Proloog

Toen ik iets ouder was dan zes jaar, nam mijn on-derwijzeres in de laagste groep, mevrouw Waite, me na schooltijd terzijde om me te vertellen dat al mijn onuitgesproken gedachten - als ik bleef weigeren om te praten en ik in de klas geen antwoord gaf op vragen - zouden opzwellen en mijn hoofd uit elkaar doen barsten.

'Net als een ei!

'Er is een pakhuis in je brein om gedachten op te slaan, maar die ruimte is beperkt,' legde ze uit. 'Je moet meer gedachten eruit laten en de enige manier om dat te doen is om te praten. Begrijp je me, Ice?'

Mevrouw Waites gezicht vertrok altijd even als ze mijn naam zei: met opeengeklemde tanden, alsof ze de naam haatte en alsof alleen al het uitspreken ervan haar tanden deed klapperen van de kou.

Tijdens de enige ouderavond op de basisschool die mama bijwoonde, waagde mevrouw Waite het haar te vragen of het wel zo verstandig was om me Ice te noemen. Ik zat op mijn stoel achter de kleine lessenaar met gevouwen handen (zoals we elke ochtend als de schooldag begon, moesten zitten) en hoorde hoe ze over me praatte. Het was alsof ik naar haar luisterde terwijl ze over iemand anders sprak. Het maakte me verlegen, dus richtte ik mijn aandacht op een musje dat buiten voor het raam ongeduldig heen en weer wipte op de vensterbank.

Ik had eigenlijk meer belangstelling voor dat musje. (Ik verbeeldde me dat het zich gehinderd voelde door onze aanwezigheid en zich afvroeg waarom er hier zoveel mensen waren die menselijke geluiden maakten en haar privé-zangoefe- ning stoorden.)

'Het is meer een bijnaam dan een naam,' zei mevrouw Waite agressief. 'Heeft ze geen andere naam, een echte naam?'

'Ice is haar echte naam.' Mama zoog haar lippen naar binnen terwijl ze sprak. Dat deed ze altijd als ze erg kwaad was. Haar gitzwarte ogen fonkelden van woede.

Het was voldoende om mijn kleine, tengere on-derwijzeres, die niet veel groter was dan sommige leerlingen, te intimideren. Ze was amper één meter vijftig, heel slank en met een kinderlijk gezicht. Ze kromp ineen op haar stoel en keek van mij naar mama, die haar blik strak op haar gericht hield. Het leek bijna of ze zich naar voren wilde buigen en haar een klap in haar gezicht wilde geven.

'Wat bedoelt u - of mijn dochter geen echte naam heeft?' 

'Eh, ik... vroeg het me... alleen maar... af,' stotterde mevrouw Waite, onmiddellijk terugkrabbelend. 'Ik bedoel, ze wordt erg geplaagd door de andere leerlingen. Ik dacht dat als we er nu iets aan deden, ze daar later geen last van zou hebben. U weet hoe wreed kinderen kunnen zijn, mevrouw Goodman.'

'Ze kan heel goed voor zichzelf zorgen,' ant-woordde mama. Haar mond vertrok, ze knikte naar me en stond toen op. 'Was dat alles?'

'O, nee,' riep mevrouw Waite uit. 'Gaat u alstublieft nog niet weg.'

Mama haalde diep adem en trok haar heel vrou-welijke schouders en stevige borsten op. Ze was bijzonder trots op haar mooie figuur en droeg zelfs naar een bespreking op school geen beha. Mama kreeg mij toen ze pas achttien was, en ondanks het feit dat ze rookte en dronk, kon ze nog steeds doorgaan voor een laatstejaars leerling van high school. Haar gladde huid had de kleur van een verse koffieboon. Papa, een grote, potige kerel met een pikzwarte snor die al voor zijn dertigste een paar grijze haren begon te vertonen, werd vaak geplaagd dat hij een kindbruidje had of zijn dochter bij zich had. Mama vond dat prachtig. Papa beschuldigde haar zelfs zo nu en dan ervan dat ze zich met opzet kleedde en gedroeg als een tiener. Mama draaide zich dan met een ruk en hevig verontwaardigd naar hem om. De woorden vlogen hem als een handvol stenen bliksemsnel om de oren.

'Waar beschuldig je me van, Cameron Goodman? Hè? Wat zeg je over mij? Wil je soms beweren dat ik een soort straatmeid ben? Hè? Nou? Wat wil je?'

Papa hief dan zijn handen op, schudde zijn hoofd en deed een stap achteruit.

'Doe watje wilt,' zei hij.

'En waarom sta jij zo naar me te kijken?' vroeg ze aan mij, terwijl ik in een hoek van de kamer naar hun twistgesprek luisterde. Ik zei niets. Ik staarde haar aan en ging verder met mijn bezigheden.

Hun woordenwisselingen waren niet prettig om te horen en te zien, maar het waren nog niet de slaande ruzies die ze kregen toen ik ouder was. Dat moest nog komen. Die ruzies hingen in de schaduw en de hoeken van de flat in Philadelphia als slapende vleermuizen, wachtend om wakker te worden gepord. Uiteindelijk cirkelden ze bijna dagelijks om ons heen en doken bij het geringste teken van onenigheid gretig omlaag.

'Wat wilt u nog meer weten over mijn dochter? Is ze brutaal?' vroeg mama aan mevrouw Waite.

'O, nee, mevrouw Goodman. Ik zou me geen beleefder kind kunnen wensen.'

'Nou dan.'

Mevrouw Waite keek naar mij en boog zich voorover naar mijn moeder alsof ze zou gaan fluisteren, maar dat deed ze niet. Ze wilde dat ik alles zou horen.

'Het is prettig om een verlegen meisje te hebben tegenwoordig. Zoveel van die jonge kinderen hebben gebrek aan decorum.'

'Wat is dat?' vroeg mama met achterdochtig sa-mengeknepen ogen.

'Goed gedrag, respect voor volwassenen. Te veel van die kinderen zijn luidruchtig en ongedis-ciplineerd.'

'Of ik dat niet weet,' zei mama knikkend. 'Vooral die Edith Merton. Ik zeg tegen Ice dat ze bij haar uit de buurt moet blijven. Van zo'n meisje kan ze alleen maar slechte dingen leren. Ik weet dat ze rookt. Ja toch, Ice?'

Ik knikte.

'En hoe oud is ze helemaal? Negen? Hè?'

Ik keek naar hen beiden. Mama wist hoe oud Edith Merton was.

'Wat ik wilde zeggen, mevrouw Goodman, is dat het prettig is dat Ice zich zo goed weet te gedragen, maar ze is te introvert.'

'Intro- wat?'

'Ze is onwillig om te communiceren, zich te uiten. Dat baart me zorgen. Ik heb het al vaak tegen haar gezegd, dus ik klap niet uit de school.' Mevrouw Waite keek naar mij.

'Klap uit de school? Maar we zijn in de school,' merkte mama lachend op. 'Ja toch, Ice?' Ze gaf me een knipoog. 'Dus wat wilt u dat ik doe, mevrouw Waite? Ik kan u niet helemaal volgen.'

'Als ze onwillig blijft om te praten, dan zullen we haar moeten laten testen door de schoolpsycholoog,' waarschuwde mevrouw Waite. 'Dat zou trouwens toch geen kwaad kunnen,' ging ze snel verder. 'Want we moeten ons zorgen maken.'

'Een psycholoog?' Mama zoog haar mondhoeken in, blies haar wangen op. 'Wilt u soms zeggen dat ze niet goed wijs is?'

'Er moet een reden zijn waarom ze zich in zichzelf opsluit,' hield mevrouw Waite vol. 'De technische term voor haar probleem is facultatief mutisme.'

'Facultatief?' Haar gezicht vertrok in verwarring. 'Het lijken wel verkiezingen.'

'Precies. Ze kiest ervoor om zo te zijn.'

Mama trok haar wenkbrauwen op. Het waren dunne streepjes, want ze epileerde ze bijna dagelijks. Ze vond dat de wenkbrauwen het belangrijkste facet waren van een gezicht. Het was bijna een religieus ritueel voor haar. Ze stak een staafje wierook op, luisterde intussen naar haar New Age-muziek en neuriede mee, omdat het meisje in de schoonheidssalon haar had verteld dat het de stressrimpels gladstreek. Mama staarde dan naar haar spiegelbeeld en bekeek zichzelf aandachtig. Haar ovalen spiegel in de vergulde lijst was haar altaar.

'Ze kiest ervoor om niets te zeggen? Hoe weet u dat?'

'Omdat ze geen fysiek probleem of moeilijkheden met de taal heeft. Met andere woorden, er is geen duidelijke reden waarom ze zo is.'

'Dus waarom wilt u dan dat ze naar die psycho- nog-wat gaat?'

'Om haar beter te kunnen beoordelen en om te zien of we haar misschien kunnen helpen, wat het ook is dat haar zo gesloten maakt, te overwinnen.' Behoedzaam, nu werkelijk bijna fluisterend, vroeg mevrouw Waite: 'Hoe is ze thuis?'

'Daar is ze ook een net meisje,' zei mama, naar mij kijkend. 'Ze weet dat ze dat moet zijn,' ging ze verder met een dreigende klank in haar stem. Het was of je lucht blies in een ballon en die er dan weer uit liet lopen. Ze schudde haar hoofd. 'Facultatief mutisme. Dat kind praat als ze dat wil. En ze houdt beslist haar mond niet als ze moet zingen. Ze is de beste zangeres van het kinderkoor van de kerk, wist u dat? De dominee heeft het me wel duizend keer verteld.'

'Nee,' zei mevrouw Waite, en sperde verbaasd haar ogen open. 'Echt waar?' Ze keek naar mij alsof ze zich nu pas bewust werd van mijn aanwezigheid. 'Ze zingt?'

'De dominee zegt dat ze de stem van een engel heeft. Dat heeft ze van mijn familie,' zei mama trots. 'Mijn moeder zong ook in de kerk. Oké.' Ze stond weer op, alleen deze keer met meer vastberadenheid. Haar snelle beweging deed het musje wegvliegen van de vensterbank.

'Ice,' snauwde mama.

Ik keek naar haar op.

'Je moet meer praten op school. Hoor je? Maak me niet kwaad.'

Ik bleef haar aanstaren.

'Kijk eens naar dat kind. Ziet ze er soms uit of ze bang is? Nee. Of ze van streek is? Nee. Ziet u het niet, mevrouw Waite? Ze heeft ijs in haar aderen. Ze is zo koel en beheerst als maar mogelijk is. Ze huilt nooit, zelfs niet als ze een klap krijgt. Ze heeft als baby ook niet veel gehuild. Daarom past haar naam bij haar, wat u ook zegt. Ik moet weg,' ging ze verder na een blik op haar horloge. 'Kom,' zei ze tegen mij, en ik stond op om haar te volgen. Ik keek achterom naar mevrouw Waite, die haar hoofd schudde en gefrustreerd op haar onderlip beet. Dit was waarschijnlijk haar ergste ouderavondgesprek.

Mijn tegenzin om te praten had geen invloed op mijn werk op school. Ik was geen slechte leerlinge. Ik kreeg goede cijfers voor al het schriftelijke werk en alle repetities. Als ik iets moest voordragen, deed ik dat met tegenzin, maar ik deed het tenminste, al deed ik alleen wat ik moest doen en sprak ik zo zacht dat ik bijna niet te verstaan was. Mevrouw Waite klaagde vaak dat ik nooit mijn hand opstak om een vraag te stellen. Als ik naar de wc moest, stond ik gewoon op en ging het pasje voor het toilet halen.

'Je moet het eerst vragen,' zei mevrouw Waite. Ze wilde zo graag dat ik zou spreken, dat ze probeerde me te verbieden het pasje mee te nemen zonder het te vragen. Maar ze merkte algauw dat ik liever de pijn verdroeg van het op te houden dan de pijn van het spreken. Als ze de vertwijfelde blik in mijn ogen zag en zag hoe ik zat te draaien op mijn stoel, gaf ze me eindelijk het pasje en ik liep

haastig naar buiten om mijn blaas te legen.

Maar mevrouw Waite was helderziend wat haar voorspellingen betrof over mijn toekomst op school. Het duurde nooit lang voor mijn klasgenoten me aan het begin van een nieuw schooljaar begonnen te plagen. Mijn tegenzin om te praten, hardop te lezen, iets voor te dragen, lokte snelle, nieuwsgierige en kritische blikken uit. Mijn gedrag, samen met mijn naam, verschafte mijn kwelgeesten volop kwellingen om me mee te bestoken.

Ik weet niet hoe vaak ik iemand in een van mijn klassen heb horen zeggen: 'Ze heet Ice omdat de woorden bevroren zijn in haar mond.'

Eén keer, in de zevende groep, besloot een groep meisjes me een hele minuut lang te laten praten. Ze kwamen in de meisjeskleedkamer op me af toen onze lerares voor een zieke leerling ging zorgen. Ze trokken mijn gymnastiekpakje uit en drukten me op de grond, terwijl ze mijn kleren voor mijn ogen lieten bengelen en dreigden die niet terug te geven tot ik een volle minuut had gesproken. Thelma Williams hield haar pols omhoog en riep de seconden op haar horloge af.

'Praat,' zeiden ze in koor. 'Praat.'

'Anders gooien we al je kleren en je gympak uit het raam en duwen je naakt de gang in.'

'Praat!'

Ik jammerde en worstelde, maar ze waren on-verbiddelijk. Ten slotte deed ik mijn ogen dicht en begon een oude negerspiritual te zingen:

'Tm gonna sing when the spirit says, "Sing!" I'm gonna sing when the spirit says, "Sing!" I'm gonna sing when the spirit says, "Sing!" And obey the spirit of the Lord!

I'm gonna pray, I'm gonna pray all night, All day, angels watching me, my Lord. All night, all day, and obey the spirit of the Lord!

I'm gonna shout, shout, shout

When the spirit says, "Shout, shout, shout".'

('Ik zal zingen als de geest zegt: "Zing!" Ik zal zingen als de geest zegt: "Zing!" Ik zal zingen als de geest zegt: "Zing!" En gehoorzaam zijn aan de geest van de Heer.

Ik zal bidden, ik zal bidden de hele nacht, De hele dag, terwijl de engelen me gadeslaan, o Heer.

De hele nacht, de hele dag, en gehoorzaam zijn aan de geest van de Heer! Ik zal schreeuwen, schreeuwen, schreeuwen Als de geest zegt: "Schreeuw, schreeuw, schreeuw.'")

'Laat ze haar mond houden!' gilde Thelma Williams. Ze zong in het kerkkoor en kon het niet uitstaan dat ik een van onze hymnen zong. Het maakte haar en een paar anderen zelfs bang. Snel lieten ze mijn armen en benen los en gooiden mijn kleren voor mijn voeten.

'Ze is gek. Laat haar maar,' zei Carla Thompson. Dat stelde de meesten tevreden en een tijdlang lieten ze me met rust.

Toen ik ouder werd, raakte ik wat minder in-trovert, maar ik was nooit zo praatziek als de andere meisjes in mijn klas. Eén keer, toen een andere docent een opmerking maakte over mijn zwijgzame gedrag, zei een jongen, Balwin Noble - die zo goed pianospeelde dat hij de pianist van ons schoolkoor was - 'Ze spaart haar stembanden voor als zij ze echt nodig heeft.'

Ik keek hem aan en dacht: misschien is dat wel zo.

Misschien was het iets wat ik instinctief deed.

Ik had het gevoel dat woorden zo onopvallend als vliegen om me heen dwarrelden en slechts enkele ervan zo sierlijk als vogels. Ik praatte niet om het geluid van mijn eigen stem te horen en ik hoefde ook niet zo nodig te praten om indruk te maken. Zwijgen was vaak een tweesnijdend zwaard. Het hielp me om onzichtbaar te zijn, bijna vergeten te worden wanneer en waar ik dat wilde. Soms maakte het wachten tot ik wat zei, dat elk woord wat ik sprak een klein juweel leek. De mensen luisterden beter naar me omdat ik minder praatte, of het nu docenten waren of vrienden.

Eindelijk kwam de tweede voorspelling van mevrouw Waite ook uit. Ik werd naar de school-psycholoog gestuurd toen ik in de negende klas zat. Mama en papa moesten ook komen en mama werd gevraagd om terug te komen. Ze wilde niet, maar de directeur dwong haar ertoe. Daarna sprak ik nog zes keer met de psycholoog. Meestal stelde hij vragen en negeerde ik hem of gaf een zo simpel mogelijk antwoord.

Ik was slim genoeg om te beseffen dat de psy-choloog, dr. Lisa, een theorie had dat ik mijn best deed om onzichtbaar te blijven omdat mijn moeder geen moeder wilde zijn en mijn bestaan haar eraan herinnerde dat ze dat wel degelijk was. Ik moest toegeven dat ik, toen ik veel jonger was, er vaak stilletjes bij had gestaan en had gewenst dat ik onzichtbaar was, vooral als mama tegen nieuwe vrienden zei dat ik niet echt haar kind was. Ze loog en zei dat ik het kind van haar jongste zus was, een zus die met jan en alleman naar bed ging, en dat zij alleen maar een paar jaar op me paste. Ze vond het vreselijk om me ergens mee naartoe te nemen en papa moest vaak thuisblijven om op me te passen terwijl mama ging winkelen of met een paar vriendinnen naar de film ging.

Ik kon op mijn vingers natellen hoe vaak we iets deden als gezin, vooral toen ik nog heel klein was. Altijd als papa aanbood met ons uit eten te gaan, klaagde mama: 'Leuk avondje uit met een kind erbij, dat in een restaurant in een hoge stoel aan tafel zit en door jou of mij gevoerd moet worden. We bellen wel een babysitter.'

Mama stelde ook nooit veel eisen aan de babysitter. Elk kind dat oud genoeg was om mij naar buiten te dragen als er brand uitbrak, of de telefoon kon gebruiken, werd goed genoeg gevonden. Vaak zat ik opgesloten in mijn kamer en werd ik genegeerd, of ik werd uren vroeger naar bed gestuurd dan ik hoorde te gaan slapen. Veel babysitters nodigden vriendinnen of vriendjes uit. Toen ik zeven was, zag ik hoe Nona Lester haar borsten liet betasten door haar vriend en zijn hand onder haar rok liet steken. Ze schenen het grappig te vinden om mij als toeschouwster te hebben.

Was dat alles de oorzaak dat ik zo weinig wilde praten?

Ik sprak nooit over deze dingen. Ik hield het voor mezelf, slikte het in als een vies drankje en probeerde te beletten dat het ooit weer bovenkwam. Iets ervan deed dat natuurlijk wel. Sommige dingen zaten in de nachtmerrietrein die ratelend en haastig door mijn dromen reed, zodat ik lag te draaien en te woelen en badend in het zweet met een zachte kreet wakker werd.

Soms kwam papa daar op af, als hij geen nacht-dienst had. Mama kwam nooit.

Geen wonder dat ik dacht dat ik geen kik had gegeven.

Wat voor verschil maakte een geluid?

Stilte begroette me; ik groette terug met stilte.

Het was of je iemand net zo lang aanstaarde tot de ander de ogen neersloeg.

De duisternis week terug. De trein van de nacht-merries stopte. Ik legde mijn hoofd op het kussen, haalde diep adem en deed mijn ogen weer dicht.

Muziek drong van alle kanten mijn hoofd binnen tot mijn hoofd een podium was waarop een volledig orkest speelde en ik begon te zingen.

Mijn stem overtrof elk lelijk geluid. Ik kon geen autoclaxons horen, geen mensen die tegen elkaar schreeuwden of gilden van angst. Ik zweefde op de noten, hoog erboven.

Muziek gaf een ziel aan woorden.

Wat had het voor zin om die zonder muziek te gebruiken?

Ik wenste vroeger dat het echte leven een opera was of een musical zoals The Phantom of the Opera, waarin iedereen zong als hij of zij sprak.

Dan zou mama de facultatieve mutist zijn.

De meeste ongelukkige en gemene mensen zouden dat zijn. Ze haatten het geluid van hun eigen stem.

Ik niet.

Ik bewaarde hem alleen voor iets bijzonders, liet hem wachten in de coulissen, wachten op de muziek.