Epiloog

 

Ethan had gelijk wat Lucilles begrafenis betrof. Alles liep als een Zwitserse klok, en het aantal mensen dat de begrafenis wilde bijwonen was zo groot, dat hij, onder toezicht van papa, een lijst moest opstellen van speciale genodigden voor de eredienst. Er stonden zelfs mensen bij de deur van de kerk die de namen controleerden. Ze bevestigden buiten speakers voor de menigte die zich voor de kerk verzameld had, en natuurlijk was iedereen die dat wilde welkom op het kerkhof.

Het was het besluit betreffende het kerkhof dat meer dan alles wat Lucille gedaan had, mijn respect won. Ze was niet teruggekomen op haar wens om naast haar eerste echtgenoot begraven te worden. Papa zou naast mama komen te liggen. Ik wist zeker dat het de nodige tongen in beweging zou brengen, maar ik kon me precies voor de geest halen hoe Lucille hen zou aanstaren met die arrogante, neerbuigende blik, die te kennen gaf: ‘Hoe wagen jullie het te twijfelen aan een van mijn beslissingen?’

In de daaropvolgende dagen kwam er een schijnbaar oneindige stroom van medelevende rouwenden naar Heavenstone. Gerad en de Stagens werkten harder dan ooit. Ethan stond naast papa en oom Perry om mensen te begroeten en hen te bedanken voor hun condoleances. Ik stond niet helemaal vooraan zoals zij, maar kon me niet verbergen. Ironisch genoeg droegen Lucilles begrafenis en de nasleep ervan meer ertoe bij me onder de mensen te brengen dan alles wat ze ooit geprobeerd had. Papa gaf me zelfs een compliment en zei dat hij trots was op de manier waarop ik me gedroeg. Ethan en oom Perry voegden er hun eigen complimentjes aan toe. Ten slotte zaten we met ons vieren rustig bijeen, met het gevoel dat we een zware strijd achter de rug hadden.

Papa las met trots in zijn stem een paar berichten door die hij had ontvangen van hoge regeringsambtenaren en belangrijke zakenmensen, en van journalisten en tv-persoonlijkheden uit de omgeving. Toen we de meeste gehoord hadden zei oom Perry dat Lucille op veel mensen diepe indruk gemaakt had en enorm gerespecteerd werd.

‘Misschien rust er een vloek op de echtgenotes van de Heavenstones,’ zei papa. ‘Onze grootmoeder is op jeugdige leeftijd gestorven.’

‘Van dat probleem zal ik geen last hebben,’ mompelde oom Perry. Het was gewoon een gedachte die bij hem opkwam, maar toen hij het gezegd had, keek hij op alsof hij er iets vreselijks had uitgeflapt. Het was de eerste keer in dagen dat ik papa weer hoorde lachen.

‘Dat komt wel als ze het homohuwelijk legaliseren,’ zei papa plagend. Het gezicht van oom Perry kleurde als een rijpe tomaat. Ethan glimlachte, en ik dacht bij mezelf dat Cassie hiervan genoten zou hebben.

Zodra papa zich wat gemakkelijker kon bewegen, ging hij weer terug naar zijn werk. Soms reed Ethan hem en soms ging hij met de limousine. Ik besloot van tijd tot tijd erheen te rijden en bij papa en Ethan langs te gaan. Ik zag hoe prettig ze dat vonden, evenals oom Perry. In de maand daarop was hij bijna elk weekend bij ons.

Papa hield Gerad en de Stagens in dienst, en het leven in Heavenstone ging praktisch op dezelfde manier door als vóór Lucilles overlijden. Natuurlijk werden sommige veranderingen die Lucille had gepland niet doorgezet. Mij leek het alsof het imposante oude huis een diepe zucht van opluchting slaakte. De voorouders op de portretten aan de wand keken tevreden. Er was slechts één paar ogen dat me met nerveuze belangstelling volgde, de ogen van Asa Heavenstone.

Een aantal keren meende ik Cassie door kamers en gangen te zien zweven. Ik wachtte gespannen op haar gefluisterde commentaar, maar dat bleef uit. Vlak voor de zomer begon werd ik eindelijk zwanger. Ethan en papa gingen met me uit om het te vieren, maar ik mocht niets alcoholisch drinken. Ze werden nerveuze bezige bijtjes, die voortdurend om me heen fladderden en zeurden zodra ik iets zwaars wilde optillen. Toen ik in de vierde maand kwam, verboden ze me allebei om nog te rijden. Papa reserveerde de limousine voor me, en die arme chauffeur moest blijven rondhangen en wachten tot ik ergens naartoe wilde.

Bijna de dag nadat mijn zwangerschap was bevestigd, begon het werk aan de kinderkamer, die aan mijn kamer zou grenzen, precies zoals Lucille had voorgesteld. Ethan en ik verhuisden naar een van de logeerkamers om de timmerlieden de gelegenheid te geven een deur te construeren naar de kinderkamer. De wetenschap of het een jongetje of een meisje was, stelde ik zo lang mogelijk uit. Mijn herinnering aan mama die hoorde dat ze een zoon verwachtte en de blijdschap daarna lag nog te vers in het geheugen. Die blijdschap had alleen geleid tot een diepe teleurstelling, dacht ik, en ik was bang. Ethan wist me eindelijk ertoe over te halen, onder het mom dat er keuzes gemaakt moesten worden voor meubels en kleuren.

Ik wist dat ze allebei in gespannen verwachting waren, en toen de dokter vertelde dat het een jongen was, leek het wel oudejaarsavond. Het leek wel of ik het leven zou schenken aan de nieuwe Messias of in ieder geval een of ander heilig kind. Waren het daarvóór al zeurpieten, nu werden ze helemaal gek in hun verlangen me te beschermen. Papa dacht zelfs hardop over een verpleegster om tijdens de laatste drie maanden voor me te zorgen.

Ik wist zeker dat hij oom Perry vaker naar Heavenstone liet komen om mij in het oog te houden. Oom Perry ging nu twee keer per week met me lunchen en vergezelde me op mijn wandelingen. Al die tijd zocht ik naar een teken van Cassie, maar ik kon zelfs haar spookachtige verschijning niet meer door kamers en gangen zien zweven. Ik stormde haar kamer binnen en bleef om me heen staan kijken, alsof ik verwachtte een of ander bewijs te vinden van haar aanwezigheid, maar er veranderde nooit iets.

Op een middag, toen we zaten te lunchen, keek oom Perry me met de intense blik aan die ik herkende als de inleiding tot een serieuze vraag of opmerking. Cassie had het zijn ‘doorzichtige’ inleiding genoemd en beweerde dat hij te naïef was om ooit spitsvondig of slim te kunnen zijn. Ik had geantwoord dat hij een verademing was omdat hij niet complotteerde, en natuurlijk vond zij dat een zwakte.

‘Als je naïef bent, ben je kwetsbaar,’ had ze gezegd. Ik borg het weg met enkele andere wijze woorden die, ook al waren ze vaak zinnig, me altijd bleven ergeren.

‘Je weet natuurlijk, Sam, dat je vader en je man liever willen doen alsof er niets aan de hand was met je in de maanden voor Lucilles tragische dood. Je zei en deed dingen die je rijp maakten voor een voortgezette therapie. Ik ben blij te zien dat dat nu veranderd is, maar ik maak me zorgen over je, en ironisch genoeg ben ik nu de Heavenstone-broer die weigert zijn kop in het zand te steken.’

‘Je bedoelt toen ik probeerde mijn dochtertje te zien?’

‘Dat en andere dingen, Sam. Hoe voel je je dat je haar nooit ziet of bij haar kan zijn?’

‘Ik begrijp waarom de Normans zo bang waren. Ze hebben veel liefde in haar geïnvesteerd en zij in hen. Het zou wreed zijn die relatie te verstoren.’

‘Heel goed. Ik ben trots op je dat je dat zegt. Eens, misschien als ze veel ouder is, zullen ze haar de waarheid vertellen en zullen jullie elkaar ontmoeten.’

‘Dat denk ik wel, ja.’

‘Maar er was iets anders waardoor je geobsedeerd werd. Ik heb het vaak gevoeld als ik op bezoek was en je je gedroeg alsof onze gesprekken werden opgenomen of zo, en zeker toen je een instorting had en je haar afknipte en je begon te kleden als Cassie. Is dat voorbij?’

Ik aarzelde met mijn antwoord. Was het voorbij?

‘Ze is er niet meer,’ bekende ik eindelijk. ‘Ik hoor haar stem niet meer.’

‘Dat verbaast me niets,’ zei hij. ‘Toen ze nog leefde, zat ze veel te veel in je hoofd. Ze liet je nooit jezelf zijn.’

‘Ze was bezorgd voor Heavenstone.’

‘Nee, ik denk dat ze bezorgd was voor zichzelf, bang dat ze het in de meeste opzichten mis had. Toen ze je eerste zwangerschap bekokstoofde, wilde ze haar missie volbrengen om volledig bezit van je te nemen. In haar verbeelding kreeg je haar baby, niet?’

‘Ja.’

‘En daarom ging je naar het huis van de Normans. Je dacht dat Cassie dat wilde.’

‘Gedeeltelijk. Ik was nieuwsgierig, oom Perry. Dat is toch niet meer dan logisch?’

‘Is ze nu verdwenen, Semantha?’

‘Ik weet het niet,’ bekende ik.

Hij knikte, en toen keek hij weer vrolijker en stond op. ‘We gaan een eindje rijden.’

‘Rijden? Waarheen?’

‘Gewoon een eindje rijden. Vertrouw me maar.’

We liepen naar zijn auto en hij reed het hek uit zonder dat we iets zeiden. Toen we onderweg waren, drong het tot me door waar hij naartoe ging. Plotseling hoorde ik Cassie weer.

Nee,’ fluisterde ze. ‘Ga terug. Zeg nee.’

Ik had al mijn kracht nodig om me tegen haar te verzetten, maar het lukte me. Ik zei niets. Haar gefluister werd steeds wanhopiger, en toen we door de ingang het kerkhof binnenreden, begon ze te gillen. Oom Perry keek me een paar keer aan. Ik zag zijn bezorgde blik, maar beheerste me.

Eindelijk legde ik mijn handen tegen mijn oren. Hij parkeerde, stapte snel uit en liep om de auto heen om mijn portier te openen.

‘Kom, Sam. Je moet.’

Ik klampte me vast aan zijn arm en we liepen over het pad tot we bij Cassies graf waren. Even stonden we zwijgend naar de grafsteen te staren.

‘Je moet haar opnieuw begraven,’ zei oom Perry. ‘Vooruit, Sam. Doe het.’

Hij liet me los. Ik deed een stap naar voren, liet me op mijn knieën vallen en ging met gestrekte armen op de grond liggen. Het gras voelde koel aan tegen mijn wang.

‘Dag, Cassie,’ fluisterde ik. ‘Ik haat je niet, maar ik heb je niet meer nodig.’

Haar gefluister hield op.

Oom Perry hielp me overeind. Ik borstelde mijn kleren af en we liepen weg.

In de verte, richting Heavenstone, dreven de wolken uiteen en lieten een diepblauwe lucht zien.

Ik voelde me als een kind dat een geschenk openmaakt en ontdekt dat ze zichzelf cadeau heeft gekregen.

Eindelijk en voor altijd.