprong van mijn bed af.
Mama en ik keken elkaar aan en lachten.
'Het is goed,' riep Autumn toen ze terugkwam. 'Mijn moeder zegt dat papa het heerlijk vindt als er nóg iemand is om voor te koken.'
Ik keek naar mama.
'Het is goed. Ga maar. Amuseer je, lieverd. Er is niet veel te doen op het ogenblik, want je hebt je kleren al opgeborgen.' zei ze.
Ze wist dat ik de tijd wilde nemen voor het uitpakken van mijn poppen en andere belangrijke spullen. Papa zou nog een paar extra planken moeten aanbrengen, dacht ik.
Mama kwam terug om met de andere vrouwen te praten, en Autumn en ik gingen naar buiten, zodat ze me de omgeving kon laten zien. De straten en de andere huizen zagen er bijna precies zo uit als in de brochure. Vaak waren de brochures ouder en niet erg nauwkeurig meer, maar deze huizen zagen er stralend nieuw uit en de gazons en bloemen bloeiden prachtig en overdadig.
Ik zag andere officieren in hun heldere, piekfijne uniformen in en uit hun auto's stappen of met elkaar staan praten. Sommigen keken naar ons en glimlachten, anderen knikten, zonder één moment hun militaire houding te laten varen. Ik was er zo aan gewend dat mannen en vrouwen stram en kaarsrecht stonden, dat de meeste burgers me ziek of mismaakt leken, met hun afhangende schouders en trage, weifelachtige en onzekere stappen.
Onder het lopen raffelde Autumn de namen af van de gezinnen die in elk huis woonden, wie kinderen had van onze leeftijd, en wie niet. Hoewel er nog twee andere meisjes waren die in mijn klas op school zouden zitten, Wendi Charles en Penny Martin, had ik duidelijk het gevoel dat Autumn op niet erg vriendschappelijke voet met ze stond. Wendi Charles' vader was kapitein, een gevechtspiloot, en natuurlijk was Penny Jarvis' zus en de dochter van vice- admiraal Martin. Autumn liet doorschemeren dat het snobistische kinderen waren die iedereen lieten weten hoe belangrijk hun families in de marinegemeenschap waren.
Autumn had ook in San Diego gewoond, maar zoals uit haar verhalen bleek was dit de eerste keer dat hun gezin op een marinebasis woonde. We liepen door tot we bij een klein park kwamen, waar een paar moeders toezicht hielden op hun kleine kinderen op de glijbanen en in de draaimolen. We gingen op een bank zitten en keken een tijdje toe.
'Ik wed dat je moe bent,' zei Autumn. De manier waarop ze het zei deed me denken dat ze bedoelde dat ik moe was van 'het leven', zoals mama het soms noemde. Sommige marinevrouwen die ze had gekend beschouwden de diensttijd van hun man als een soort gevangenisstraf, en verheugden zich op het ontslag en hun intrede in de civiele wereld als iemand die een straf had uitgezeten.
'Een beetje wel,' zei ik. 'Je weet hoe hectisch het is om zo vaak in te pakken en te verhuizen.'
'Had je een vriendje in San Diego?'
'Nee,' antwoordde ik. Ze knikte alsof ze niet anders verwacht had.
'Wendi Charles vertelde me dat jongens die weten datje een marinemeisje bent, denken datje promiscue bent. Weetje wat dat betekent?'
'Ja,' zei ik lachend.
ik wed dat jij een goede leerling bent. Je bent vast intelligenter dan ik. Zo zie je eruit,' zei ze, en ik lachte weer.
ik hou van lezen,' bekende ik.
ik ook, maar vast niet zoveel als jij. En?'
'En wat?'
'Denk je dat het waar is wat Wendi zegt ? Zijn wij promiscue?'
Ze kon niet duidelijker laten merken dat ze hengelde naar persoonlijke informatie, dacht ik. of probeerde ze iets van haarzelf te bevestigen?
ik weet het niet. Nee,' besliste ik. 'Waarom zouden we?'
'Omdat we zo vaak verhuizen. Wendi zegt dat we ons niet bekommeren om onze reputatie.'
'Dat is stom,' zei ik, en ze knikte.
'Dat vond ik ook. Maar heb jij we) eens vriendjes gehad?' ging ze verder. Ze keek me met haar bruine ogen vol verwachting aan.
'Nee, niemand die ik zo zou willen noemen. Jij?'
Ze schudde haar hoofd. 'Maar ik vind die jongen, Trent Ralston, wel erg aardig,' bekende ze. 'Jij bent de eerste die ik dat verteld heb.'
'Dus Trent Ralston weet het ook niet?'
'Nee.' Ze trok haar wenkbrauwen op en sperde haar ogen open alsof dat ongehoord zou zijn. 'Wendi zegt dat als een jongen eenmaal weet datje hem aardig vindt, hij agressiever wordt. Ze zegt dat je ze altijd in het onzekere moet laten.'
ik denk dat ze zichzelf een expert vindt op het gebied van jongens, hè?'
'Dat geloof ik wel, ja. Ze is erg populair. Ze heeft me die dingen niet echt zelf verteld,' bekende ze. ik stond toevallig in de buurt toen ze het aan haar vriendinnen vertelde, en ik hoorde het.'
'En je oudste zus, Caitlin?'
'Wat is er met haar?'
'Vraagje haar nooit iets, krijg je van haar geen advies over jongens?'
'Nee,' zei ze onmiddellijk. 'Ze vindt me nog te onvolwassen om over dat soort dingen met me te praten.' Ze haalde haar schouders op. 'We zijn nooit erg intiem met elkaar geweest.'
'Wat jammer.'
'Heb jij nooit een zus of broer gehad?'
'Nee, maar ik had het wel gewild. Mensen waarderen nooit wat ze hebben als ze het hebben,' voegde ik er een beetje verbitterd aan toe, denkend aan de manier waarop sommigen van mijn vriendinnen mopperden op hun broers en zussen of ruzie met ze maakten.
Autumn knikte.
Een van de moeders gaf haar zoon een standje omdat hij te ruw was tegen de anderen op de glijbaan. Ze rammelde hem hard door elkaar, en hij begon te huilen alsof ze daardoor iets in hem had gebroken. Zijn hart brak, dacht ik. Niemand wil zo streng gestraft worden in bijzijn van zijn vriendjes. Zijn moeder keek zo kwaad, dat ik
kon zien dat ze zelfs de andere kinderen angst aanjoeg. Ze deinsden achteruit en keken zwijgend toe.
'Ik hen doodsbang om moeder te worden,' zei Autumn, die naar het tafereeltje voor ons keek.
'Waarom?'
ik weet zeker dat ik geen goede moeder zal zijn. Ik zal te toegevend zijn. Zoiets zou ik nooit kunnen doen.' Ze knikte naar de moeder die nog steeds bezig was haar zoon een standje te geven. 'Mijn kinderen zullen wilde dieren worden, en mijn man zal me haten en me uit frustratie in de steek laten.'
'Mijn vader zegt datje nooit weet watje echt zult doen voor je het móét doen. Al het andere is alleen maar gepraat,' zei ik. 'Dus moet je jezelf niet zo gauw veroordelen.'
Ze lachte. 'Kom mee.' Ze sprong overeind en pakte mijn hand. 'Laten we naar mijn huis gaan en wat muziek opzetten en verder praten voor we gaan eten.'
'Ik kan beter eerst nog even naar huis gaan om te zien of ik niet iets voor mijn moeder kan doen,' zei ik. Ze sloeg teleurgesteld haar ogen neer. 'Als er niets le doen is, kom ik,' voegde ik eraan toe, en haar gezicht klaarde weer op.
'Fijn, want er is zoveel dat ik je moet vertellen. Je moet weten wie je wel en niet kunt vertrouwen, watje wel en niet kunt geloven. Het is zo moeilijk als je al die dingen in je eentje moet ontdekken. Niemand kan een betere vriendin voor je zijn dan ik, want wij komen uit dezelfde wereld.' zei ze nadrukkelijk.
Ze keek bezorgd terwijl ze wachtte op mijn reactie. Ik wed dat ze geen vriendinnen heeft, dacht ik, zelfs geen goede kennis.
En voor het eerst besefte ik hoe verschrikkelijk eenzaam en bang meisjes als wij konden zijn. Ik vroeg me af waarom dat nooit eerder bij me was opgekomen. Was er iets verkeerd of juist goed met me? Had ik het me niet méér moeten aantrekken, net zo moeten verlangen naar een sociaal leven als Autumn kennelijk deed? Waarom had ik me er nooit zorgen over gemaakt dat ik geen vaste vriend had?
Een vlinder vloog vlak langs ons heen toen we teruggingen, en ik dacht aan mezelf als een vlinder die nog in de cocon zit, waarvan de vleugels net begonnen le fladderen, en die naar buiten kwam maar
met meer angst dan enthousiasme. Elk nieuw gevoel, elk nieuw verlangen, moest ons toch eerst met angst vervullen? Hoe moest het als we onszelf nooit voldoening konden schenken? Als we beefden zoals Autumn, en onszelf zagen als iemand die geen liefde kon vinden, geen zinvol leven?
Hoe lang konden we dan blijven vliegen?
Mama zei dat ze me niet nodig had, dus gingen Autumn en ik naar haar huis. Terwijl we liepen stopte een opzichtig rode cabriolet naast ons met twee meisjes en een jongen die achter het stuur zat.
'Wendi Charles en Penny Martin,' fluisterde Autumn snel, met een stem die haperde van angst.
'Hoi,' zei het meisje voorin en boog zich naar voren over het portier. 'Ben jij het nieuwe kind in de buurt?'
'Ik denk het.' antwoordde ik, en het meisje achterin lachte.
'Ik ben Wendi. Dat is Penny, die zo stom zit te giechelen, en dit is Ricky Smith, die het heerlijk vindt om onze slaaf te zijn. Hoe heel jij?'
'Grace Houston.'
'Hm, Grace, ik zie dat Autumn je bij je kraag heeft gegrepen. Wal heb je gedaan, Autumn ? Heb je de hele nacht bij het hek staan wachten of zo, om als eerste bij haar te kunnen zijn?'
'Nee,' zei Autumn haastig, maar ze kon Wendi, die harde, kille, donkerbruine ogen had, niet recht aankijken, ik grijp mensen niet bij hun kraag,' ging ze verder, maar ze hield haar ogen neergeslagen.
'Nee, mensen grijpen jou bij je kraag,' zei Wendi, en Ricky en Penny lachten weer. 'Ja toch, Autumn?'
'Kom mee.' zei ze tegen me. 'We moeten naar huis.'
'Waarom zo'n haast, Autumn?' vroeg Penny. 'Ga je iets opwindends doen of wil je Grace alleen maar je oorlogsverhalen vertellen?'
'Boem, boem!' bulderde Ricky, die zijn rechterarm op en neer pompte als een cheerleader.
De andere twee lachten weer. Wat zijn ze gemeen en sarcastisch legen Autumn, dacht ik.
'Kom mee.' drong Autumn aan.
Ik draaide me om en liep met haar mee.
'Heb je haar al verteld over je stiekeme abortus?' vroeg Penny overdreven luid.
'Wat?' zei ik. Ik bleef staan en draaide me weer naar haar om. Ik wist niet zeker of ik het goed gehoord had.
De meisjes en Ricky lachten.
'Je was zeker bezig ernaartoe te werken, hè, Autumn?' zei Wendi. Ze wendde zich tot mij. 'Het is niet iets waar je graag mee te koop loopt.'
Ik keek naar Autumn. De tranen stroomden over haar wangen en ze hield haar kin zo laag dat hij bijna haar borst raakte.
'Ik begrijp het niet,' zei ik.
'Nee, dat doen de meesten van ons niet.' zei Penny spottend. 'Kom later eens bij ons langs, Grace. Dan zullen wij je op de hoogte brengen van watje wel en niet dient te weten hier. Als je met haar om blijft gaan, krijg je al een reputatie nog voordat je je koffers hebt uitgepakt, en dan heb je er spijt van. Tenzij je natuurlijk prijs stelt op zo'n reputatie.'
Weer lachten ze alledrie.
'Naar huis, James,' riep Wendi met een zwaaiend gebaar.
'Aye, aye, kapitein,' zei Ricky, en ze reden weg.
Autumn zag eruit of ze bijna geen adem meer kreeg. Haar gezicht zag spierwit en ik kon zien dat haar handen trilden, ook al hield ze haar ellebogen stevig omklemd, alsof ze op die manier wilde voorkomen dat ze voorover viel.
'Waar hebben ze het over?' vroeg ik haar.
Ze hief haar hoofd langzaam op. Haar ogen waren bloeddoorlopen.
'Het is een leugen. Het is een gemene leugen!' gilde ze, en rende voor me uit.
'Autumn!' riep ik, maar ze bleef doorlopen. Ik keek achterom. De cabriolet was om een hoek verdwenen. Een ogenblik was ik volkomen in de war en wist ik niet welke weg ik moest nemen. Was het een leugen? Hoe kon ze zo keurig en onschuldig klinken terwijl er iets dergelijks met haar gebeurd was? Ik was pas een paar uur in mijn nieuwe huis en omgeving, en nu was ik al verstrikt geraakt in een drama, dacht ik.
Autumn was ongeveer een blok voor me uit langzamer gaan lopen. Haastig liep ik achter haar aan en haalde haar in toen ze de hoek omsloeg naar haar huis.
'Wat is er aan de hand? Ik begrijp er niets van,' zei ik. 'Waarom zeiden ze dat?'
'Ze zijn gewoon gemeen, boosaardig.'
'Het is gemeen en boosaardig om zoiets te zeggen. Zelfs al zou het waar zijn, dan mag niemand dat eruit Happen als er een onbekende bij is,' zei ik. Ze bleef staan, wreef de tranen uit haar ogen en keek naar mij. 'Gaat het goed met je?' vroeg ik.
'Nee.'
Ik bleef zwijgend staan, niet wetend wat ik verder kon zeggen of doen. Ik keek de straat af en richtte mijn blik toen weer op haar. Ze keek me heel vreemd aan.
'Autumn?'
'O, wat doet het ertoe. Je komt er toch wel achter. Het is waar,' zei ze op effen toon, bijna fluisterend. Toen liep ze weer weg, in een normaal tempo, nog steeds met gebogen hoofd en haar armen om zich heen geslagen.
Het was waar?
Ik had het gevoel of ik in een wereld van waanzin terecht was gekomen, niet in staat te onderscheiden wat realiteit was en wat niet. Mijn hart begon te bonzen. Het gebulder van twee marinejets die voorbijvlogen was zo luid dat  het zelfs mijn gedachten even overstemde. Ik zag dat Autumn naar haar voordeur liep. die opendeed en naar binnen liep.
Ik had nu meer medelijden met haar dan dat ik me verward en angstig voelde, en liep door naar haar huis.
Ik drukte op de bel en wachtte. Even later werd de deur geopend door een man met kort haar dat zo'n goudblonde kleur had dat het bijna botergeel leek. Hij droeg een schort met een foto van Frank Sinatra erop. Ik zag onmiddellijk de gelijkenis met Autumn. Beiden hadden ronde wangen en bruine ogen en sproeten. Haar vader leek niet veel langer dan één meter zeventig. Hij veegde zijn handen af aan zijn schort en keek me glimlachend aan.
'Jij moet onze etensgast zijn,' zei hij. 'Marjorie belde me een ogenblik geleden om me te waarschuwen. Je bent toch geen culinair expert, hè ?' plaagde hij, en deed of hij angstig keek.
'Nee, meneer.'
'Mooi, mooi. Waarom hij deed een stap naar voren en keek langs me heen,'- belde Autumn aan? Waar is ze? Was ze niet bij je?'
'Ze was al thuis,' zei ik, verbaasd dat hij haar niet had horen binnenkomen. Ze moest op haar tenen hebben gelopen.
'O? Oké, kom binnen. Ik ben luitenant-ter-zee 1 ste klas Sullivan,' zei hij, en bood me zijn hand aan.
ik ben Grace Houston.'
'Welkom op de basis. Ik verheug me erop om je vader te leren kennen. Jullie komen uit San Diego, hè?'
'Ja, meneer.'
'Daar zijn wij ook geweest. Je zult het hier vast naar je zin hebben, ook al zijn de winters niet zo warm als in San Diego.'
Ik knikte. We worden altijd geacht de nieuwe omgeving prettiger te vinden dan de oude. dacht ik.
'Goed dan,' zei luitenant Sullivan, 'kom mee, dan zal ik je naar Autumns kamer brengen.' Ik kon zien dat hij een beetje verbaasd was over het feit dat we apart waren binnengekomen, maar dat ging me verder niet aan. 'Jullie zullen wel een hoop hebben om over te praten. Het is opwindend maar zenuwslopend om op een nieuw bruggenhoofd te landen, hè?'
'Ja, dat is het zeker.'
Hij lachte naar me en klopte toen op de deur van Autumns slaapkamer. Toen hij geen reactie kreeg, keek hij even naar mij en klopte opnieuw.
'Autumn, je vriendin is er,' zei hij. Toen ze nog steeds geen antwoord gaf, draaide hij zich naar me om. 'Weetje zeker dat ze thuis
is?'
'Ja, meneer. Ik heb haar naar binnen zien gaan.'
Met een bezorgd gezicht draaide hij aan de knop. De deur was op slot.
'Autumn!' zei hij scherp. 'Wat doe je daar?'
We hoorden de voordeur weer opengaan en we draaiden ons allebei snel om en keken de gang door. Eén blik was voldoende om te weten dat het Autumns zus, Caitlin, was. Ik kon de gelijkenis zien, ook al leek Caitlin meer op haar moeder en was ze langer, slanker en markanter, met scherpere gelaatstrekken, een smallere kaaklijn en hogere jukbeenderen. Achter haar kwam een lange, donkerharige jongen, die eruitzag als een jonge officier. Zijn houding was ferm, zijn gezicht, vooral die heldere, doordringende lichtbruine ogen, zelfverzekerd. Zijn haar was militair kortgeknipt en hij droeg een spijkerbroek en een buttondown, lichtbruin hemd met korte mouwen.
'Wat is er aan de hand, papa?' vroeg Caitlin.
'Dit is Grace Houston,' zei luitenant Sullivan. 'De dochter van luitenant-ter-zee I ste klas Houston. Ze zijn net verhuisd naar Norfolk, en Autumn had haar vanavond te eten gevraagd.'
'O, gezellig. Welkom,' zei ze met een vriendelijke glimlach.
'Maar je zus heeft zich blijkbaar in haar kamer opgesloten. Alweer,' voegde hij eraan toe.
In Caitlins ogen verscheen een gegeneerde en tevens bezorgde blik. Ze draaide zich om naar de jongen, die, zoals ik vermoedde, Jarvis Martin was. Hij zoog zijn rechtermondhoek in zijn wang en schudde zijn hoofd.
'Laat mij het eens proberen.' zei ze en liep naar de deur. Wc deden allebei een stap achteruit. 'Autumn, wat doe je daar? We hebben een gast. Doe je deur open,' ging ze vastberaden verder. 'Je brengt iedereen in verlegenheid, ook papa," voegde ze eraan toe. Ze klopte weer op de deur. 'Autumn?'
Een paar ogenblikken verstreken in stilte. Ik keek naar Jarvis, die zich had afgewend en belangstelling voorwendde voor een ingelijste prent van een oude walvisvaarder die hij beslist al honderd keer gezien had.
'Dit is belachelijk,' zei luitenant Sullivan. 'Ga bij die deur vandaan, Caitlin.'
Jarvis draaide zich snel om en kwam dichterbij.
'Autumn, als je die deur niet onmiddellijk opendoet, trap ik hem in, ' dreigde haar vader.
Angstig en verlegen deed ik een paar passen achteruit.
'Misschien kan ik beter weggaan,' zei ik zachtjes tegen Caitlin.
'Het spijt me,' zei ze.
'Hebt u hulp nodig, meneer?' vroeg Jarvis aan luitenant Sullivan. Hij leek opgewonden, zelfs verheugd over de roep tot actie.
Luitenant Sullivan staarde hem aan. Zijn woede was zo intens dat ik die in zijn ogen kon zien. Zonder antwoord te geven, ging hij achteruit en wierp zich met zijn volle gewicht tegen de deur. Ik hoorde hout versplinteren. Jarvis kwam dichterbij en deed hetzelfde, maar deze keer ging de deur zo snel open dat hij naar voren struikelde en nauwelijks kon voorkomen dat hij op de grond viel.
Ik liep in de richting van de voordeur. Ik had bijna het gevoel dat ik vluchtte. Mijn instinct stak de kop op en schreeuwde allerlei vreselijke waarschuwingen. Mijn hart ging als een bezetene tekeer. Ik geloof dat ik zelfs zachtjes kreunde bij het zien van de twee mannen die de kamer binnenstormden. Caitlin kwam langzaam achter hen aan.
Ik hoorde haar gillen en luitenant Sullivan uitroepen: 'O, mijn god!'
Ik wachtte niet af om te zien waarom. Mijn botten waren in ijs veranderd. Ik draaide me om en rende het huis uit, over het tuinpad naar het trottoir. Ik bleef verward doorhollen en liep de hoek voorbij die ik had moeten nemen om bij mijn nieuwe huis te komen. Ik realiseerde het me bijna onmiddellijk en maakte rechtsomkeert. Terwijl ik voortliep door de straat hoorde ik een auto achter me en zag Autumns moeder langsrijden. Haar banden piepten toen ze een bocht nam.
Ik ging sneller lopen en haastte me naar mijn huis. De voordeur stond open. Papa en mama stonden binnen te praten toen ik het huis inliep. Ze draaiden zich naar me om. Mijn hele lichaam beefde en de tranen stroomden over mijn gezicht en drupten langs mijn kin.
'Hé, niet huilen, Sailor Girl,' zei papa en kwam haastig naar me toe.
'O, arme Grace, heb je het haar zien doen?' vroeg mama snel.
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik weet niet wat ze heeft gedaan, mama!' antwoordde ik en vertelde hun alles.
'Dat arme kind,' zei mama.
'Wat heeft ze gedaan?' Ik had eindelijk de moed het te vragen.
'Ze heeft haar polsen doorgesneden,' zei mama.
Het benam me de adem, want dat was waar ik bang voor was geweest. Ik vond het vreemd dat we weliswaar een militair gezin waren, en ik geweren had horen afschieten en mannen zich had zien voorbereiden op oorlog, maar dat ik nog nooit in mijn leven getuige was geweest van één enkele daad van geweld, behalve wat ik had gezien op de televisie of in films. Toen ik nog klein was, dacht ik altijd dat mijn vader gewoon deed alsof, dat het allemaal één groot spel voor volwassenen was. Zelfs verhalen over terroristen die marineschepen aanvielen in verre havens leken irreëel. Niets daarvan was gelukkig dicht genoeg bij gekomen om ons te raken.
Maar deze ochtend was ik heel dichtbij een feitelijke poging tot zelfmoord geweest.
'Komt het goed met haar?' vroeg ik.
'O, ja, vast wel,' zei papa.
'Fysiek misschien wel,' zei mama, met haar ogen op hem gericht.
Hij keek snel naar mij. 'Alles komt in orde,' hield hij vol.
Mama schudde zwijgend haar hoofd.
Ik vertelde hun wat Wendi en Penny hadden gedaan en hoe Autumn daardoor van streek was geraakt.
'Het was zo gemeen van ze,' voegde ik eraan toe.
'Wat een welkom voor je in een nieuwe omgeving. Het spijt me, lieverd,' zei mama.
Het is jouw schuld niet, wilde ik zeggen, maar toen dacht ik: Dat is het wél natuurlijk. Het is altijd jouw schuld als je een ouder bent en jij bent degene die alles voor het zeggen heeft. Jij maakt de keuzes, en wat erop volgt is altijd het resultaat van die keuzes. Zij nam het besluit met mijn vader te trouwen en een marinevrouw te worden, en dat betekende dat ik vandaag hier was, op deze plek, en dat ik dit meemaakte.
Wisten we maar welke gevolgen onze beslissingen zouden hebben voor we ze namen, dacht ik. Misschien was dat wijsheid, maar het leek me dat die voor ons te laat kwam, of we wilden niet luisteren als oudere, wijzere mensen ons deelgenoot maakten van wat ze wisten en wat ze hadden geleerd. We zouden onze eigen fouten moeten maken, alsof die gekoppeld moesten zijn aan onze successen. Zo verkregen we onze eigen identiteit, onze eigen naam.
Arme Autumn, dacht ik.
Zie nu eens wat zij bezat.
Luister hoe haar naam nu was.