MIJN BEVALLING

Terwijl ik op mijn bed naar het plafond lag te staren, planden papa en Emily beneden het grote bedrog. Op dat moment kon het me niet schelen wat ze deden of zeiden. Ik geloofde al niet meer dat ik nog enige zeggenschap had over mijn lot. Waarschijnlijk had ik dat nooit gehad. Toen ik jonger was en plannen maakte voor alle mooie dingen die ik in mijn leven zou doen, droomde ik alleen maar, hield mezelf voor de gek, dacht ik. Nu besefte ik dat mensen als ik op deze aarde werden neergezet om als voorbeeld te dienen voor de verschrikkelijke dingen die er konden gebeuren als Gods geboden niet werden gehoorzaamd. Het deed er niet toe wie van je voorouders zich niet aan de geboden had gehouden. De zonden van de vaderen, zoals Emily altijd zo graag zei, kwamen neer op de hoofden van de kinderen, en ik was het levende bewijs daarvan.

Al bleef het verwarrend en angstaanjagend waarom God wèl luisterde naar iemand die zo wreed en gemeen was als Emily, en niet naar iemand die zo zachtmoedig en lief was als Eugenia of mamma, of zo oprecht als ik. Ik had gebeden voor Eugenia, ik had gebeden voor mamma, en ik had gebeden voor mijzelf, maar geen van die gebeden was verhoord.

Om de een of andere geheimzinnige reden was Emily op deze aarde gezet om over ons te oordelen en te heersen. Tot dusver, leek het me, waren al haar voorspellingen, al haar dreigementen uitgekomen. De duivel had bezit genomen van mijn ziel nog voordat ik was geboren en hij was zo doeltreffend te werk gegaan dat ik de dood van mijn moeder had veroorzaakt. Zoals Emily vaak genoeg had gezegd: ik was een Jona. Terwijl ik op bed lag, met mijn hand op mijn buik en besefte dat er een ongewenst kind in groeide, had ik werkelijk het gevoel dat ik door een walvis was opgeslokt en nu binnen de duistere wanden van een andere gevangenis vertoefde.

Want dat zou mijn kamer worden, een gevangenis. Papa en Emily marcheerden naar binnen, gewapend met hun bijbelse woorden van rechtvaardiging, en spraken het vonnis over me uit als de rechters van Salem, Massachusetts, met een blik vol haat op de vrouw die ervan verdacht werd een heks te zijn. Voor ze iets zei, sprak Emily een gebed uit en las een psalm voor. Papa stond met gebogen hoofd naast haar. Toen ze klaar was, hief hij zijn hoofd op en richtte zijn donkere ogen op mij.

'Lillian,' zei hij met dreunende stem, 'je zult in deze kamer blijven, achter slot en grendel, tot de baby is geboren. Tot die tijd zal Emily en alleen Emily je contact met de buitenwereld zijn. Ze zal je voedsel brengen en voor je lichamelijke en geestelijke behoeften zorgen.'

Hij kwam dichterbij, in de verwachting dat ik zou protesteren, maar mijn tong was verlamd.

'Ik wens geen klachten te horen, geen gejammer en gehuil, geen gebons op deuren, geen gegil uit ramen, heb je me gehoord? Als je dat doet, laat ik je naar zolder brengen en aan de muur ketenen tot de baby geboren wordt. Ik meen het,' zei hij vastberaden. 'Begrepen?'

'En mamma dan?' vroeg ik, ik wil haar elke dag zien en zij wil mij zien.'

Papa fronste zijn wenkbrauwen en dacht na. Hij keek even naar Emily voor hij een besluit nam, en toen naar mij.

'Eens per dag, als Emily het goed vindt, zal ze je komen halen en naar Georgia's kamer brengen. Daar blijf je een halfuur en dan ga je terug naar je eigen kamer. Zodra Emily zegt dat het tijd is. Je luistert naar haar, anders... komt ze je niet meer halen,' zei hij met een harde klank in zijn stem.

'Mag ik niet naar buiten om wat zon op mijn gezicht te voelen en frisse lucht in te ademen?' vroeg ik. Zelfs onkruid heeft zon en frisse lucht nodig, dacht ik, maar ik durfde het niet te zeggen, omdat Emily natuurlijk zou zeggen dat onkruid niet zondigt.

'Nee, verdomme,' antwoordde hij met een rood gezicht. 'Begrijp je niet wat we proberen te doen? Dat we proberen de goede naam van de familie te redden? Als iemand je ziet met die dikke buik, komen voor je het weet de praatjes de wereld in en is iedereen ver in de omtrek op de hoogte van je schande. Je gaat maar bij het raam zitten daar, dat is genoeg zon en lucht, hoor je?'

'En Vera en Tottie?' vroeg ik zachtjes. 'Mag ik die ook niet zien?'

'Nee,' antwoordde hij.

'Ze zullen zich afvragen waarom niet,' mompelde ik, zijn woede riskerend.

'Dat regel ik wel. Maak jij je daar maar geen zorgen over.' Hij wees naar me met zijn dikke wijsvinger. 'Je gehoorzaamt je zuster, je luistert naar haar bevelen en je doet wat ik heb gezegd, en als dit voorbij is kun je weer een van ons zijn.' Hij aarzelde en ging op iets zachtere toon verder. 'Je kunt zelfs terug naar school. Maar,' voegde hij er snel aan toe, 'alleen als je jezelf waardig toont.

'En om te voorkomen dat je gek wordt, zal ik je van tijd tot tijd mijn boekhouding laten bijhouden, en je kunt boeken lezen en borduren. Ik kom je opzoeken wanneer ik kan,' eindigde hij en liep naar de deur. Emily bleef nog even op de drempel staan.

'Ik zal je nu je ontbijt brengen,' zei ze hooghartig en arrogant, en volgde papa naar buiten. Ik hoorde de sleutel in het slot omdraaien.

Maar toen hun voetstappen waren weggestorven, begon ik te lachen. Ik kon er niets aan doen. Ik vond het grappig dat Emily plotseling mijn bediende zou worden. Ze zou me mijn maaltijden brengen, met mijn blad de trap op en af lopen, alsof ik iemand was die vertroeteld moest worden. Natuurlijk zag zij het anders; zij zag zichzelf als mijn gevangenbewaarster, mijn meesteres.

Misschien lachte ik niet echt; misschien was het mijn manier van huilen, omdat ik geen tranen meer had. Ik kon een rivier vullen met mijn verdriet, en ik was net veertien. Zelfs lachen was pijnlijk. Mijn hart, mijn ribben deden pijn. Ik hield mijn adem in om me te beheersen en liep naar het raam.

Wat zag de buitenwereld er mooi uit nu hij verboden was. Het bos was een landschap van herfstkleuren met oranje linten en bruine en gele tinten.

De braakliggende velden waren begroeid met lage pijnbomen en bruin en grijs struikgewas. De kleine wolkjes waren witter dan ooit en de lucht was nog nooit zo blauw geweest, en de vogels... de vogels waren overal, demonstreerden hun vrijheid, hun liefde voor het vliegen. Het was een kwelling ze in de verte te zien en hun gezang niet te horen.

Ik zuchtte en liep weg van het raam. Omdat mijn kamer veranderd was in een gevangeniscel, leek hij kleiner. De muren leken dikker, de hoeken donkerder. Zelfs het plafond leek lager. Ik was bang dat de kamer elke dag een beetje kleiner zou worden, tot ik verpletterd zou worden door de steeds dichter om me heen sluitende muren. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde er niet aan te denken. Na een tijdje bracht Emily me mijn ontbijt. Ze zette het blad op mijn nachtkastje en bleef toen staan, met opgetrokken schouders, N samengeknepen ogen en getuite lippen. Haar bleke, vale kleur maakte me misselijk. Als ik binnen deze vier muren werd opgesloten, dacht ik, zou ik binnenkort diezelfde bleke teint hebben.

ik heb geen honger,' zei ik, toen ik naar het eten had gekeken. Vooral de smakeloze warme pap en droge toast stonden me tegen.

ik heb Vera dit speciaal voor jou laten klaarmaken,' verklaarde ze, wijzend naar de warme pap. 'Je eet alles op. Ondanks de zonde van je zwangerschap moeten we aan het kind denken en het beschermen. Wat je daarna met je lichaam doet is niet belangrijk, maar wat je er nu mee doet wel, en zolang ik de leiding heb, zul je goed eten. Eet,' beval ze, alsof ik haar hond was.

Maar het was niet onverstandig wat Emily zei. Waarom zou ik het kind straffen dat in me groeide? Dan zou ik hetzelfde doen wat mij werd aangedaan - het kind belasten met de zonden van de ouders. Automatisch at ik, terwijl Emily toekeek, wachtend tot alles op was.

ik weet dat jij weet,' zei ik, tussen een paar happen door, 'dat Niles niet de vader is van mijn baby. Ik ben ervan overtuigd dat je weet hoeveel verschrikkelijker dit in werkelijkheid is.' Ze staarde me heel lang aan zonder iets te zeggen en knikte ten slotte. 'Reden temeer om naar me te luisteren en me te gehoorzamen. Ik weet niet waarom het zo is, maar jij bent een medium waardoor de duivel zijn intrede doet in ons leven. We moeten hem voor eeuwig in je opsluiten en hem geen overwinningen meer toestaan in dit huis. Zeg je gebeden en mediteer over je erbarmelijke toestand,' zei ze. Toen pakte ze mijn blad op en droeg mijn lege schalen de kamer uit, de deur weer achter zich sluitend.

De eerste dag van mijn gevangenisleven was begonnen. Ik kroop weg in mijn kleine kamertje dat maandenlang mijn wereld zou worden. Mettertijd zou ik elke barst in de muren kennen, elke vlek op de grond. Onder Emily's toezicht zou ik elk meubel, elke centimeter schoonmaken en poetsen en dan nog eens schoonmaken en weer poetsen. Zoals hij had beloofd bracht papa me om de paar dagen zijn boekhoudwerk, en Emily bracht me met een

onwillig gezicht boeken om te lezen, zoals papa had bevolen. Ik borduurde en maakte een paar mooie dingen om aan mijn kale muren te hangen.

Maar mijn grootste belangstelling gold mijn eigen lichaam. Ik stond in de badkamer voor de spiegel en bestudeerde de veranderingen. Ik zag mijn borsten en tepels zwellen en mijn tepels donkerder worden. Er vormden zich heel fijne nieuwe, blauwachtige bloedvaten in mijn borsten, en als ik met mijn vingers erover streek, voelde ik een vreemde tinteling. Mijn ochtendziekte duurde voort tot in de derde maand en hield toen plotseling op.

Op een ochtend werd ik rammelend van de honger wakker. Ik wachtte vol ongeduld tot Emily mijn blad kwam brengen en toen ze kwam, schrokte ik alles in een paar minuten naar binnen en vroeg om meer.

'Meer?' snauwde ze. 'Denk je dat ik de hele dag de trap op en af ga rennen om aan jouw grillen te voldoen? Je eet wat ik je breng en wanneer ik het breng en niet meer.'

'Maar, Emily, in papa's medische boek staat dat een zwangere vrouw vaak meer honger heeft. Ze moet genoeg eten voor twee. Je zei dat je niet wilde dat de baby onder mijn zonden zou lijden,' bracht ik haar in herinnering, ik vraag het niet voor mezelf; ik vraag het voor het ongeboren kind, dat beslist behoefte heeft aan meer. Hoe kan het ons anders zeggen wat het nodig heeft dan via mij?'

Emily trok een spottend gezicht, maar ik zag dat ze erover nadacht.

'Goed dan,' gaf ze toe. ik zal je nu wat meer brengen en ervoor zorgen dat je voortaan extra porties krijgt, maar als ik zie dat je steeds dikker wordt...'

'Natuurlijk word ik dikker, Emily. Dat is een natuurlijke gang van zaken,' zei ik. 'Kijk maar in het boek, of laat papa het aan mevrouw Coons vragen.' Weer dacht ze na.

'We zullen zien,' zei ze, en ging weg om meer eten te halen. Ik wenste mezelf geluk met het feit dat ik erin geslaagd was Emily iets voor me te laten doen. Misschien was ik wel een beetje sluw geweest, maar ik voelde me vergenoegder dan in maanden het geval was geweest. Ik glimlachte. Natuurlijk deed ik dat niet als Emily erbij was, die voortdurend om me heen hing en achterdochtig naar me keek.

Laat op een middag, lang nadat ze me mijn lunch had gebracht, hoorde ik zachtjes op mijn deur kloppen. Ik liep erheen. Natuurlijk was de deur op slot, zodat ik hem niet open kon doen.

'Wie is daar?' vroeg ik.

'Tottie,' antwoordde Tottie luid fluisterend. 'Vera en ik maken ons ongerust over je, juffrouw Lillian. We willen niet dat je denkt dat we ons er niets van aantrekken. Je papa heeft gezegd dat we niet boven mogen komen om met je te praten en dat we ons geen zorgen over je hoeven te maken, maar dat doen we toch. Gaat alles goed?'

'Ja,' zei ik. 'Weet Emily dat je hier bent?'

'Nee. Zij en de kapitein zijn op het ogenblik niet thuis, dus heb ik het erop gewaagd.'

ik zou maar niet te lang blijven, Tottie,' waarschuwde ik.

'Waarom heb je je in je kamer opgesloten? Het is niet wat je papa en Emily zeggen, hè? Dit wil je niet zelf.'

'Er is niets aan te doen, Tottie. Vraag alsjeblieft niets meer. Het is goed.'

Tottie zweeg even. Ik dacht dat ze was weggegaan, maar toen sprak ze weer.

'Je papa vertelt aan iedereen dat je moeder zwanger is. Vera zegt dat ze er niet zwanger uitziet en zich ook niet zo gedraagt. Is het zo, juffrouw Lillian?' >

Ik beet op mijn lip. Ik wilde Tottie de waarheid vertellen, maar ik was bang, zowel voor mijzelf als voor haar. Ik had geen idee wat papa zou doen als ze het aan iemand zou vertellen. Bovendien schaamde ik me voor wat er gebeurd was en wilde niet dat het bekend werd.

'Ja, Tottie,' zei ik ten slotte. 'Het is zo.'

'Waarom sluit je je dan in je kamer op?'

ik wil er niet over praten, Tottie. Alsjeblieft, ga weer naar beneden. Ik wil niet dat je in moeilijkheden komt,' zei ik, mijn tranen terugdringend.

'Dat is niet belangrijk. Ik kom eigenlijk afscheid nemen. Ik ga weg, zoals ik heb gezegd. Ik ga naar het noorden, naar Boston. Ik ga bij mijn grootmoeder wonen.'

'O, Tottie, ik zal je zo missen,' riep ik. ik zal je verschrikkelijk missen.'

ik zou je graag ten afscheid omhelzen, juffrouw Lillian. Wil je je deur niet even openmaken om afscheid van me te nemen?'

ik... ik kan het niet, Tottie,' zei ik. Ik huilde nu.

'Kan niet of wil niet?'

'Dag, Tottie,' zei ik. 'Het allerbeste met je.'

'Dag, juffrouw Lillian. Jij en Vera en Charles en hun zoontje Luther zijn de enige mensen van wie ik afscheid wilde nemen. En van je moeder natuurlijk. Ik ben blij dat ik uit dit afschuwelijke huis wegga. Ik weet datje niet gelukkig bent. Als ik iets voor je kan doen voor ik wegga... wat dan ook.'

'Nee, Tottie,' zei ik met gebroken stem. 'Dank je.'

'Daag,' herhaalde ze, en liep weg.

Ik huilde zo erg dat ik dacht dat ik geen trek zou hebben in mijn avondeten, maar mijn lichaam verraste me. Toen Emily met mijn blad kwam, keek ik even naar het eten en besefte toen dat ik enorme honger had. Die honger gevoelens duurden tot in de vijfde maand.

Met mijn toegenomen honger kreeg ik ook meer energie. Mijn korte wandelingetjes om mamma te bezoeken waren niet voldoende lichaamsbeweging, en als ik bij mamma was, kon ik haar nergens mee naar toe nemen, vooral niet toen ik in de zesde maand was. Mamma lag toen trouwens toch

het grootste deel van de tijd in bed, met een bleek gezicht en doffe ogen. Emily en papa hadden mamma verteld dat ze zwanger was, dat de dokter haar had onderzocht en gezegd dat het zo was. Ze was verward en verbijsterd genoeg om de diagnose te accepteren, en naar wat ik uit haar woorden kon opmaken, had ze zelfs tegen Vera gezegd dat ze zwanger was. Natuurlijk verwachtte ik niet dat Vera het zou geloven, maar ik verwachtte wel dat ze discreet zou zijn en zich met haar eigen zaken zou bemoeien.

Mamma's buikpijn werd steeds heviger en ze slikte steeds meer pijnstillers. Papa had woord gehouden. In mamma's kamer, op een rijtje op haar kast en nachtkastje, stonden tientallen flesjes, sommige leeg, sommige halfvol.

Altijd als ik nu bij haar op bezoek kwam lag ze zachtjes kreunend in bed, haar ogen nauwelijks geopend. Ze besefte amper dat ik er was. Soms deed ze een poging er goed uit te zien en zich op te maken, maar tegen de tijd dat ik bij haar kwam, was haar make-up meestal doorgelopen, en onder de rouge en lippenstift zag ze doodsbleek. Haar grote ogen staarden versuft naar me en ze luisterde maar vaag naar wat ik zei.

Emily wilde het niet toegeven, maar mamma was erg mager geworden. Haar armen waren zo dun dat ik het bot van haar ellebogen duidelijk kon zien en haar wangen waren verschrikkelijk ingevallen. Als ik haar schouder aanraakte had ik het gevoel dat het vogelbotjes waren. Het eten op haar blad raakte ze nauwelijks aan. Ik probeerde haar te voeren, maar ze schudde haar hoofd.

ik heb geen honger,' klaagde ze. ik heb weer last van mijn maag. Ik moet hem wat rust geven, Violet.'

Ze noemde me nu bijna altijd Violet. Ik was opgehouden met haar te willen verbeteren, al wist ik dat Emily achter me stond en meesmuilend haar hoofd schudde.

'Mamma is heel erg ziek,' zei ik op een middag tegen Emily, aan het begin van mijn zevende maand. 'Je moet tegen papa zeggen dat hij een dokter laat komen. Ze moet naar een ziekenhuis. Ze kwijnt weg.'

Emily negeerde me en bleef door de gang lopen, rammelend met haar bos gevangenissleutels.

'Geef je dan helemaal niets om haar?' riep ik uit. Ik bleef in de gang staan en Emily was gedwongen zich om te draaien. 'Ze is je moeder. Je echte moeder!' schreeuwde ik.

'Praat niet zo hard,' zei Emily, en deed een stap achteruit. 'Natuurlijk geef ik om haar,' antwoordde ze koud. ik bid elke avond en elke ochtend voor haar. Soms ga ik naar haar kamer en houd een uur lang de wacht naast haar bed. Heb je de kaarsen niet gezien?'

'Maar, Emily, ze heeft medische verzorging nodig, en gauw ook,' zei ik dringend. 'We moeten de dokter laten komen.'

'We kunnen de dokter niet laten komen, idioot,' snauwde ze. 'Papa en ik hebben tegen iedereen gezegd dat mamma zwanger is van jouw kind. We kunnen pas een dokter laten komen als de baby er is. En ga nu naar je kamer, voordat al dat gepraat de aandacht trekt. Schiet op.'

'We kunnen dit niet volhouden,' zei ik. 'Mamma's gezondheid is te belangrijk. Ik doe geen stap meer.'

'Wat?'

ik wil papa spreken,' zei ik uitdagend. 'Ga naar hem toe en zeg dat hij boven moet komen.'

'Als je niet onmiddellijk naar je kamer gaat, kom ik je morgen niet halen,' dreigde Emily.

'Ga papa halen,' hield ik vol, en sloeg vastberaden mijn armen over elkaar, ik verzet geen stap voor je dat doet.'

Emily keek me kwaad aan, draaide zich om en liep naar beneden. Even later kwam papa de trap op, met verwarde haren en bloeddoorlopen ogen.

'Wat is er?' vroeg hij. 'Wat gebeurt hier?'

'Mamma is heel erg ziek. We kunnen niet langer doen alsof zij zwanger is. U moet meteen de dokter laten komen,' drong ik aan.

'Allemachtig!' zei hij. Zijn gezicht vertrok van woede. Zijn ogen schoten vuur. 'Hoe durf je mij te vertellen wat ik moet doen. Ga naar je kamer. Vooruit,' zei hij. Toen ik me niet bewoog gaf hij me een duw. Ik twijfelde er niet aan of hij zou me hebben geslagen als ik nog een seconde langer had geaarzeld.

'Maar mamma is zo ziek,' kreunde ik. 'Alstublieft, papa, alstublieft,' smeekte ik.

ik zorg wel voor Georgia. Zorg jij maar voor jezelf,' zei hij. 'Ga nu.' Hij strekte zijn arm uit en wees naar mijn deur. Langzaam liep ik terug, en zodra ik binnen was, smeet Emily de deur dicht en deed hem op slot.

Ze kwam die avond niet terug met mijn diner, en toen ik me ongerust begon te maken en op de gesloten deur trommelde, reageerde ze zo snel dat ik vermoedde dat ze al die tijd voor de deur had gestaan, wachtend tot ik ongeduldig zou worden en honger zou krijgen.

'Papa zegt dat je vanavond zonder eten naar bed moet,' verklaarde ze door de gesloten deur. 'Dat is de straf voor je wangedrag.'

'Wat voor wangedrag? Emily, ik maak me alleen maar ongerust over mamma. Dat is geen wangedrag.'

'Brutaliteit is wangedrag. We moeten je heel zorgvuldig in de gaten houden en niet de minste indiscretie toestaan,' legde Emily uit. 'Als de duivel eenmaal een gaatje ziet, al is het nog zo klein, wurmt hij zich in onze ziel. Nu wordt er een andere ziel in je gevormd en hij zou maar al te graag ook die in zijn klauwen krijgen. Ga slapen,' snauwde ze.

'Maar, Emily... wacht!' riep ik, toen ik haar voetstappen hoorde wegsterven. Ik bonsde op de deur en schudde aan de deurknop, maar ze kwam niet terug. Nu voelde ik me echt een gevangene. Maar het ergste was het besef dat die arme mamma niet de medische verzorging kreeg die ze zo verschrikkelijk hard nodig had. En alweer zou door mijn schuld iemand moeten lijden van wie ik hield.

Toen Emily de volgende ochtend terugkwam met mijn ontbijt, verklaarde ze dat papa en zij een nieuw besluit hadden genomen.

'Tot deze beproeving achter de rug is, lijkt het ons allebei beter dat je niet bij mamma op bezoek gaat,' zei ze, en zette het blad op tafel.

'Wat? Waarom niet? Ik moet mamma zien. Ze wil me zien: het vrolijkt haar op,' riep ik uit.

'Vrolijkt haar op,' zei Emily minachtend. 'Ze weet niet eens meer wie je bent. Ze denkt datje haar lang geleden overleden zuster bent en ze herinnert zich geen enkel vorig bezoek van je.'

'Maar... ze voelt zich toch beter. Het kan me niet schelen of ze mij voor haar zuster houdt. Ik...'

'Papa zegt dat het beter is als je er niet naartoe gaat voor het kind geboren is, en als ik het goedvind,' verklaarde ze.

'Nee!' riep ik. 'Dat is niet eerlijk. Ik heb alles gedaan wat jij en papa van me verlangden en ik heb me goed gedragen.'

Emily kneep haar ogen samen en perste haar lippen zo stevig op elkaar dat haar mondhoeken wit zagen. Ze zette haar handen op haar benige heupen en boog zich naar me toe. De doffe haarpieken vielen langs haar magere, harde gezicht.

'Dwing ons niet je naar de zolder te brengen en je aan de muur te ketenen. Papa heeft gedreigd het te doen en hij doet het ook!'

'Nee,' zei ik, en schudde mijn hoofd, ik moet mamma zien. Ik moet.' De tranen stroomden over mijn wangen, maar Emily's gezicht behield dezelfde boosaardige uitdrukking.

'Het is besloten,' zei ze. 'En daarmee uit. Eet je ontbijt voor het koud wordt. Hier,' zei ze, en gooide een pak papieren op mijn bed. 'Papa wil dat je al die getallen nauwkeurig controleert.' Ze draaide zich om en liep mijn kamer uit.

Ik had gedacht dat ik geen tranen meer over had, dat ik in mijn korte leven zoveel gehuild had dat het voor mijn hele leven genoeg was, maar afgesloten worden van de énige zachtmoedige, lieve vrouw mei wie ik nog enig contact had, was te veel. Het kon me niet schelen dat mamma me verwarde met mijn echte moeder. Ze glimlachte naar me en sprak met zachte stem tegen me. Ze wilde mijn hand vasthouden en over mooie dingen, plezierige, aangename dingen praten. Ze was de enige kleur die was overgebleven in een wereld van donkere, doffe en sombere tinten. Als ik naast haar zat, zelfs als ze sliep, voelde ik me gesust en getroost en het hielp me de rest van mijn afschuwelijke dag door te komen.

Ik at mijn ontbijt en huilde. Nu zou de tijd veel langzamer gaan. Elke minuut zou een uur, elk uur een dag lijken. Ik wilde geen woord meer lezen, geen steek meer borduren, en ik keek zelfs niet naar papa's boekhouding. Ik zat alleen maar voor mijn raam en staarde naar buiten.

Hoe sterk was mijn kleine zusje Eugenia geweest, dacht ik. Op deze manier had zij het grootste deel van haar korte leven doorgebracht, en toch had ze nog enig geluk en hoop weten te behouden. Alleen mijn herinneringen aan haar en haar enthousiasme over alles wat ik deed en vertelde, hielpen me de volgende paar dagen en weken door te komen.

In de laatste week van de zevende maand werd ik dikker en kwam ik het meest aan. Soms had ik moeite met ademen. Ik kon de baby voelen duwen. Het kostte me meer moeite elke ochtend op te staan en door mijn kleine kamer te lopen. Schoonmaken en zelfs lange tijden achtereen zitten, vermoeiden me te veel. Op een middag kwam Emily het lunchblad halen en bekritiseerde me omdat ik te lui. en te dik werd.

'Het is niet meer de baby die extra porties verlangt, maar jij. Kijk eens naar je gezicht. Kijk naar je armen!'

'Wat verwacht je dan?' snauwde ik terug. 'Jij en papa willen me niet naar buiten laten gaan. Jullie gunnen me geen enkele behoorlijke lichaamsbeweging

'Zo is het en niet anders,' verklaarde Emily. Maar toen ze weg was besloot ik eindelijk dat het zo niet hoefde te zijn. Ik was vastbesloten naar buiten te gaan, al was het maar even.

Ik liep naar de deur en bestudeerde het slot. Toen ging ik een nagelvijl halen en kwam terug. Langzaam probeerde ik het zover terug te draaien dat de deur open zou gaan als ik eraan trok. Ik was er bijna een uur mee bezig. Zeker tien keer had ik het bijna voor elkaar en mislukte het weer op het laatste moment. Maar eindelijk trok ik aan de deur en voelde hem opengaan.

Een ogenblik wist ik niet wat ik met mijn pas hervonden vrijheid moest beginnen. Ik stond in de deuropening en staarde de gang in. Voor ik naar buiten ging keek ik naar rechts en naar links, om te zien of de weg vrij was. Eenmaal buiten mijn kamer, zonder Emily om me te begeleiden en me in een bepaalde richting te dwingen, voelde ik me duizelig. Elke stap, elke hoek van het huis, elk oud schilderij, elk raam leek nieuw en opwindend. Ik liep rechtstreeks naar de trap en staarde omlaag naar de hal en de voordeur, die de afgelopen maanden niet meer dan een herinnering waren geweest.

Het was opvallend stil in huis, dacht ik. Ik hoorde alleen het tikken van de staande klok. Toen herinnerde ik me dat zoveel van onze bedienden weg waren, ook Tottie. Zat papa beneden in zijn kantoor te werken? Waar was Emily? Ik was bang dat ze uit een donkere hoek tevoorschijn zou schieten. Even dacht ik erover terug te gaan naar mijn kamer, maar mijn verzet en woede namen toe en gaven me de moed om verder te gaan. Voorzichtig liep ik de trap af, bleef na elk zacht gekraak staan om zeker te weten dat niemand het gehoord had.

Onderaan de trap bleef ik weer staan en wachtte. Ik meende geluiden te horen in de keuken, maar behalve dat en de tikkende klok bleef het stil. Ik zag dat er geen licht brandde in papa's kantoor. De meeste kamers beneden waren erg donker. Op mijn tenen sloop ik naar de voordeur.

Toen ik mijn hand op de knop legde, voelde ik een golf van opwinding door me heengaan. Over een paar ogenblikken zou ik buiten in het volle daglicht zijn. Ik zou de warme voorjaarszon op mijn huid voelen. Ik wist dat ik het risico liep in mijn zwangere toestand te worden ontdekt, maar ik bekommerde me niet langer om mijn schande en deed langzaam de deur open. Hij kraakte zo luid dat ik zeker wist dat papa en Emily tevoorschijn zouden komen, maar er kwam niemand en ik liep de deur uit.

Het was heerlijk in de zon. De bloemen geurden verrukkelijk, het gras was nog nooit zo groen en de magnolia's waren nog nooit zo wit geweest. Ik zwoer dat ik nooit meer iets als vanzelfsprekend zou aannemen, hoe klein en onbelangrijk het ook mocht lijken. Ik hield van alles - het geluid van het grind dat knarste onder mijn voeten, de duikvlucht van de zwaluwen, het geblaf van de honden, de schaduwen die het zonlicht wierp, de geur van de dieren op de boerderij, en de open velden met het hoge gras dat wuifde in de wind. Niets was zo kostbaar als vrijheid.

Ik liep verder, genoot van alles wat ik zag. Gelukkig was er niemand. Alle knechten waren nog op het veld en Charles was waarschijnlijk in de schuur. Ik besefte pas hoe ver ik had gelopen toen ik me omdraaide en achteromkeek naar het huis. Maar ik ging niet terug. Ik liep door, volgde een oud pad dat ik als jong meisje zo vaak gevolgd was. Het leidde naar het bos, waar ik genoot van de koele schaduw en de pittige geur van de pijnbomen. Spotvogels en gaaien vlogen overal rond. Ze schenen even opgewonden als ikzelf over mijn komst in hun heiligdom.

Terwijl ik over het koele, donkere pad liep, kwamen de herinneringen op me afgestormd. Ik herinnerde me hoe ik met Henry het bos inging om goed hout te vinden dat hij kon bewerken. Ik herinnerde me dat ik een eekhoorn volgde en zag hoe hij zijn eikels verzamelde. Ik herinnerde me de eerste keer dat ik hier met Eugenia was gaan wandelen en natuurlijk herinnerde ik me onze fantastische wandeling naar de magische vijver. Met die herinnering kwam het besef dat ik bijna driekwart van de weg naar de plantage van de Thompsons had afgelegd. Het dichtbegroeide pad was een kortere weg die de Thompson-tweeling, Niles, Emily en ik vaak hadden genomen.

Mijn hart begon te bonzen. Over dit pad had die arme Niles ontgetwijfeld gelopen toen hij me die fatale avond kwam bezoeken. Terwijl ik verder liep zag ik zijn gezicht en zijn glimlach voor me, ik hoorde zijn stem en zijn lieve lach. Ik zag zijn ogen die me zijn liefde verklaarden en voelde zijn lippen op de mijne. Het benam me de adem, maar ik liep door, ondanks mijn vermoeidheid. Niet alleen had ik meer gewicht te torsen en viel het lopen me moeilijker door mijn dikke buik, maar ook had ik in maanden geen lichaamsbeweging gehad. Mijn enkels deden pijn en ik moest blijven staan om op adem te komen. Bovendien was ik aan het eind van het pad gekomen en staarde nu naar het land van de Thompsons. Ik keek naar hun huis, de schuren en de rokerij. Ik zag hun rijtuigen en tractors, maar toen ik me naar rechts draaide, maakte mijn hart rare sprongen en viel ik bijna flauw. Hier, aan de achterkant van een van hun akkers, bevond zich het familiegraf van de Thompsons. Niles' grafsteen stond maar tien meter verderop. Had het lot me hierheen gebracht? Was ik op een of andere manier aangetrokken door de geest van Niles? Ik aarzelde. Ik was niet bang voor iets bovennatuurlijks; ik was bang voor mijn eigen emoties, bang voor de tranen die in me loskwamen en dreigden me te verdrinken in een zee van verdriet. Maar nu ik zover was, kon ik niet terug voor ik Niles' graf had gezien. Langzaam, soms bijna struikelend, liep ik naar Niles' graf. Het zag er nog vers uit. Iemand had er onlangs bloemen neergelegd. Ik hield mijn adem in en las het opschrift:

NILES RICHARD THOMPSON HEENGEGAAN MAAR NIET VERGETEN

Ik staarde naar de data en las steeds opnieuw zijn naam. Toen kwam ik dicht genoeg bij om mijn hand op de steen te leggen. Die had de hele middag in de zon gestaan, en het graniet was warm. Ik sloot mijn ogen en dacht aan zijn warme wang tegen de mijne, zijn warme hand die de mijne vasthield.

'O, Niles,' kreunde ik. 'Vergeef me. Vergeef me dat ik ook jouw vervloeking ben geweest. Was je maar niet naar mijn kamer gekomen... hadden we maar nooit zo vol genegenheid naar elkaar gekeken... had ik je hart maar niet geraakt.,. vergeef me dat ik van je gehouden heb, lieve Niles. Ik mis je meer dan je je ooit zou kunnen voorstellen.'

De tranen rolden over mijn wangen en op zijn graf. Mijn lichaam beefde en mijn knieën knikten. Ik knielde snikkend neer, tot ik het zo benauwd kreeg dat ik schrok. Ik snakte naar adem; ik zou hier dood kunnen gaan, dacht ik, en mijn baby zou hier ook doodgaan. Ik raakte in paniek. Ik hield me vast aan Niles' grafsteen en hees me omhoog, zo onhandig dat ik een ogenblik onzeker stond te wankelen. Toen wendde ik me af van het graf en liep haastig terug naar het pad.

Ik had een vreselijke fout gemaakt. Ik was te ver gegaan. Angst en ongerustheid maakten elke stap die ik deed tot een marteling. Mijn buik werd twee keer zo zwaar en mijn ademhaling ging steeds sneller en oppervlakkiger. Mijn rug deed pijn. Ik werd duizelig. Plotseling bleef ik met mijn voet onder een boomwortel haken. Ik viel naar voren en hield me schreeuwend vast aan een struik, die langs mijn armen en hals schaafde. Ik sloeg met een klap op de grond. De klap drong van mijn schouders door mijn borst naar mijn buik. Ik kreunde en draaide me op mijn rug. Daar bleef ik een paar minuten liggen, hield mijn buik vast en wachtte tot de pijn zou bedaren.

Het was stil geworden in het bos. De vogels waren ook geschrokken, dacht ik. Wat als een prettige, mooie wandeling was begonnen, veranderde in iets duisters en angstaanjagends. De schaduwen die koel en uitnodigend hadden geleken, waren nu donker en onheilspellend, en het aanlokkelijke pad was veranderd in een weg vol gevaren.

Zachtjes kreunend ging ik overeind zitten. Alleen al het idee om op te staan leek een bijna onoverkomelijke taak. Ik haalde twee keer adem en kwam moeizaam overeind, als een vrouw van negentig. Ik moest mijn ogen sluiten, want het bos draaide om me heen. Ik wachtte, haalde snel adem en legde mijn rechterpalm tegen mijn hart, alsof ik zeker wilde weten dat het er niet uit zou springen. Eindelijk kwam ik een beetje tot rust en deed mijn ogen open.

De middagzon was sneller gezakt dan ik had beseft. De schaduwen werden langer, het bos was kouder. Ik liep weer terug over het pad, probeerde snel vooruit te komen en tegelijkertijd een tweede, onaangename val te vermijden. De uitwerking van de eerste was nog niet verdwenen. Ik had nog steeds een verschrikkelijke pijn in mijn buik. De doffe, maar niet aflatende pijn zakte steeds lager, tot ik naalden in mijn lies voelde prikken en elke stap een beproeving werd.

Ik dacht dat ik al heel lang had gelopen, maar ik herkende de omgeving en wist dat ik pas halverwege was. Opnieuw werd ik bevangen door angst en kreeg daarbij zulke hartkloppingen dat ik bijna geen adem meer kreeg. Ik moest stoppen en me vasthouden aan een jong boompje en wachten tot de aanval over zou gaan. De pijn werd minder, maar verdween niet. Ik wist dat ik verder moest, en wel zo snel mogelijk, want er gebeurde iets vreemds en nieuws in mijn lichaam. Er was beweging waar nog nooit beweging was geweest. Het probleem was dat elke stap die ik naar voren deed de pijn en beroering vergrootte.

O, nee, dacht ik. Ik kan niet terug. Ik haal het niet. Ik begon te schreeuwen, eerst zachte kreten, toen krachtiger en wanhopiger, naarmate de pijn heviger werd. Mijn benen rebelleerden ook. Ze wilden niet naar voren, en mijn rug... het leek of iemand er spijkers in sloeg, telkens als ik een stap naar voren deed. Na een tijdje drong het tot me door dat ik niet meer dan twaalf meter was opgeschoten. Ik gilde weer en deze keer was de inspanning zo groot dat ik duizelig werd en mijn ogen naar achteren rolden. Ik slaakte een kreet en viel op de grond. Alles werd zwart om me heen.

Toen ik weer bijkwam dacht ik eerst dat ik in mijn kamer in mijn bed lag te dromen, maar de kleine mieren en andere insekten die over mijn benen onder mijn rok kropen, brachten me snel terug in de werkelijkheid. Ik borstelde me af en voelde toen het warme vocht langs mijn dijen sijpelen. Er viel net voldoende daglicht door de bomen en bladeren om te zien dat het bloed was.

Ik raakte opnieuw in paniek en voelde me ijskoud worden. Mijn tanden klapperden. Ik draaide me om en kwam met moeite in een zittende houding. Toen stond ik op met behulp van een jong boompje naast me. Ik was me niet langer bewust van de pijn. Te verdoofd van angst om te beseffen dat ik werd gekrabd en geschaafd door struiken en takken, ploeterde ik voort. Het ging heel moeizaam, maar ik hield vol. Zodra ik het huis van de plantage in het oog kreeg, schreeuwde ik weer, deze keer uit alle macht. Gelukkig bracht Charles juist wat gereedschap terug naar de schuur en hoorde me.

Het moet een schokkend gezicht zijn geweest: een zwanger jong meisje dat uit het bos kwam, met verwarde haren en een gezicht dat bevuild was door tranen en modder. Hij staarde alleen maar. Ik had de kracht niet om nog een keer te schreeuwen. Ik hief mijn hand op en zwaaide, en toen begaven mijn knieën het en viel ik met een smak op de grond. Ik bleef liggen, te uitgeput om zelfs maar te proberen me te bewegen. Ik deed mijn ogen dicht.

Het kan me niet meer schelen, dacht ik. Laat het zo maar eindigen. Het is voor ons allebei beter, voor mijn baby en voor mij. Laat er maar een eind aan komen. Mijn gebed weergalmde door de lange, lege gang van mijn versufte geest. Ik hoorde niet dat er iemand kwam; ik hoorde papa niet schreeuwen; ik voelde niet dat ik opgetild werd. Ik hield mijn ogen gesloten en trok me terug in mijn eigen behaaglijke wereld, een wereld die ver verwijderd was van alle pijn en haat en moeilijkheden. Dagen later vertelde Vera me dat Charles had verteld dat ik de hele weg naar huis had geglimlacht.